Regeling vervallen per 09-04-2009

Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Stadskanaal

Geldend van 01-01-2007 t/m 11-03-2009

De raad van de gemeente Stadskanaal;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 15 september 2006, nr. R 6449;

gelet op de artikelen 4 en 5 van de Wet maatschappelijke ondersteuning en artikel 149 van de Gemeentewet;

besluit:

vast te stellen de volgende

Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Stadskanaal.

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening en de daarop gebaseerde nadere regelgeving wordt verstaan onder:

  • a.

    Wet:

  • Wet maatschappelijke ondersteuning.

  • b.

    Compensatiebeginsel:

  • de algemene verplichting aan het gemeentebestuur om personen met aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek door het treffen van voorzieningen een gelijkwaardige uitgangspositie te verschaffen zodat zij zelfredzaam zijn en in staat tot maatschappelijke participatie.

  • c.

    Beperkingen:

  • moeilijkheden die een persoon heeft met het uitvoeren van activiteiten.

  • d.

    Persoon met beperkingen:

  • een persoon die ten gevolge van ziekte of gebrek, inclusief chronische psychische en psychosociale problemen, aantoonbare beperkingen ondervindt bij het uitvoeren van activiteiten op het gebied van het voeren van het huishouden, bij het normale gebruik van de woning, bij het verplaatsen in en om de woning, bij het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel of bij het ontmoeten van medemensen en het op basis daarvan aangaan van sociale verbanden.

  • e.

    Mantelzorger:

  • een persoon, die mantelzorg verleent als bedoeld in artikel 1, lid 1, onder b. van de wet.

  • f.

    Zelfredzaamheid:

  • het lichamelijke, verstandelijke, geestelijke en financiële vermogen om voorzieningen te treffen die deelname aan het normale maatschappelijke verkeer mogelijk maken.

  • g.

    Maatschappelijke participatie:

  • normale deelname aan het maatschappelijke verkeer, te weten het voeren van een huishouden, het normale gebruik van de woning, het zich in en om de woning verplaatsen, het zich zodanig verplaatsen dat aansluiting wordt gevonden bij regionale, bovenregionale en landelijke vervoersystemen, het ontmoeten van andere mensen en het aangaan en onderhouden van sociale verbanden om op die manier deel te nemen aan het lokale maatschappelijke leven.

  • h.

    Algemene voorziening:

  • een voorziening die wordt geleverd op basis van directe beschikbaarheid, een beperkte toegangsbeoordeling en die een snelle, regelarme en adequate oplossing biedt voor de beperkingen die een persoon ondervindt.

  • i.

    Individuele voorziening:

  • een voorziening die individueel wordt aangeboden indien een algemene voorziening geen adequate oplossing biedt.

  • j.

    Eigen bijdrage of eigen aandeel in de kosten:

  • een door het college van burgemeester en wethouders vast te stellen bijdrage, die bij respectievelijk de verstrekking van een voorziening in natura, een persoonsgebonden budget (een eigen bijdrage) of een financiële tegemoetkoming (een eigen aandeel) betaald moet worden en waarop de regels van het Besluit maatschappelijke ondersteuning van toepassing zijn.

  • k.

    Voorziening in natura:

  • een voorziening die in eigendom, in bruikleen, in huur of in de vorm van persoonlijke dienstverlening wordt verstrekt.

  • l.

    Persoonsgebonden budget:

  • een geldbedrag waarmee de aanvrager één of meer aan hem te verlenen voorzieningen kan verwerven en waarop de in deze verordening en het Besluit maatschappelijke ondersteuning te stellen regels van toepassing zijn.

  • m.

    Financiële tegemoetkoming:

  • een tegemoetkoming in de kosten van een voorziening die kan worden afgestemd op het inkomen van de aanvrager.

  • n.

    Algemeen gebruikelijk:

  • naar geldende maatschappelijke normen tot het gangbare gebruiks- dan wel bestedingspatroon van een persoon als de aanvrager behorend.

  • o.

    Meerkosten:

  • kosten van een mogelijk krachtens de wet te verlenen voorziening, voor zover dit deel van de kosten uitgaat boven voor die persoon als algemeen gebruikelijk te beschouwen kosten van een dergelijke voorziening.

  • p.

    Besparingsbijdrage:

  • een door de aanvrager te betalen bijdrage, gelijk aan het bedrag dat ten gevolge van de verstrekking van een voorziening door de aanvrager wordt bespaard, omdat deze verstrekte voorziening een algemeen gebruikelijke voorziening vervangt of kan vervangen.

  • q.

    Huisgenoot:

  • iedere meerderjarige met wie de aanvrager duurzaam gemeenschappelijk een woning bewoont.

  • r.

    Budgethouder:

  • een persoon aan wie ingevolge deze verordening een persoonsgebonden budget is toegekend en die aan het college verantwoording over de besteding van het persoonsgebonden budget verschuldigd is.

  • s.

    Inkomen:

  • 1. Het bruto-inkomen van de persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g., onderdelen 4, 5 en 6 van de wet, indien deze achttien jaar of ouder is en geen echtgenoot heeft in de zin van de wet, verminderd met de over het bruto-inkomen verschuldigde belasting, sociale verzekeringspremies en pensioenpremies met uitzondering van de procentuele premie voor de zorgverzekering.

  • 2. Het gezamenlijke bruto-inkomen van de ouders of pleegouders van de persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g., onderdelen 4, 5 en 6 van de wet, indien deze jonger is dan achttien jaar en geen echtgenoot heeft in de zin van de wet, verminderd met de over het bruto-inkomen verschuldigde belasting, sociale verzekeringspremies en pensioenpremies, met uitzondering van de procentuele premie voor de zorgverzekering.

  • 3. Het gezamenlijk bruto-inkomen, inclusief de overhevelingstoeslag, van de persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g., onderdelen 4, 5 en 6 van de wet en zijn echtgenoot, indien deze een echtgenoot heeft in de zin van de wet, verminderd met de over het bruto-inkomen verschuldigde belasting, sociale verzekeringspremies en pensioenpremies, met uitzondering van de procentuele premie voor de zorgverzekering.

  • t.

    Norminkomen:

  • de relevante bijstandsnorm als genoemd in de artikelen 20 tot en met 26 van de Wet werk en bijstand (WWB), omgerekend tot een bedrag per kalenderjaar.

Artikel 2 Begrenzingen bij het treffen van voorzieningen

  • 1.

    Een voorziening kan slechts worden toegekend voor zover:

    • a.

      deze langdurig noodzakelijk is om de beperkingen op het gebied van het voeren van het huishouden, het verplaatsen in en om de woning, het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel en bij het ontmoeten van medemensen en op basis daarvan sociale verbanden aangaan op te heffen of te verminderen;

    • b.

      deze, naar objectieve maatstaven gemeten, als de goedkoopst adequate voorziening kan worden aangemerkt;

    • c.

      deze in overwegende mate op het individu is gericht.

  • 2.

    Geen voorziening wordt toegekend:

    • a.

      indien de voorziening voor een persoon als de aanvrager algemeen gebruikelijk is;

    • b.

      indien de aanvrager niet woonachtig is in de gemeente Stadskanaal;

    • c.

      voor zover de ondervonden problemen bij het normale gebruik van de woning voortvloeien uit de aard van de in de woning gebruikte materialen;

    • d.

      voor zover de aangevraagde voorzieningen betrekking hebben op een hoger niveau dan het uitrustingsniveau voor sociale woningbouw;

    • e.

      voor zover er aan de zijde van de aanvrager geen sprake is van aantoonbare meerkosten in vergelijking met de situatie voorafgaand aan het optreden van de beperkingen waarvoor de voorziening wordt aangevraagd;

    • f.

      voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die de aanvrager voorafgaand aan het moment van beschikken heeft gemaakt;

    • g.

      indien een voorziening als die waarop de aanvraag betrekking heeft, reeds eerder krachtens deze, dan wel krachtens de aan deze verordening voorafgaande Verordening voorzieningen gehandicapten is verstrekt en de normale afschrijvingstermijn van de voorziening nog niet is verstreken, tenzij de eerder vergoede of verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de aanvrager zijn toe te rekenen;

    • h.

      voor zover op grond van enige andere wettelijke regeling of enige privaatrechtelijke overeenkomst of verbintenis aanspraak op de voorziening bestaat.

  • 3.

    Bij het compenseren van beperkingen die een aanvrager ondervindt in zijn maatschappelijke participatie, wordt rekening gehouden met de keuzes die de aanvrager maakt in het leven, waarbij verwacht mag worden dat een aanvrager geschikte keuzes maakt, rekening houdend met de beperkingen die horen bij de individuele omstandigheden van de aanvrager.

Hoofdstuk 2. Vorm van te verstrekken individuele voorzieningen

Artikel 3 Keuzevrijheid

Een individuele voorziening kan verstrekt worden in natura, als financiële tegemoetkoming en als persoonsgebonden budget. Het college stelt vast in welke situaties de bij wet verplichte keuze tussen een voorziening in natura en een persoonsgebonden budget niet wordt geboden aan de hand van de in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Stadskanaal neergelegde criteria.

Artikel 4 Voorziening in natura

Indien een voorziening in natura wordt verstrekt, is de bruikleenovereenkomst, huurovereenkomst of dienstverleningsovereenkomst tussen de leverancier en de aanvrager van toepassing, dan wel tussen de gemeente en de aanvrager.

Artikel 5 Financiële tegemoetkoming

Bij verstrekking van een financiële tegemoetkoming worden de toepasselijke voorwaarden, zoals genoemd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Stadskanaal, in de beschikking opgenomen.

Artikel 6 Persoonsgebonden budget

  • 1.

    Op het persoonsgebonden budget, zoals genoemd in artikel 6 van de wet, zijn de volgende voorwaarden van toepassing:

    • a.

      een persoonsgebonden budget wordt alleen verstrekt ten aanzien van individuele voorzieningen;

    • b.

      de omvang van het persoonsgebonden budget is de tegenwaarde van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate te verstrekken voorziening in natura, indien nodig aangevuld met een vergoeding voor instandhoudingskosten, zoals vastgelegd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Stadskanaal;

    • c.

      de wijze waarop het persoonsgebonden budget wordt vastgesteld, wordt door het college vastgelegd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Stadskanaal;

    • d.

      op het persoonsgebonden budget is de Overeenkomst persoonsgebonden budget gemeente Stadskanaal van toepassing.

  • 2.

    De toekenning van het te verstrekken persoonsgebonden budget, de omvang en de looptijd ervan, worden bij beschikking vastgesteld.

  • 3.

    Bij de beschikking wordt een programma van eisen verstrekt waarin aangegeven is aan welke vereisten de met het persoonsgebonden budget te verwerven voorziening dient te voldoen.

  • 4.

    Na verzending van de beschikking wordt het persoonsgebonden budget ter beschikking gesteld door storting op de rekening van de aanvrager.

  • 5.

    Het college gaat steekproefsgewijs na of het verstrekte persoonsgebonden budget besteed is aan het doel waarvoor het verstrekt is. De budgethouder is verplicht de daarvoor noodzakelijke stukken, zoals genoemd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Stadskanaal, op verzoek van het college per omgaande te verstrekken.

