Participatie- en inspraakverordening gemeente Woerden

Geldend van 01-01-2010 t/m heden

Intitulé

Participatie- en inspraakverordening gemeente Woerden

gelezen het voorstel d.d. 27 oktober 2009 van burgemeester en wethouders;

gelet op het bepaalde in de Gemeentewet;

besluit;

vast te stellen de "Participatie- en inspraakverordening gemeente Woerden"

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

De verordening verstaat onder:

a. inspraak: het ten aanzien van gemeentelijke beleidsvoornemens kenbaar maken van een mening of zienswijze en daarover van gedachten wisselen met het betreffende bestuursorgaan;

b. participatie: het op interactieve wijze betrekken van ingezetenen en belanghebbenden bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid;

c. participatieprocedure: de wijze waarop de participatie gestalte wordt gegeven;

d. inspraakprocedure: de wijze waarop de inspraak gestalte wordt gegeven;

e. beleidsvoornemen: het voornemen van het bestuursorgaan tot het vaststellen of wijzigen van beleid;

f. randvoorwaarden: aan de participatie ten grondslag liggende feiten en wettelijke bepalingen, waarop het bestuursorgaan geen invloed heeft, dan wel door het bestuursorgaan aan participatie meegegeven kaders.

Artikel 2 Onderwerp van participatie of inspraak

1. Elk bestuursorgaan besluit ten aanzien van zijn eigen bevoegdheden of inspraak of participatie wordt verleend bij de voorbereiding van beleid van de gemeente.

2.    Geen inspraak of participatie wordt verleend:

a.  ten aanzien van ondergeschikte herzieningen van een eerder vastgesteld beleidsvoornemen;

b   indien inspraak bij of krachtens wettelijk voorschrift is uitgesloten;

c.  indien sprake is van uitvoering van hogere regelgeving waarbij het bestuursorgaan geen of nauwelijks beleidsvrijheid heeft;

d.  inzake de begroting, de tarieven voor gemeentelijke dienstverlening en belastingen bedoeld in hoofdstuk XV van de Gemeentewet;

e.  indien de uitvoering van een beleidsvoornemen dermate spoedeisend is dat inspraak niet kan worden afgewacht;

f.   indien het belang van inspraak niet opweegt tegen het belang van de verantwoordelijkheid van de gemeente voor kwetsbare groepen in de samenleving.

Artikel 3 Participatie- of inspraakgerechtigden

1.    Het bestuursorgaan stelt de inwoners en belanghebbende op de hoogte over het feit  dat er over een specifiek onderwerp een participatieproces gaat plaatsvinden. Zij informeert hen tevens op welke manier dit zal gebeuren.  Volstaan kan worden met vermelding van de zakelijke inhoud.

2.    Het bestuursorgaan draagt er zorg voor dat de kring van belanghebbenden voldoende tijd en informatie krijgt voor een goede voorbereiding.

Artikel 4 Procedure participatie

1     Het bestuursorgaan stelt een procedure vast voor elk onderwerp waarop participatie wordt verleend.

2.    De participatieprocedure bevat tenminste:

a.  Een omschrijving van het onderwerp van participatie, zoals bedoeld in artikel 2

b    Een aanduiding van de kring van belanghebbenden, zoals bedoeld in artikel 3

c.   een aanduiding van de locatie wanneer het om ruimtelijke ontwikkeling gaat.

3.    In aanvulling op lid 2 bevat deze procedure voor zover mogelijk:

a.  De randvoorwaarden, zoals bedoeld in artikel 1 onder f

b.  De wijze van vormgeving van het participatieproces

c.  Een tijdpad met termijnstelling

d.  Een communicatieplan

e.  Een financiële paragraaf 4.        

4. Het bestuursorgaan kan de procedure wijzigen in die gevallen waarin de vaststelling van het beleidsvoornemen zulks vereist. Het bestuursorgaan geeft hiervan overeenkomstig het gestelde in artikel 3:42 van de Algemene wet bestuursrecht schriftelijk kennis.

Artikel 5 Voorbereiding participatie

1.    Het bestuursorgaan stelt de inwoners en belanghebbende op de hoogte over het feit  dat er over een specifiek onderwerp een participatieproces gaat plaatsvinden. Zij informeert hen tevens op welke manier dit zal gebeuren.  Volstaan kan worden met vermelding van de zakelijke inhoud.

2.    Het bestuursorgaan draagt er zorg voor dat de kring van belanghebbenden voldoende tijd en informatie krijgt voor een goede voorbereiding.

