Verordening, regelende de instelling, taak, bevoegdheden, samenstelling en werkwijze van de zeeuwse programmaraad

Geldend van 01-06-1998 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-06-1998

Intitulé

VERORDENING, REGELENDE DE INSTELLING, TAAK, BEVOEGDHEDEN, SAMENSTELLING EN WERKWIJZE VAN DE ZEEUWSE PROGRAMMARAAD

De raad van de gemeente Middelburg;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 19 mei 1998;

overwegende dat op grond van het bepaalde in artikel 82k van de Mediawet een programmaraad dient te worden ingesteld;

gelet op het bepaalde in artikel 82 en volgende van de Gemeentewet, de Mediawet, alsmede de Wet op de telecommunicatievoorzieningen;

b e s l u i t :

vast te stellen de volgende VERORDENING, REGELENDE DE INSTELLING, TAAK, BEVOEGDHEDEN, SAMENSTELLING EN WERKWIJZE VAN DE ZEEUWSE PROGRAMMARAAD

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    de gemeenteraad: de gemeenteraad van de gemeente Middelburg;

  • b.

    het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Middelburg;

  • c.

    abonnee: een aangeslotene op de Draadomroepinrichting;

  • d.

    basispakket: de omroepprogramma's die de exploitant op grond van artikel 22e van de Wet op de telecommunicatie-voorzieningen, juncto artikel 82i van de Mediawet verplicht is te distribueren aan alle abonnees;

  • e.

    draadomroepinrichting: een draadomroepinrichting als bedoeld in artikel 1, onder k van de Wet op de telecommunicatievoorzieningen;

  • f.

    exploitant: degene die de draadomroepinrichting exploiteert;

  • g.

    exploitatiegebied: het gebied, waarvoor aan een exploitant een machtiging is verleend op grond van het bepaalde in artikel 21 van de Wet op de telecommunicatievoorzieningen;

  • h.

    omroepprogramma: een omroepprogramma als bedoeld in artikel 1, onder g. van de Mediawet;

  • i.

    de raad: de Zeeuwse programmaraad;

  • j.

    regioraad: het bestuur van de in Zeeuwsch-Vlaanderen, Walcheren en de Oosterschelderegio functionerende samenwerkingsverbanden op het gebied van de centrale antenne-inrichting.

Taken en bevoegdheden

Artikel 2 Taak

De raad heeft tot taak:

  • a.

    invulling geven aan de taak, zoals genoemd in artikel 82k, eerste lid van de Mediawet;

  • b.

    de exploitant van advies te dienen over de overige programma's die hij kan uitzenden, rekening houdend met de door de exploitant vastgestelde randvoorwaarden, de regioraad gehoord;

  • c.

    al hetgeen in de meest ruime zin met het bovenstaande verband houdt daartoe behoort en/of daartoe bevorderlijk kan zijn.

Artikel 3 Bevoegdheden

  • 1. De raad brengt gevraagd dan wel ongevraagd advies uit aan de exploitant over:

    • a.

      de samenstelling van het basispakket, dat door de exploitant wordt vastgesteld;

    • b.

      de doorgifte van andere programma's via de draadomroepinrichting;

    • c.

      alle overige onderwerpen die verband houden met de programmering.

  • 2. De raad is bevoegd ter uitoefening van haar taak zich door deskundigen met een adviserende stem te laten bijstaan of commissies in te stellen.

Artikel 4 Samenstelling

  • 1. De raad bestaat uit negen leden, zoveel mogelijk evenredig verdeeld over de drie in artikel 1, onder j. genoemde regio's.

  • 2. De leden worden benoemd door de gemeenteraad op voordracht van de raad, de voordracht voor de eerste zittingsperiode geschiedt door het college.

  • 3. Leden van de raad dienen:

    • a.

      woonachtig te zijn in het exploitatiegebied;

    • b.

      deel uit te maken van een huishouden waarvan tenminste één der leden abonnee is.

  • 4. Een lid van de raad kan, naast het bepaalde in artikel 82k van de Mediawet, in ieder geval niet tevens zijn:

    • a.

      aandeelhouder van de exploitant;

    • b.

      lid van de Raad van Commissarissen van de exploitant;

    • c.

      werkzaam voor of gedetacheerd bij de exploitant;

    • d.

      aanbieder van programma's en

    • e.

      werkzaam bij de gemeente.

  • 5. De leden van de raad dienen deskundig te zijn op het terrein waarop de raad adviseert.

  • 6. De raad dient in zijn geheel representatief te zijn voor de belangrijkste in de gemeente voorkomende maatschappelijke, culturele, godsdienstige en geestelijke stromingen. De volgende stromingen dienen te zijn vertegenwoordigd:

    • -

      sport en recreatie;

    • -

      kerken/geestelijke stromingen;

    • -

      minderheden (etnisch);

    • -

      cultuur;

    • -

      onderwijs;

    • -

      werkgeversorganisaties;

    • -

      werknemersorganisaties;

    • -

      ouderen en

    • -

      jeugd.

  • 7. Op de leden van de raad is artikel 15 Gemeentewet omtrent verboden handelingen van overeenkomstige toepassing, ook in relatie met de exploitant.

  • 8. De vergaderingen worden tevens bijgewoond door:

    • a.

      een in overleg met de raad door de exploitant aan te wijzen functionaris. Deze staat de raad bij in al haar werkzaamheden;

    • b.

      een vertegenwoordiging van de exploitant.

  • 9. De raad wijst uit zijn midden een voorzitter, vice-voorzitter en secretaris aan.

Artikel 5 Zittingsperiode

  • 1. De benoeming van de leden van de raad geschiedt voor een periode van 4 jaar. Bij de instelling van de raad zal tenminste de helft van de leden worden benoemd voor een periode van twee jaar.

  • 2. Het lidmaatschap van de raad eindigt:

    • a.

      op eigen (schriftelijk) verzoek;

    • b.

      in het geval niet meer voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 4, lid 3 t/m 6 en artikel 82k van de Mediawet;

    • c.

      ontslag door de gemeenteraad;

    • d.

      vervallenverklaring van het lidmaatschap op grond van het bepaalde in artikel 4, zevende lid.

  • 3. In een vacature wordt zo spoedig mogelijk voorzien overeenkomstig hetgeen in deze verordening is bepaald omtrent benoeming.

  • 4. Behoudens het geval dat toepassing is gegeven aan het bepaalde in het tweede lid, onder b en d van dit artikel, blijven de leden hun functie vervullen totdat hun opvolgers zijn benoemd.

  • 5. Herbenoeming van de leden voor een aaneengesloten zittingsperiode is slechts eenmaal mogelijk.

Werkwijze

Artikel 6 Frequentie

  • 1. De raad vergadert ten minste 2 maal per jaar en voorts zo dikwijls als door de voorzitter, de exploitant, dan wel ten minste 3 leden van de raad nodig wordt geacht.

  • 2. De voorzitter draagt er zorg voor dat de oproepingen, spoedeisende gevallen uitgezonderd, ten minste 10 werkdagen voor de dag der vergadering aan de leden worden toegezonden.

  • 3. Elk lid van de raad is bevoegd om in een naar zijn oordeel spoedeisend geval ter vergadering voor te stellen een onderwerp aan de agenda toe te voegen.

  • 4. De raad beslist, of en zo ja, in hoeverre aan een voorstel als bedoeld in het derde lid gevolg wordt gegeven.

Artikel 7 Notulen

Van de beraadslagingen en de besluiten in de vergadering worden notulen gehouden door de secretaris of door één van de andere aanwezigen. Na vaststelling door de raad worden de notulen getekend door de voorzitter en de secretaris.

Artikel 8 Quorum

  • 1. De vergadering vindt geen doorgang indien een kwartier na het aangekondigde tijdstip van de vergadering niet ten minste de helft van het aantal leden aanwezig is.

  • 2. In het geval een vergadering op grond van het eerste lid geen doorgang kan vinden, is de voorzitter bevoegd om conform het bepaalde in artikel 6 een nieuwe vergadering te beleggen.

  • 3. Indien wegens onvoltalligheid op grond van het bepaalde in het tweede lid een nieuwe vergadering is belegd, beraadslagen en besluiten de aanwezige leden over de onderwerpen, die voor de eerste vergadering aan de orde waren gesteld, ongeacht het aantal leden dat aanwezig is.

  • 4. Indien als gevolg van vacatures het aantal zitting hebbende leden daalt beneden het in artikel 4, eerste lid, genoemde minimum, blijft de raad bevoegd te vergaderen en besluiten te nemen.

Artikel 9 Stemmen

  • 1. De leden stemmen zonder last en ruggespraak.

  • 2. Alle besluiten worden genomen bij volstrekte meerderheid van stemmen van de leden, die aan de stemming hebben deelgenomen.

  • 3. Over personen wordt schriftelijk gestemd, over zaken mondeling.

  • 4.

    • a.

      Bij het staken van stemmen over zaken wordt het nemen van een besluit tot de volgende vergadering uitgesteld, waarin de beraadslagingen kunnen worden heropend. Indien bij herstemming de stemmen staken, wordt bij herstemming over zaken het voorstel geacht niet te zijn aangenomen.

    • b.

      Bij het staken van stemmen over personen, vindt in dezelfde vergadering een herstemming plaats. Indien bij herstemming de stemmen staken, beslist het lot.

  • 5. In alle geschillen omtrent stemmingen, indien deze verordening daarin niet voorziet, beslist de voorzitter.

Artikel 10 Openbaarheid van vergaderingen

  • 1. De vergaderingen van de raad zijn openbaar.

  • 2. Wanneer tenminste een derde gedeelte van de aanwezige leden het vordert of de voorzitter het nodig acht, worden de deuren van de vergadering gesloten. De raad beslist vervolgens of met gesloten deuren zal worden vergaderd.

Artikel 11 Inspreekrecht

  • 1. a. Bij het openen van een openbare vergadering stelt de voorzitter het publiek in de gelegenheid gedurende maximaal 30 minuten het woord te voeren over zaken die op de agenda vermeld staan.

    • b.

      Elke spreker voert ten hoogste 5 minuten het woord en eindigt terstond met spreken, zodra de voorzitter hem op het verstreken zijn van zijn spreektijd attent heeft gemaakt. De voorzitter kan te zijner beoordeling in bijzondere gevallen een langere spreektijd toestaan.

    • c.

      Indien op het tijdstip van het openen van de vergadering geen publiek aanwezig is, wordt direct met de behandeling van de agenda een aanvang gemaakt.

  • 2. Wanneer de voorzitter de noodzaak of wenselijkheid daartoe aanwezig acht, mag het publiek ook tijdens de behandeling van elk agendapunt het woord voeren, doch alleen met toestemming van de voorzitter en voor de tijd aangegeven door de voorzitter.

Artikel 12 Geheimhouding van stukken

  • 1. De raad kan omtrent in het in de vergadering behandelde en omtrent de inhoud van de stukken, die aan haar zijn of worden voorgelegd, geheimhouding opleggen.

  • 2. De ingevolge van het hieraan voorafgaande lid opgelegde geheimhouding wordt zowel door degenen die bij de behandeling tegenwoordig waren alsmede door hen, die op andere wijze van het behandelde en van de stukken kennis nemen, in acht genomen, totdat de raad de geheimhouding opheft.

  • 3. De voorzitter kan omtrent de inhoud van stukken in het voorafgaande lid, voorlopige geheimhouding opleggen. De verplichting tot voorlopige geheimhouding vervalt, indien zij niet in de eerstvolgende vergadering, waarin meer dan de helft van de zittende leden tegenwoordig is, door de raad wordt bekrachtigd.

  • 4. Alle uitgebrachte adviezen zijn openbaar.

Artikel 13 Informatie

  • 1. De raad verschaft de gemeenteraad, het college, de exploitant en de regioraad alle gevraagde inlichtingen.

  • 2. De gemeenteraad, het college, de exploitant en de regioraad doen de raad alle informatie toekomen die nodig is voor een goed functioneren.

  • 3. Een exemplaar van de agenda en de notulen van de vergaderingen van de raad wordt aan de gemeenteraad toegezonden.

Artikel 14 Verantwoording

De raad is verantwoording verschuldigd aan de gemeenteraad. Hiertoe verzorgt de raad jaarlijks een verslag omtrent haar werkzaamheden ten behoeve van de gemeenteraad welk verslag tevens inzicht verschaft in de gemaakte kosten.

Artikel 15 Uitbrengen adviezen

  • 1. De voorzitter draagt er zorg voor dat de besluiten van de raad binnen twee weken aan de exploitant worden verzonden.

  • 2. Een afschrift van de besluiten wordt toegezonden aan het college.

Artikel 16 Schorsing en ontslag

  • 1. Het college is bevoegd een lid van de raad, dat naar zijn oordeel in ernstige mate door handelen of nalaten afbreuk doet aan het functioneren van de raad, te schorsen.

  • 2. Een besluit tot schorsing, als bedoeld in het eerste lid, wordt onmiddellijk aan het oordeel van de gemeenteraad onderworpen.