  • 6.

    Na ontvangst van de in het vorige lid bedoelde bescheiden, wordt door het college beoordeeld of er aanleiding bestaat het persoonsgebonden budget geheel of ten dele terug te vorderen of te verrekenen.

Artikel 7 Eigen bijdragen en eigen aandeel

Bij het verstrekken van individuele voorzieningen op grond van de wet, is de aanvrager een eigen bijdrage verschuldigd of wordt de financiële tegemoetkoming afgestemd op het inkomen. Het college legt in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Stadskanaal de omvang van de eigen bijdrage en het eigen aandeel vast.

Hoofdstuk 3. Hulp bij het huishouden

Artikel 8 Vormen van hulp bij het huishouden

De door het college, ter compensatie van beperkingen ten gevolge van ziekte of gebrek bij het voeren van een huishouden, te verstrekken voorziening kan bestaan uit:

  • a.

    een algemene voorziening, waaronder algemene hulp bij het huishouden;

  • b.

    hulp bij het huishouden in natura;

  • c.

    een persoonsgebonden budget, te besteden aan hulp bij het huishouden.

Artikel 9 Primaat van de algemene hulp bij het huishouden

  • 1.

    Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g., onderdelen 4, 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 8, onder a. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht, indien:

    • a.

      aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek of

    • b.

      problemen bij het uitvoeren van de mantelzorg

    het zelf uitvoeren van één of meer huishoudelijke taken onmogelijk maken en de algemene hulp bij het huishouden dit snel en adequaat kan oplossen.

  • 2.

    Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g., onderdelen 4, 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 8, onder b. en c. vermelde voorzieningen in aanmerking worden gebracht als:

    • a.

      de in artikel 8, onder a. genoemde voorziening een onvoldoende oplossing biedt of

    • b.

      niet beschikbaar is.

Artikel 10 Gebruikelijke zorg

In afwijking van het gestelde in artikel 9 komt een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g., onderdelen 4, 5 en 6 van de wet niet in aanmerking voor hulp bij het huishouden als tot de leefeenheid waar deze persoon deel van uitmaakt, één of meer huisgenoten behoren die wel in staat zijn het huishoudelijke werk te verrichten.

Artikel 11 Omvang van de hulp bij het huishouden

De omvang van de hulp bij het huishouden wordt uitgedrukt in klassen, waarbij de volgende klassen met de daarbij behorende uren kunnen worden toegekend:

Klasse

Omvang

1

0 tot en met 1,9 uur per week

2

2 tot en met 3,9 uur per week

3

4 tot en met 6,9 uur per week

4

7 tot en met 9,9 uur per week

5

10 tot en met 12,9 uur per week

6

13 tot en met 15,9 uur per week

Artikel 12 Omvang van het persoonsgebonden budget

De bedragen die per klasse in de vorm van een persoonsgebonden budget worden verstrekt, worden door het college vastgesteld en vastgelegd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Stadskanaal.

Hoofdstuk 4. Woonvoorzieningen

Artikel 13 Vormen van woonvoorzieningen

De door het college, ter compensatie van beperkingen bij het voeren van een huishouden, te verstrekken woonvoorziening kan bestaan uit:

  • a.

    een algemene woonvoorziening;

  • b.

    een woonvoorziening in natura;

  • c.

    een persoonsgebonden budget, te besteden aan een woonvoorziening;

  • d.

    een financiële tegemoetkoming in de kosten van een woonvoorziening.

Artikel 14 Primaat algemene woonvoorzieningen en recht op individuele woonvoorzieningen

  • 1.

    Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g., onderdelen 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 13, onder a. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek een aanpassing aan de woning noodzakelijk maken en de algemene woonvoorziening dit snel en adequaat kan oplossen.

  • 2.

    Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g., onderdelen 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 13, onder b., c. en d. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien de in het vorige lid genoemde oplossing niet aanwezig is of niet tot een snelle en adequate oplossing leidt.

Artikel 15 Soorten individuele woonvoorzieningen

De in artikel 13, onder b., c. en d. genoemde voorzieningen kunnen bestaan uit:

  • a.

    een tegemoetkoming in de verhuis- en herinrichtingskosten;

  • b.

    een bouwkundige of woontechnische woonvoorziening;

  • c.

    een niet bouwkundige of niet woontechnische woonvoorziening;

  • d.

    een uitraasruimte.

Artikel 16 Primaat van de verhuizing

  • 1.

    Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g., onderdelen 5 en 6 van de wet kan voor een voorziening als bedoeld in artikel 15, onder a. in aanmerking worden gebracht wanneer aantoonbare beperkingen als gevolg van ziekte of gebrek het normale gebruik van de woning belemmeren.

  • 2.

    Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g., onderdelen 5 en 6 van de wet kan voor een voorziening als bedoeld in artikel 15, onder b. en c. in aanmerking worden gebracht wanneer de in het eerste lid genoemde voorziening niet mogelijk is of niet de goedkoopst adequate voorziening is.

  • 3.

    Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g., onderdelen 5 en 6 van de wet kan voor een voorziening als bedoeld in artikel 15, onder d. in aanmerking worden gebracht wanneer sprake is van een op basis van aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek aanwezige gedragsstoornis met ernstig ontremd gedrag tot gevolg, waarbij alleen het zich kunnen afzonderen, kan leiden tot een situatie waarin deze persoon tot rust kan komen.

Artikel 17 Losse woonunit

Indien een bouwkundige woonvoorziening bestaat uit een aanbouw aan of een aanzienlijke verbouwing van een woning die niet het eigendom is van een verhuurder, die bereid is de aangepaste woning blijvend ter beschikking te stellen van personen die op basis van aantoonbare beperkingen ten gevolge van ziekte of gebrek behoefte hebben aan een dergelijke woning, kan het college een herplaatsbare losse woonunit verstrekken indien daartegen geen bezwaren van overwegende aard bestaan.

Artikel 18 Uitsluitingen

De bepalingen van dit hoofdstuk zijn niet van toepassing op het treffen van voorzieningen aan hotels/pensions, trekkerswoonwagens, bejaardenoorden, kloosters, tweede woningen, vakantiewoningen, recreatiewoningen, kamerverhuur en specifiek op gehandicapten en ouderen gerichte woongebouwen voor wat betreft voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten of voorzieningen die bij nieuwbouw of renovatie zonder noemenswaardige meerkosten meegenomen kunnen worden.

Artikel 19 Hoofdverblijf

  • 1.

    Een woonvoorziening wordt slechts verleend indien de aanvrager zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben in de woonruimte waaraan de voorziening wordt getroffen.

  • 2.

    In afwijking van het gestelde in het eerste lid kan een woonvoorziening getroffen worden voor het bezoekbaar maken van één woonruimte indien de aanvrager zijn hoofdverblijf heeft in een AWBZ-instelling.

  • 3.

    De aanvraag voor het bezoekbaar maken wordt ingediend in de gemeente waar de aan te passen woning staat.

  • 4.

    De woonvoorziening betreft slechts het bezoekbaar maken van de in het tweede lid bedoelde woonruimte met een door het college in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Stadskanaal vast te leggen maximumbedrag.

  • 5.

    Onder bezoekbaar maken wordt uitsluitend verstaan dat de aanvrager de woonruimte, de woonkamer en een toilet kan bereiken.

Artikel 20 Gereedmelding, vaststelling en uitbetaling financiële tegemoetkoming

  • 1.

    Terstond na de voltooiing van de werkzaamheden in verband met een woningaanpassing, waarvan de kosten meer bedragen dan het in het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Stadskanaal genoemde bedrag en bij een woningaanpassing voor een aanvrager die huurder is, maar uiterlijk binnen vijftien maanden na het verlenen van het persoonsgebonden budget of de financiële tegemoetkoming, verklaart de woningeigenaar aan burgemeester en wethouders dat de bedoelde werkzaamheden zijn voltooid. Deze gereedmelding gaat vergezeld van een verklaring, dat bij het treffen van de voorzieningen is voldaan aan de voorwaarden waaronder het persoonsgebonden budget of de financiële tegemoetkoming is verleend. [ 'Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Stadskanaal' moet zijn 'Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Stadskanaal' ]

  • 2.

    De gereedmelding is tevens een verzoek om vaststelling en uitbetaling van het persoonsgebonden budget of de financiële tegemoetkoming.

  • 3.

    De gereedmelding gaat vergezeld van alle rekeningen en betalingsbewijzen.

  • 4.

    Burgemeester en wethouders verlenen slechts een persoonsgebonden budget of een financiële tegemoetkoming indien:

    • a.

      niet reeds zonder hun toestemming een begin is gemaakt met de werkzaamheden waarop het persoonsgebonden budget of de financiële tegemoetkoming betrekking heeft;

    • b.

      de door hen aangewezen personen toegang is verleend tot de woonruimte waar de woningaanpassing wordt verricht;

    • c.

      aan de onder b. genoemde personen inzicht wordt geboden in bescheiden en tekeningen, die betrekking hebben op de woningaanpassing;

    • d.

      de onder b. genoemde personen de gelegenheid wordt geboden tot het controleren van de woningaanpassing;

    • e.

      de aanpassing is verricht door een aannemersbedrijf met vergunning, als bedoeld in artikel 3 van het Vestigingsbesluit Bouwnijverheidsbedrijven 1958 (Stb. 1969, 490) en nadien gewijzigd, dan wel een ander bedrijf dat voldoet aan de daaraan gestelde vestigingseisen.

  • 5.

    Indien burgemeester en wethouders instemmen met het verzoek tot vaststelling en uitbetaling van de financiële tegemoetkoming, stellen zij deze tegemoetkoming vast overeenkomstig het in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Stadskanaal bepaalde.

  • 6.

    Burgemeester en wethouders doen degene aan wie de financiële tegemoetkoming wordt uitbetaald, hiervan mededeling onder vermelding van de wijze van uitbetaling van de financiële tegemoetkoming.

Artikel 21 Frequentie van woningvoorzieningen

Burgemeester en wethouders verlenen een financiële tegemoetkoming in de kosten van een woonvoorziening, als bedoeld in artikel 15, alleen wanneer er een noodzaak tot verhuizing is.

Artikel 22 Het verwerven van grond

Voor zover het treffen van voorzieningen, als bedoeld in artikel 15, onder b. en d., betreft het uitbreiden van bestaande woningen, dan wel het groter bouwen van een nieuw te bouwen woning dan zonder de voorzieningen nodig zou zijn, kunnen burgemeester en wethouders een bijdrage verlenen voor de extra te verwerven grond die ten hoogste overeenkomt met de bijdrage voor het aantal vierkante meters per vertrek en een gedeelte van de buitenruimte bij de woning, zoals vermeld in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Stadskanaal.

Artikel 23 Woningaanpassingen van gemeenschappelijke ruimten

Burgemeester en wethouders kunnen een financiële tegemoetkoming verlenen voor het treffen van bepaalde voorzieningen in een gemeenschappelijke ruimte, indien zonder deze woningaanpassing de woonruimte voor de persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g., onderdelen 5 en 6 van de wet ontoegankelijk blijft.

Artikel 24 Aanpassen woonwagens

Burgemeester en wethouders verlenen slechts een financiële tegemoetkoming in de aanpassingskosten aan woonwagens, indien:

  • a.

    de technische levensduur van de woonwagen nog minimaal vijf jaar is;

  • b.

    de standplaats niet binnen vijf jaar voor opheffing in aanmerking komt;

  • c.

    de woonwagen ten tijde van de indiening van de aanvraag voor een woonvoorziening bij de gemeente op de standplaats stond;

  • d.

    de hoofdbewoner van een woonwagen in het bezit is van een bewoningsvergunning als bedoeld in de Woningwet.

Artikel 25 Aanpassen woonschepen

Burgemeester en wethouders verlenen slechts een financiële tegemoetkoming in de aanpassingskosten van een woonschip, indien:

  • a.

    de technische levensduur van het woonschip ten tijde van indiening van de aanvraag nog minimaal vijf jaar is;

  • b.

    het woonschip ten tijde van indiening van de aanvraag nog minimaal vijf jaar op de ligplaats mag blijven liggen.

Artikel 26 Levensduur woonwagens en woonschepen

Indien de technische levensduur van de woonwagen of het woonschip ten tijde van indiening van de aanvraag, minder dan vijf jaar is of de standplaats van de woonwagen binnen vijf jaar voor opheffing in aanmerking komt of het woonschip niet ten minste nog vijf jaar op de ligplaats mag liggen, bedragen de maximale aanpassingskosten € 1.000,00.

Artikel 27 Aanpassen binnenschepen

Burgemeester en wethouders verlenen slechts een financiële tegemoetkoming in de aanpassingskosten van een binnenschip, indien de aanpassing betrekking heeft op het voor de schipper, de bemanning en hun gezinsleden bestemde gedeelte van het verblijf, als bedoeld in artikel 1, tweede lid, onderdeel V, van het Binnenschepenbesluit (Stb. 1987, 466), van een binnenschip, dat:

  • a.

    in het register, bedoeld in artikel 783 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek als zodanig te boek is gesteld op de wijze, omschreven in de maatregel te boek gestelde schepen 1992;

  • b.

    bedrijfsmatig wordt gebruikt, hetzij voor het vervoer van goederen, daarbij blijkens de meetbrief bedoeld in het metingbesluit binnenvaartuigen 1978 een laadvermogen van ten minste vijftien ton hebbend, of voor het vervoer van meer dan twaalf personen buiten de in de aanhef bedoelde.

Artikel 28 Vergoeding verhuis- en inrichtingskosten

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen een financiële tegemoetkoming in de verhuis- en inrichtingskosten, als bedoeld in artikel 15, onder a., verstrekken aan:

  • 2.

    Burgemeester en wethouders verlenen slechts een financiële tegemoetkoming, bedoeld in het eerste lid, indien:

    • a.

      de verhuizing niet heeft plaatsgevonden voordat burgemeester en wethouders op de aanvraag hebben beschikt, tenzij zij daar schriftelijk toestemming voor hebben verleend;

    • b.

      de aanvrager niet voor het eerst zelfstandig gaat wonen;

    • c.

      de aanvrager verhuist vanuit of naar een woonruimte, die geschikt is om het hele jaar door bewoond te worden;

    • d.

      de aanvrager niet verhuist naar een AWBZ-inrichting of een bejaardenoord;

    • e.

      in de te verlaten woonruimte ergonomische belemmeringen zijn ondervonden;

    • f.

      de aanvrager niet verhuisd is op een moment dat op basis van leeftijd, gezinssituatie of woonsituatie de verhuizing ook zonder handicap algemeen gebruikelijk geacht zou zijn.

Artikel 29 Kosten in verband met onderhoud, keuring en reparatie

Burgemeester en wethouders verlenen slechts een financiële tegemoetkoming in de kosten van onderhoud, keuring en reparatie (zoals door burgemeester en wethouders aan te geven in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Stadskanaal), indien:

  • a.

    de woonvoorziening in het kader van deze verordening dan wel het Besluit Geldelijke Steun Huisvesting Gehandicapten (BGSHG) of de Regeling Geldelijke Steun Huisvesting Gehandicapten (RGSHG) is verleend;

  • b.

    de woonvoorziening betrekking heeft op:

    • -

      stoelliften;

    • -

      rolstoel- of sta-plateauliften;

    • -

      woonhuisliften;

    • -

      hefplateauliften;

    • -

      balansliften;

    • -

      plafondliften;

    • -

      mechanische of waterdrukbadliften;

    • -

      toiletten met onderspoel- en föhninrichting;

    • -

      de mechanische inrichting voor het verstellen van een in hoogte verstelbaar keukenblok, bad of wastafel;

    • -

      elektromechanische openings- en sluitingsmechanismen van deuren;

  • c.

    de aanvrager ten tijde van het onderhoud, de keuring of reparatie de woonruimte als hoofdverblijf bewoont.

Artikel 30 Kosten in verband met tijdelijke huisvesting

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen een financiële tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting verlenen, die door de aanvrager moeten worden gemaakt in verband met het aanpassen van:

    • a.

      zijn huidige woonruimte;

    • b.

      de door de aanvrager nog te betrekken woonruimte;

    • c.

      de financiële tegemoetkoming, als bedoeld onder a. en b., wordt verleend uitsluitend voor de periode, dat de aan te passen woonruimte ten gevolge van het realiseren van de woningaanpassing niet bewoond kan worden en de aanvrager als gevolg daarvan voor dubbele woonlasten komt te staan, met een maximum van zes maanden.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders verlenen slechts een financiële tegemoetkoming in de kosten in verband met tijdelijke huisvesting, als de aanvrager redelijkerwijs niet had kunnen voorkomen dat hij deze dubbele woonlasten heeft.

  • 3.

    In de onder a. bedoelde gevallen kan alleen een financiële tegemoetkoming in de kosten worden verleend, als deze kosten gemaakt werden in verband met het:

    • a.

      tijdelijk betrekken van een zelfstandige woonruimte;

    • b.

      tijdelijk betrekken van een niet-zelfstandige woonruimte of

    • c.

      langer moeten aanhouden van de te verlaten woonruimte.

Artikel 31 Kosten in verband met huurderving

In geval van huurbeëindiging van een aangepaste woonruimte, die voor meer dan € 6.800,00 is aangepast, kunnen burgemeester en wethouders een financiële tegemoetkoming verlenen aan de eigenaar van de woning in verband met derving van huurinkomsten voor de duur van maximaal zes maanden, waarbij de eerste maand huurderving niet voor een financiële tegemoetkoming in aanmerking komt.

Artikel 32 Beperkingen

De aanvraag voor een woonvoorziening als bedoeld in dit hoofdstuk wordt geweigerd indien:

  • 1.

    de noodzaak tot het treffen van de woonvoorziening het gevolg is van een verhuizing waartoe op grond van belemmeringen bij het normale gebruik van de woning ten gevolge van ziekte of gebrek geen aanleiding bestond en er geen andere belangrijke reden aanwezig was;

  • 2.

    de aanvrager niet is verhuisd naar de voor zijn of haar beperkingen op dat moment beschikbare meest geschikte woning, tenzij daarvoor tevoren schriftelijk toestemming is verleend door het college;

  • 3.

    deze betrekking heeft op voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten anders dan automatische deuropeners, hellingbanen en extra trapleuningen;

  • 4.

    de woonvoorziening aangevraagd wordt op een moment dat op basis van leeftijd, gezinssituatie of woonsituatie te voorzien was dat deze voorziening noodzakelijk zou zijn en er geen sprake is van een onverwacht optredende noodzaak;

  • 5.

    de aanvrager voor het eerst zelfstandig gaat wonen, verhuisd is vanuit of naar een woonruimte die niet geschikt is het gehele jaar door bewoond te worden, verhuisd is naar een AWBZ-instelling of een andere instelling, gericht op het verstrekken van zorg of er in de verlaten woonruimte geen problemen met het normale gebruik van de woning zijn ondervonden.

Artikel 33 Terugbetaling bij verkoop

  • 1.

    De eigenaar-bewoner, die krachtens deze verordening een financiële tegemoetkoming in de kosten van het treffen van een voorziening heeft ontvangen en die binnen een periode van vijf jaar na de datum van gereedmelding van de werkzaamheden de woning verkoopt, is gehouden om binnen een week na het passeren van de akte, burgemeester en wethouders hiervan schriftelijk op de hoogte te stellen. De meerwaarde die door het treffen van de voorziening is ontstaan, dient eventueel gedeeltelijk aan de gemeente te worden teruggestort.

  • 2.

    De restitutie als bedoeld in het eerste lid bedraagt:

    • voor het eerste jaar : 100% van de meerwaarde;

    • voor het tweede jaar : 80% van de meerwaarde;

    • voor het derde jaar : 60% van de meerwaarde;

    • voor het vierde jaar : 40% van de meerwaarde;

    • voor het vijfde jaar : 20% van de meerwaarde.

Hoofdstuk 5. Vervoersvoorzieningen

Artikel 34 Vormen van vervoersvoorzieningen

De door het college, ter compensatie van beperkingen bij het zich lokaal verplaatsen te verstrekken voorziening kan bestaan uit:

  • a.

    een algemene voorziening, waaronder een collectieve vervoersvoorziening;

  • b.

    een vervoersvoorziening in natura;

  • c.

    een persoonsgebonden budget, te besteden aan een vervoersvoorziening;

  • d.

    een combinatie van de onder a., b. en c. genoemde voorzieningen.

Artikel 35 Het recht op een algemene voorziening

Artikel 36 Het primaat van het collectief vervoer

  • 1.

    Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g., onderdelen 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 34, onder b. en c. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht wanneer:

    • a.

      aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek het gebruik van een collectief systeem als bedoeld in artikel 34, onder a. onmogelijk maken dan wel

    • b.

      een collectief systeem als bedoeld in artikel 34, onder a. niet aanwezig is.

  • 2.

    Bij de toepassing van lid 1 kan een verstandelijke handicap, indien de individuele omstandigheden daartoe aanleiding geven, worden aangemerkt als een aantoonbare beperking van ziekte of gebrek.

Artikel 37 Het recht op een vervoersvoorziening

  • 1.

    Bij het vaststellen van het persoonsgebonden budget, als bedoeld in artikel 34, onder c. kan rekening worden gehouden met de individuele vervoersbehoefte van de gehandicapte.

  • 2.

    Voor zover de behoeften van echtgenoten niet samenvallen, wordt niet meer dan anderhalf maal een enkele vergoeding voor een individuele voorziening toegekend.

  • 3.

    Indien het inkomen als bedoeld in artikel 1, onder s. hoger is dan 1½ keer het norminkomen als bedoeld in artikel 1, onder t., worden geen vervoersvoorzieningen als bedoeld in artikel 34 verstrekt met uitzondering van:

    • a.

      een tegemoetkoming in de kosten van:

      • -

        aanpassing van een eigen auto;

      • -

        aanschaf of gebruik van een ander verplaatsingsmiddel en/of

      • -

        medisch noodzakelijke begeleiding tijdens het vervoer en accessoires op de vervoersvoorziening;

    • b.

      een vervoersvoorziening in natura in de vorm van:

      • -

        een al dan niet aangepaste gesloten buitenwagen;

      • -

        een open elektrische buitenwagen;

      • -

        een ander verplaatsingsmiddel (niet zijnde een al dan niet aangepaste bruikleenauto).

  • 4.

    Indien het inkomen meer bedraagt dan 1½ keer het norminkomen, terwijl uitsluitend gebruik kan worden gemaakt van een rolstoeltaxi, wordt het verschil tussen een taxikostenvergoeding en de vergoeding voor het gebruik van een rolstoeltaxi vergoed.

Artikel 38 Frequentie van autoaanpassingen

  • 1.

    Burgemeester en wethouders verlenen een financiële tegemoetkoming in de kosten van aanpassingen aan de auto, indien deze:

    • a.

      redelijk is aan te passen;

    • b.

      in goede staat verkeert en

    • c.

      in beginsel niet ouder is dan vijf jaar.

  • 2.

    De financiële tegemoetkoming voor autoaanpassingen wordt voor een periode van zeven jaar toegekend. Wanneer binnen deze termijn een nieuwe aanvraag wordt ingediend voor eenzelfde aanpassing, wordt vergoeding verleend naar rato van de inmiddels verstreken tijd.

  • 3.

    Het gestelde in het tweede lid is niet van toepassing in geval van een calamiteit.

Hoofdstuk 6. Verplaatsen in en rond de woning

Artikel 39 Vormen van rolstoelvoorzieningen

De door het college, ter compensatie van beperkingen bij het verplaatsen in en om de woning, dan wel voor sportbeoefening te verstrekken rolstoelvoorziening kan bestaan uit:

  • a.

    een rolstoelvoorziening in natura;

  • b.

    een persoonsgebonden budget, te besteden aan een rolstoelvoorziening;

  • c.

    een persoonsgebonden budget, te besteden aan een sportrolstoel.

Artikel 40 Het recht op een rolstoel

  • 1.

    Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g., onderdelen 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 39, onder a. en b. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht, wanneer de aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek dagelijks zittend verplaatsen in en om de woning noodzakelijk maken, de loopafstand beperkt is en blijft tot maximaal honderd meter en hulpmiddelen die verstrekt worden op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) of een andere wettelijke regeling een onvoldoende oplossing bieden.

  • 2.

    Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g., onderdelen 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 39, onder c. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek het sporten zonder sportrolstoel onmogelijk maken.

Artikel 41 Bruikleen of eigendom

  • 1.

    Een rolstoel wordt in bruikleen verstrekt.

  • 2.

    In tegenstelling tot het gestelde in het eerste lid, vindt de verstrekking van een sportrolstoel plaats in de vorm van een persoonsgebonden budget waarmee voor een periode van drie jaar een rolstoel aangeschaft en onderhouden kan worden.

Artikel 42 Aanspraak op rolstoelvoorzieningen voor AWBZ-bewoners

In uitzondering op het gestelde in artikel 40, lid 1 komt een persoon, die verblijft in een op grond van artikel 5 van de Wet toelating zorginstellingen erkende instelling, uitsluitend voor een rolstoel in aanmerking indien hij geen recht heeft op een rolstoel, verstrekt op grond van de AWBZ.

Hoofdstuk 7. Het verkrijgen van voorzieningen en het motiveren van besluiten

Artikel 43 Gebruik aanvraagformulier

Een aanvraag voor een voorziening dient bij burgemeester en wethouders te worden ingediend door middel van een door burgemeester en wethouders beschikbaar gesteld formulier.

Artikel 44 Gronden voor weigering

Burgemeester en wethouders kunnen de gevraagde voorzieningen in ieder geval weigeren:

  • a.

    voor zover de aanvraag een financiële tegemoetkoming betreft in de kosten die de aanvrager voor het moment van beschikken heeft gemaakt;

  • b.

    indien een middel als waarop de aanvraag betrekking heeft, reeds eerder krachtens deze verordening is vergoed of verstrekt en de normale afschrijvingsduur voor dat middel nog niet is verstreken, tenzij het eerder vergoede of verstrekte middel geheel of gedeeltelijk verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de aanvrager zijn toe te rekenen.

Artikel 45 Bijzondere bepalingen

  • 1.

    Indien een financiële tegemoetkoming wordt verleend, wordt in de beschikking vermeld op welke kosten de tegemoetkoming betrekking heeft.

  • 2.

    Indien een periodieke tegemoetkoming wordt verleend, wordt in de beschikking tevens vermeld: de geldigheidsduur, de uitkeringsmaatstaf, alsmede de voorschriften waaraan de rechthebbende dient te voldoen alvorens tot uitbetaling van de tegemoetkoming kan worden overgegaan.

Artikel 46 Inlichtingen, onderzoek, advies en beschikking

  • 1.

    Het college is bevoegd om, voor zover dit van belang kan zijn voor de beoordeling van het recht op een voorziening, degene door wie een aanvraag is ingediend:

    • a.

      op te roepen in persoon te verschijnen op een door het college te bepalen plaats en tijdstip en hem te ondervragen;

    • b.

      op een door het college te bepalen plaats en tijdstip door één of meer daartoe aangewezen deskundigen te doen ondervragen en/of onderzoeken.

  • 2.

    Het college vraagt de Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst voor wat betreft de voorzieningen, bedoeld in de hoofdstukken 4, 5 en 6 of het Centrum Indicatiestelling Zorg voor wat betreft de voorzieningen, bedoeld in hoofdstuk 3 om advies indien:

    • a.

      het handelt om een aanvraag een persoon betreffend, die nog niet eerder een aanvraag in het kader van deze verordening, dan wel een op de Wet voorzieningen gehandicapten gebaseerde verordening heeft ingediend en het een voorziening betreft waarvan de kosten naar verwachting het bedrag, als genoemd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Stadskanaal, te boven zal gaan;

    • b.

      de aanvraag betrekking heeft op ten minste twee van de drie terreinen woonvoorzieningen, vervoersvoorzieningen of rolstoelen;

    • c.

      de gevraagde voorziening om medische redenen wordt afgewezen;

    • d.

      het college dat overigens gewenst vindt.

  • 3.

    Een aanvrager is verplicht aan het college of de door hem aangewezen adviesinstantie die gegevens te verschaffen of te doen verschaffen die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van de aanvraag.

  • 4.

    De adviseur dient te beschikken over kennis op de volgende gebieden:

    • a.

      medische kennis op het niveau van een arts;

    • b.

      sociale kennis;

    • c.

      ergonomische kennis;

    • d.

      technische kennis.

  • 5.

    Bij de advisering, zoals genoemd in het eerste lid wordt door de adviseur gebruikgemaakt van de systematiek zoals neergelegd in de International Classification of Functions, Disabilities and Impairments, de zogenaamde ICF-classificatie.

  • 6.

    Bij een volgende aanvraag voor een voorziening hebben burgemeester en wethouders de bevoegdheid aan te geven, dat opnieuw advies dient te worden uitgebracht.

  • 7.

    De beschikking vermeldt op welke wijze de genomen beschikking bijdraagt aan het behouden en bevorderen van de zelfredzaamheid en de normale maatschappelijke participatie van mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem en van mensen met een psychosociaal probleem.

Artikel 47 Indienen aanvraag

De aanvraag dient te worden ingediend bij het Lokaal Loket.

Artikel 48 Samenhangende afstemming

Het college legt in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Stadskanaal regels vast omtrent de wijze waarop de verkrijging van individuele voorzieningen samenhangend wordt afgestemd op de situatie van de aanvrager.

Artikel 49 Wijzigingen in de situatie

Degene aan wie krachtens deze verordening een voorziening is verstrekt, is verplicht aan het college mededeling te doen van feiten en omstandigheden, waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op een voorziening.

Artikel 50 Intrekking van een voorziening

  • 1.

    Het college kan een besluit, genomen op grond van deze verordening, geheel of gedeeltelijk intrekken indien:

    • a.

      niet is voldaan aan de voorwaarden, gesteld bij of krachtens deze verordening;

    • b.

      op grond van gegevens beschikt is en gebleken is dat de gegevens zodanig onjuist waren dat, waren de juiste gegevens bekend geweest, een andere beslissing zou zijn genomen;

    • c.

      sprake is van oneigenlijk gebruik van een verstrekte vervoersvoorziening, als bedoeld in artikel 3.1, onder a., b. en c. van deze verordening.

  • 2.

    Een besluit tot verlening van een financiële tegemoetkoming of een persoonsgebonden budget kan worden ingetrokken indien blijkt dat de tegemoetkoming of het budget binnen zes maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van het middel waarvoor deze was verleend.

  • 3.

    Indien burgemeester en wethouders besluiten tot gehele of gedeeltelijke intrekking van een op grond van deze verordening genomen beschikking, is degene aan wie een voorziening in natura en/of een financiële of gemaximeerde vergoeding is verstrekt, verplicht tot terugbetaling van het uitbetaalde bedrag, dan wel tot restitutie van de verstrekte voorziening dan wel vergoeding van de waarde van de verstrekte voorziening, indien herstel in de oorspronkelijke staat niet mogelijk is, dan wel niet verwacht mag worden.

Artikel 51 Terugvordering

  • 1.

    Indien een voorziening is ingetrokken, kunnen burgemeester en wethouders een op basis daarvan reeds uitbetaalde financiële tegemoetkoming of vergoeding geheel of gedeeltelijk terugvorderen.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen een in bruikleen, huur of eigendom verstrekte voorziening, verstrekt in natura, terugvorderen. Betrokkene is dan gehouden de voorziening terug te geven om niet.

Hoofdstuk 8. Slotbepalingen

Artikel 52 Hardheidsclausule

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen in bijzondere gevallen ten gunste van de gehandicapte of de woningeigenaar afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

  • 2.

    Voorafgaande aan de toepassing van het eerste lid, kunnen burgemeester en wethouders advies vragen.

Artikel 53 Beslissing burgemeester en wethouders in gevallen waarin de verordening niet voorziet

In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffende, waarin deze verordening niet voorziet, beslissen burgemeester en wethouders.

Artikel 54 Indexering

Burgemeester en wethouders kunnen jaarlijks per 1 januari de in het kader van deze verordening geldende bedragen verhogen of verlagen conform de ontwikkelingen van de prijsindex volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek.

Artikel 55 Evaluatie

Het door de gemeente gevoerde beleid, wordt eenmaal per jaar geëvalueerd aan de hand van de benchmark WMO en een verslag; indien deze evaluatie daar aanleiding toe geeft, wordt de verordening aangepast. Burgemeester en wethouders zenden hiertoe binnen zes maanden na de inwerkingtreding van de verordening en vervolgens telkens na een jaar aan de gemeenteraad een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de verordening in de praktijk.

Artikel 56 Nadere regels

Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels vaststellen ter uitvoering van deze verordening.

Artikel 57 Cliëntenparticipatie

Burgemeester en wethouders stellen nadere regels vast met betrekking tot de cliëntenparticipatie.

Artikel 58 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2007.

Artikel 59 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Stadskanaal.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 25 september 2006.

De raad

de raadsgriffier, de voorzitter,