Artikel 6 Verslaglegging participatie

1.    Het bestuursorgaan draagt zorg voor verslaglegging van de in het kader van participatie gehouden bijeenkomsten.

2.    Deze verslagen worden aan alle aanwezigen bij de in lid 1 bedoelde bijeenkomsten toegezonden.

3.    Een weergave van de opbrengst van participatie maakt deel uit van het voorstel dat ter besluitvorming wordt aangeboden.

4.     Na besluitvorming krijgen alle deelnemers het voorstel en besluit ter informatie toegezonden.

Artikel 7 Inspraakprocedure

1     Op inspraak is de procedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

2.    De inspraakprocedure bevat tenminste:

a.  Een omschrijving van het onderwerp van inspraak, zoals bedoeld in artikel 2

b    Een aanduiding van de kring van belanghebbenden, zoals bedoeld in artikel 3

c.   een aanduiding van de locatie wanneer het om ruimtelijke ontwikkeling gaat

3.    In aanvulling op lid 2 bevat deze procedure voor zover mogelijk:

a.  De randvoorwaarden, zoals bedoeld in artikel 1 onder f

b.  De wijze van vormgeving van het inspraakproces

c.  Een tijdpad met termijnstelling

d.       Een communicatieplan

e.       Een financiële paragraaf 4.        

4. Het bestuursorgaan kan voor een of meer beleidsvoornemens een andere inspraakprocedure vaststellen, behalve wanneer een andere wet dit onmogelijk maakt.

Artikel 8 Eindverslag inspraak

1.    Ter afronding van de inspraak maakt het bestuursorgaan een eindverslag op.

2.    Het eindverslag bevat in elk geval:

a.  een overzicht van de gevolgde inspraakprocedure;

b.  een weergave van de zienswijzen die tijdens de inspraak mondeling of schriftelijk naar voren zijn gebracht;

c.  een reactie op deze zienswijzen, waarbij met redenen omkleed wordt aangegeven op welke punten al dan niet tot aanpassing van het beleidsvoornemen wordt overgegaan.

3.    Het bestuursorgaan maakt het eindverslag op de gebruikelijke wijze openbaar.

Artikel 9 Intrekking oude verordening

1.    De Algemene Inspraakverordening Woerden 1994 wordt ingetrokken

2.     Inspraakprocedures waarmee, vóór intrekking van de Inspraakverordening, genoemd onder lid 1, een begin is gemaakt, worden afgehandeld overeenkomstig deze Inspraakverordening.

Artikel 10 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking acht dagen na de dag van bekendmaking.

Artikel 11 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: "Participatie- en inspraakverordening Gemeente Woerden"

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 16 december 2009,
de griffier de voorzitter,
mr. G.A. Karssenberg mr. H.W. Schmidt

Nota-toelichting

Toelichting Participatie- en inspraakverordening

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

A en b. Participatie en inspraak: Er zijn veel omschrijvingen mogelijk voor de wijze waarop belanghebbenden betrokken kunnen worden bij de totstandkoming van beleid: informatie, communicatie, inspraak, interactieve beleidsvorming etc. Omwille van eenduidigheid is gekozen voor de termen participatie en inspraak. Bij de in dit artikel opgenomen formulering van de begrippen participatie en inspraak is aangesloten bij de tekst van artikel 150 van de Gemeentewet. Participatie en inspraak maken onderdeel uit van de voorbereiding en uitvoering van het beleid van de gemeente en hebben een tweeledig doel. Enerzijds wordt aan belanghebbenden de mogelijkheid geboden om hun mening over beleidsvoornemens kenbaar te maken. Anderzijds biedt het bestuursorganen een belangrijk hulpmiddel in het kader van de voor de beleidsvoorbereiding noodzakelijke belangenafweging. Participatie en inspraak sluiten elkaar niet uit en kunnen beiden lopende een project van toepassing zijn.

De term zienswijze behoeft nog enige toelichting. Voor zienswijze geldt in het algemeen de omschrijving in artikel 3:15 van de Awb. In deze wet hebben belanghebbenden het recht om zienswijzen in te dienen. In het geval van ruimtelijke projecten geldt de omschrijving in artikel 3.8 of 3.11 van de Wro. In deze wet heeft iedereen het recht om zienswijzen in te dienen.

c. Participatieprocedure: De verantwoordelijkheid voor het starten van een participatieprocedure ligt in principe bij het college. Het gaat om het betrekken van burgers en belanghebbenden in een vroeg stadium van het beleidsproces.