  • 3. Een door de gemeenteraad uit zijn midden aan te wijzen delegatie hoort het lid van de raad, dat is geschorst, en de raad.

  • 4. De gemeenteraad regelt in een besluit de gevolgen van zijn beslissing.

  • 5. De gemeenteraad kan een lid van de raad ontslaan, indien deze door handelen of nalaten in zeer ernstige mate afbreuk doet aan het functioneren van de raad. Alvorens een dergelijk besluit te nemen hoort een door de gemeenteraad uit zijn midden aan te wijzen delegatie het lid dat wordt ontslagen en de raad.

Artikel 17 Financiën

  • 1. Alle kosten voortvloeiende uit de toepassing van deze verordening komen voor rekening van de exploitant.

  • 2. Met betrekking tot het presentiegeld wordt het jaarlijks door het Ministerie van Binnenlandse Zaken voor de commissies van de provincie Zeeland vast te stellen bedrag gehanteerd, wat betreft de reis- en verblijfskosten zijn het Reisbesluit Binnenland en de Reisregeling Binnenland van toepassing.

Artikel 18 Wijzigen of intrekken verordening

  • 1. Deze verordening geldt voor onbepaalde tijd.

  • 2. De raad kan een verzoek tot wijziging of intrekking van deze verordening indienen bij de gemeenteraad.

  • 3. In de overige gevallen wordt deze verordening niet eerder gewijzigd of ingetrokken dan na overleg met de raad.

Artikel 19 Overgangs- en slotbepalingen

  • 1.

    In alle zaken de raad betreffende, waarin deze verordening niet voorziet, neemt het college een beslissing, de raad gehoord.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking op 1 juni 1998.

  • 3.

    Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening Zeeuwse Programmaraad 1998".

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de raad in zijn openbare vergadering van 15 juni 1998.
de secretaris, de voorzitter,
Inwerkingtreding: 1 juni 1998

BIJLAGE BIJ VERORDENING ZEEUWSE PROGRAMMARAAD EN RAADSVOORSTEL

Bij de instelling van de Zeeuwse programmaraad dienen nog een aantal zaken te worden geregeld.

1. De regioraden

Voor de regioraden zal een nieuwe opzet gemaakt moeten worden. Dit heeft betrekking op de wijze van samenwerking tussen de gemeenten. Op Walcheren is nu nog sprake van een convenant van 8 gemeenten. Tevens zal in alle regioraden gewerkt moeten worden aan een duidelijke taakstelling. Het betreft hierbij twee zaken, afspraken over de tarifering en de afstemming tussen gemeenten, Zekatel BV en Zeeuwse Programmaraad en Regioraden.

2. Rooster van aftreden

Voor de Zeeuwse Programmaraad zal een rooster van aftreden moeten worden opgesteld. Dit kan alleen in goed overleg met de Zeeuwse Programmaraad.

3. Invulling informatie aan derden

De Zeeuwse Programmaraad zal op heldere wijze kenbaar moeten maken met welke zaken zij bezig is. Daarvoor dienen de stukken ter inzage te zijn en zal ook bekendgemaakt moeten worden wanneer de vergaderingen plaatsvinden.

Over het ter inzage leggen van de stukken zijn reeds gesprekken gevoerd. Overwogen wordt om alle stukken bij de regiovestigingen van Delta Nuts neer te leggen. Definitieve afspraken kunnen pas gemaakt worden als de Zeeuwse Programmaraad functioneert.

4. Start Zeeuwse Programmaraad

Bij het aantreden van de Zeeuwse Programmaraad zullen er nog geen bestuursfuncties zijn verdeeld. Afgesproken is dat een gemeentebestuurder bij de openingsvergadering tot de benoeming als voorzitter zal optreden.

5. Geschillen

Bij geschillen tussen de Zeeuwse Programmaraad, Zekatel BV en een of meerdere gegevens is het noodzakelijk dat de betrokken organisaties snel tot een oplossing komen. Om de besluitvorming goed en snel te laten verlopen kunnen de Regioraden een belangrijke rol spelen. Juiste procedure afspraken moeten op korte termijn gemaakt worden. Hierbij moet aandacht zijn voor een communicatie tussen de drie Regioraden.

6. Financiën

Inmiddels is afgesproken dat de kosten voortvloeiend uit de toepassing van de verordening worden doorberekend in de tarieven.