Ligplaatsenverordening gemeente Vlieland

Geldend van 06-04-1999 t/m 31-10-2011

De raad van de gemeente,overwegende, dat het in het belang van de openbare orde, volksgezondheid, veiligheid, milieuhygiëne en het aanzien van de gemeente noodzakelijk is regels te stellen met betrekking tot het aanleggen, ligplaats innemen en ankeren van vaartuigen in de openbare wateren van de gemeente,gezien het voorstel van college van burgemeester en wethouders d.d., 15 maart 1999gelet op art. 149 van de Gemeentewet,B E S L U I T: vast te stellen de volgende Ligplaatsenverordening gemeente Vlieland

Artikel 1 Begripsomschriivingen

Begripsomschriivingen In deze verordening wordt verstaan onder

  • a.

    vaartuig: naast het begrip vaartuig in de gebruikelijke zin van het woord een vaartuig zonder waterverplaatsing, een casco, een vaartuig in aanbouw en een vaartuig dat de geschiktheid tot varen of drven heeft verloren, dan wel de overblijfselen daarvan;

  • b.

    aanleggen: het afmeren en het vervolgens doen of laten liggen van een vaartuig aan of op de oever, aan de oeverbescherming, aan of op een natuurlijke of een voor dit doel aangebrachte voorziening of aan een ander vaartuig, gedurende de tijd die daadwerkelijk gebruikt wordt voor een recreatief verblijf op of in de omgeving van het vaartuig;

  • c.

    ligplaats innemen: het afmeren en het vervolgens doen of laten liggen van een vaartuig aan of op de oever, aan de oeverbescherming, aan of op een natuurlijke of een voor dit doel aangebrachte voorziening of aan een ander vaartuig, anders dan voor aanleggen;

  • d.

    ankeren: het doen of laten liggen van een vaartuig anders dan aan of op de oever, aan de oeverbescherming, aan of op een natuurlijke of een voor dit doel aangebrachte voorziening of aan een ander vaartuig;

  • e.

    rietkraag: de met riet, biezen, lisdodden of soortgelijke planten (helofyten) begroeide oppervlakte;

  • f.

    rechthebbende: ieder die over enig goed enige zeggenschap heeft krachtens een zakelijk of persoonlijk recht of daarover enige feitelijke zeggenschap uitoefent.

Artikel 2 Ligplaats innemen

  • 1. Het is de rechthebbende op een vaartuig verboden daarmee ligplaats in te nemen. 

  • 2. Het in lid 1 gestelde verbod is niet van toepassing op het innemen van ligplaats: a. met een vaartuig aan een krachtens artikel 13 of bij een geldend bestem mingspla als zodanig aangewezen ligoever dan wel in een bij geldend bestemmingsplan aangewezen haven of andere bij bestemmingsplan aangewezen gelegenheid die bestemd is om een vaartuig onder te bren gen; b. met een vaartuig behorende tot een categorie vaartuigen waarvoor het verbod door burgemeester en wethouders op grond van het gestelde in lid 3, buiten toepassing is verklaard.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen (categorieën van) vaartuigen aanwijzen waarop het in lid 1 gestelde verbod niet van toepassing is.

  • 4. Burgemeester en wethouders kunnen van het in lid 1 gestelde verbod ontheffing verlenen.

Artikel 3 Aanleggen

  • 1. Het is de rechthebbende op een vaartuig verboden daarmee aan te leggen in of aan een rietkraag of aan of op een krachtens artikel 14 als zodanig aangewezen oever.

  • 2.

    • a.

      Onverminderd het bepaalde in lid 1, is het de rechthebbende op een vaartuig verboden, daarmee langer dan gedurende ten hoogste drie achtereenvolgende dagen of gedeelten daarvan op dezelfde plaats aan te leggen.

    • b.

      De rechthebbende op een vaartuig wordt geacht daarmee gedurende drie achtereenvolgende dagen of gedeelten daarvan op dezelfde plaats te hebben gelegen, indien dat vaartuig op die plaats door een met de uitvoering van de verordening belaste ambtenaar als bedoeld in artikel 16 wordt aangetroffen op enig tijdstip van de eerste van drie dagen en op enig tijdstip van de eerste dag na die drie dagen.

