Regeling vervallen per 01-10-2010

Monumentenverordening gemeente De Bilt 2007

Geldend van 21-12-2007 t/m 30-09-2010 met terugwerkende kracht vanaf 20-12-2007

Intitulé

Monumentenverordening gemeente De Bilt 2007

De raad van de gemeente De Bilt;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 06 november 2007, met het onderwerp Verruiming gemeentelijke monumentenverordening;

overwegende dat

lokale landschappelijke elementen zelfstandig of in hun samenhang bescherming behoeven;

gelet op

gelet op het bepaalde in de Conventie van Firenze, artikel 149 van de Gemeentewet en de artikelen 12, 14 en 15 van de Monumentenwet 1988;

BESLUIT:

onder intrekking van de 'Monumentenverordening gemeente De Bilt 2003', vast te stellen de navolgende:

"MONUMENTENVERORDENING GEMEENTE DE BILT 2007:

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel1 Begripsbepalingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    monument:

    • 1.

      zaak die van algemeen belang is wegens zijn schoonheid, betekenis voor de

wetenschap, cultuurhistorische waarde of geschiedkundige herinneringen;

2. terrein dat van algemeen belang is wegens een daar aanwezige zaak als

bedoeld onder a;

b.gemeentelijk archeologisch monument:

monument, bedoeld onder lid 1 sub b

c.beschermd gemeentelijk monument:

onroerend monument, dat overeengekomen de bepalingen van deze verordening als beschermd gemeentelijk monument is aangewezen;

d.gemeentelijke monumentenlijst:

de lijst waarop zijn geregistreerd de overeenkomstig deze verordening als beschermd gemeentelijk monument en beschermd gemeentelijk dorpsgezicht of beschermd gemeentelijk landschap aangewezen zaken

e.beschermd rijksmonument:

onroerend monument, dat is ingeschreven in de ingevolge de Monumentenwet 1988 vastgestelde registers;

f. beschermd gemeentelijk landschapsmonument:

een landschapselement of een samenhangend geheel van landschapselementen dat vanwege haar beeldkwaliteit, cultuurhistorische ontwikkeling en of uniciteit van algemeen belang is en overeenkomstig de bepalingen van deze verordening als beschermd gemeentelijk landschapsmonument is aangewezen;

g. kerkelijk monument:

onroerend monument, dat eigendom is van een kerkgenootschap, kerkelijke gemeente of parochie of van een kerkelijke instelling en dat uitsluitend of voor een overwegend deel wordt gebruikt voor de uitoefening van de eredienst;

  • h.

    groepen van onroerende zaken, hieronder begrepen straten, wegen, pleinen, sloten en andere wateren, sluizen, bruggen en bomen, welke met een of meer tot de groep behorende monumenten een beeld vormen, dat van belang is wegens de schoonheid of het karakter van het geheel;

  • i.

    beschermde dorpsgezichten: groepen van onroerende zaken die van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun onderlinge ruimtelijke of structurele samenhang dan wel hun wetenschappelijke of cultuurhistorische waarde en in welke groepen zich één of meerdere monumenten bevinden.

j. eigenaren:

degenen, die in kadastrale register als eigenaren en zakelijk gerechtigden van een monument zijn ingeschreven;

k.monumentencommissie:

de door het college van burgemeester en wethouders ingestelde instantie die op verzoek technisch adviseert over de toepassing van de Monumentenwet 1988, de Monumentenverordening Gemeente De Bilt 2007 en de daaruit voortvloeiende monumentenvergunningen.

l.monumentenraad:

de door het college van burgemeester en wethouders ingestelde onafhankelijke commissie van deskundigen die gevraagd en ongevraagd adviseert over het integraal monumentenbeleid.

m.bouwhistorisch onderzoek:

in schriftelijk rapportage vastgelegd onderzoek naar de bouwgeschiedenis en de historische kwaliteit van het monument.

n, monumentale bomen:

hieronder wordt verstaan, bijzondere bomen die door hun opvallende ligging in aanmerking komen voor bescherming en ouder zijn dan 50 jaar.

Artikel 2 Het gebruik van het monument

Bij de toepassing van deze verordening wordt rekening gehouden met de gebruiksmogelijkheden van het monument

Hoofdstuk 2 Beschermde gemeentelijke monumenten

Paragraaf 1 De aanwijzing tot beschermd gemeentelijk monument en de registratie op de gemeentelijke monumentenlijst

Artikel 3 De aanwijzing tot beschermd gemeentelijk monument

  • 1.

    Het college van burgemeester en wethouders kan, al dan niet op aanvraag van een belanghebbende, een onroerend monument aanwijzen als beschermd gemeentelijk monument.

  • 2.

    Het college van burgemeester en wethouders kan ten behoeve van de aanwijzing van een onroerend monument als beschermd gemeentelijk monument bepalen dat bouwhistorisch of landschappelijk onderzoek wordt verricht.

  • 3.

    Voordat het college van burgemeester en wethouders over de aanwijzing een besluit neemt, vraagt het advies aan de monumentencommissie en heeft het de eigenaar gehoord. In spoedeisende gevallen kan het vooraf om advies vragen en horen van de eigenaar achterwege blijven. De advisering en hoorzitting vinden plaats na plaatsing op de monumentenlijst.

  • 4.

    Voordat het college van burgemeester en wethouders een kerkelijk monument aanwijst als beschermd gemeentelijk monument, voert het overleg met de eigenaar.

  • 5.

    Met ingang van de datum waarop het horen van de eigenaar als bedoeld in lid 3 en 4 van dit artikel heeft plaatsgevonden, tot het moment van aanwijzing als beschermd gemeentelijk monument, dan wel vaststaat dat het monument niet aangewezen is, zijn de artikelen 9 t/m 13 en 24 en 25 van overeenkomstige toepassing.

  • 6.

    De aanwijzing kan geen monument betreffen dat is aangewezen op grond van artikel 3 van de Monumentenwet 1988 of dat is aangewezen op grond van de monumentenverordening van de provincie Utrecht.

  • 7.

    Monumenten, die na aanwijzing als beschermd gemeentelijk monument worden ingeschreven in het monumentenregister als bedoeld in de Monumentenwet 1988, zijn van rechtswege van de gemeentelijke monumentenlijst afgevoerd.

Artikel 4 Termijn advies en aanwijzingsbesluit

1.De monumentencommissie adviseert schriftelijk binnen acht weken na ontvangst van het verzoek van het college van burgerheester en wethouders tot plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst of binnen tien weken na het verzoek

tot plaatsing door belanghebbenden.

2.Het college van burgemeester en wethouders beslist binnen twaalf weken na ontvangst van het advies van de monumentencommissie, maar in ieder geval binnen twintig weken na de adviesaanvraag.

Artikel 5 Mededeling

De aanwijzing als bedoeld in artikel 3, eerste lid, wordt meegedeeld aan degenen die als zakelijk gerechtigden in de kadastrale registers bekend staan en aan de ingeschreven hypothecaire schuldeisers

Artikel 6 Registratie op de gemeentelijke monumentenlijst

  • 1.

    Het college van burgemeester en wethouders registreert het beschermde gemeentelijke monument op de gemeentelijke monumentenlijst.

  • 2.

    De gemeentelijke monumentenlijst bevat de plaatselijke aanduiding, de datum van de aanwijzing, de kadastrale aanduiding, de tenaamstelling en een beschrijving van het beschermde gemeentelijke monument.

Artikel 7 Wijzigen van de aanwijzing

  • 1.

    Het college van burgemeester en wethouders kan de aanwijzing ambtshalve of op aanvraag van een belanghebbende wijzigen.

  • 2.

    Artikel 3, derde, vierde en vijfde lid , alsmede artikel 4, eerste en tweede lid, zijn van overeenkomstige toepassing op de wijziging.

  • 3.

    Indien de wijziging naar het oordeel van van het College van burgemeester en wethouders van ondergeschikte betekenis is, blijft overeenkomstige toepassing van artikel 3, derde, vierde en vijfde lid, alsmede artikel 4, eerste lid achterwege.

  • 4.

    De inhoud en de datum van de wijziging worden op de gemeentelijke monumentenlijst aangetekend.

Artikel 8 Intrekken van de aanwijzing

  • 3.

    Het college van burgemeester en wethouders kan de aanwijzing intrekken.

  • 4.

    Artikel 3, derde en vierde lid en artikel 4, eerste en tweede lid, zijn van overeenkomstige toepassing op de intrekking.

  • 5.

    De aanwijzing wordt geacht ingetrokken te zijn, indien toepassing wordt gegeven aan artikel 3 van de Monumentenwet 1988.

  • 6.

    De intrekking wordt op de gemeentelijke monumentenlijst aangetekend.

Paragraaf 2 Vergunningen tot wijziging of afbraak van beschermde gemeentelijke monumenten

Artikel 9 Verbodsbepaling

Het is verboden een beschermd gemeentelijk monument te beschadigen of te vernielen.

Artikel 10 Vergunning

  • 1.

    Het is verboden zonder vergunning van het College van burgemeester en wethouders of in strijd met bij zodanige vergunning gestelde voorschriften:

    • a.

      beschermd gemeentelijk monument af te breken, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen;

    • b.

      een beschermd gemeentelijk monument te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een dusdanige wijze, dat het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.

  • 2.

    De aanvraag van de vergunning als bedoeld in het eerste lid, wordt ingediend bij het College van burgemeester en wethouders

Artikel 11 Advies van de monumentencommissie en vergunningverlening

  • 7.

    Op de voorbereiding van een besluit om de aanvraag om vergunning als bedoeld in artikel 10, is afdeling 3.4. van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

  • 8.

    Het college van burgemeester en wethouders zendt onmiddellijk een afschrift van de ontvankelijke aanvraag om vergunning voor een beschermd gemeentelijk monument aan de monumentencommissie voor advies.

  • 9.

    Het college van burgemeester en wethouders vraagt advies aan de monumentencommissie voordat het beslist op de aanvraag.

  • 10.

    Binnen acht weken na de adviesaanvraag brengt de monumentencommissie schriftelijk advies uit aan liet college van burgemeester en wethouders.

  • 11.

    Het college van burgemeester en wethouders beslist binnen acht weken na ontvangst van het advies van de monumentencommissie, maar in ieder geval binnen zestien weken na ontvangst van de aanvraag, op de aanvraag van de vergunning.

  • 12.

    Het college van burgemeester en wethouders kan de in het vijfde lid genoemde termijn van zestien weken met ten hoogste tien weken verlengen, mits zij de aanvrager daarvan kennis geven binnen de in het derde lid genoemde termijn van zestien weken.

  • 13.

    Indien het college van burgemeester en wethouders niet voldoet aan liet derde of vijfde lid, wordt de vergunning geacht te zijn verleend.

  • 14.

    Een vergunning ingevolge deze verordening blijft buiten werking gedurende zes weken na de datum waarop zij is verleend of van rechtswege is verleend. Indien gedurende deze termijn bezwaar wordt gemaakt op grond van de Algemene wet bestuursrecht, blijft de vergunning huiken werking totdat op het bezwaar is beslist.

Artikel 13 Kerkelijk monument

Het college van burgemeester en wethouders geeft met betrekking tot een beschermd kerkelijk monument geen vergunning ingevolge de bepalingen van artikel 14, eerste lid, dan in overeenstemming met de eigenaar, indien en voor zover het een vergunning betreft, waarbij wezenlijke belangen van de godsdienstuitoefening in het monument in het geding zijn.

Artikel 13 Intrekken van de vergunning

  • 1.

    De vergunning kan door liet college van burgemeester en wethouders worden ingetrokken indien:

    • a.

      blijkt dat de vergunning ten gevolge van een onjuiste of onvolledige opgave is verleend;

    • b.

      blijkt dat de vergunninghouder de voorschriften als bedoeld in artikel 10, eerste lid, niet naleeft

    • c.

      de omstandigheden aan de kant van de vergunninghouder zich zodanig hebben gewijzigd, dat het belang van het monument zwaarder dient te wegen;

    • d.

      niet binnen twee jaar van de vergunning gebruik wordt gemaakt

  • 1.

    Het besluit tot intrekking wordt in afschrift gezonden aan de monumentencommissie.

Hoofdstuk 3 Beschermde gemeentelijke dorpsgezichten

Artikel 14

  • 1.

    Het college van burgemeester en wethouders kan een dorpsgezicht aanwijzen als beschermd gemeentelijk dorpsgezicht.

    • Z.

      Voordat het college van burgemeester en wethouders over de aanwijzing een besluit neemt, vraagt het advies aan de monumentencommissie. In spoedeisende gevallen kan het vragen van advies achterwege blijven.

  • 2.

    De aanwijzing kan geen stads-of dorpsgezicht betreffen dat is aangewezen op grond van artikel 35 van de Monumentenwet 1988 of dat is aangewezen op grond van de monumentenverordening van de provincie Utrecht.

Artikel 15

  • 1.

    De monumentencommissie adviseert schriftelijk binnen acht weken na ontvangst van het verzoek van het college van burgemeester en wethouders.

  • 2.

    Het college van burgemeester en wethouders beslist binnen twaalf weken na ontvangst van het advies van de monumentencommissie, maar in ieder geval binnen twintig weken na de adviesaanvraag.

Artikel 16

De artikelen 7 en 8 zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat aan artikel 8, derde lid, nog wordt toegevoegd artikel 35 van de Monumentenwet 1988 en het betreffende artikel in de monumentenverordening van de provincie Utrecht.

