Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR83814
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR83814/1
Regeling vervallen per 01-01-2012
Verordening rioolheffing 2011
Geldend van 28-01-2011 t/m 31-12-2011 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2011
Verordening rioolheffing 2011
De raad van de gemeente Waalwijk;
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 12 oktober
2010;
gelet op artikel 228a van de Gemeentewet;
besluit vast te stellen de volgende verordening:
“Verordening op de heffing en de invordering van rioolheffing 2011”
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Deze verordening verstaat onder:
- a.
perceel: een roerende of onroerende zaak of een zelfstandig gedeelte daarvan;
- b.
gemeentelijke riolering: een voorziening of combinatie van voorzieningen voor inzameling, verwerking, zuivering of transport van afvalwater, hemelwater of grondwater, in eigendom, in beheer of in onderhoud bij de gemeente;
- c.
verbruiksperiode: de periode waarop de afrekening van het waterbedrijf betrekking heeft;
- d.
water: huishoudelijk afvalwater, bedrijfsafvalwater, hemelwater of grondwater.
Artikel 2 Aard van de belasting
Artikel 2 Aard van de belasting
Onder de naam rioolheffing wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:
- a.
de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater, alsmede de zuivering van huishoudelijk afvalwater; en
- b.
de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het ingezamelde hemelwater, alsmede het treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.
Artikel 3 Belastbaar feit en belastingplicht
- 1.
De belasting wordt geheven:
- a.
van degene die bij het begin van het belastingjaar het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van een perceel dat direct of indirect is aangesloten op de gemeentelijke riolering, verder te noemen: eigenarendeel; en
- b.
van de gebruiker van een perceel van waaruit water direct of indirect op de
- a.
gemeentelijke riolering wordt afgevoerd, verder te noemen: gebruikersdeel.
2.Met betrekking tot het eigenarendeel wordt, ingeval het perceel een onroerende zaak is,
als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die bij
het begin van het belastingjaar als zodanig in de kadastrale registratie is vermeld, tenzij
blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt
recht is.
- 3.
Met betrekking tot het gebruikersdeel, wordt als gebruiker aangemerkt:
- a.
degene die naar de omstandigheden beoordeeld het perceel al dan niet krachtens
- a.
eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt;
b.ingeval een gedeelte van een perceel – niet een gedeelte als bedoeld in artikel 4–
voor gebruik is afgestaan: degene die dat gedeelte voor gebruik heeft afgestaan.
Artikel 4 Zelfstandige gedeelten
Indien gedeelten van een in artikel 3 bedoeld perceel blijkens hun indeling bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, wordt de belasting geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien verstande dat indien twee of meer van die gedeelten tezamen als een geheel worden gebruikt, deze als één perceel worden aangemerkt.
Artikel 5 Maatstaf van heffing
Artikel 5 Maatstaf van heffing
- 1.
Het eigenarendeel wordt geheven naar een vast bedrag per perceel.
- 2.
Het gebruikersdeel wordt geheven naar het aantal kubieke meters water dat vanuit het
perceel wordt afgevoerd.
3.Het aantal kubieke meters water wordt gesteld op het aantal kubieke meters water
dat in de laatste aan het begin van het belastingjaar voorafgaande verbruiksperiode naar
het perceel is toegevoerd of is opgepompt. Ingeval de verbruiksperiode niet gelijk is
aan een periode van twaalf maanden, wordt de hoeveelheid water door herleiding naar
tijdsgelang bepaald. Bij die herleiding wordt een gedeelte van een kalendermaand voor
een volle maand gerekend.
4.Ingeval gebruik wordt gemaakt van een pompinstallatie moet die pompinstallatie zijn
voorzien van een:
- a.
watermeter, waarvan de hoeveelheid opgepompt water kan worden afgelezen, of
- b.
bedrijfsurenteller, waarvan het aantal uren dat een pompinstallatie met vaste
capaciteit in bedrijf is geweest kan worden afgelezen.
- c.
de eerste volzin is niet van toepassing indien vaststelling van de hoeveelheid
opgepompt water geschiedt op grond van enige andere wettelijke bepaling.
- 5.