    • c.

      De rechthebbende op een vaartuig wordt geacht op dezelfde plaats te zijn gebleven indien het vaartuig binnen een straal van 500 meter - hemels- breed genieten - gerekend vanaf de in lid a bedoelde aanlegplaats wordt aangetroffen.

    • d.

      Het is de rechthebbende op een vaartuig verboden, met enig vaartuig binnen vijf dagen nadat het is verplaatst op de in lid 1, sub a, bedoelde plaats opnieuw aan te leggen.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen van het in lid 1 gestelde verbod ontheffing verlenen voorzover het betreft een krachtens artikel 14 als zodanig aangewezen oever.

Artikel 4 Aanleg-exces

Onverminderd het bepaalde in artikel 3, lid 1 en lid 2, is het de rechthebbende op een vaartuig verboden daarmede op een plaats aan te leggen, indien burgemeester en wethouders hem schriftelijk hebben medegedeeld, dat zij het, met het oog op de verdeling van de beschikbare aanlegplaatsen, onaanvaardbaar achten dat genoemde rechthebbende aldaar nog langer aanlegt.

Artikel 5 Ankeren

  • 1. Het is de rechthebbende op een vaartuig verboden daarmee te ankeren in een rietkraag of op een afstand van minder dan 5 meter vanuit een rietkraag, in een krachtens artikel 14 als zodanig aangewezen water of op een afstand van minder dan 5 meter vanuit een krachtens artikel 14 als zodanig aangewezen oever.

  • 2. Onverminderd het bepaalde in lid 1 is het de rechthebbende op een vaartuig verboden daarmee te ankeren anders dan gedurende de tijd die daadwerkelijk gebruikt wordt voor een permanent recreatief verblijf op of in de omgeving van het vaartuig.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen van het in lid 1 en lid 2 gestelde verbod ontheffing verlenen voorzover het betreft een krachtens artikel 14 aangewezen water of oever.

Artikel 6 Varen

  • 1. Het is de rechthebbende op een vaartuig verboden daarmee door of in een rietkraag te varen.

  • 2. Onverminderd het bepaalde in lid 1 is het de rechthebbende op een vaartuig verboden daarmee te varen in een krachtens artikel 14 als zodanig aangewezen water.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen van het in lid 2 gestelde verbod ontheffing verlenen.

Artikel 7 Ontheffing/vergunning

  • 1. De aanvraag voor een ontheffing, als bedoeld in de artikelen 2 lid 4, 3 lid 2, 5 lid 3 en 6 lid 3, alsmede een aanvraag tot wijziging, aanvulling of intrekking van aan een vergunning of ontheffing verbonden voorschriften, dient bij burgemeester en wethouders te worden ingediend door gebruikmaking van een formulier, waarvan het model door burgemeester en wethouders wordt vastgesteld.

  • 2. Wanneer een ontheffing wordt verleend, geldt zij, indien in de ontheffing of vergunning niet anders wordt bepaald, zowel voor de aanvrager als voor zijn rechtverkrijgenden.

Artikel 8

Het is verboden te handelen in strijd met een aan een ontheffing of vergunning verbonden voorschrift.

Artikel 9 Aanleggen bij particulieren

Het is verboden aan een niet bij de overheid in beheer en onderhoud zijnde wal of kade met een vaartuig aan te eggen tegen de duidelijk kenbaar gemaakte wil van de rechthebbende, gebruiker of beheerder van die wal of kade.

Artikel 10 Ligplaats aan laad- of losplaats

  • 1. Het is verboden aan een bij de gemeente in beheer en onderhoud zijnde laad- en losplaats met een vaartuig ligplaats in te nemen anders dan ter onmiddellijke lading of lossing.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het in het eerste lid vervatte verbod.

Artikel 11

  • 1.

    • a.