d. Inspraakprocedure: De verantwoordelijkheid voor het maken van een regeling over inspraak ligt ingevolge artikel 150 van de Gemeentewet bij de raad. Artikel 7.2 geeft het bestuursorgaan ruimte om een andere procedure te volgen. Het bestuursorgaan is immers verantwoordelijk voor uitvoering, de nadere regeling en organisatie van de inspraak.

e. Beleidsvoornemen: Het begrip beleidsvoornemen is gedefinieerd als het voornemen van het bestuursorgaan tot het vaststellen of wijzigen van beleid. Het zal duidelijk zijn dat het hierbij niet gaat om de vaststelling van concrete besluiten of maatregelen, maar om de vorming van het beleid waarop deze kunnen worden gebaseerd. Het begrip bestuursorgaan is gedefinieerd in artikel 1:1, eerste lid, van de Awb. Het omvat in elk geval raad, college en burgemeester.

f. Randvoorwaarden: Dit begrip is bedoeld om de ruimte voorparticipatie of inspraak af te bakenen, om bijvoorbeeld te voorkomen dat deze zich richt op onderdelen waarover het bestuursorgaan geen beslissingsbevoegdheid heeft of waarover het bestuursorgaan reeds heeft besloten. Onder het begrip bestuursorgaan kunnen naast de gemeente ook andere overheden vallen.

Artikel 2 Onderwerp van participatie of inspraak

In het eerste lid is bepaald dat elk bestuursorgaan ten aanzien van zijn eigen bevoegdheden besluit of participatie of inspraak (of geen van beide) wordt verleend bij de voorbereiding van beleid van de gemeente. Het begrip ‘bestuursorgaan’ is gedefinieerd in artikel 1:1, eerste lid, van de Awb. Het omvat in elk geval de raad, het college en burgemeester. Elk bestuursorgaan van de gemeente kan zijn eigen beleidsvoornemen aan participatie of inspraak onderwerpen.

Omdat het in bepaalde gevallen doelmatiger zal kunnen zijn als participatie/ inspraak geschiedt door middel van bijvoorbeeld spreekrecht bij raadsvergaderingen, blijft door de formulering van het eerste lid de mogelijkheid bestaan dat voor bepaalde beleidsvoornemens een andere wijze van participatie of inspraak wordt geregeld. Het besluit om al dan niet participatie of inspraak te verlenen is een besluit in de zin van de Awb. Hiertegen kan dus bezwaar worden gemaakt. Tegen de wijze van uitvoering van de participatie/inspraak is geen bezwaar mogelijk.

In het tweede lid is opgenomen wanneer geen inspraak wordt verleend.

b. Binnen Wro is participatie of inspraak in het voortraject niet langer verplicht. Het is overigens ook niet uitgesloten. De Wro geeft wel een meldingsplicht. Er moet gerapporteerd worden wat er aan inspraak of participatie in het voortraject wordt gedaan. De werkelijke Wro procedure begint pas bij de terinzagelegging, wanneer de beleidsvoorbereidende fase al voorbij is.

e. Hier kan gedacht worden aan een noodverordening, bijvoorbeeld in geval van een calamiteit.

Artikel 3 Participatie- of inspraakgerechtigden

De omschrijving van participatie- of inspraak gerechtigden vloeit rechtstreeks voort uit de tekst van artikel 150 van de Gemeentewet. Het begrip ‘belanghebbende’ is in artikel 1:2 Awb gedefinieerd en deze definitie heeft ook gelding voor wetgeving buiten de Awb.

Artikel 3 legt de verantwoordelijkheid voor de keuze van bij participatie of inspraak te betrekken belanghebbenden neer bij het bestuursorgaan, afhankelijk van de bevoegdheid over het betreffende onderwerp. Vanwege het open karakter van dit artikel vraagt dit in concrete gevallen om een bewuste afweging, rekening houdend met o.a. aard, schaal en reikwijdte van het onderwerp. Ten behoeve van deze afwegingen is de Nota Participatie in Woerden ontwikkeld. Deze nota is een wegwijzer op het gebied van participatie; een hulpmiddel voor bestuurders en medewerkers.

Artikel 4 Procedure participatie

Bij 4.1: Bij toepassing van de Wro volgt na de voorbereidende (participatie) procedure altijd een formele procedure volgens afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Ondanks het open en flexibele karakter van participatie dient omwille van de duidelijkheid hiervoor ook een procedure te worden opgesteld. Deze dient in ieder geval object, belanghebbenden en bestuurlijke vraag aan te geven, en voor zover in de fase van gedachtevorming al mogelijk is, de overige elementen, zoals bedoeld in lid 3.