Artikel 17

  • 1.

    De gemeenteraad stelt, ter bescherming van een beschermd dorpsgezicht een bestemmingsplan vast als bedoeld in de Wet op de Ruimtelijke Ordening.

  • 2.

    Bij liet besluit tot aanwijzing van een beschermd dorpsgezicht wordt door het college van burgemeester en wethouders bepaald in hoeverre geldende bestemmingsplannen als beschermend bestemmingplan in de zin van het eerste lid kunnen worden aangemerkt.

  • 3.

    Alvorens het college van burgemeester en wethouders de gemeenteraad ter zake een voorstel doet, wordt de monumentencommissie gehoord.

  • 4.

    De monumentencommissie adviseert schriftelijk binnen acht weken na ontvangst van liet verzoek van het college van burgemeester en wethouders.

Artikel 18

1.In een beschermd dorpsgezicht is het verboden een bouwwerk geheel of gedeeltelijk af te breken zonder of in afwijking van een vergunning van het college van burgemeester en wethouders .

1 Geen sloopvergunning is vereist voor het afbreken ingevolge een aanschrijving van het college van burgemeester en wethouders.

3.Op het verlenen van een vergunning als bedoeld in het eerste lid zijn, totdat een beschermden bestemmingplan onherroepelijk is geworden, de artikelen 10 tot en met 13 van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk 4 Beschermde gemeentelijke landschappen

Artikel 19

  • 1.

    Het college van burgemeester en wethouders kan een landschapselement of een samenhangend geheel van landschapselementen aanwijzen als beschermd landschapsmonument.

  • 2.

    Voordat het college van burgemeester en wethouders over de aanwijzing een besluit neemt, vraagt het advies aan de monumentenraad. In spoedeisende gevallen kan het vragen van advies achterwege blijven.

  • 3.

    De aanwijzing kan geen landschapselement of een samenhangend geheel van landschapselementen betreffen dat als zodanig is aangewezen op grond van rijks- of provinciale wetgeving.

Artikel 20

  • 1.

    De monumentenraad adviseert schriftelijk binnen acht weken na ontvangst van het verzoek van het college van burgemeester en wethouders.

  • 2.

    Het college van burgemeester en wethouders beslist binnen twaalf weken na ontvangst van het advies van de monumentenraad, maar in ieder geval binnen twintig weken na de adviesaanvraag.

Artikel 21

De artikelen 7 en 8 zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 22

1.De gemeenteraad stelt, ter bescherming van een gemeentelijk landschapsmonument een bestemmingsplan vast als bedoeld in de Wet op de Ruimtelijke Ordening.

1 Bij het besluit tot aanwijzing van een beschermd gemeentelijk landschapsmonument wordt door het college van burgemeester en wethouders bepaald in hoeverre geldende bestemmingsplannen als beschermend bestemmingplan in de zin van het eerste lid kunnen worden aangemerkt.

  • 3.

    Alvorens het college van burgemeester en wethouders de gemeenteraad ter zake een voorstel doen, wordt de monumentenraad gehoord.

  • 4.

    De monumentenraad adviseert schriftelijk binnen acht weken na ontvangst van het verzoek van het college van burgemeester en wethouders.

Artikel 23

  • 1.

    Het is verboden een landschapselement of een samenhangend geheel van landschapselementen dat is aangewezen ais gemeentelijk landschapsmonument geheel of gedeeltelijk te wijzigen zonder of in afwijking van een vergunning van het college van burgemeester en wethouders.

  • 2.

    Op het verlenen van een vergunning als bedoeld in het eerste lid zijn, totdat een beschermend bestemmingplan onherroepelijk is geworden, de artikelen 10 tot en niet 13 overeenkomstig van toepassing.

Hoofdstuk 5 Beschermende rijksmonumenten

Artikel 24 Vergunning voor beschermd rijksmonument

  • 1.

    Het college van burgemeester en wethouders zendt onmiddellijk een afschrift van de aanvraag om vergunning voor een beschermd rijksmonument met de naar voren gebrachte zienswijzen aan de rijksdienst voor de monumentenzorg en de monumentencommissie. Indien het monument gelegen is buiten de bebouwde kom wordt eveneens een afschrift gezonden naar de provincie.

  • 2.

    De rijksdienst voor de monumentenzorg en de monumentencommissie reageren schriftelijk over de aanvraag binnen acht weken na de datum van verzending van het afschrift.

  • 3.

    Bij overschrijding van de in het tweede lid genoemde termijn wordt de rijksdienst voor de monumentenzorg en de monumentencommissie geacht geadviseerd te hebben.