      Met een vaartuig gebruik te maken van een bij de gemeente in beheer en onderhoud zijnde vaart, haven, kade, wal of beschoeiing, waarvoor burge meeste en wethouders door een aan het water geplaatst bord kenbaar gemaakt verbod tot het gebruik maken hebben ingesteld;

    • b.

      met een vaartuig van een bij de gemeente in beheer en onderhoud zijnde vaart, haven, kade, wal of beschoeiing, ten aanzien van het gebruik maken waarvan burgemeester en wethouders een door aan het water geplaatst bod kenbaar gemaakte beperkingen hebben vastgesteld, gebruik te maken in strijd met bepalingen, door dat college aan die beperking verbonden.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het in het eerste lid vervatte verbod.

Artikel 12 Innemen ligplaats of varen

De schipper, eigenaar of gebruiker van een vaartuig, die in de gemeente ligplaats inneemt of vaart is verplicht zich hierbij te gedragen naar de aanwijzingen van de met het toezicht op de bij de gemeente in beheer of onderhoud zijnde vaart, haven, kade, wal of beschoeiing belaste ambtenaar.

Artikel 13 Procedure m.b.t. de aanwijzing van ligoevers

  • 1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ligoevers aan te wijzen als bedoeld in artikel 2 lid 2 sub a.

  • 2. Bij de aanwijzing kan worden bepaald dat deze slechts gedurende een bepaalde periode van kracht is en/of slechts voor één of meer categorieën vaartuigen zal gelden.

  • 3. Burgemeester en wethouders winnen, alvorens tot ter inzagelegging als bedoeld in lid 4 over te gaan, het advies in van, zoveel mogelijk, de publiekrechtelijke beheerder(s) van de betrokken oever(s) en het (de) betrokken water(en).

  • 4. Op de voorbereiding van een besluit als bedoeld in het eerste lid is de in afdeling 3.4 van de Awb geregelde procedure van toepassing.

  • 5. In de aanwijzing zelf wordt het tijdstip bepaald waarop z in werking treedt.

Artikel 14 Procedure m.b.t. de aanwijzing van oevers en/of wateren waar het verboden is aan te leggen, te ankeren, of te varen

  • 1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd oevers en/of wateren aan te wzen als bedoeld in artikel 3, artikel 5 en artikel 6, waar het verboden is aan te leggen, te ankeren of te varen.

  • 2. Ten aanzien van het gebruik van de in lid 1 bedoelde bevoegdheid zijn de leden 2 t/m 5 van artikel 13 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 15 Strafbepaling

Overtreding van een in deze verordening neergelegde verbodsbepaling wordt bestraft met een hechtenis van ten hoogste twee maanden of een geldboete van de tweede categorie.

Artikel 16 Toezicht op de naleving van de verordening

Met het toezicht op de naleving van deze verordening zijn belast, behalve de in artikel 141 van het Wetboek van Strafverordening genoemde ambtenaren, de door burgemeester en wethouders aan te wijzen ambtenaren der gemeente.

Artikel 17 Hogere regelgeving

De bepalingen van deze verordening gelden niet voorzover de Wet milieubeheer, het Binnenvaartpolitiereglement en de Wet beheer Rijkswaterstaatswerken van toepassing is.

Artikel 18 Overgangsbepaling

  • 1.

    Een ontheffing van een verbodsbepaling als bedoeld in artikel 2 lid 4, 3 lid 3, 5 lid 3 en 6 lid 3 van de Ligplaatsenverordening Friesland wordt, voorzover het respectievelijk in artikel 2 lid 1, 3 lid 1, 5 lid 1, 5 lid 2 of 6 lid 2 van deze verordening bedoelde verbod van toepassing is, geacht een ontheffing te zijn van het verbod vervat in artikel 2 Fd 4, 3 lid 3, 5 lid 3 of 6 lid 3 van deze verordening. De ontheffing blijft met de daaraan verbonden voorschriften van kracht tot op het moment dat in de ontheffing zelf is bepaald.

  • 2.

    De aanwijzing van oevers en/of wateren die heeft plaatsgevonden overeenkomstig de procedure van de artikelen 9 en 10 van de Ligplaatsenverordening Friesland wordt geacht een aanwijzing te zijn krachtens de artikelen 13 en 14 van deze verordening.

Artikel 19 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 6 april 1999

Artikel 20 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als Ligplaatsenverordening gemeente Vlieland

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van de 29 maart 1999 ,secretaris , voorzitter