Regeling vervallen per 18-05-2018

Referendumverordening voor de provincie Noord-Holland

Geldend van 10-03-2007 t/m 18-01-2011

Intitulé

Referendumverordening voor de provincie Noord-Holland

Provinciale Staten van Noord-Holland;

gezien het voorstel van de leden J.P. van der Hiele, P. Poelmann, H. Berkhout, F. Frankfurther en mevr. Y van Wagensveld d.d. 1 december 1994 inzake de invoering van de moegelijkheid tot het houden van een referendum,

gelet op de 145 van de Provinciewet,

besluiten:

vast te stellen de navolgende

Referendumverordening voor de Provincie Noord-Holland.

Hoofdstuk I Algemene bepalingen

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder:

referendum

een volksstemming onder de kiezers van Noord-Holland over een besluit van provinciale staten;

kiezer

de inwoner van de provincie Noord-Holland die krachtens de Kieswet kiesgerechtigd is voor provinciale staten op de dag waarop provinciale staten een besluit nemen als bedoeld in artikel 4, lid 1 van deze verordening;

Provinciale Staten

Provinciale Staten van Noord-Holland.

Artikel 2

Op de in deze verordening vermelde termijnen is de Algemene Termijnenwet van toepassing.

Artikel 3

  • 1. Onderwerp van een referendum kunnen alleen besluiten van provinciale staten zijn.

  • 2. Niet aan een referendum kunnen worden onder- worpen besluiten:

    • a.

      waarin provinciale staten beslissen op bezwaar of als beroepsinstantie;

    • b.

      die handelen over zaken met betrekking tot personen, zoals benoemingen, ontslagen, schorsingen, beloningen, erkenningen en verlenen van kwijtschelding, alsmede over geldelijke voorzieningen voor ambtsdragers en hun nabestaanden;

    • c.

      tot het voeren van rechtsgedingen;

    • d.

      tot het vaststellen of wijzigen van de provinciale begroting en de provinciale rekening;

    • e.

      in het kader van deze verordening;

    • f.

      tot het voor kennisgeving aannemen van nota’s en rapporten;

    • g.

      inzake provinciale tarieven en belastingen;

    • h.

      die betrekking hebben op de organisatie van het provinciale apparaat;

    • i.

      waarvan de inwerkingtreding of uitvoering niet kan worden uitgesteld vanwege de ermee gemoeide spoedeisende provinciale belangen;

    • j.

      zijnde nadere besluitvorming als bedoeld in artikel 39 van de Wet op de ruimtelijke ordening;

    • k.

      indien de nationale concrete beleidsbeslissing als bedoeld in artikel 2a van de Wet op de ruimtelijke ordening ten aanzien van het eventueel aan een referendum te onderwerpen punt aan provinciale staten niet voldoende beleidsruimte laat om een referendum te rechtvaardigen.

  • 3. Aan een referendum kunnen evenmin worden onderworpen besluiten waarbij het belang van het referendum niet opweegt tegen de verantwoordelijkheid van provinciale staten voor kwets- bare groepen in de samenleving.

Hoofdstuk II Initiatief en beslissingen

Artikel 4

  • 1. Een inleidend verzoek om een referendum te houden moet worden voorafgegaan door een kennisgeving aan provinciale staten, dat een aantal kiezers voornemens is een initiatief te nemen voor het houden van een referendum over een door provinciale staten te nemen besluit, nadat dat besluit zal zijn genomen. De kennisgeving moet ten minste drie werkdagen vóór de behandeling van het besluit in de vergadering van provinciale staten door de voorzitter van die vergadering zijn ontvangen.

  • 2. Kiezers doen een kennisgeving als bedoeld in artikel 4, lid 1, van deze verordening, alsmede een inleidend en definitief verzoek als bedoeld in de artikel 5, lid 1 en artikel 6, lid 1 door het plaatsen van hun handtekening op een daarvoor bestemde door de provincie te verstrekken lijst.De lijsten bedoeld voor het inleidend en definitief verzoek kunnen uitsluitend worden getekend op het provinciehuis en de gemeentehuizen van Noord-Holland.

  • 3. In het Reglement van Orde behorend bij deze verordening kunnen naast deze openbare ruimten andere openbare ruimten worden aangewezen.

  • 4. De kennisgeving wordt gedaan door ten minste 500 kiezers.

  • 5. In de vergadering, bedoeld in lid 1, beslissen provinciale staten of het besluit wel of niet valt onder de uitgezonderde besluiten, genoemd in artikel 3.

  • 6. Zijn provinciale staten van oordeel, dat het besluit van provinciale staten geen uitgezonderd besluit, als bedoeld in artikel 3 is, dan nemen zij in dezelfde vergadering het besluit om de inwerkingtreding van het besluit op te schorten totdat een besluit als bedoeld in artikel 9, dan wel een afwijzende beslissing ingevolge artikel 5, lid 2 of 6, lid 2, is genomen.

Artikel 5

  • 1. Een inleidend verzoek om een referendum te houden wordt gedaan door ten minste 10.000 kiezers. Het verzoek wordt uiterlijk drie weken na het besluit, bedoeld in artikel 4, lid 1, bij gedeputeerde staten ingediend.

  • 2. Gedeputeerde staten wijzen uiterlijk binnen drie weken na afloop van de in lid 1 genoemde termijn het verzoek af, indien niet aan de in dat lid vermelde vereisten is voldaan.

  • 3. Indien gedeputeerde staten het verzoek niet binnen de in lid 2 genoemde termijn afwijzen, wordt het geacht te zijn ingewilligd.

Artikel 6

  • 1. Een definitief verzoek wordt ingediend uiterlijk zes weken na de inwilliging van het inleidende verzoek, door ten minste 45.000 kiezers.

  • 2. Provinciale staten beslissen binnen vier weken na afloop van de in lid 1 bedoelde termijn omtrent de inwilliging van het definitieve verzoek. Zij wijzen dit verzoek af, indien niet aan de in lid 1 vermelde vereisten is voldaan.

  • 3. Gedeputeerde staten dragen zorg, dat het referendum gehouden wordt binnen 12 weken nadat provinciale staten het definitieve verzoek hebben ingewilligd.

  • 4. Gedeputeerde staten kunnen de termijn, genoemd in het derde lid, éénmaal met ten hoogste 12 weken verlengen.

Artikel 7

  • 1. Een referendum wordt gehouden volgens een door gedeputeerde staten vast te stellen procedureregeling. Daarbij zijn de bepalingen van de Kieswet zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing.

  • 2. Stemgerechtigd zijn degenen die op de drieën- veertigste dag vóór het tijdstip van het referen- dum kiesgerechtigd zijn voor de verkiezing van de leden van provinciale staten.

  • 3. Aan de stemgerechtigden wordt uitsluitend de vraag voorgelegd of zij vóór of tegen het besluit zijn.

  • 4. Gedeputeerde staten stellen nadere vorm- voorschriften vast waaraan het stembiljet moet voldoen.

Artikel 8

  • 1. De uitslag van de stemming wordt berekend op basis van een gekwalificeerde meerderheid van het totaal uitgebrachte aantal geldige stemmen.

  • 2. Een besluit is afgewezen als een meerderheid van degenen die hun stem hebben uitgebracht bij het referendum het besluit afwijst en die meerderheid minstens net zo groot is als de meerderheid van het aantal kiesgerechtigden dat heeft gestemd bij de op het moment van de stemming laatst gehouden verkiezingen van provinciale staten.

Hoofdstuk III Besluitvorming

Artikel 9

Provinciale staten beslissen uiterlijk binnen vier weken na de datum van het referendum naar aanleiding van de uitslag van het referendum met betrekking tot het besluit dat onderwerp was van het referendum.

Hoofdstuk IV Strafbepaling

Artikel 10

Met hechtenis van ten hoogste twee maanden of een geldboete van de eerste categorie wordt gestraft hij die bij de stemming:

  • a.

    stembiljetten of volmachtbewijzen namaakt of vervalst met het oogmerk deze als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;

  • b.

    stembiljetten of volmachtbewijzen die hijzelf heeft nagemaakt of vervalst of waarvan de valsheid of vervalsing hem, toen hij deze ontving, bekend was, opzettelijk als echt en onvervalst gebruikt of door anderen doet gebruiken dan wel deze met het oogmerk om deze als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, in voorraad heeft met het oogmerk deze wederrechtelijk te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;

  • c.

    als gemachtigde stemt voor een persoon, wetende dat deze is overleden.

Hoofdstuk V Slotbepaling

Artikel 11

  • 1. Deze verordening kan worden aangehaald als: Referendumverordening voor de provincie Noord-Holland.

  • 2. Zij treedt in werking op de eerste dag na publicatie in het Provinciaal blad van Noord-Holland.

Ondertekening

Haarlem, 30 januari 1995.

Provinciale Staten voornoemd,

J.A. van Kemenade, voorzitter.

C.J.N. Versteden, griffier.