Regeling vervallen per 01-01-2012

Verordening precariorechten 2011

Geldend van 01-01-2011 t/m 31-12-2011

Intitulé

Verordening precariorechten 2011

Raadsbesluit nr. 9 k

Betreft: Verordening precariorechten 2011

De raad van de gemeente Tynaarlo;

gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 16 november 2010;

gelet op artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b, van de Gemeentewet;

B E S L U I T:

vast te stellen de verordening op de heffing en invordering van precariobelasting 2011

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder: a. dag: een etmaal;

  • b.

    week: een periode van zeven achtereenvolgende dagen;

  • c.

    maand: een kalendermaand;

  • d.

    jaar: een kalenderjaar

  • e.

    vergunning: een door het gemeentebestuur verleende en in een gemeentelijke registratie opgenomen toestemming op grond waarvan een persoon een of meer voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond mag hebben.

Artikel 2 Belastbaar feit

Onder de naam precariobelasting wordt een directe belasting geheven ter zake van het hebben van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, bedoeld of genoemd in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel. 

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1. De precariobelasting wordt geheven van degene die het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond heeft, dan wel van degene ten behoeve van wie dat voorwerp of die voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond aanwezig zijn.

  • 2. In afwijking in zoverre van het eerste lid wordt, indien de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst

    bestemde gemeentegrond, degene aan wie de vergunning is verleend of diens rechtsopvolger

    aangemerkt als degene bedoeld in het eerste lid, tenzij blijkt dat hij niet het voorwerp of de

    voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond heeft.

Artikel 4 Vrijstellingen

De precariobelasting wordt niet geheven ter zake van het hebben van: 

a.voorwerpen, indien de gemeente ter zake van het gebruik van de voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond waarop het voorwerp of de voorwerpen zich bevinden een recht heft op grond van artikel 229, eerste lid, onderdeel a, van de Gemeentewet , dan wel een privaatrechtelijke vergoeding is overeengekomen;

b.voorwerpen, waarvan de gemeente genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt

recht is, met uitzondering van voorwerpen die in gebruik zijn bij een derde;

  • c.

    voorwerpen, waarmee naar oordeel van het college van burgemeester en wethouders het

    dorpsschoon wordt gediend;

  • d.

    voorwerpen, ten behoeve van de verkeersveiligheid.

Artikel 5 Maatstaf van heffing en belastingtarief

De precariobelasting wordt geheven naar de maatstaven en de tarieven opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel, met inachtneming van het overigens in deze verordening bepaalde.

Artikel 6 Berekening van de precariobelasting

  • 1.

    Voor de berekening van de precariobelasting wordt met betrekking tot een in de

    tarieventabel genoemde lengte- of oppervlaktemaat een gedeelte daarvan als een volle eenheid aangemerkt.

  • 2.

    Indien een tarief per oppervlakte is vastgesteld, wordt de precariobelasting berekend naar de oppervlakte van de horizontale projectie van de voorwerpen, tenzij anders is bepaald.

  • 3.

    De oppervlakte van andere dan rechthoekige voorwerpen wordt gesteld op het product van De twee aangrenzende zijden van een om het voorwerp geplaatste denkbeeldige rechthoek.

  • 4.

    Indien de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, wordt voor de berekening van de precariobelasting aangesloten bij de geldigheidsduur van die vergunning, tenzij blijkt dat het belastbaar feit zich gedurende een kortere periode heeft voorgedaan. In dat geval bestaat aanspraak op ontheffing, waarbij het vijfde lid van overeenkomstige toepassing is.

    5.Indien in de tarieventabel voor een voorwerp tarieven voor verschillende tijdseenheden zijn opgenomen, wordt de precariobelasting berekend op de voor de belastingplichtige meest voordelige wijze.

    6.In afwijking van het bepaalde in artikel 1 wordt voor de berekening van de precariobelasting:

    a.indien in de tarieventabel voor een voorwerp wel een weektarief, maar geen dagtarief is opgenomen, een gedeelte van een week gelijkgesteld met een week;

    b.indien in de tarieventabel voor een voorwerp wel een maandtarief, maar geen dag- of weektarief is opgenomen, een gedeelte van een maand gelijkgesteld met een maand.

    7.Indien in de tarieventabel voor een voorwerp een dagtarief, weektarief of maandtarief is opgenomen en het belastingtijdvak een langere periode dan een dag, onderscheidenlijk een week of een maand omvat, gelden deze tarieven per dag, onderscheidenlijk week of maand van het belastingtijdvak.

Artikel 7 Belastingtijdvak

  • 1.

    In de gevallen waarin de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, is het belastingtijdvak de periode waarvoor de vergunning is verleend, met dien verstande dat bij een kalenderjaaroverschrijdende geldigheidsduur van de vergunning het belastingtijdvak gelijk is aan het kalenderjaar.

  • 2.

    In andere dan de in het eerste lid bedoelde gevallen, is het belastingtijdvak de in het kalenderjaar gelegen aaneengesloten periode gedurende welke het belastbaar feit zich voordoet of heeft voorgedaan.

Artikel 8 Wijze van heffing

  • 1. De precariobelasting wordt door middel van aanslag geheven.

  • 2. In afwijking van het eerste lid wordt de voor een dag verschuldigde precariobelasting geheven door middel van een mondelinge kennisgeving, dan wel gedagtekende schriftelijke kennisgeving waarop het gevorderde bedrag is vermeld. Het gevorderde bedrag wordt mondeling, dan wel door toezending of uitreiking van de schriftelijke kennisgeving aan de belastingschuldige bekendgemaakt.

Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1. In de gevallen bedoeld in artikel 7, eerste lid, is de precariobelasting verschuldigd bij de aanvang van het belastingtijdvak of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak aanvangt is de naar jaartarieven geheven precariobelasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat tijdvak verschuldigde belasting als er in dat tijdvak, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor de naar jaartarieven geheven precariobelasting voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat tijdvak verschuldigde precariobelasting als er in dat tijdvak, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven, tenzij blijkt dat het bedrag van de ontheffing minder bedraagt dan € 10,00

  • 4. Belastingbedragen van minder dan € 5,00 worden niet geheven.

Artikel 10 Termijnen van betaling

  • 1.

    De aanslagen moeten worden betaald binnen één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 2.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet de precariobelasting worden betaald ingeval de kennisgeving bedoeld in artikel 8, tweede lid:

    • a.

      mondeling wordt gedaan, op het moment van het doen van de kennisgeving;

    • b.

      schriftelijk wordt gedaan, op het moment van het uitreiken van de kennisgeving, dan wel ingeval van toezending ervan, binnen 6 weken na de dagtekening van de kennisgeving.

      3.De Algemene termijnenwet  is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 11 Kwijtschelding

Bij de invordering van de precariobelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 12 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de precariobelasting.

Artikel 13 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    De Verordening precariobelasting 2010 van 8 december 2009, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van bekendmaking.

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2011.

  • 4.

    Deze verordening wordt aangehaald als `Verordening precariobelasting 2011'

    Vries, 30 november 2010

    De raad voornoemd,

    F.van Zuilen, voorzitter

    J.L. de Jong, griffier

Tarieventabel behorende bij de 'Verordening precariobelasting 2011' 

Nummer

Omschrijving voorwerp

Tarief per week

Tarief per maand

Tarief per jaar

Hoofdstuk 1 Voertuigen

1.1

Het tarief bedraagt

1.1.1

voor een caravan, kampeerwagen, boottrailer of ander voertuig ten behoeve van de recreatie, per voertuig

€ 15,30

1.1.2

voor een aanhangwagen of ander dergelijk voertuig niet zijnde een voertuig als bedoeld onder 1.1.1, per voertuig

€ 12,25

Hoofdstuk 2 Bouwmaterialen en dergelijke

2.1

Het tarief bedraagt voor bouwmaterialen, zoals een loods, een keet, een container, een steiger of een stelling, een heistelling, een kraan, een betonmolen, een asfaltketel, trechter ten dienste van bouwwerken, andere dan die genoemd onder 2.2 en 2.3, bij een totaal ingenomen oppervlakte van:

2.1.1

 0 tot 10 m2

 € 10,20

 € 20,40

 €122,40

2.1.2

10 tot 25 m2

 € 12,25

 € 24,50

 €146,90

2.1.3

25 tot 50 m2

 € 15,30

 € 30,60

 €183,60

2.1.4

50 m2 of meer, per 50 m2 of gedeelte daarvan

 € 15,30

 € 30,60

 €183,60

Hoofdstuk 5 Aankondigingsborden

5.1

Het tarief bedraagt voor reclame- of andere aankondigingsborden:

5.1.1

zonder kunstverlichting, over de frontoppervlakte, per 0,5 m2

€ 20,40

€122,40

5.1.2

met kunstverlichting, over de frontoppervlakte, per 0,5 m2

€ 30,60

€183,60

Hoofdstuk 6 Standplaatsen

6.1

Voor het innemen van een standplaats ten behoeve van de verkoop van waren voor

De dorpen Tynaarlo, Yde en de Punt

€196,40

Het dorp Vries

€245,50

Het dorp Eelde

€294,60

Het dorp Zuidlaren, de Brink

€2.705,00

Het dorp Zuidlaren, overige locatie

€1.082,00

Overige plaatsen

€196,40

6.2

Voor het gebruik van elektra worden de onder 6.1 genoemde bedragen verhoogd met

€49,15

Hoofdstuk 7 Terrassen

7.1

Het tarief bedraagt voor voorwerpen onder, op of boven een terras, bij een totaal ingenomen oppervlakte:

7.1.1

Per m2

€20,40

Hoofdstuk 8 Overige voorwerpen

8.1

Het tarief bedraagt:

8.1.1

voor een vaartuig op een ligplaats, per m1

€50,50

Hoort bij besluit van de raad van de gemeente Tynaarlo d.d. 30 november 2010, nr. 9 k.

J.L. de Jong, griffier