Hoofdstuk 5 Monumentencommissie en monumentenraad

Artikel 25

De monumentencommissie PUMC adviseert het college van burgemeester en wethouders op grond van het vereiste in artikel 15 van de Monumentenwet 1988 en op grond van deze verordening. Het betreft in hoofdzaak technische advisering bij bouwplan- en vergunningaanvragen.

Artikel 26

De monumentenraad is een door het college van burgemeester en wethouders ingestelde onafhankelijke commissie van deskundigen met als taak om te adviseren over monumentenbeleid. De monumentenraad kan betrokken worden in de advisering voor gebiedsgerichte monumentenzorg zoals bestemmingsplannen, het aanwijzen van beschermde dorpsgezichten en landschappen, en de beoordeling van grote bouwplannen op of nabij percelen waar meerdere beschermde monumenten zijn gelegen.

Artikel 27

Daar waar dit noodzakelijk wordt geacht kan liet college van burgemeester en wethouders zowel de monumentencommissie als de monumentenraad om advies vragen.

Artikel 28

De monumentenraad is onafhankelijk. De leden kiezen uit hun midden een voorzitter en secretaris. De monumentenraad werkt naar de bepalingen van een door haarzelf te maken reglement dat door het college van burgemeester en wethouders wordt goedgekeurd. Een lid van de monumentenraad heeft zitting in de monumentencommissie. Tevens wordt een vervangend lid aangewezen.

Artikel 29 Schadevergoeding

1.Indien en voor zover blijkt dat een belanghebbende ten gevolge van:

a de weigering van het college van burgemeester en wethouders een vergunning tot wijziging, afbraak of verwijdering van een gemeentelijk monument te verlenen als bedoeld in artikel 10, eerste lid, van deze verordening en artikel 18 lid 1;

  • b.

    voorschriften door het college van burgemeester en wethouders verbonden aan een vergunning tot wijziging, afbraak of verwijdering van een gemeentelijk monument; schade lijdt of zal lijden, die redelijkerwijze niet of niet geheel te zijner laste behoort te blijven, kent de gemeenteraad hem op zijn aanvraag een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe.

    • 2.

      Voor de behandeling van de aanvragen zijn de bepalingen van de verordening ter regeling van de procedure bij toepassing van artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk 8 Slot- en overgangsbepalingen

Artikel 30 Strafbepaling

Hij, die handelt in strijd met de verbodsbepalingen zoals genoemd in deze verordening, wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie.

Artikel 31 Toezichthouders

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de bij besluit van het college van burgemeester en wethouders dan wel de burgemeester aan te wijzen personen.

Artikel 32 Binnentreden

Zo dikwijls de zorg voor de naleving van deze verordening dit vereist, wordt hierbij de machtiging verstrekt als dan niet besloten ruimten en plaatsen, met uitzondering van woningen, desnoods tegen de wil van de rechthebbende, bewoner of gebruiker, te betreden, aan hen die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften.

Artikel 33 Inwerkingtreding

  • 1.

    Voor zover deze verordening betrekking heeft op beschermde gemeentelijke monumenten treedt zij in werking met ingang van 21 december 2007.

  • 2.

    De monumentenverordening, vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad van De Bilt van 31 oktober 2002 vervalt met ingang van 21 december 2007.

  • 3.

    Voor zover deze verordening betrekking heeft op beschermde rijksmonumenten treedt zij in werking overeenkomstig het bepaalde in artikel 15, tweede lid, van de Monumentenwet 1988. 4. De Monumentenverordening, vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad van De Bilt van 31 oktober 2002, voor zover het betreft bepalingen over beschermde rijksmonumenten, vervalt op de datum waarop het derde lid toepassing vindt. 5. De op grond van de ingevolge het tweede lid vervallen verordening geregistreerde beschermde gemeentelijke monumenten worden geacht aangewezen te zijn overeenkomstig de bepalingen van deze verordening, 6. De beschermde gemeentelijke monumenten, geregistreerd op de monumentenlijst van de ingevolge het tweede lid genoemde vervallen verordening, worden geacht geregistreerd te zijn overeenkomstig de bepalingen van deze verordening. 7. Aanvragen om vergunning, die zijn ingediend vóór de inwerkingtreding van deze verordening worden afgehandeld met inachtneming van de in het tweede genoemde vervallen verordening.

Artikel 34 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als Monumentenverordening Gemeente De Bilt 2007.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 20 december 2007,
De raad voornoemd,
De griffier, de voorzitter,
Mr drs J.L. van Berkel A.J. Gerritsen