Uit het 4de lid volgt dat ook in geval van participatie het bestuursorgaan de procedure, indien noodzakelijk, kan wijzigen. Belanghebbenden worden hierover geïnformeerd.

Artikel 5 Voorbereiding participatie

In dit artikel zijn enkele richtlijnen ten aanzien van de voorbereiding opgenomen. In tegenstelling tot de inzagetermijn is voor participatie geen minimale voorbereidingstijd opgenomen, teneinde de flexibiliteit van participatie niet te beperken.

Afhankelijk van het onderwerp dient in concrete gevallen en bij voorkeur in overleg met belanghebbenden bepaald te worden wat voldoende voorbereidingstijd is.

Artikel 6 Verslaglegging participatie

Deze richtlijnen zijn bedoeld ter bevordering van de duidelijkheid, herkenbaarheid en transparantie van de verwerking van de opbrengst van participatie.

Artikel 7 Inspraakprocedure

In het eerste lid is afdeling 3.4 van de Awb van toepassing verklaard op de inspraak. In artikelen 3:10 tot en met 3:17 Awb is de inspraakprocedure te vinden. Na terinzagelegging en bekendmaking van het beleidsvoornemen kunnen belanghebbenden gedurende zes weken schriftelijk of mondeling hun zienswijze naar voren brengen. In de meeste gevallen zal deze procedure passend zijn voor de inspraak. Zo niet, dan kan op grond van het tweede lid de inspraakprocedure worden aangepast. Het is mogelijk een (of meer) standaardprocedure(s) te ontwikkelen die wanneer nodig kan (kunnen) worden ingezet.

Het kan zijn dat bijvoorbeeld de genoemde termijn van zes weken door het bestuursorgaan te lang wordt bevonden. Deze termijn zou in de verordening kunnen worden aangepast of bij besluit van het bestuursorgaan op grond van het tweede lid.

Artikel 8 Eindverslag

In dit geval is niet gekozen voor verwijzing naar afdeling 3.4 Awb, waarin slechts wordt bepaald dat een verslag wordt gemaakt van hetgeen tijdens de inspraakprocedure mondeling naar voren is gebracht.

Onder het in het tweede lid, onderdeel a, genoemde verslag van de gevolgde inspraakprocedure wordt verstaan: Hoe is de procedure feitelijk verlopen? Is afdeling 3.4 Awb onverkort toegepast? Wanneer is het beleidsvoornemen ter inzage gelegd enz.?

Onderdeel b betekent dat de eindrapportage een volledig overzicht dient te bevatten van zowel de mondelinge als de schriftelijke inspraakreacties. De schriftelijke inspraakreacties kunnen aan het verslag worden gehecht. In het verslag kan worden volstaan met een korte zakelijke weergave van de naar voren gebrachte opvattingen en vermelding van de personen die hun opvatting naar voren hebben gebracht.

Onder c wordt als het sluitstuk van inspraak voorgeschreven dat het bestuursorgaan aangeeft wat met de zienswijzen wordt gedaan.

In het derde lid is bepaald dat het bestuursorgaan het eindverslag op de gebruikelijke wijze openbaar maakt. De bekendmaking van de resultaten van de inspraak is uitermate belangrijk. Het ligt voor de hand om degenen die hebben ingesproken een exemplaar van het eindverslag te sturen. Daarnaast kan het eindverslag algemeen worden gepubliceerd in de krant en op de gemeentelijke website. Als het aantal insprekers omvangrijk is, kan worden gekozen voor het volstaan met een algemene bekendmaking. Het is aan te bevelen om tijdens de inspraakavond al duidelijkheid omtrent de communicatie te verschaffen.

Artikel 9 Intrekking oude verordening

Met deze bepaling wordt de bestaande inspraakverordening ingetrokken. De datum waarop de oude verordening vervalt, is de datum waarop de verordening in werking treedt (zie artikel 10). Voor al lopende inspraakprocedures is een overgangsregeling opgenomen.

Artikel 10 Inwerkingtreding

Het college is gehouden tot het bekendmaken van de verordening.

In artikel 9 wordt geen tijdstip vermeld waarop de oude verordening wordt ingetrokken. Dat is ook niet nodig. De datum waarop de oude verordening vervalt, is de datum waarop de nieuwe verordening in werking treedt. Het besluit tot intrekking maakt deel uit van de verordening tot vaststelling of wijziging van de bestaande inspraakverordening.

Artikel 11 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Participatie- en inspraakverordening gemeente Woerden. In de citeertitel wordt geen jaartal opgenomen om de schijn te voorkomen dat de verordening slechts voor een jaar geldt.