De op de voet van het derde lid berekende hoeveelheid toegevoerd of gepompt water
- 5.
wordt verminderd met de hoeveelheid water die niet is afgevoerd.
Artikel 6 Belastingtarieven
Artikel 6 Belastingtarieven
- 1.
Het eigenarendeel bedraagt € 87,40;
- 2.
Het gebruikersdeel bedraagt per belastingjaar voor het aantal
kubieke meters water van:
A |
1 tot 250 m |
€ 30,90 |
B |
250 tot 500 m |
€ 92,85 |
C |
500 tot 1.000 m |
€ 232,25 |
D |
1.000 tot 2.000 m |
€ 494,80 |
E |
2.000 tot 5.000 m te vermeerderen met een bedrag van € 288,65 voor iedere 1.000 m of gedeelte daarvan boven de 2.000 m |
€ 494,80 |
F |
5.000 tot 10.000 m te vermeerderen met een bedrag van € 257,30 voor iedere 1.000 m of gedeelte daarvan boven 5.000 m |
€ 1.360,75 |
G |
10.000 tot 50.000 m te vermeerderen met een bedrag van € 200,60 voor iedere 1.000 m of gedeelte daarvan boven 10.000 m |
€ 2.647,25 |
H |
50.000 tot 100.000 m te vermeerderen met een bedrag van € 157,55 voor iedere 1.000 m of gedeelte daarvan boven 50.000 m |
€ 10.671,25 |
I |
100.000 m of meer te vermeerderen met een bedrag van € 78,90 voor iedere 1.000 m of gedeelte daarvan boven 100.000 m |
€ 18.548,75 |
Artikel 7 Belastingjaar
Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.
Artikel 8 Vrijstelling
Van de belasting bedoeld in artikel 3, eerste lid, zijn vrijgesteld de percelen, welke in hoofdzaak worden gebruikt voor de openbare eredienst of voor openbare bijeenkomsten van genootschappen op geestelijke grondslag - andere dan kerkgenootschappen - die rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid zijn, voor het gezamenlijk beleven van en zich bezinnen op de aan die genootschappen ten grondslag liggende levensovertuiging.
Artikel 9 Wijze van heffing
De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.
Artikel 10 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang
1.De belasting als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel a, is verschuldigd bij de
aanvang van het belastingjaar.
2.De belasting als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder b, zijn verschuldigd bij het begin
van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.
3.Indien de belastingplicht met betrekking tot het eigendom voor de belasting als bedoeld
in artikel 3, eerste lid, onderdeel b, in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de
belasting verschuldigd over zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde
belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalender-
maanden overblijven.
4.Indien de belastingplicht met betrekking tot het eigendom voor de belasting als bedoeld
in artikel 3, eerste lid, onderdeel b, in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat
aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar
verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle
kalendermaanden overblijven, tenzij het bedrag van de vermindering minder dan € 5,00
bedraagt.
5.Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de
gemeente verhuist en aldaar een ander perceel in gebruik neemt.
Artikel 11 Termijnen van betaling
Artikel 11 Termijnen van betaling
1.In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen
worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van
de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en
de tweede twee maanden later.
2.In afwijking van het eerste lid geldt, ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet
verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat, het bedrag
daarvan, minder is dan € 2.000,-- en zolang de verschuldigde bedragen door middel van
automatische betalingsincasso van de betaalrekening van de belastingschuldige kunnen
worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in tien gelijke termijnen,
waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgende op de maand
die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen
telkens een maand later.
3.De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid gestelde
termijnen.
Artikel 12 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de rioolheffing.
Artikel 13 Inwerkingtreding en citeertitel
1.De 'Verordening rioolrechten 2010' van 10 december 2009, wordt ingetrokken met ingang
van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande
dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben
voorgedaan;
2.Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de
bekendmaking;
- 3.
De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2011;
- 4.
Deze verordening wordt aangehaald als 'Verordening Rioolheffing 2011'.
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 9 december 2010.
DE RAAD VAN DE GEMEENTE WAALWIJK
De griffier, De voorzitter,
G.H. Kocken drs. A.M.P. Kleijngeld
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl