Notitie inboedelverwijdering na woningontruiming gemeente Houten

Geldend van 20-05-2009 t/m heden

Intitulé

Notitie inboedelverwijdering na woningontruiming gemeente Houten

Inhoudsopgave

1. Inleiding      

2.  De gemeentelijke rol bij het verwijderen van inboedels       

2.1  Huidige situatie inboedelverwijdering na woningontruiming           

2.1.1 Inzet van de gemeente    

2.1.2 Kosten voor de gemeente          

2.2 Wettelijke verantwoordelijkheden van de gemeente          

2.3 Nieuwe situatie inboedelverwijdering na woningontruiming

2.3.1 De keuze voor bestuursdwang als handhavingsinstrument           

2.3.2 De bestuursdwangprocedure stap voor stap      

2.3.3 Spoedeisende bestuursdwang    

2.3.4 Overgangstermijn           

3. Financiën    

3.1 Kostenverhaal bestuursdwang       

3.2 Tarieven bestuursdwang    

4. Evaluatie     

 

 

Bijlage:

Uitspraak Raad van State

1. Inleiding

In de gemeente Houten vinden met enige regelmaat woningontruimingen (1) plaats. De oorzaak van het feit dat bewoners gedwongen hun woning moeten verlaten ligt meestal in een huurachterstand, maar soms ook in het veroorzaken van overlast of zaken zoals illegale bewoning, onderhuur en oneigenlijk gebruik van de woning.

Er wordt door de huurder en/of verhuurder vaak geen actie ondernomen om te voorkomen dat de inboedel op straat komt te staan, hetgeen betekent dat de gemeente de uiteindelijk de inboedel verwijdert.

Binnen de gemeente Houten bestaat er behoefte aan een aanpassing van de door de jaren heen gegroeide praktijk. Deze aanpassing vloeit voort uit een bezinning op de rol die de gemeente wil spelen bij ontruimingen en de daaruit voortvloeiende (kern)taken. Ook het feit dat de kosten die zijn verbonden aan het verwijderen en opslaan van de inboedel vaak niet te verhalen zijn, vraag om een wijziging van de gemeentelijke aanpak.

De gemeente wil op basis van vaste jurisprudentie de kosten van ontruiming en de kosten van het vervoer, de opslag en de eventuele vernietiging van de op straat geplaatste inboedel gaan verhalen op de verhuurder als opdrachtgever van de ontruiming (meestal is dat een woningbouwvereniging). Op dit moment komen deze kosten – nu verhaal op de eigenaar van de inboedel meestal niet mogelijk is – voor rekening van de gemeente. Daarnaast wil de gemeente het aantal ambtelijke uren dat besteed wordt aan het verwijderen van inboedels bij woningontruimingen en ook de kosten die daarbij gemaakt worden, terugdringen.

De (wettelijke) taak die de gemeente vervult bij het ten uitvoer leggen van een gerechtelijk vonnis tot woningontruiming staat uitdrukkelijk niet ter discussie. Deze notitie is enkel gewijd aan het beantwoorden van de vraag hoe de gemeente Houten in de toekomst invulling gaat geven aan haar (wettelijke) taak bij het verwijderen en opslaan van inboedels na ontruimingen.

De (wettelijke) taak die de gemeente vervult bij het ten uitvoer leggen van een gerechtelijk vonnis tot woningontruiming staat uitdrukkelijk niet ter discussie. Deze notitie is enkel gewijd aan het beantwoorden van de vraag hoe de gemeente Houten in de toekomst invulling gaat geven aan haar (wettelijke) taak bij het verwijderen en opslaan van inboedels na ontruimingen.

------------------------------------------------------------------------------------

(1) De problematiek die in dit beleidsstuk wordt behandeld strekt zich ook uit tot ontruiming van andere panden dan woningen. Daarbij moet vooral gedacht worden aan bedrijfspanden. Daar waar in dit stuk wordt gesproken over ‘woning’ en ‘woningontruiming, kan in voorkomende gevallen dan ook ‘bedrijf’ of ‘bedrijfspand’ worden gelezen. Overigens bestaat er nog een situatie waarin tot ontruiming wordt overgegaan: namelijk in het geval een hypotheeknemer (de bank) het recht van parate executie uitoefent. Er vindt dan een openbare verkoop van de woning plaats omdat de hypotheekgever (huiseigenaar) zijn financiele verplichtingen jegens de hypotheeknemer niet nakomt.

2. De gemeentelijke rol bij het verwijderen van inboedels

Een woningontruiming vindt plaats nadat door een gerechtelijke uitspraak de huurovereenkomst tussen de verhuurder en de huurder van een woning is ontbonden. Op grond van het vonnis (executoriale titel) kan de gerechtsdeurwaarder (hierna: deurwaarder) een woning ontruimen. De deurwaarder draagt er zorg voor dat wordt verwezenlijkt wat in het vonnis is bevolen en oefent daarbij dwang uit. (2)

Voorafgaand aan de feitelijke ontruiming van de woning worden door de deurwaarder diverse instanties ingeschakeld waaronder de gemeente, de politie, de energieleverancier en een slotenmaker.

Artikel 14 van de Gerechtsdeurwaarderswet (GDW) verplicht de deurwaarder om de gemeente zo spoedig mogelijk te informeren over een op handen zijnde ontruiming. Volgens de toelichting op dit artikel is dat om de gemeentelijke autoriteiten nog enige tijd wordt gegeven om alles in het werk te stellen om een ongeregelde situatie na executie te voorkomen. Dit kan zowel het inschakelen van de politie betreffen als er problemen worden verwacht tijdens de feitelijke ontruiming alsook het regelen van opslag en vervoer van op straat geplaatste goederen. Dit laatste vormt immers een overtreding van de APV.

De gemeente heeft als wettelijk taak het verlenen van medewerking aan het ten uitvoer leggen van een gerechtelijk vonnis. Het handhaven van de openbare orde vormt hiervoor de basis.

De politie levert een hulpofficier van Justitie die namens de burgemeester optreedt om de openbare orde te handhaven (en de belangen van de huurder te waarborgen).

De keuze die op dit moment voorligt, betreft de vraag of de gemeente zich in principe wil beperken tot haar wettelijke taken bij het verwijderen van inboedels van de openbare weg, óf dat zij een grote maatschappelijke verantwoordelijkheid op zich wil nemen.

De gemeente Houten wijzigt het beleid door zich – met betrekking tot het verwijderen van inboedels van de openbare weg na een woningontruiming - te concentreren op haar wettelijke taak. Aan deze keuze liggen de volgende overwegingen ten grondslag:

  • *

    de gemeente wil uit principe geen taken verrichten waarvoor zij niet verantwoordelijk is;

  • *

    daarnaast wil de gemeente het aantal ambtelijke uren dat besteed wordt aan ontruimingen terugdringen (op dit moment betalen alle inwoners van de gemeente Houten mee aan de ontruimingen);

  • *

    financiën

----------------------------------------------------------------------------------------

(2) Bij de uitvoering van ambtshandelingen oefent de gerechtsdeurwaarder publieke macht uit. Feitelijk is er sprake van gedelegeerde staatsmacht. Zijn bevoegdheid ontleent de gerechtsdeurwaarder aan zijn ambt. De ratio van het ambt van gerechtsdeurwaarder is de gedachte de dat de uitoefening van dwang binnen de samenleving geconcentreerd moet zijn in de handen van de overheid. Justitiabelen mogen hun recht niet zelf afdwingen, maar dat dient door een daartoe bevoegd ambtenaar te gebeuren (Kamerstukken II, 1991-1992, 22 775, nr. 3, p.4)

2.1 Huidige situatie inboedelverwijdering na woningontruiming

De ontruiming vindt plaats nadat de verhuurder dit via een gerechtelijke uitspraak heeft kunnen afdwingen. De ontruiming wordt op verzoek van de verhuurder (opdrachtgever tot ontruiming) uitgevoerd door de deurwaarder.

Tot nu toe melden deurwaarders woningontruimingen bij de gemeente, waarna de afdeling Openbare Werken zorgt voor verwijdering, vervoer en opslag van de inboedel.

De huidige gang van zaken op gebied van inboedelverwijdering kent een aantal belangrijke nadelen:

  • *

    de woningontruimingen vergen veel gemeentelijke inzet;

  • *

    de gemeente moet in de meeste gevallen de kosten van verwijdering, vervoer, opslag en vernietiging betalen.

Hierbij moet worden bedacht dat de ontruiming primair een conflict is tussen de huiseigenaar (opdrachtgever tot ontruiming) en de huurder. De gemeente is hierbij geen partij.

2.1.1 Inzet van de gemeente

Onderstaande tabel biedt een overzicht van de aantallen aanzeggingen, afmeldingen, daadwerkelijke ontruimingen en aantal opgeslagen inboedels.

Jaar

Aantal aanzeggingen

Aantal afmeldingen

Aantal daadwerkelijke ontruimingen

Aantal opgeslagen inboedels

2006

43

36

7

5

2007

43

37

6

3

2008

31

22

9

4

Gemiddelde per jaar

periode 2006 - 2008

39

32

7

4

Ondanks het lage aantal daadwerkelijke ontruimingen, vergen alle aangekondigde woningontruimingen de nodige tijd van de afdeling Openbare Werken.

Gemiddelde urenbesteding per woningontruiming in uren (huidig beleid)

Juridisch medewerker

Toezichthouder

Voorbereiding

1

2

Uitvoering

0

5

Nazorg

0

0,5

Toelichting

Bij elke aangemelde ontruiming worden er verschillende administratieve en feitelijke handelingen verricht door een (juridisch) medewerker. Nadat een melding van een geplande ontruiming is ontvangen wordt deze geregistreerd in het systeem en wordt de huurder aangeschreven.

Verder moeten er diverse voorbereidingen door de gemeente worden getroffen voorafgaand aan de ontruiming: er moet een verhuiswagen, een container en opslag voor de inboedel geregeld worden en er moet personeel worden ingepland voor de verwijdering van de inboedel. Met deze handelingen is (per melding) ongeveer twee uur gemoeid.

Als een ontruiming wordt afgemeld, dan vergt dit eveneens inspanningen van de zijde van de gemeente: het vervoer, de opslag en het personeel moet (tijdig) worden afgezegd en er vindt de nodige administratie plaats (minimaal één uur). Soms wordt een ontruiming op een dusdanig laat tijdstip afgezegd dat de verhuiswagen en de container niet meer op tijd kunnen worden afgezegd. De kosten die hiermee gemoeid zijn komen dan ook voor rekening van de gemeente.

Als een ontruiming doorgaat, vergt dit inzet van gemeentepersoneel, een container met vrachtwagen van de gemeente en een verhuiswagen (inzet van de toezichthouder (vijf uur) en een medewerker van de gemeentewerf (een uur). Tenslotte zijn er nog de ontruimingen waarbij pas op het laatste moment blijkt dat er geen inboedel (meer) is om te verwijderen, soms is het dan niet meer mogelijk om de verhuiswagen tijdig af te zeggen, hetgeen eveneens de nodige kosten met zich meebrengt. (3)

In de situatie dat een ontruiming leidt tot een opslag door de gemeente komt hier nog de tijdsinspanning van opslag, administratie en contacten met de eigenaar bij (minimaal een half uur). Indien de eigenaar zijn opgeslagen inboedel niet kan of wil terugkopen (tegen betaling van de gemaakte kosten) wordt deze, na een wettelijk vastgestelde termijn van 13 weken, vernietigd. Alle kosten die hiermee samenhangen komen momenteel voor rekening van de gemeente omdat verhalen weinig oplevert.

-----------------------------------------------------------------------------------

(3) Over het algemeen gaat de gemeentelijk toezichthouder de avond voor de geplande ontruiming poolshoogte nemen en maakt hij een inschatting of er spullen aanwezig zijn die eventueel opgeslagen moeten gaan worden.

2.1.2 Kosten voor de gemeente

Meestal vormt het verhalen van de gemaakte kosten op de eigenaar van de inboedel geen reële optie. De eigenaar van de inboedel is vaak moeilijk te achterhalen of verkeert in betalingsproblemen. In het geval de eigenaar geen aanspraak doet gelden op de inboedel wordt geprobeerd deze te verkopen. Gezien het feit dat de inboedel vaak weinig tot geen waarde vertegenwoordigt, wordt deze meestal aangeboden ter vernietiging. De kosten van opslag en verwerking zijn in dat geval geheel voor de gemeente.

Deze bedragen kunnen, afhankelijk van de omvang van de inboedel, oplopen van enkele honderden tot zelfs duizenden euro´s. Zo heeft de gemeente Houten in 2007 ruim 1800 euro betaald aan Bos TKS voor transport, opslag en vernietiging en in 2008 (tot en met september) ruim 4000 euro. Buiten deze directe kosten bestaan er ook nog de indirecte kosten (interne uren van gemeentepersoneel). Op dit moment komen al deze kosten voor rekening van de gemeente.

Het huidige beleid past niet binnen het principe van kostenbeheersing voor de burger.

2.2 Wettelijke verantwoordelijkheden van de gemeente

Bij een woningontruiming kunnen een aantal partijen worden onderscheiden:

  • *

    de opdrachtgever, bijvoorbeeld de woningbouwvereniging;

  • *

    de eigenaar van de ontruimde goederen.

In de basis betreft het een conflict tussen deze twee partijen.

Daarnaast zijn te onderscheiden:

  • *

    de rechter, die het vonnis uitspreekt tot ontruiming;

  • *

    de gerechtsdeurwaarder, die wettelijk verplicht is vonnissen ten uitvoer te leggen (en onder wiens verantwoordelijkheid de feitelijke ontruiming wordt uitgevoerd);

  • *

    de politie, die de hulpofficier van Justitie levert en indien nodig als sterke arm optreedt tijdens de ontruiming;

  • *

    de gemeente, die verschillende rollen kan aannemen. Hierop wordt nu nader ingegaan.

Bij een ontruiming plaatst de gerechtsdeurwaarder de inboedel veelal op de openbare weg, en laat deze hier staan. De gerechtsdeurwaarder voert daarmee slechts een vonnis uit. (4)

Het plaatsen van de inboedel op de openbare weg is een overtreding van artikel 2.1.5.1 uit de APV. Hierin staat dat de openbare weg (zonder vergunning) niet anders mag worden gebruikt dan de bestemming hiervan. Dit ter beperking van gevaar en overlast. Overigens stelt ook de Afvalstoffenverordening beperkingen aan de manier waarop afval mag worden aangeboden.

De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft bij uitspraak van 7 november 2001 bepaald, dat de verhuurder als opdrachtgever van de woningontruiming als overtreder van artikel 2.1.5.1 van de APV kan worden aangemerkt. Immers, in opdracht van de verhuurder wordt de woning ontruimd en dientengevolge komen de eigendommen van de huurder op de openbare weg te staan. Het feit dat de inboedel geen eigendom van de verhuurder is, laat onverlet dat zij degene is die via de deurwaarder tot ontruiming overgaat. Het is de verhuurder die (door middel van de opdracht aan de deurwaarder) het in artikel 2.1.5.1 APV opgenomen verbod om zonder vergunning voorwerpen of stoffen op de weg te plaatsen, schendt of dreigt te schenden. Anders gezegd: (naast de huurder) heeft de verhuurder heeft het in haar macht de overtreding te voorkomen. Zowel de huurder als de verhuurder zijn in eerste instantie verantwoordelijk voor het vervoeren en opslaan van de inboedel.

Indien een inboedel op straat wordt geplaatst na een ontruiming is er sprake van overtreding van artikel 2.1.5.1 APV. Het college van B&W is verantwoordelijk voor het handhaven van de bepalingen in de APV. Artikel 125 Gemeentewet - in samenhang met afdeling 5.3 Awb - geeft het college de bevoegdheid om, in geval van schending of dreigende schending van het verbod zoals neergelegd in artikel 2.1.5.1 APV, op kosten van de overtreder middels bestuursdwang een einde te maken aan de overtreding.

Hieraan zijn wel een aantal voorwaarden verbonden.

Op grond van artikel 5:29 Awb behoort tot de bevoegdheid tot toepassing van bestuursdwang, het meevoeren en opslaan van daarvoor vatbare zaken voor zover de toepassing van bestuursdwang dit vereist. Als zaken zijn meegevoerd en opgeslagen moet daarvan proces-verbaal (5) worden opgemaakt, waarvan een afschrift wordt verstrekt aan degene die de zaken onder zijn beheer had. (6)

De zorgplicht die op het bestuursorgaan rust omvat de verplichting redelijke maatregelen te nemen voor de instandhouding van de opgeslagen zaken (zgn. bewaardersverantwoordelijkheid) en het verzorgen van meegevoerde (huis)dieren. In het laatste geval zal bij de ontruiming contact worden opgenomen met de dierenambulance.

De goederen moeten in principe aan de rechthebbende worden teruggegeven. Het college heeft daarbij echter wel een retentierecht: de afgifte kan worden opgeschort totdat de in de bestuursdwangbeschikking genoemde kosten zijn voldaan (artikel 5:29, lid 4, Awb). (7)

Op grond van art 5:30 lid 1 Awb moeten de daarvoor vatbare zaken 13 weken worden bewaard. Uitzondering hierop zijn gevallen waarin de kosten van bewaring uitgaan boven de waarde van de inboedel. Indien echter is besloten tot opslag dan geldt er een minimumtermijn van twee weken.

Samenvattend:

De gemeente is pas in tweede instantie (wettelijk) verplicht tot het vervoeren en opslaan van de inboedel, namelijk in het geval dat de eigenaar en de opdrachtgever tot ontruiming dit nalaten. Bovendien gaat het slechts om dat deel van de inboedel dat ´daarvoor vatbaar´ is; dat wil zeggen: niet gevaarlijk, bederfelijk of onhygiënisch. Indien besloten wordt tot opslag, dan geldt een minimum termijn van twee weken. Na deze termijn mag de gemeente de opslag beëindigen zodra de kosten van opslag de (geschatte) waarde van de inboedel overschrijden. De opslag mag hoe dan ook na 13 weken beëindigd worden. De eigenaar heeft gedurende die periode de tijd om de inboedel op te halen. Hierbij mag de gemeente als voorwaarde stellen dat de gemaakte opslagkosten worden vergoed voordat sprake kan zijn van teruggave van de inboedel. Indien de eigenaar na 13 weken de inboedel niet ophaalt (ongeacht om welke reden), is de gemeente gerechtigd deze weg te geven, te verkopen of te vernietigen. De opbrengst is voor de gemeente, om (deels) de kosten te dekken. Indien de opbrengst hoger is dan de gemaakte kosten, dan gaat het restant naar de eigenaar. In de gemeente Houten wordt standaard overgegaan tot vernietiging van de inboedel. In de praktijk blijkt namelijk dat de eigenaar van de inboedel de waardevolle spullen voor de ontruiming elders onderbrengt.

------------------------------------------------------------------------------------

(4) De deurwaarder wordt op grond van jurisprudentie niet beschouwd als overtreder van de APV.

(5) Door een opsporingsambtenaar of door bijvoorbeeld een gemeentelijk toezichthouder die daartoe krachtens mandaat gemachtigd is.

(6) Als zodanig kan worden beschouwd degene die de zaken in zijn macht had op het tijdstip van uitoefening bestuursdwang. Door de term rechthebbende niet te gebruiken, wordt voorkomen dat het bestuursorgaan zich in de vraag moet verdiepen of degene onder wiens beheer de zaken werden aangetroffen tevens ook de rechthebbende is (MvT, Kamerstukken II 1993-1994, 23 700, nr. 3, p159).

(7) In het geval de rechthebbende niet de overtreder is, is hij de kosten van bestuursdwang niet verschuldigd. De rechthebbende hoeft in dat geval alleen de opslagkosten te betalen.

2.3 Nieuwe situatie inboedelverwijdering na woningontruiming

2.3.1 De keuze voor bestuursdwang als handhavingsinstrument

De aanpassing van het huidige beleid beoogt te bewerkstelligen dat de huurder en verhuurder hun verantwoordelijkheid nemen en voorkomen dat een inboedel op de openbare weg wordt geplaatst. De gemeente wil zich beperken tot haar wettelijke taak en pas in tweede instantie zorgen voor afvoer en opslag van op straat geplaatste inboedels.

De gemeente heeft twee instrumenten tot haar beschikking om het achterlaten van goederen op de openbare weg na een ontruiming tegen te gaan.

De gemeente kan kiezen tussen handhaving via een privaatrechtelijke of via een publiekrechtelijke weg.

Privaatrechtelijke handhaving

Handhaving via privaatrechtelijke weg vindt plaats doordat de gemeente als eigenaar van de weg (d.w.z. privaatrechtelijk persoon) optreedt. Na de kennisgeving door de deurwaarder kan de gemeente de executant c.q. eigenaar/houder meedelen dat de gemeente als eigenaar verbiedt de goederen op de openbare weg te plaatsen. Om dit recht van tevoren vast te leggen kan via een kort geding bij de President van de rechtbank een rechterlijk verbod tot plaatsing worden verkregen. Ook kan er in de vordering in kort geding worden gevraagd voor iedere overtreding een (privaatrechtelijke) dwangsom op te leggen. Dit instrument is alleen te gebruiken bij grote hoeveelheden omdat vaak de daaraan verbonden kosten zodanig zijn, dat die niet voor rekening van de zaakwaarnemer (gemeente) kunnen worden genomen. Een belangrijk nadeel van zaakwaarneming is dat deze niet eenzijdig beëindigd kan worden. Daardoor loopt de zaakwaarnemer het risico – zeker bij goederen van geringe waarde – dat de kosten die hij moet maken om de goederen op te slaan, de waarde van de goederen overstijgen.

De mogelijkheid van het meenemen en opslaan van zaken en het recht van parate executie, bestond onder de vorige Gemeentewet (nog) niet. Nu deze mogelijkheid inmiddels wel bestaat en per 1 januari 1998 ook in de Awb een regeling is opgenomen, bestaat de voorkeur om te kiezen voor de publiekrechtelijke weg. Hiermee wordt zowel het vraagstuk van de twee-wegenleer als van het gecompliceerde kostenverhaal in privaatrechtelijke procedures voorkomen.

Gezien de zeer strenge tweewegenleer die in de rechtspraak wordt gehanteerd en de omstandigheid dat via de publiekrechtelijke weg een met de privaatrechtelijke weg vergelijkbaar resultaat kan worden behaald, is er een belangrijke aanwijzing dat er geen plaats is voor de privaatrechtelijke weg.(8) Geredeneerd kan worden dat met toepassing van de regeling in afdeling 5.3 van de Awb voor wat betreft de verwijdering en opslag van zaken een met de privaatrechtelijke weg vergelijkbaar resultaat kan worden behaald. Dit standpunt wordt door jurisprudentie bevestigd.

De publiekrechtelijke weg biedt twee mogelijkheden: de gemeente kan optreden in het kader van haar verantwoordelijkheid als wegbeheerder of in het kader van handhaving van de APV.

Wegbeheerder

De Wegenwet en de Wegenverkeerswet geven de gemeente wettelijke zorg om de veiligheid van zowel de weg als van het verkeer te waarborgen. De gemeente kan in het kader van haar verantwoordelijkheid als wegbeheerder en in verband met het risico van aansprakelijkheid als wegbeheerder, de inboedel van de straat halen en opslaan. De gemeente treedt dan op als zaakwaarnemer. Zaakwaarneming heeft van oudsher betrekking op spontaan dienstbetoon, waarbij geldt dat er zaakwaarnemingbedoelingen aanwezig moeten zijn.(9) Juist bij de overheid lijkt een positie als zaakwaarneemster niet direct voor de hand te liggen. Bovendien doen zich hierbij de reeds hierboven geschetste risico’s voor.

Handhaving APV

Het plaatsen van goederen op de weg is in strijd met artikel 2.1.5.1 APV. Burgemeester en Wethouders (hierna: het college) hebben de verantwoordelijkheid voor de handhaving van deze bepaling. De Awb geeft het college de bevoegdheid om op kosten van de overtreder aan de overtreding van artikel 2.1.5.1 APV een einde te maken in de vorm van het uitoefenen van bestuursdwang en het opleggen van een last onder dwangsom. Dit laatste houdt in de verplichting tot betaling van een geldsom totdat de last is uitgevoerd. Bij een dwangsom bestaat het risico dat de dwangsom wordt voldaan, terwijl de onrechtmatige situatie blijft voortbestaan. Zeker in het geval van inboedels op de openbare weg, is het zaak dat deze op korte termijn worden verwijderd en niet dagen blijven staan. De dwangsom is dan ook een minder geschikt instrument voor deze problematiek.

Bestuursdwang biedt een beter aanknopingspunt voor handhaving in geval van inboedels op de openbare weg. Bestuursdwang betekent het feitelijk beëindigen van een overtreding door de gemeente zelf. Voordeel hiervan is het feit dat de gewenste situatie direct wordt bereikt. De kosten van de bestuursdwang worden hierbij verhaald.

Dit heeft enkele belangrijke voordelen:

  • *

    de verantwoordelijkheid blijft op de plaats waar deze hoort;

  • *

    er mag worden verwacht dat verhuurders meer moeite zullen doen om te voorkomen dat inboedels bij ontruimingen op de openbare weg worden achtergelaten. Hierdoor krijgen gemeentemedewerkers meer uren beschikbaar voor andere taken;

  • *

    de gemeente kan kostendekkend gaan werken bij de bestrijding van overlast en gevaar veroorzaakt door inboedels die op de openbare weg zijn geplaatst.

Het voorstel luidt dan ook om door te gaan met het toepassen van bestuursdwang bij (dreigende) schending van de APV door op de openbare weg te plaatsen/geplaatste inboedels.

Concreet wijzigt de gemeente haar beleid door:

  • *

    de bestuursdwangaanschrijving niet alleen aan de huurder maar ook aan de opdrachtgever tot ontruiming te richten;

  • *

    de verantwoordelijkheid voor de verwijdering en opslag van inboedels van de openbare weg bij de opdrachtgever tot ontruiming (verhuurder) te laten en;

  • *

    dit beleid kracht bij te zetten door bestuursdwang toe te passen indien sprake is van een (dreigende) schending van artikel 2.1.5.1 APV.

-------------------------------------------------------------------------------------

(8) Zie o.a. HR 22 oktober 1993 AB 1994, 1 (de Staat/Magnus) en HR 7 oktober 1994, JG 95.0005 (van Schaik/Nieuwveen).

(9) Criterium ‘willens en wetens’, artikel 6:198 BW

2.3.2 De bestuursdwangprocedure stap voor stap

Bij opdrachtgevers tot woningontruimingen (over het algemeen een woningbouwvereniging), die - na een daartoe strekkend verzoek van de gemeente - niet hebben laten weten dat zij zorg zullen dragen voor het verwijderen van de inboedels, is sprake van een dreigende overtreding van de APV. In deze gevallen wordt de bestuursdwangprocedure in gang gezet. Dit geldt ook als praktijkervaringen met verhuurders hiertoe aanleiding geven.

Opdrachtgevers die op verzoek van de gemeente te kennen hebben gegeven dat zij de verantwoordelijkheid voor de verwijdering en opslag van de inboedel na een ontruiming op zich nemen (10), zullen vanzelfsprekend niet (preventief) worden aangeschreven in het kader van bestuursdwang. Mocht er echter alsnog geconstateerd worden dat de APV wordt overtreden dan zal de spoedeisende bestuursdwangprocedure worden gevolgd.

In de hieronder geschetste procedure is aangegeven hoe de gemeente Houten invulling wil gaan geven aan de mogelijkheden die de bestuursdwangprocedure biedt.

Voorafgaand aan de ontruiming

De deurwaarder stelt het college in kennis van de op handen zijnde executie van een vonnis tot ontruiming. Op grond van artikel 14 van de Gerechtsdeurwaarderwet is de deurwaarder verplicht een dergelijke aanzegging aan het college mee te delen.

De gemeente stuurt een aanzegging van het optreden met bestuursdwang aan de opdrachtgever tot ontruiming (brief 1, bijlage 2). In deze brief wordt aangegeven dat er met bestuursdwang zal worden opgetreden indien de inboedel in strijd met de APV op de weg wordt geplaatst en niet door de opdrachtgever tot ontruiming wordt afgevoerd. De kosten van bestuursdwang – zowel van de verwijdering als van de eventuele opslag - komen voor rekening van de opdrachtgever tot ontruiming. Deze kan een zienswijze indienen.

Gelijktijdig met de aanzegging bestuursdwang naar de opdrachtgever van de ontruiming, wordt een soortgelijke aanzegging naar de huurder van de woning ofwel de rechthebbende van de inboedel gestuurd (brief 2, bijlage 2).

Aangezien de huurder meestal geen verhaal biedt en bovendien zonder achterlating van een adres is verhuisd, is in de praktijk de verhuurder als opdrachtgever tot ontruiming degene die de kosten voor het verwijderen en opslaan van de inboedel voor zijn rekening dient te nemen.

Het college zendt het daadwerkelijk besluit tot bestuursdwang (brief 3, bijlage 2) aan de opdrachtgever tot ontruiming. Dit vloeit voort uit artikel 5:24 van de Awb, dat bepaalt dat de beslissing tot het toepassen van bestuursdwang dient te worden bekendgemaakt aan de overtreder. Tegen deze beslissing staat bezwaar open. Een afschrift van deze brief wordt op grond van artikel 5:24 lid 3 Awb aan de huurder gestuurd.

De ontruiming zelf

De opdrachtgever tot ontruiming krijgt na aanvang van de ontruiming twee uur de tijd voor het van de openbare weg verwijderen van de inboedel. Dit is de zogenaamde begunstigingstermijn. Deze termijn is redelijk, maar kort genoeg om onwenselijke situaties zo beperkt mogelijk te houden. Als duidelijk is dat een ontruiming nog gaande is en meer dan twee uur tijd vergt, dan zal de gemeente daar uiteraard rekening mee houden.

Indien de opdrachtgever tot ontruiming zorgt voor verwijdering van de inboedel, hoeft de gemeente geen bestuursdwang toe te passen en eindigt de gemeentelijke bemoeienis.

Als na de gestelde termijn blijkt dat de opdrachtgever tot ontruiming nalaat maatregelen te treffen om te voorkomen dat de inboedel op de openbare weg wordt geplaatst, past de gemeente bestuursdwang toe en verwijdert de goederen van de openbare weg. Als de goederen hiertoe vatbaar zijn, slaat de gemeente de goederen op.

Ter plekke worden aantekeningen gemaakt en foto’s genomen ter voorbereiding van het opstellen van een proces-verbaal conform artikel 5:29 Awb. Later worden de aantekeningen uitgewerkt in het op te stellen proces-verbaal. Hierin wordt vermeld wat er op de weg is aangetroffen, de reden tot toepassing van bestuursdwang en de gang van zaken tijdens de toepassing van bestuursdwang.

Het proces-verbaal wordt op grond van artikel 5:29, lid 2 Awb in afschrift verstrekt aan de eigenaar van de meegevoerde zaken. Tevens wordt een afschrift verstrekt aan de opdrachtgever tot ontruiming en het betrokken deurwaarderskantoor.

De gemeente kan de totale kosten van bestuursdwang verhalen op de overtreder (opdrachtgever tot ontruiming) Artikel 5:25, eerste lid, Awb bepaalt immers dat de overtreder de kosten verbonden aan de toepassing van bestuursdwang verschuldigd is, tenzij dit redelijkerwijs niet mag worden verwacht.

Wanneer bestuursdwang is toegepast en de goederen zijn meegevoerd, dienen deze gedurende een termijn van 13 weken te worden opgeslagen. De eigenaar kan in deze periode zijn inboedel tegen betaling van de transport- en opslagkosten de terugkrijgen. Kan of wil de eigenaar dit niet, dan mag de gemeente deze verkopen, weggeven of vernietigen.

De gemeente hanteert in de nieuwe situatie het principe om tot verkoop over te gaan. Dit is de meest zakelijke werkwijze. Deze werkwijze wordt mede gerechtvaardigd doordat de opbrengst in mindering wordt gebracht op de kosten die de gemeente aan de opdrachtgever tot ontruiming doorberekent. De gemeente wil diens belangen niet schaden door op voorhand te besluiten te goederen weg te geven of te vernietigen. (Desondanks blijft het natuurlijk altijd mogelijk om -in overleg met de opdrachtgever tot ontruiming - na 13 weken over te gaan tot schenking aan bijvoorbeeld de kringloopwinkel, een goed doel of buurthuis).

De gemeente nodigt tenminste twee opkopers per keer uit om (onafhankelijk van elkaar) een bod uit te brengen op de inboedel. Ter belemmering van mogelijke prijsafspraken wordt zoveel mogelijk gerouleerd tussen verschillende opkopers. Uitgangspunt is dat de opkopers, ter beperking van de administratieve lasten voor de gemeente, uitsluitend een bod kunnen uitbrengen op de inboedel in zijn geheel.

Indien geen opkoper wordt gevonden die de spullen wil kopen, kan er van uit worden gegaan dat de inboedel ook voor de kringloopwinkel geen waarde vertegenwoordigt. Weggeven heeft in dat geval geen zin; er kan direct tot vernietiging worden overgegaan. Om deze veronderstelling te toetsen, wordt in overleg met de kringloopwinkel een periode ingelast waarin medewerkers van de kringloopwinkel wordt gevraagd de inboedel te beoordelen. Indien de kringloopwinkel de inboedel toch wil hebben, levert dit in verband met het hergebruik een belangrijk milieuvoordeel op en bespaart de gemeente de kosten van vernietiging/storting van het afval.

De Algemene wet bestuursrecht bepaalt dat zaken (bij wijze van uitzondering) bínnen 13 weken kunnen worden verkocht, weggegeven of vernietigd. Dat is het geval indien de kosten van opslag in verhouding tot de waarde van de goederen onevenredig hoog zijn. Omdat het moeilijk te bepalen is wanneer dit aan de orde is én gelet op de rechtszekerheid voor de eigenaar van de goederen, kiest de gemeente Houten ervoor inboedels altijd de volle termijn van 13 weken op te slaan. (11)

-------------------------------------------------------------------------------------

(10) De gemeente Houten wil met woningcorporatie Viveste (de grootste verhuurder van woningen in de gemeente Houten) overeenkomen dat zij de kosten voor verwijdering en opslag van inboedels na woningontruiming voor haar rekening neemt. Daarmee wordt voorkomen dat er bestuursdwangprocedures gevoerd moeten gaan worden.

(11) Gevaarlijke, bederfelijke of onhygiënische zaken hoeven niet te worden opgeslagen maar kunnen direct na de ontruiming worden verwijderd en vernietigd.

2.3.3 Spoedeisende bestuursdwang

Een bijzondere vorm van bestuursdwang is de spoedeisende bestuursdwangprocedure.

In de spoedeisende procedure geeft de gemeente vooraf geen aanzegging van bestuursdwang. De spoedeisende bestuursdwang wordt toegepast indien:

  • *

    een melding van de deurwaarder pas kort voor de ontruiming bij de gemeente binnenkomt;

  • *

    er geen melding van de deurwaarder is ontvangen en geconstateerd wordt dat een inboedel op de openbare weg is geplaatst;

  • *

    blijkt dat de opdrachtgever tot ontruiming ondanks toezeggingen vooraf alsnog nalaat de inboedel van de openbare weg te verwijderen.

De overtreding van de APV wordt dan met spoedeisende bestuursdwang beëindigd door de inboedel direct van de openbare weg te verwijderen. De potentieel gevaarlijke (verkeers)situatie vraagt immers snel optreden. Gelet op de aard van de overtreding is het niet mogelijk noch zinvol om de overtreder vooraf te waarschuwen. De overtreder ontvangt achteraf alsnog zo spoedig mogelijk de beslissing tot toepassing van bestuursdwang op schrift (brief 4, bijlage 2).

2.3.4 Overgangstermijn

De inboedelproblematiek is op 25 februari 2009 aan de orde geweest in een overleg tussen de gemeente en woningcorporatie Viveste. In dat overleg is de voorgestelde beleidswijziging besproken.

Viveste heeft daarbij aangegeven de notitie te onderschrijven. Zij zal dan ook overgaan tot het vergoeden van de kosten die in het kader van de toepassing van bestuursdwang voor haar rekening komen als opdrachtgever voor de ontruiming. Viveste verklaart zich niet bereid om de verantwoordelijkheid voor het transport en opslag van de inboedel op zich te nemen.

De gemeente zal andere betrokken partijen per brief informeren. Het gaat om de overige opdrachtgevers tot ontruimingen in Houten in 2008 en 2009, en de gerechtsdeurwaarders die hierbij betrokken zijn geweest.

3. Financiën

3.1 Kostenverhaal bestuursdwang

Ingevolge artikel 5:25 Awb kunnen de kosten die zijn verbonden aan de toepassing van bestuursdwang op de overtreder worden verhaald, tenzij het onredelijk is om de kosten (geheel of gedeeltelijk) op betrokkene te verhalen. (12) Het gaat bij bestuursdwang om de kosten die het bestuursorgaan heeft moeten maken nadat de belanghebbenden zelf passief zijn gebleven.

Tot deze kosten behoren:

  • *

    de kosten van administratie, begeleiding en toezicht;

  • *

    de kosten van inzameling en vervoer van de goederen van de woning naar de opslagplaats;

  • *

    de kosten van bewaring (opslag). Kosten van bewaring worden in eerste instantie verhaald op de eigenaar van de goederen. Haalt de ontruimde de goederen niet af binnen 13 weken, dan kunnen deze kosten alsnog als kosten van bestuursdwang worden verhaald op de overtreder. Daarbij dient een eventuele opbrengst uit verkoop wel eerst verrekend te worden;

  • *

    de wettelijke rente en kosten van invordering;

  • *

    de kosten van de voorbereiding en uitvoering van de bestuursdwang voor zover die zijn gemaakt ná het verstrijken van de gegeven begunstigingstermijn; gedacht kan worden aan de kosten van ambtenaren of ander personeel dat belast wordt met de voorbereiding van de feitelijke maatregelen. Veel tijd kan nodig zijn voor het inschakelen van de uitvoerende ambtelijke diensten (of voor het voeren van overleg met particuliere aannemers die zullen worden ingeschakeld). De arbeidsuren die hiermee gemoeid zijn, kunnen als kosten van voorbereiding worden beschouwd.;

  • *

    de kosten van het betreden van terreinen van derden.

Gedurende drie jaren na het tijdstip van verkoop heeft degene die op dat tijdstip eigenaar was van de zaak, recht op de opbrengst van de zaak onder aftrek van de ingevolge artikel 5:25 Awb verschuldigde kosten en de kosten van de verkoop. Na het verstrijken van voornoemde termijn vervalt het eventuele batig saldo aan de rechtspersoon waartoe het bestuursorgaan behoort. Dit houdt in dat een eventueel batig saldo na drie jaar de gemeente toekomt. Een eventueel tekort na de verkoop van de goederen (na de termijn van 13 weken opslag) dient alsnog als kosten van bestuursdwang door de opdrachtgever van de ontruiming vergoed te worden.

De kosten die zijn gemaakt bij het uitoefenen van toezicht alsmede bij de voorbereiding van het bestuursdwangbesluit voorafgaande aan het verstrijken van de begunstigingstermijn kunnen niet in rekening worden gebracht. (13)

Geen kostenverhaal indien uiteindelijke toepassing van bestuursdwang niet doorgaat. In de meeste gevallen gaan dreigende ontruimingen op het laatste moment niet door, omdat de huurder toch nog tot betaling overgaat of zelf de woning heeft ontruimd. In veel gevallen heeft de gemeente dan al kosten gemaakt ter voorbereiding van het optreden met bestuursdwang. De gemeente kan deze kosten op grond van artikel 5:25 lid 5 Awb verhalen. Omdat de bulk van de kosten die de gemeente maakt, bestaat uit transport en opslag, is de gemeente Houten voornemens deze kosten niet te verhalen.

--------------------------------------------------------------------------------------

12) Het verhaal van kosten is niet verplicht; het betreft een bevoegdheid, geen rechtsplicht. Bij beantwoording van de vraag of tot verhaal wordt overgegaan spelen de ernst van de overtreding, de verwijtbaarheid van de overtreder, het algemeen belang en de hoogte van de kosten een rol.

13) Kosten gemaakt door het bestuursorgaan voordat de begunstigingstermijn is verstreken kunnen niet worden verhaald. Dit betreft met name de kosten die door het bestuursorgaan worden gemaakt in het kader van controle, horen van belanghebbende(n), het opstellen van concepten en het voeren van briefwisseling (i.h.a. aangegeven als bestuurskosten), Rb Den Bosch, 15-12-1995, JB 1996,6.

3.2 Bestuursdwang

Indien en voor zover van toepassing, berekent de gemeente tenminste de volgende kosten door (14):

  • -

    kosten inzet personeel à € 68,- per uur voor administratie, signaleren overtreding, coördinatie en uitvoeren van feitelijke bestuursdwang (selecteren, verwijderen, vervoeren en opslaan van de inboedel) voor zover gemaakt na afloop van de termijn die de overtreder is gegeven om de overtreding ongedaan te maken;

  • -

    kosten inzet gemeentelijke voertuigen à € 65 per uur per voertuig, dan wel de totale kosten gemaakt voor inhuur van een bedrijf;

  • -

    transport- en opslagkosten bij Bos TKS: ongeveer € 6,- exclusief btw per vierkante meter grondoppervlak per maand;

  • -

    kosten van vernietiging van de inboedel door een gespecialiseerd bedrijf.

Dit met inachtneming van het gestelde in paragraaf 2.1.

----------------------------------------------------------------------------------------

(14) De tarieven worden jaarlijks aan de prijsontwikkeling aangepast.

4. Evaluatie

Twee jaar na inwerkingtreding, of eerder indien dit nodig wordt geacht, evalueert de gemeente het beleid door middel van een evaluatiegesprek. Indien noodzakelijk besluit de gemeente tot aanpassing van het beleid.

 

De gemeente is gehouden het beleid toe te passen tenzij er bijzondere omstandigheden zijn om ervan af te wijken (4:84 Awb).

Bijlage: Uitspraak Raad van State

Deze bijlage geeft een verdieping van de juridische context.

 

In een uitspraak heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Raad van State) op 7 november 2001 (Brunssum) bepaald dat degene die opdracht geeft tot ontruiming, in de meeste gevallen de verhuurder, er ook voor moet zorgen dat de inboedel niet op straat achterblijft. Dreigt de inboedel niet te worden opgeruimd, dan kan de gemeente op grond van overtreding van art 2.1.5.1 van de APV (15) op voorhand overgaan tot bestuursdwang (16) en de kosten hiervan verhalen op de verhuurder.

 

Tot de uitspraak in november 2001 was er geen duidelijke jurisprudentie of de verhuurder ook als overtreder van artikel 2.1.5.1 van de APV kon worden gezien en of de kosten van bestuursdwang op hem verhaald konden worden. Duidelijk is nu dat de gemeente de kosten van bestuursdwang mag verhalen op de verhuurder. Bovengenoemde uitspraak creëert derhalve de mogelijkheid om kosten te verhalen, waarvoor de gemeente anders zou opdraaien.

 

In een uitspraak van de Raad van State op 17 juli 2002 (Naarden) is het bovenstaande nog eens bevestigd (spoedeisende bestuursdwang toegestaan, woningcorporatie is overtreder, gemeente mag kosten bestuursdwang verhalen op woningcorporatie). 

 

In principe kan bestuursdwang alleen worden uitgeoefend wanneer er daadwerkelijk sprake is van een (begin van) overtreding. Het is vaste rechtspraak dat wanneer sprake is van “een klaarblijkelijk gevaar van een op zeer korte termijn te verwachten overtreding van een concreet bij of krachtens de wet gesteld voorschrift” dit voldoende grond is voor een preventieve bestuursdwangbeschikking. De brief van de deurwaarder geldt als teken van “klaarblijkelijk gevaar” c.q. ernstig vermoeden van een huisontruiming.

 

Ook wanneer een huurder wordt uitgezet in verband met overlast kan bestuursdwang worden toegepast. Er zal sowieso preventieve bestuursdwang moeten worden toegepast c.q. preventief moeten worden aangezegd - teneinde de spullen te kunnen verwijderen. Juridisch maakt het geen verschil welke reden ten grondslag ligt aan het weer op orde brengen van de feitelijke situatie met het recht. De overtreding blijft immers hetzelfde als bij de andere situatie: het zonder vergunning plaatsen van de inboedel op straat. Ook al is er sprake van overlast, de overtreding blijft die van de APV en de verhuurder kan dat (o.a.) voorkomen door een vergunning aan te vragen. 

 Nu de verhuurder, als opdrachtgever van de huisontruiming, als overtreder dient te worden aangemerkt, is die verhuurder, gelet op art. 5:25 Awb, de kosten verbonden aan de toepassing van bestuursdwang verschuldigd. Uitgangspunt van art. 5:25 lid 1 Awb is dat de overtreder de kosten verbonden aan de toepassing bestuursdwang verschuldigd is, tenzij de kosten redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoren te komen. De uitoefening van bestuursdwang en kostenverhaal gaan samen en er is – ook hier - geen sprake van een uitzonderingssituatie. Het algemeen belang is niet in die mate bij de huisontruiming betrokken, dat moet worden geoordeeld dat de kosten in redelijkheid niet of niet geheel voor rekening van de verhuurder zouden behoren te komen.  

---------------------------------------------------------------------------------------

(15) Op grond van artikel 2.1.5.1 van de APV is het verboden de weg of een weggedeelte te gebruiken anders dan overeenkomstig de bestemming daarvan, tenzij wordt beschikt over een vergunning.

(16) Bestuursdwang is het op kosten van de overtreder of de nalatige door of vanwege een bestuursorgaan wegnemen, ontruimen, in de vorige toestand herstellen of verrichten van hetgeen in strijd met de regels wordt gedaan of nagelaten. Bevoegdheid tot bestuursdwang volgt uit artikel 125 van de gemeentewet. De procedureregels met betrekking tot het toepassen van bestuursdwang staan beschreven in afdeling 5.3 Awb.