Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR81813
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR81813/1
Regeling vervallen per 01-01-2020
Verordening op de heffing en invordering van baatbelasting riolering 1999
Geldend van 23-11-2001 t/m 31-12-2019
Intitulé
Verordening op de heffing en invordering van baatbelasting riolering 1999Verordening op de heffing en invordering van baatbelasting riolering 1999
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Deze verordening verstaat onder:
een onroerende zaak:
- 1.
een gebouwd eigendom;
- 2.
een ongebouwd eigendom;
- 3.
een gedeelte van een onder 1. of 2. bedoeld eigendom dat blijkens zijn indeling is bestemd om als een afzonderlijk geheel te worden gebruikt;
- 4.
een samenstel van twee of meer van de onder 1. of 2. bedoelde eigendommen of onder 3. bedoelde gedeelten daarvan die naar de omstandigheden beoordeeld bij elkaar horen.
Artikel 2 Belastbaar feit
- 1.
Onder de naam 'baatbelasting riolering 1999' wordt in de vorm van een heffing ineens een directe belasting geheven ter zake van de onroerende zaken gelegen in de gemeente binnen de omlijning op de bij deze verordening behorende en als zodanig gewaarmerkte kaarten nummers 1 t/m 10, die op 1 januari 1999 zijn gebaat door de in het tweede lid genoemde voorziening die tot stand zijn of worden gebracht door of met medewerking van het gemeentebestuur.
- 2.
De in het eerste lid bedoelde voorziening bestaat uit de aanleg van riolering.
Artikel 3 Belastingplicht
- 1.
De belasting wordt geheven van degene die van een onroerende zaak als bedoeld in artikel 2, eerste lid, het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht.
- 2.
Voor de toepassing van het eerste lid wordt als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die op het tijdstip van ingang van de heffing dan wel, indien de belasting wordt geheven in de vorm van een jaarlijkse belasting, bij de aanvang van het belastingjaar als zodanig in de kadastrale registratie is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.
Artikel 4 Maatstaf van heffing
De maatstaf van heffing is de onroerende zaak.
Artikel 5 Belastingtarief
De belasting bedraagt per onroerende zaak € 2.722,68.
Artikel 6 Regeling inzake heffing in de vorm van een jaarlijkse belasting
- 1.
In afwijking van het bepaalde in de artikel 2 wordt op verzoek van de belastingplichtige de belasting geheven in de vorm van een jaarlijkse belasting gedurende vijftien jaren. Het verzoek genoemd in de eerste volzin dient binnen zes weken na de dagtekening van de aanslag schriftelijk bij de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar te worden ingediend.
- 2.
Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.
- 3.
De jaarlijkse belasting bedraagt de annuïteit van het totaal verschuldigde, berekend op basis van een periode van vijftien jaren en een rentevoet van 6,5%.
- 4.
De belasting over de nog niet verstreken belastingjaren kan elk jaar worden afgekocht. De afkoopsom wordt bepaald op de contante waarde van de op 1 januari van het belastingjaar, waarin de afkoop plaatsvindt, nog te verschijnen belastingbedragen berekend naar een rentevoet van 6,5%.
- 5.
- a.
Ingeval de belasting wordt geheven in de vorm van een jaarlijkse heffing en de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak als bedoeld in het eerste lid eindigt of wijzigt als gevolg van het overdragen van eigendom, bezit of beperkt recht, wordt de nieuwe genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht, met ingang van het eerstvolgende belastingjaar een aanslag ineens opgelegd voor de resterende belastingjaren van het belastingtijdvak, berekend overeenkomstig het vierde lid van dit artikel.
- b.
In afwijking van het bepaalde in onderdeel a. wordt op verzoek van de in dat onderdeel bedoelde belastingplichtige de jaarlijkse heffing overeenkomstig het eerste lid gecontinueerd. Het verzoek daartoe dient binnen zes weken na de dagtekening van de aanslag ingevolge onderdeel a., schriftelijk bij de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar te worden ingediend.
- a.
Artikel 7 Wijze van heffing
De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.
Artikel 8 Kwijtschelding
Bij de invordering van de baatbelasting wordt geen kwijtschelding verleend.
Artikel 9 Termijnen van betaling
De aanslagen moeten worden betaald in twee gelijke termijnen, waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de tweede maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.
Artikel 10 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de baatbelasting.
Artikel 11 Inwerkingtreding en citeertitel
- 1.
Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.
- 2.
De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2001.
- 3.
Deze verordening kan worden aangehaald als 'Verordening baatbelasting riolering 1999'.
Ondertekening
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl