Regeling vervallen per 21-02-2008

Reglement voor de medezeggenschapsraden en het reglement voor de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad openbare scholen in de gemeente Stadskanaal

Geldend van 30-09-1996 t/m 20-02-2008 met terugwerkende kracht vanaf 01-08-1996

Intitulé

Reglement voor de medezeggenschapsraden en het reglement voor de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad openbare scholen in de gemeente Stadskanaal

De Raad der gemeente Stadskanaal;

gelezen het voorstel van het College van Burgemeester en Wethouders d.d. 20 september 1996, nr. R 5040;

besluit:

Reglement voor de medezeggenschapsraden voor het openbaar basisonderwijs, speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, als bedoeld in artikel 14, eerste lid van de Wet medezeggenschap onderwijs 1992 (stb. 1992, 663).

TITEL I ALGEMEEN

Artikel 1 Begripsbepaling

Dit reglement verstaat onder:

  • a.

    de wet:

  • de Wet medezeggenschap onderwijs 1992 (Stb. 1992, 663);

  • b.

    voorlopige medezeggenschapsraad:

  • de voorlopige medezeggenschapsraad als bedoeld in artikel 45 van de wet;

  • c.

    medezeggenschapsraad:

  • de medezeggenschapsraad als bedoeld in artikel 3 van de wet;

  • d.

    gemeenschappelijke medezeggenschapsraad:

  • de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad als bedoeld in artikel 28 van de wet;

  • e.

    school:

  • een openbare school voor basisonderwijs, als bedoeld in de Wet op het basisonderwijs (Stb. 1986, 256), een openbare school voor speciaal onderwijs, voortgezet speciaal onderwijs of speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, als bedoeld in de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs (Stb. 1987, 614), een openbare school, cursus dan wel inrichting voor voortgezet onderwijs als bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijs (Stb. 1986, 552), een uit de openbare kas bekostigde school voor beroepsbegeleidend onderwijs als bedoeld in de Wet op het cursorisch beroepsonderwijs (Stb. 1992, 337) en een school als bedoeld in de Experimentenwet onderwijs (Stb. 1970, 370);

  • f.

    bevoegd gezag:

  • het bevoegd gezag als bedoeld in artikel 1 aanhef, onderdeel c, sub 2° en 3° van de wet;

  • g.

    leerlingen:

  • leerlingen in de zin van de Wet op het basisonderwijs, de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs en de Wet op het voortgezet onderwijs en deelnemers in de zin van de Wet op het cursorisch beroepsonderwijs;

  • h.

    ouders:

  • de ouders, voogden of verzorgers van de leerling;

  • i.

    schoolleiding:

  • de directeur, alsmede de adjunct-directeur in de zin van de Wet op het basisonderwijs en de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs en de rector, de directeur of de leden van de centrale directie, alsmede de conrectoren of de adjunct-directeuren in de zin van de Wet op het voortgezet onderwijs;

  • j.

    personeel:

  • het aan de school verbonden personeel, mede zijnde de leden van de schoolleiding, waaronder mede wordt verstaan het in algemene dienst bij het bevoegd gezag aangestelde onderwijzend en onderwijsondersteunend personeel;

  • k.

    geleding:

  • het deel van de raad, dat uit en door het personeel onderscheidenlijk uit en door de ouders en de leerlingen is gekozen, alsmede de leerlingen, de ouders en het personeel, als hiervoor bedoeld in de onderdelen g, h en j;

  • l.

    geledingenraad:

  • de geledingenraad als bedoeld in artikel 26 van de wet;

  • m.

    gemeenschappelijke geledingenraad:

  • de gemeenschappelijke geledingenraad als bedoeld in artikel 29 van de wet;

  • n.

    decentraal georganiseerd overleg:

  • het overleg tussen het bevoegd gezag en de daarvoor in aanmerking komende organisaties, als bedoeld in artikel 22a van de Wet op het basisonderwijs, artikel 30a van de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs, artikel 40 van de Wet op het voortgezet onderwijs, artikel 2.51, tweede lid van de Wet op het cursorisch beroepsonderwijs en artikel 4a van de Experimentenwet onderwijs;

  • o.

    Commissie gelijke behandeling van mannen en vrouwen:

  • de Commissie gelijke behandeling van mannen en vrouwen bij de arbeid, als bedoeld in artikel 13 van de Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen (Stb. 1989, 169);

  • p.

    Raamovereenkomst Formatiebudgetsysteem:

  • de overeenkomst als bedoeld in het akkoord tussen de centrales van overheids- en onderwijspersoneel, aangesloten bij de Bijzondere Commissie, als bedoeld in titel IV-A2 van het Rechtspositiebesluit Onderwijspersoneel en de besturenorganisaties/Vereniging van Nederlandse Gemeenten, aangesloten bij de Commissie Besturenorganisaties, als bedoeld in titel IV-B2 voornoemd.

TITEL 2 DE MEDEZEGGENSCHAPSRAAD

Artikel 2

Aan de school is een medezeggenschapsraad verbonden. Deze raad wordt rechtstreeks door en uit de geledingen gekozen volgens de bepalingen van dit reglement.

Artikel 3 Omvang en samenstelling medezeggenschapsraad

  • 1.

    De omvang en de samenstelling van de medezeggenschapsraad, verbonden aan een school voor basisonderwijs, worden, afhankelijk van het aantal leerlingen, bepaald aan de hand van onderstaande tabel:

    Aantal leerlingen van de school

    Aantal leden medezeggenschapsraad

    Aantal personeelsleden

    Aantal ouders

    minder dan 250

    6

    3

    3

    250 - 749

    10

    5

    5

    750 - 1249

    14

    7

    7

    1250 of meer

    18

    9

    9

  • 1b.

    De medezeggenschapsraad van de hoofd-/nevenvestiging "De Oleander" - "Westerschool" telt 6 leden overeenkomstig de volgende tabel:

    Scholen

    Aantal leden medezeggenschapsraad

    Aantal personeelsleden

    Aantal ouders

    "De Oleander"

    3

    1

    2

    "Westerschool"

    3

    2

    1

    Totaal

    6

    3

    3

  • waarbij het aantal personeelsleden, respectievelijk ouderleden per locatie om de twee jaar wisselt.

  • De personeelsleden en de ouderleden worden door en uit de personeelsleden, respectievelijk ouders van de betreffende locatie gekozen.

  • 2.

    Indien en voor zover aan het eerste lid geen toepassing kan worden gegeven omdat er minder dan drie personeelsleden, niet zijnde de directeur, aan de school zijn verbonden, wordt de samenstelling van de medezeggenschapsraad aangepast aan dat aantal personeelsleden, met dien verstande dat ouders en personeelsleden in gelijke aantallen vertegenwoordigd zijn.

  • 3.

    De omvang en de samenstelling van de medezeggenschapsraad, verbonden aan een school voor speciaal onderwijs dan wel voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, worden, afhankelijk van het aantal leerlingen dat de leeftijd van 13 jaar heeft bereikt, bepaald aan de hand van onderstaande tabel:

    Aantal leerlingen van de school

    Aantal leden medezeggenschapsraad

    Aantal personeelsleden

    Aantal ouders

    Aantal leerlingen

    minder dan 250

    6

    3

    2

    1

    250 - 749

    10

    5

    3

    2

    750 - 1249

    14

    7

    4

    3

    1250 of meer

    18

    9

    5

    4

  • 4.

    Indien en voor zover aan het derde lid geen toepassing kan worden gegeven omdat er geen leerlingen aan de school zijn verbonden die de leeftijd van 13 jaar of ouder hebben bereikt, geldt, gelet op het bepaalde in artikel 8, tweede lid van het reglement, het eerste lid van dit artikel.

  • 5.

    De omvang en de samenstelling van de medezeggenschapsraad, verbonden aan een dagschool voor voortgezet onderwijs, dan wel een school voor voortgezet speciaal onderwijs, worden, afhankelijk van het aantal leerlingen, bepaald aan de hand van onderstaande tabel:

    Aantal leerlingen van de school

    Aantal leden medezeggenschapsraad

    Aantal personeelsleden

    Aantal ouders

    Aantal leerlingen

    minder dan 250

    6

    3

    2

    1

    250 - 749

    10

    5

    3

    2

    750 - 1249

    14

    7

    4

    3

    1250 of meer

    18

    9

    5

    4

  • 6.

    De omvang en de samenstelling van de medezeggenschapsraad verbonden aan een avondschool of een dag-/avondschool voor voortgezet onderwijs, mede omvattende een dagschool voor middelbaar beroepsonderwijs, dan wel aan een school voor beroepsbegeleidend onderwijs, worden, afhankelijk van het aantal leerlingen, bepaald aan de hand van onderstaande tabel:

    Aantal leerlingen van de school

    Aantal leden medezeggenschapsraad

    Aantal personeelsleden

    Aantal ouders

    minder dan 250

    6

    3

    3

    250 - 749

    10

    5

    5

    750 - 1249

    14

    7

    7

    1250 of meer

    18

    9

    9

  • 7.

    Voor het bepalen van de omvang van de medezeggenschapsraad is maatgevend het aantal leerlingen dat aan de school staat ingeschreven per 1 oktober van het schooljaar waarin voor al de betrokken geledingen medezeggenschapsraadsverkiezingen worden gehouden.

Artikel 4 Incompatibiliteiten

  • 1.

    Burgemeester en wethouders, overige leden van de gemeenteraad, leden van een commissie op grond van artikel 61 van de Gemeentewet (Stb. 1931, 89), die is belast met het bestuur van de school, alsmede degenen die deel uitmaken van het krachtens de desbetreffende gemeenschappelijke regeling bevoegde orgaan van een school kunnen geen zitting nemen in de medezeggenschapsraad van die school.

  • 2.

    Een lid van de schoolleiding kan evenmin zitting hebben in de medezeggenschapsraad, indien hem is opgedragen om namens het bevoegd gezag op te treden in besprekingen met de medezeggenschapsraad.

Artikel 5 Zittingsduur

  • 1.

    Een lid van de medezeggenschapsraad heeft zitting voor een periode van twee jaar.

  • 2.

    Een lid van de medezeggenschapsraad treedt na zijn zittingsperiode af en is terstond herkiesbaar.

  • 3.

    Een lid dat ter vervulling van een tussentijdse vacature is aangewezen of verkozen, treedt af op het tijdstip waarop degene in wiens plaats hij is aangewezen of verkozen, zou moeten aftreden.

  • 4.

    Behalve door periodieke aftreding eindigt het lidmaatschap van de medezeggenschapsraad:

    • a.

      door overlijden;

    • b.

      door opzegging door het lid;

    • c.

      zodra een lid geen deel meer uitmaakt van de geleding waaruit en waardoor het is gekozen;

    • d.

      door ondercuratelestelling;

TITEL 3 DE VERKIEZINGEN

PERSONENSTELSEL

PARAGRAAF 1 ORGANISATIE

Artikel 6 Verkiezingscommissie

  • 1.

    De medezeggenschapsraad benoemt een verkiezingscommissie. De commissie bestaat uit ten minste drie leden. De medezeggenschapsraad stelt het bevoegd gezag in kennis van de benoeming van de verkiezingscommissie.

  • 2.

    De verkiezingscommissie is belast met de leiding van de verkiezing van de leden van de medezeggenschapsraad aan de school, met inachtneming van de bepalingen van dit reglement.

  • 3.

    Het bevoegd gezag kan nadere aanwijzingen geven aan de verkiezingscommissie.

  • 4.

    Binnen drie weken na afloop van de verkiezing maakt de verkiezingscommissie een verslag van haar werkzaamheden en zendt dit aan de medezeggenschapsraad en aan het bevoegd gezag. Voorts draagt zij alle bescheiden, betrekking hebbend op de verkiezingen, over aan de secretaris van de medezeggenschapsraad.

  • 5.

    De verkiezingscommissie wordt door de medezeggenschapsraad ontbonden.

Artikel 7 Verkiezingsprocedure

  • 1.

    De verkiezingscommissie bepaalt ten minste zes weken voor de beoogde datum van de verkiezingen, na overleg met de medezeggenschapsraad, de datum van de verkiezingen, alsmede de tijdstippen van aanvang en einde van de stemming.

  • 2.

    Aan de hand van de in het vorige lid bepaalde datum en tijdstippen stelt de verkiezingscommissie een tijdschema op waarin wordt aangegeven op welke wijze het verloop van de verkiezing wordt ingericht. De commissie neemt daarbij de artikelen 10 tot en met 16, alsmede artikel 18 van dit reglement in acht.

  • 3.

    De commissie stelt het bevoegd gezag, de medezeggenschapsraad en de betrokken geleding(en) in kennis van het in het tweede lid genoemde tijdschema.

PARAGRAAF 2 HET ACTIEF EN PASSIEF KIESRECHT

Artikel 8

  • 1.

    Voor de medezeggenschapsraad verbonden aan een school voor basisonderwijs zijn kiesgerechtigd en verkiesbaar:

    • a.

      leden van het personeel;

    • b.

      ouders van de leerlingen die aan de school staan ingeschreven.

  • 2.

    Voor de medezeggenschapsraad verbonden aan een school voor speciaal onderwijs of aan een school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs zijn kiesgerechtigd en herkiesbaar:

    • a.

      leden van het personeel;

    • b.

      ouders van de leerlingen, die aan de school staan ingeschreven;

    • c.

      leerlingen die aan de school staan ingeschreven en die 13 jaar of ouder zijn;

  • 3.

    Voor de medezeggenschapsraad verbonden aan een dagschool voor voortgezet onderwijs, met uitzondering van de scholen voor middelbaar beroepsonderwijs, een school voor voortgezet speciaal onderwijs of een door Onze minister aangewezen instelling voor voortgezet onderwijs, zijn kiesgerechtigd en verkiesbaar:

    • a.

      leden van het personeel;

    • b.

      ouders van de leerlingen die aan de school staan ingeschreven;

    • c.

      leerlingen die aan de school staan ingeschreven.

  • 4.

    Voor de medezeggenschapsraad verbonden aan een dagschool voor middelbaar beroepsonderwijs en een school voor beroepsbegeleidend onderwijs zijn kiesgerechtigd en verkiesbaar:

    • a.

      leden van het personeel;

    • b.

      leerlingen die aan de school staan ingeschreven.

  • 5.

    Voor de medezeggenschapsraad verbonden aan een avondschool of een dag/-avondschool voor voortgezet onderwijs of een door Onze minister aangewezen inrichting voor voortgezet onderwijs zijn kiesgerechtigd en verkiesbaar:

    • a.

      leden van het personeel;

    • b.

      leerlingen die aan de school staan ingeschreven.

Artikel 9 Lijst van verkiesbare en kiesgerechtigde personen

  • 1.

    De verkiezingscommissie stelt per geleding een voorlopige lijst op van verkiesbare en kiesgerechtigde personen en legt deze ter inzage.

  • 2.

    Tot een week na het opstellen van de in het eerste lid bedoelde lijst kunnen op verzoek van belanghebbenden dan wel ambtshalve door de verkiezingscommissie wijzigingen in de lijst worden aangebracht.

  • 3.

    Tien dagen na het opstellen van de voorlopige lijst stelt de verkiezingscommissie de lijst van verkiesbare en kiesgerechtigde personen vast en legt deze ter inzage.

PARAGRAAF 3 DE KANDIDAATSTELLING

Artikel 10 Aanmelding kandidaten

Kandidaten melden zich schriftelijk zich tot drie weken voor de verkiezing schriftelijk aan bij de verkiezingscommissie. Deze verstrekt aan de betrokkene een gedagtekend bewijs van ontvangst van de kandidaatstelling.

Artikel 11 Onderzoek en vaststelling kandidaten

  • 1.

    De verkiezingscommissie onderzoekt of de kandidaten voldoen aan de vereisten van de wet en dit reglement. Indien een kandidaatstelling wegens strijd met deze vereisten ongeldig is, deelt de commissie dit onverwijld schriftelijk aan de betrokkene mede en stelt de betrokkene in de gelegenheid dit verzuim onverwijld te herstellen.

  • 2.

    De verkiezingscommissie stelt per geleding een lijst van kandidaatgestelde personen op en legt de lijst ter inzage.

Artikel 12 Onvoldoende kandidaten

Indien uit een geleding niet meer kandidaten zijn gesteld dan er zetels in de medezeggenschapsraad voor die geleding zijn, vindt voor die geleding geen verkiezing plaats en worden de gestelde kandidaten geacht te zijn gekozen. De verkiezingscommissie stelt het bevoegd gezag, de medezeggenschapsraad en de betrokken geleding daarvan tijdig vóór de verkiezingsdatum in kennis.

PARAGRAAF 4 DE VERKIEZING

Artikel 13

  • 1.

    De verkiezing vindt plaats bij geheime, schriftelijke stemming.

  • 2.

    Uiterlijk één week voor de datum van de verkiezingen zendt de verkiezingscommissie aan de kiesgerechtigden een gewaarmerkt stembiljet dat de namen van de kandidaten uit de geleding van de kiesgerechtigden bevat; daarbij wordt de door de verkiezingscommissie vastgestelde stemprocedure medegedeeld.

Artikel 14 Stemming; volmacht

  • 1.

    Een kiesgerechtigde brengt ten hoogste evenveel stemmen uit als er zetels voor zijn geleding in de medezeggenschapsraad zijn. Op een kandidaat kan slechts één stem worden uitgebracht.

  • 2.

    Een kiesgerechtigde kan bij schriftelijke volmacht met overgave van zijn stembiljet een ander, die tot dezelfde geleding behoort, zijn stem laten uitbrengen. Een kies-gerechtigde kan voor ten hoogste twee andere kiesgerechtigden bij volmacht een stem uitbrengen.

  • [ "kies-gerechtigde" moet zijn "kiesgerechtigde" ]

Artikel 15 Telling der stemmen; ongeldigheid

  • 1.

    Na het einde van de stemming stelt de verkiezingscommissie in een openbare zitting het aantal geldige stemmen vast dat op elke kandidaat dan wel lijst is uitgebracht.

  • 2.

    Ongeldig zijn de stembiljetten:

    • a.

      die niet door of namens de verkiezingscommissie zijn uitgereikt;

    • b.

      waaruit niet duidelijk de keuze van de kiesgerechtigde blijkt;

    • c.

      waarop meer dan het toegestane aantal stemmen is uitgebracht.

Artikel 16 Uitslag verkiezingen

  • 1.

    Gekozen zijn de kandidaten die achtereenvolgens het hoogste aantal stemmen op zich hebben verenigd. Indien er voor de laatste te bezetten zetel meer kandidaten zijn, die een gelijk aantal stemmen op zich verenigd hebben, beslist tussen hen het lot.

  • 2.

    De uitslag van de verkiezingen wordt door de verkiezingscommissie vastgesteld en schriftelijk bekendgemaakt aan de medezeggenschapsraad, het bevoegd gezag en de betrokken geledingen.

  • 3.

    Binnen twee weken na het vaststellen van de uitslag van de verkiezingen roept de voorzitter van de verkiezingscommissie de leden van de medezeggenschapsraad bijeen voor de eerste vergadering.

Artikel 17 Tussentijdse vacature

  • 1.

    In geval van een tussentijdse vacature wijst de medezeggenschapsraad tot opvolger van het betrokken lid aan de kandidaat uit de desbetreffende geleding die blijkens de vastgestelde, bekendgemaakte uitslag, bedoeld in artikel 16, tweede lid, daarvoor als eerste in aanmerking komt.

  • 2.

    De aanwijzing geschiedt binnen een maand na het ontstaan van de vacature. De medezeggenschapsraad doet van deze aanwijzing mededeling aan het bevoegd gezag en de geledingen op de school.

  • 3.

    Indien uit een geleding minder kandidaten zijn gesteld dan er zetels in de medezeggenschapsraad voor die geleding zijn of indien er geen opvolger als bedoeld in het eerste lid aanwezig is, kan in de vacature(s) voorzien worden door het houden van een tussentijdse verkiezing. In dat geval zijn de artikelen 6 t/m 16 en 18 van overeenkomstige toepassing.

PARAGRAAF 5 GESCHILLEN OMTRENT DE VERKIEZINGEN

Artikel 18

  • 1.

    Het bevoegd gezag oordeelt bij uitsluiting over de geschillen betreffende de beslissingen van de verkiezingscommissie inzake:

    • a.

      het vaststellen van de lijst van personen die kiesgerechtigd en verkiesbaar zijn, als bedoeld in artikel 9, derde lid, van dit reglement;

    • b.

      het vaststellen van de lijst van geldig kandidaat gestelde personen, als bedoeld in artikel 11, tweede lid, van dit reglement;

    • c.

      het vaststellen dat de gestelde kandidaten geacht worden te zijn verkozen, als bedoeld in artikel 12 van dit reglement;

    • d.

      het vaststellen van de uitslag van de verkiezingen, als bedoeld in artikel 16, tweede lid, van dit reglement.

  • 2.

    Tegen een beslissing als bedoeld in het vorige lid kan een bezwaarschrift worden ingediend door een ieder die door de beslissing rechtstreeks in zijn belang wordt getroffen. Het bezwaarschrift wordt gemotiveerd ingediend bij het bevoegd gezag binnen tien schooldagen nadat de beslissing bekend is gemaakt.

  • 3.

    Het bezwaarschrift kan worden ingediend op grond van strijd met de wet, dit reglement of krachtens dit reglement gegeven aanwijzingen dan wel wegens strijd met de redelijkheid.

  • 4.

    Binnen veertien schooldagen nadat het bezwaarschrift is ingediend, beslist het bevoegd gezag, nadat het de belanghebbende en de verkiezingscommissie in de gelegenheid heeft gesteld zich te doen horen. Afschrift van de beslissing wordt gezonden aan de belanghebbende en de verkiezingscommissie.

LIJSTENSTELSEL

PARAGRAAF 1 ORGANISATIE

Artikel 6 Verkiezingscommissie

  • 1.

    De medezeggenschapsraad benoemt een verkiezingscommissie. De commissie bestaat uit ten minste drie leden. De medezeggenschapsraad stelt het bevoegd gezag in kennis van de benoeming van de verkiezingscommissie.

  • 2.

    De verkiezingscommissie is belast met de leiding van de verkiezing van de leden van de medezeggenschapsraad aan de school, met inachtneming van de bepalingen van dit reglement.

  • 3.

    Het bevoegd gezag kan nadere aanwijzingen geven aan de verkiezingscommissie.

  • 4.

    Binnen drie weken na afloop van de verkiezing maakt de verkiezingscommissie een verslag van haar werkzaamheden en zendt dit aan de medezeggenschapsraad en aan het bevoegd gezag. Voorts draagt zij alle bescheiden, betrekking hebbend op de verkiezingen, over aan de secretaris van de medezeggenschapsraad.

  • 5.

    De verkiezingscommissie wordt door de medezeggenschapsraad ontbonden.

Artikel 7 Verkiezingsprocedure

  • 1.

    De verkiezingscommissie bepaalt ten minste acht weken voor de beoogde datum van de verkiezingen, na overleg met de medezeggenschapsraad, de datum van de verkiezingen, alsmede de tijdstippen van aanvang en einde van de stemming.

  • 2.

    Aan de hand van de in het vorige lid bepaalde datum en tijdstippen stelt de verkiezingscommissie een tijdschema op waarin wordt aangegeven op welke wijze het verloop van de verkiezing wordt ingericht. De commissie neemt daarbij de artikelen 10 tot en met 16, alsmede artikel 18 van dit reglement in acht.

  • 3.

    De commissie stelt het bevoegd gezag, de medezeggenschapsraad en de betrokken geleding(en) in kennis van het in het tweede lid genoemde tijdschema.

PARAGRAAF 2 HET ACTIEF EN PASSIEF KIESRECHT

Artikel 8

  • 1.

    Voor de medezeggenschapsraad verbonden aan een school voor basisonderwijs zijn kiesgerechtigd en verkiesbaar:

    • a.

      leden van het personeel;

    • b.

      ouders van de leerlingen die aan de school staan ingeschreven.

  • 2.

    Voor de medezeggenschapsraad verbonden aan een school voor speciaal onderwijs of aan een school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs zijn kiesgerechtigd en verkiesbaar:

    • a.

      leden van het personeel;

    • b.

      ouders van de leerlingen, die aan de school staan ingeschreven;

    • c.

      leerlingen die aan de school staan ingeschreven en die 13 jaar of ouder zijn;

  • 3.

    Voor de medezeggenschapsraad verbonden aan een dagschool voor voortgezet onderwijs, met uitzondering van de scholen voor middelbaar beroepsonderwijs, een school voor voortgezet speciaal onderwijs of een door Onze minister aangewezen instelling voor voortgezet onderwijs, zijn kiesgerechtigd en verkiesbaar:

    • a.

      leden van het personeel;

    • b.

      ouders van de leerlingen die aan de school staan ingeschreven;

    • c.

      leerlingen die aan de school staan ingeschreven.

  • 4.

    Voor de medezeggenschapsraad verbonden aan een dagschool voor middelbaar beroepsonderwijs en een school voor beroepsbegeleidend onderwijs zijn kiesgerechtigd en verkiesbaar:

    • a.

      leden van het personeel;

    • b.

      leerlingen die aan de school staan ingeschreven,

  • 5.

    Voor de medezeggenschapsraad verbonden aan een avondschool of een dag/-avondschool voor voortgezet onderwijs of een door Onze minister aangewezen inrichting voor voortgezet onderwijs zijn kiesgerechtigd en verkiesbaar:

    • a.

      leden van het personeel;

    • b.

      leerlingen die aan de school staan ingeschreven.

Artikel 9 Lijst van verkiesbare en kiesgerechtigde personen

  • 1.

    De verkiezingscommissie stelt per geleding een voorlopige lijst op van verkiesbare en kiesgerechtigde personen en legt deze ter inzage.

  • 2.

    Tot een week na het opstellen van de in het eerste lid bedoelde lijst kunnen op verzoek van belanghebbenden dan wel ambtshalve door de verkiezingscommissie wijzigingen in de lijst worden aangebracht.

  • 3.

    Tien dagen na het opstellen van de voorlopige lijst stelt de verkiezingscommissie de lijst van verkiesbare en kiesgerechtigde personen vast en legt deze ter inzage.

PARAGRAAF 3 DE KANDIDAATSTELLING

Artikel 10 Aanmelding kandidaten

  • 1.

    Kandidaten melden zich aan door een kandidatenlijst bij de verkiezingscommissie in te dienen. Indien de kandidaten worden gesteld door een organisatie, dan meldt de organisatie de kandidaten aan. De lijst is voorzien van een naam. De verkiezingscommissie verstrekt de kandidaten en, in het geval dat de aanmelding door een organisatie is geschiedt, tevens de organisatie een gedagtekend bewijs van ontvangst van de kandidaatstelling.

  • 2.

    Tegelijkertijd met het indienen van de kandidatenlijst worden schriftelijke verklaringen van de kandidaten aan de verkiezingscommissie overgelegd inhoudende dat zij de kandidatuur aanvaarden.

  • 3.

    Een kiesgerechtigde kan maar op één lijst staan en door middel van een handtekening één lijst indienen.

Artikel 11 Onderzoek en vaststelling kandidaten

  • 1.

    De verkiezingscommissie onderzoekt of de kandidaten voldoen aan de vereisten van de wet en dit reglement. Indien een kandidaatstelling wegens strijd met deze vereisten ongeldig is, deelt de commissie dit onverwijld schriftelijk mee aan de organisatie dan wel degene(n) die de lijst heeft (hebben) ingediend en stelt diegene(n) in de gelegenheid het verzuim onverwijld te herstellen.

  • 2.

    De verkiezingscommissie stelt per geleding en per kandidatenlijst een lijst van kandidaatgestelde personen op en legt de lijst ter inzage. De verkiezingscommissie vermeldt daarbij de naam van de kandidatenlijsten.

Artikel 12 Onvoldoende kandidaten

Indien uit een geleding niet meer kandidaten zijn gesteld dan er zetels in de medezeggenschapsraad voor die geleding zijn, vindt voor die geleding geen verkiezing plaats en worden de gestelde kandidaten geacht te zijn gekozen. De verkiezingscommissie stelt het bevoegd gezag, de medezeggenschapsraad en de betrokken geleding daarvan tijdig vóór de verkiezingsdatum in kennis.

PARAGRAAF 4 DE VERKIEZING

Artikel 13

  • 1.

    De verkiezing vindt plaats bij geheime, schriftelijke stemming.

  • 2.

    Uiterlijk één week voor de datum van de verkiezingen zendt de verkiezingscommissie aan de kiesgerechtigden een gewaarmerkt stembiljet met de namen van de kandidaten, gegroepeerd naar de kandidatenlijsten uit de geleding van de kiesgerechtigden; de namen van de kandidatenlijsten worden vermeld. Voorts wordt de door de verkiezingscommissie vastgestelde stemprocedure medegedeeld.

Artikel 14 Stemming; volmacht

  • 1.

    Een kiesgerechtigde brengt één stem uit.

  • 2.

    Een kiesgerechtigde kan bij schriftelijke volmacht met overgave van zijn stembiljet een ander, die tot dezelfde geleding behoort, zijn stem laten uitbrengen. Een kies-gerechtigde kan voor ten hoogste twee andere kiesgerechtigden bij volmacht een stem uitbrengen.

  • [ "kies-gerechtigde" moet zijn "kiesgerechtigde" ]

Artikel 15 Telling der stemmen; ongeldigheid

  • 1.

    Na het einde van de stemming stelt de verkiezingscommissie in een openbare zitting het aantal geldige stemmen vast dat op elke kandidatenlijst en de daarop vermelde kandidaten is uitgebracht.

  • 2.

    Ongeldig zijn de stembiljetten:

    • a.

      die niet door of namens de verkiezingscommissie zijn uitgereikt;

    • b.

      waaruit niet duidelijk de keuze van de kiesgerechtigde blijkt;

    • c.

      waarop meer dan het toegestane aantal stemmen is uitgebracht.

Artikel 16 Uitslag verkiezingen

  • 1.

    De verkiezingscommissie deelt de som van het aantal geldig uitgebrachte stemmen per geleding door het aantal beschikbare zetels voor die geleding in de medezeggenschapsraad. Het aldus verkregen quotiënt wordt kiesdeler genoemd.

  • 2.

    Zoveel maal als de kiesdeler is begrepen in de aantallen stemmen van een kandidatenlijst, wordt aan die kandidatenlijst een zetel toegekend.

  • 3.

    De overblijvende zetels, die restzetels worden genoemd, worden achtereenvolgens toegewezen aan de kandidatenlijsten waarvan de aantallen stemmen bij deling door de kiesdeler de grootste overschotten hebben, de kandidatenlijsten die op grond van het tweede lid geen zetels zijn toegekend, daarbij inbegrepen. Hierbij worden kandidatenlijsten die geen overschot hebben, geacht kandidatenlijsten te zijn met het kleinste overschot. Indien overschotten gelijk zijn, beslist het lot.

  • 4.

    Indien bij toepassing van de vorige bepalingen aan een kandidatenlijst meer zetels zou moeten worden toegekend dan er kandidaten zijn, gaan de overblijvende zetels of zetels door voortgezette toepassing van de bepalingen over op één of meer van de overige kandidatenlijsten, waarop kandidaten voorkomen aan wie geen zetel is toegewezen.

  • 5.

    De uitslag van de verkiezingen wordt door de verkiezingscommissie vastgesteld en schriftelijk bekendgemaakt aan de medezeggenschapsraad, het bevoegd gezag en de betrokken geledingen.

  • 6.

    Binnen twee weken na het vaststellen van de uitslag van de verkiezingen roept de voorzitter van de verkiezingscommissie de leden van de medezeggenschapsraad bijeen voor de eerste vergadering.

Artikel 17 Tussentijdse vacature

  • 1.

    In geval van een tussentijdse vacature wijst de medezeggenschapsraad tot opvolger van het betrokken lid aan de kandidaat uit de desbetreffende geleding die blijkens de vastgestelde, bekendgemaakte uitslag, bedoeld in artikel 16, vijfde lid, daarvoor als eerste in aanmerking komt.

  • 2.

    De aanwijzing geschiedt binnen een maand na het ontstaan van de vacature. De medezeggenschapsraad doet van deze aanwijzing mededeling aan het bevoegd gezag en de geledingen op de school.

  • 3.

    Indien uit een geleding minder kandidaten zijn gesteld dan er zetels in de medezeggenschapsraad voor die geleding zijn of indien er geen opvolger als bedoeld in het eerste lid aanwezig is, kan in de vacature(s) voorzien worden door het houden van een tussentijdse verkiezing. In dat geval zijn de artikelen 6 t/m 16 en 18 van overeenkomstige toepassing.

PARAGRAAF 5 GESCHILLEN OMTRENT DE VERKIEZINGEN

Artikel 18

  • 1.

    Het bevoegd gezag oordeelt bij uitsluiting over de geschillen betreffende de beslissingen van de verkiezingscommissie inzake:

    • a.

      het vaststellen van de lijst van personen die kiesgerechtigd en verkiesbaar zijn, als bedoeld in artikel 9, derde lid, van dit reglement;

    • b.

      het vaststellen van de lijst van geldig kandidaat gestelde personen, als bedoeld in artikel 11, tweede lid, van dit reglement;

    • c.

      het vaststellen dat de gestelde kandidaten geacht worden te zijn verkozen, als bedoeld in artikel 12 van dit reglement;

    • d.

      het vaststellen van de uitslag van de verkiezingen, als bedoeld in artikel 16, vijfde lid, van dit reglement.

  • 2.

    Tegen een beslissing als bedoeld in het vorige lid kan een bezwaarschrift worden ingediend door een ieder die door de beslissing rechtstreeks in zijn belang wordt getroffen. Het bezwaarschrift wordt gemotiveerd ingediend bij het bevoegd gezag binnen drie dagen nadat de beslissing bekend is gemaakt.

  • 3.

    Het bezwaarschrift kan worden ingediend op grond van strijd met de wet, dit reglement of krachtens dit reglement gegeven aanwijzingen dan wel wegens strijd met de redelijkheid.

  • 4.

    Binnen acht dagen nadat het bezwaarschrift is ingediend, beslist het bevoegd gezag, nadat het de belanghebbende en de verkiezingscommissie in de gelegenheid heeft gesteld zich te doen horen. Afschrift van de beslissing wordt gezonden aan de belanghebbende en de verkiezingscommissie.

TITEL 4 ALGEMENE BEVOEGDHEDEN EN TAKEN MEDEZEGGENSCHAPSRAAD

Artikel 19

  • 1.

    De medezeggenschapsraad wordt ten minste tweemaal per jaar in de gelegenheid gesteld de algemene gang van zaken in de school met het bevoegd gezag te bespreken.

  • 2.

    Het bevoegd gezag en de medezeggenschapsraad komen bijeen, indien daarom onder opgave van redenen wordt verzocht door het bevoegd gezag, de medezeggenschapsraad of het deel van de raad, dat uit en door het personeel onderscheidenlijk uit en door de ouders en de leerlingen is gekozen.

Artikel 20 Initiatiefbevoegdheid medezeggenschapsraad

  • 1.

    De medezeggenschapsraad is bevoegd tot bespreking van alle aangelegenheden de school betreffende. Hij is bevoegd over deze aangelegenheden aan het bevoegd gezag voorstellen te doen en standpunten kenbaar te maken.

  • 2.

    Het bevoegd gezag brengt op de voorstellen bedoeld in het eerste lid binnen zes weken een schriftelijke, met redenen omkleedde reactie uit aan de medezeggenschapsraad. Alvorens hiertoe over te gaan, stelt het bevoegd gezag de medezeggenschapsraad ten minste één maal in de gelegenheid met hem over de voorstellen overleg te plegen.

TITEL 5 BIJZONDERE BEVOEGDHEDEN MEDEZEGGENSCHAPSRAAD

Artikel 21 Instemmingsbevoegdheid medezeggenschapsraad

Het bevoegd gezag behoeft de voorafgaande instemming van de medezeggenschapsraad voor de door hem voorgenomen besluiten met betrekking tot:

  • a.

    verandering van de onderwijskundige doelstellingen van de school;

  • b.

    vaststelling of wijziging van het schoolwerkplan dan wel het leerplan;

  • c.

    vaststelling of wijziging van het schoolreglement;

  • d.

    vaststelling of wijziging van het activiteitenplan voor zover het betreft een school voor basisonderwijs, voor speciaal onderwijs, voortgezet speciaal onderwijs of voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, en van de schooltijden voor zover het betreft een school voor voortgezet onderwijs;

  • e.

    vaststelling of wijziging van het beleid met betrekking tot het verrichten door ouders van ondersteunende werkzaamheden ten behoeve van de school en het onderwijs;

  • f.

    vaststelling of wijziging van regels op het gebied van de veiligheid en de gezondheid; en

  • g.

    het doen van een verzoek tot afwijking als bedoeld in artikel 30, eerste lid van de wet.

  • h.

    het aangaan, verbreken of belangrijk wijzigen van een duurzame samenwerking met een andere instelling, dan wel vaststelling of wijziging van het beleid terzake;

  • i.

    deelneming of beëindiging van deelneming aan een onderwijskundig project of experiment, dan wel vaststelling of wijziging van het beleid terzake;

  • j.

    vaststelling of wijziging van het beleid met betrekking tot de organisatie van de school, vaststelling of wijziging van een bestuursreglement met betrekking tot de taken van de centrale directie daaronder begrepen;

  • k.

    vaststelling of wijziging van het beleid met betrekking tot toelating en verwijdering van leerlingen;

  • l.

    vaststelling of wijziging van het beleid met betrekking tot de toelating van studenten die elders in opleiding zijn voor een functie in het onderwijs;

Artikel 22 Adviesbevoegdheid medezeggenschapsraad

De medezeggenschapsraad wordt vooraf in de gelegenheid gesteld advies uit te brengen over de door het bevoegd gezag voorgenomen besluiten met betrekking tot:

  • a.

    verandering van de grondslag van de school;

  • b.

    vaststelling of wijziging van het lesrooster in het voortgezet onderwijs;

  • c.

    vaststelling of wijziging van de bestemming in hoofdlijnen van de middelen die door het bevoegd gezag ten behoeve van de school uit de openbare kas of van anderen zijn ontvangen, met uitzondering van de middelen die van de ouders zijn ontvangen zonder dat daartoe een wettelijke verplichting bestaat;

  • d.

    beëindiging, belangrijke inkrimping of uitbreiding van de werkzaamheden van de school of van een belangrijk onderdeel daarvan, dan wel vaststelling of wijziging van het beleid terzake;

  • e.

    overdracht of omzetting van de school of van een onderdeel daarvan dan wel fusie van de school met een andere school, dan wel vaststelling of wijziging van het beleid terzake;

  • f.

    vaststelling of wijziging van het beleid met betrekking tot de aanstelling en het ontslag van de schoolleiding en het overige personeel;

  • g.

    aanstelling of ontslag van de schoolleiding;

  • h.

    vaststelling of wijziging van de concrete taakverdeling binnen de schoolleiding, alsmede de vaststelling of wijziging van een mogelijk directiestatuut;

  • i.

    regeling van de vakantie;

  • j.

    het oprichten van een centrale dienst;

  • k.

    nieuwbouw of belangrijke verbouwing van de school;

  • l.

    vaststelling of wijziging van het beleid met betrekking tot het onderhoud van de school en

  • m.

    fundamentele wijziging in de huisvesting, anders dan de aangelegenheid onder k en l.

Artikel 23 Instemmingsbevoegdheid personeelsgeleding

Het bevoegd gezag behoeft de voorafgaande instemming van dat deel van de medezeggenschapsraad dat uit en door het personeel is gekozen voor de door hem voor-genomen besluiten met betrekking tot de volgende aangelegenheden:

  • a.

    regeling van de gevolgen voor het personeel van een besluit met betrekking tot een aangelegenheid als hiervoor bedoeld in artikel 22 in de onderdelen a, d, e, f, en j, alsmede met betrekking tot een aangelegenheid als hierna bedoeld in artikel 24, onderdeel d;

  • b.

    vaststelling of wijziging van het formatieplan van de school;

  • c.

    vaststelling of wijziging van regels met betrekking tot de nascholing van het personeel;

  • d.

    vaststelling of wijziging van een mogelijk werkreglement voor het personeel en van de opzet en de inrichting van het werkoverleg, voor zover het besluit van algemene gelding is voor alle of een gehele categorie van personeelsleden;

  • e.

    vaststelling of wijziging van de verlofregeling van het personeel;

  • f.

    vaststelling of wijziging van het beleid met betrekking tot de toekenning van salarissen, toelagen en gratificaties aan het personeel;

  • g.

    vaststelling of wijziging van de taakverdeling respectievelijk de taakbelasting binnen het personeel, de schoolleiding daaronder niet begrepen;

  • h.

    vaststelling of wijziging van het beleid met betrekking tot personeelsbeoordeling, functiebeloning en functiedifferentiatie;

  • i.

    vaststelling of wijziging van het beleid met betrekking tot het verzilveren, sparen, poolen en overhevelen van formatierekeneenheden; en

  • j.

    regeling van de aangelegenheden van algemeen belang voor de rechtstoestand van het personeel van de scholen, indien en voor zover dit op grond van artikel 5 van de Raamovereenkomst Formatiebudgetsysteem aan de personeelsgeleding van de medezeggenschapsraad is overgelaten.

Artikel 24 Instemmingsbevoegdheid ouders/leerlingengeleding

Het bevoegd gezag behoeft de voorafgaande instemming van dat deel van de medezeggenschapsraad dat uit en door de ouders en/of de leerlingen is gekozen, voor de door hen voorgenomen besluiten met betrekking tot:

  • a.

    regeling van de gevolgen voor de ouders of leerlingen van een besluit met betrekking tot een aangelegenheid als hiervoor bedoeld in artikel 22, onderdelen a, d, e, f en j;

  • b.

    vaststelling of wijziging van de bestemming van de middelen die van de ouders zijn ontvangen zonder dat daartoe een wettelijke verplichting bestaat;

  • c.

    vaststelling of wijziging van het beleid met betrekking tot voorzieningen ten behoeve van leerlingen;

  • d.

    vaststelling of wijziging van een mogelijk ouders- of leerlingenstatuut.

Artikel 25 Adviesbevoegdheid personeels- en ouders-/leerlingengeleding

Indien het bevoegd gezag op grond van artikel 23 of 24 voor een te nemen besluit de voorafgaande instemming van het ene deel van de medezeggenschapsraad behoeft, stelt het het andere deel van de medezeggenschapsraad in de gelegenheid daar advies over uit te brengen.

Artikel 26 Regeling gevolgen voor personeels- en ouders-/leerlingengeleding

Een besluit met betrekking tot de aangelegenheden waarnaar wordt verwezen in artikel 23, onderdeel a dan wel 24, onderdeel a wordt niet ten uitvoer gelegd voordat een definitief besluit is genomen over de regeling van de gevolgen van dat besluit voor het personeel, dan wel voor de ouders of de leerlingen als bedoeld in artikel 23, onderdeel a respectievelijk artikel 24, onderdeel a, tenzij dringende redenen in het belang van de school een eerdere tenuitvoerlegging noodzakelijk maken.

Artikel 27 Toepasselijkheid bijzondere bevoegdheden

  • 1.

    De artikelen 21 tot en met 25 van dit reglement zijn niet van toepassing indien en voor zover de betrokken aangelegenheid voor de school reeds inhoudelijk is geregeld in een bij of krachtens wet gegeven voorschrift of een collectieve arbeidsovereenkomst.

  • 2.

    De artikelen 21 tot en met 25 van dit reglement zijn bovendien niet van toepassing:

    • a.

      indien en voor zover de betrokken aangelegenheid het individuele personeelslid dan wel de individuele leerling betreft, onverminderd het bepaalde in artikel 22, onderdeel g;

    • b.

      indien en voor zover de betrokken aangelegenheid de algemene rechtstoestand van het personeel betreft en daarover overleg wordt gevoerd door het bevoegd gezag in het decentraal georganiseerd overleg;

    • c.

      indien en voor zover het bevoegd gezag ten aanzien van de betrokken aangelegenheid toepassing geeft aan de Raamovereenkomst Formatiebudgetsysteem.

Artikel 28 Bijzondere bevoegdheden van de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad

  • 1.

    De school is aangesloten bij een door het bevoegd gezag ingestelde gemeenschappelijke medezeggenschapsraad.

  • 2.

    De gemeenschappelijke medezeggenschapsraad en zijn geledingen zijn in plaats van de medezeggenschapsraad bevoegd overeenkomstig de artikelen 21 tot en met 24, voor zover het aangelegenheden van gemeenschappelijk belang voor de bij de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad aangesloten scholen betreft.

Artikel 29 Regels besluitvorming

  • 1.

    Een besluit met betrekking tot een aangelegenheid als bedoeld in artikel 22, onderdeel c, wordt niet genomen dan na afweging van in elk geval de onderwijskundige, de personele en de materiële belangen van de school, welke afweging schriftelijk in de motivering van het besluit tot uitdrukking wordt gebracht.

  • 2.

    Een besluit met betrekking tot een aangelegenheid als bedoeld in artikel 23, onderdelen b, g, h en i, wordt genomen met inachtneming van in elk geval de besluiten tot vaststelling van het schoolwerkplan, het activiteitenplan, de hoofdlijnen van de bestemming van de financiële middelen en het organisatiebeleid van de school.

  • 3.

    Een besluit met betrekking tot de aangelegenheden waarnaar wordt verwezen in artikel 23, onderdeel c wordt genomen met inachtneming van in elk geval de onderwijskundige doelstellingen van de school en de vormgeving van het onderwijs zoals neergelegd in het schoolwerkplan en het activiteitenplan.

Artikel 30 Termijnen

  • 1.

    Het bevoegd gezag stelt de medezeggenschapsraad of die geleding van de medezeggenschapsraad die het aangaat een termijn van minimaal drie schoolweken waarbinnen het advies uitgebracht dient te zijn over de voorgenomen besluiten met betrekking tot een aangelegenheid als bedoeld in artikel 22 van dit reglement.

  • 2.

    Het bevoegd gezag stelt de medezeggenschapsraad dan wel die geleding van de medezeggenschapsraad die het aangaat een termijn van minimaal drie schoolweken waarbinnen uitsluitsel gegeven dient te worden of al dan niet instemming met de voorgenomen besluiten met betrekking tot de aangelegenheden als bedoeld in artikel 21, 23 dan wel 24 van dit reglement verleend wordt.

  • 3.

    Het bevoegd gezag stelt de medezeggenschapsraad onverwijld in kennis van voornemens met betrekking tot de aangelegenheden als bedoeld in artikel 21, onderdeel a en artikel 22, onderdelen a, d en e.

  • 4.

    De in het eerste en tweede lid bedoelde termijn kan door het bevoegd gezag per geval, op gemotiveerd verzoek van de medezeggenschapsraad dan wel die geleding van de medezeggenschapsraad die het aangaat, worden verlengd.

  • 5.

    Met inachtneming van de in het eerste en tweede lid bedoelde termijnen stelt de medezeggenschapsraad dan wel de geleding van de medezeggenschapsraad die het aangaat, het bevoegd gezag zo spoedig mogelijk schriftelijk in kennis van de hem gevraagde en ongevraagde adviezen over en van het al dan niet verlenen van instemming aan de voorgenomen besluiten met betrekking tot de aangelegenheden als bedoeld in artikel 22 respectievelijk de artikelen 21, 23 en 24 van dit reglement.

  • 6.

    Indien de medezeggenschapsraad dan wel dat deel van de medezeggenschapsraad gekozen door de geleding die het aangaat, niet binnen de in het eerste en tweede lid bedoelde termijn advies uitbrengt dan wel geen uitsluitsel geeft over het al dan niet verlenen van instemming, wordt de medezeggenschapsraad geacht het eens te zijn, respectievelijk in te stemmen met het aan de medezeggenschapsraad voorgelegde voorgenomen besluit.

Artikel 31 Adviesaanvrage en niet volgen advies

Indien een te nemen besluit ingevolge het bepaalde in artikel 22 van dit reglement vooraf voor advies dient te worden voorgelegd aan de medezeggenschapsraad, draagt het bevoegd gezag er zorg voor dat:

  • a.

    advies wordt gevraagd op een zodanig tijdstip dat het advies van wezenlijke invloed kan zijn op de besluitvorming;

  • b.

    de medezeggenschapsraad in de gelegenheid wordt gesteld met hem overleg te voeren voordat advies wordt uitgebracht;

  • c.

    de medezeggenschapsraad zo spoedig mogelijk schriftelijk in kennis wordt gesteld van de wijze waarop aan het uitgebrachte advies gehoor wordt gegeven, en

  • d.

    de medezeggenschapsraad, indien het bevoegd gezag het advies niet of niet geheel wil volgen, de redenen daartoe zo spoedig mogelijk worden medegedeeld en dat de raad in de gelegenheid wordt gesteld met hem nader overleg te voeren, alvorens het besluit definitief wordt genomen.

TITEL 6 OVERIGE BEVOEGDHEDEN MEDEZEGGENSCHAPSRAAD

Artikel 32 Overige taken medezeggenschapsraad

  • 1.

    De medezeggenschapsraad bevordert naar vermogen openheid, openbaarheid en onderling overleg in de school.

  • 2.

    De medezeggenschapsraad waakt voorts in de school in het algemeen voor discriminatie op welke grond dan ook en bevordert gelijke behandeling van gelijke gevallen en in het bijzonder de gelijke behandeling van mannen en vrouwen en de inschakeling van gehandicapten.

Artikel 33 Gelijke behandeling mannen en vrouwen

De medezeggenschapsraad is bevoegd om overeenkomstig artikel 14, tweede lid, aanhef, onderdeel d van de Wet gelijke behandeling mannen en vrouwen (Stb. 1989, 169) de Commissie gelijke behandeling van mannen en vrouwen schriftelijk te verzoeken te onderzoeken of op de school waaraan de medezeggenschapsraad is verbonden, een onderscheid wordt gemaakt als bedoeld in artikel 1636ij van het Burgerlijk Wetboek of als bedoeld in de Wet gelijke behandeling mannen en vrouwen, en haar oordeel daarover kenbaar te maken.

Artikel 34 Arbeidsomstandigheden

De medezeggenschapsraad heeft de bevoegdheden als bedoeld in artikel 3, eerste lid van het Arbeidsomstandighedenbesluit (Stb. 1991, 494) juncto artikel 14, eerste lid van de Arbeidsomstandighedenwet (Stb. 1990, 94), alsmede de bevoegdheden als bedoeld in de artikelen 35, 40, 41 en 42 van de Arbeidsomstandighedenwet (Stb. 1990, 94), krachtens welke de medezeggenschapsraad:

  • a.

    de nodige inlichtingen wordt verschaft;

  • b.

    in de gelegenheid wordt gesteld zijn mening kenbaar te maken dan wel te worden gehoord;

  • c.

    het recht heeft een verzoek om wetstoepassing te doen;

  • d.

    het recht heeft een bezwaarschrift in te dienen.

TITEL 7 INRICHTING EN WERKWIJZE MEDEZEGGENSCHAPSRAAD

Artikel 35 Verkiezing voorzitter, secretaris en penningmeester

  • 1.

    De medezeggenschapsraad kiest uit zijn midden een voorzitter, een of meer plaatsvervangende voorzitters, een secretaris en een penningmeester. De functies van penningmeester en secretaris kunnen door één en dezelfde persoon worden vervuld.

  • 2.

    Voorzitter, secretaris en penningmeester worden bij voorkeur niet allen uit dezelfde geleding gekozen.

Artikel 36 Bijeenkomsten

  • 1.

    De medezeggenschapsraad komt ten behoeve van de uitoefening van zijn taak bijeen:

    • a.

      op verzoek van de voorzitter;

    • b.

      op verzoek van een derde van het aantal zitting hebbende leden van de medezeggenschapsraad, onder opgave van redenen.

  • 2.

    De medezeggenschapsraad en het bevoegd gezag komen bijeen in het geval als bedoeld in artikel 19 van dit reglement en indien daarom onder opgave van redenen wordt verzocht door het bevoegd gezag, de medezeggenschapsraad of het deel van de medezeggenschapsraad dat door het personeel onderscheidenlijk door de ouders of de leerlingen is gekozen.

  • 3.

    De in het eerste en tweede lid bedoelde bijeenkomsten vinden plaats op een voor de leden van de medezeggenschapsraad redelijkerwijze geschikt tijdstip.

  • 4.

    De medezeggenschapsraad draagt er zorg voor dat de agenda en het verslag van de vergadering worden toegezonden aan het bevoegd gezag, aan de geledingenraden en voor belangstellenden ter inzage worden gelegd op een algemeen toegankelijke plaats op de school.

  • 5.

    De medezeggenschapsraad draagt er zorg voor dat de informatie omtrent en afkomstig van de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad voor belangstellenden ter inzage wordt gelegd op een algemeen toegankelijk plaats op de school.

Artikel 37 Openbaarheid en geheimhouding

  • 1.

    De vergadering van de medezeggenschapsraad is openbaar, tenzij over individuele personen wordt gesproken of de aard van een te behandelen zaak naar het oordeel van een derde van de leden zich daartegen verzet.

  • 2.

    De leden van de medezeggenschapsraad zijn verplicht tot geheimhouding van alle zaken die zij in hun hoedanigheid vernemen ten aanzien waarvan het bevoegd gezag dan wel de medezeggenschapsraad hun geheimhouding heeft opgelegd of waarvan zij, in verband met opgelegde geheimhouding, het vertrouwelijk karakter moeten begrijpen. Degene die de geheimhouding oplegt, deelt daarbij tevens mede welke schriftelijk of mondeling verstrekte gegevens onder de geheimhouding vallen en hoe lang deze dient te duren, alsmede of er personen zijn ten aanzien van wie de geheimhouding niet in acht behoeft te worden genomen. De plicht tot geheimhouding vervalt niet door beëindiging van het lidmaatschap van de medezeggenschapsraad, noch door beëindiging van de band van de betrokkene met de school.

  • 3.

    Indien bij een vergadering of een onderdeel daarvan een persoonlijk belang van een van de leden van de medezeggenschapsraad in het geding is, kan de medezeggenschapsraad besluiten dat het betrokken lid aan die vergadering of dat onderdeel daarvan niet deelneemt. De behandeling van de desbetreffende aangelegenheid vindt dan plaats in een besloten vergadering.

Artikel 38 Uitsluiting van leden van de medezeggenschapsraad

  • 1.

    Het bevoegd gezag kan op verzoek van twee derde van het aantal leden van de medezeggenschapsraad, dan wel nadat twee derde van het aantal leden van de medezeggenschapsraad met een dergelijk voorstel van het bevoegd gezag hebben ingestemd, een lid van de raad uitsluiten van deelname aan de werkzaamheden van de raad. Uitsluiting is slechts mogelijk voor een bepaalde tijd.

  • 2.

    Het in het eerste lid bedoelde verzoek kan slechts door de raad worden gedaan, op grond van het feit dat de belanghebbende de werkzaamheden van de raad ernstig belemmert dan wel op grond van het feit dat de belanghebbende zich niet heeft gehouden aan de geheimhoudingsplicht als bedoeld in artikel 37, tweede lid.

  • 3.

    Het in het eerste lid bedoelde voorstel kan slechts door het bevoegd gezag worden gedaan, op grond van het feit dat de belanghebbende het overleg van de raad met hem ernstig belemmert dan wel op grond van het feit dat de belanghebbende zich niet heeft gehouden aan de geheimhoudingsplicht als bedoeld in artikel 37, tweede lid.

  • 4.

    Voordat het in het eerste lid bedoelde verzoek wordt gedaan wordt de belanghebbende door de medezeggenschapsraad in de gelegenheid gesteld zijn oordeel daarover kenbaar te maken. Dit oordeel wordt bij het verzoek gevoegd. Het achtste lid is van overeenkomstige toepassing.

  • 5.

    De medezeggenschapsraad stelt de belanghebbende in de gelegenheid zijn oordeel kenbaar te maken over het in het eerste lid gedane voorstel, alvorens te besluiten of hij al dan niet instemt met het gedane voorstel.

  • 6.

    Het bevoegd gezag kan bepalen dat de belanghebbende zich, in afwachting van de beslissing bedoeld in het eerste lid, van deelname aan alle of bepaalde werkzaamheden in verband met de medezeggenschapsraad onthoudt.

  • 7.

    Het bevoegd gezag neemt de beslissing bedoeld in het eerste lid niet eerder dan nadat de belanghebbende - indien hij dat wenst in het bijzijn van een raadsman - in de gelegenheid is gesteld zich mondeling of schriftelijk te verweren.

  • 8.

    Van het mondeling verweer maakt het bevoegd gezag aanstonds proces-verbaal op dat na voorlezing wordt ondertekend door hem te wiens overstaan het verweer heeft plaatsgevonden en door de belanghebbende. Weigert de belanghebbende de ondertekening dan wordt daarvan, zo mogelijk met vermelding van redenen, melding gemaakt. Een afschrift van het proces-verbaal wordt aan de belanghebbende uitgereikt.

  • 9.

    Van de beslissing wordt de belanghebbende onverwijld bij aangetekende brief in kennis gebracht. De beslissing is met redenen omkleed, en vermeldt op welke wijze, binnen welke termijnen en bij welke instantie beroep openstaat.

Artikel 39 Jaarverslag

  • 1.

    De secretaris en penningmesster maken jaarlijks een verslag van de werkzaamheden van de medezeggenschapsraad in het afgelopen jaar.

  • 2.

    Het jaarverslag wordt vastgesteld door de medezeggenschapsraad en ter kennisneming gezonden dan wel bekendgemaakt aan het bevoegd gezag, de schoolleiding, het personeel, de ouders en/of de leerlingen, alsmede aan de eventuele geledingenraden en de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad. Voorts draagt de secretaris er zorg voor dat het verslag ten behoeve van belangstellenden ter inzage op een algemeen toegankelijke plaats op de school wordt gelegd.

Artikel 40 Geledingenraad

De raad stelt de eventuele geledingenraden ten minste eenmaal per jaar in de gelegenheid om over aangelegenheden die de betrokken geleding in het bijzonder aangaan met hem overleg te voeren.

Artikel 41 Huishoudelijk reglement en verdeling beschikbare middelen

De medezeggenschapsraad legt in een bijlage bij het reglement vast:

  • a.

    een huishoudelijk reglement waarin ten minste zijn geregeld de agendering, de besluitvorming en het verslag van de vergadering;

  • b.

    de wijze waarop door het bevoegd gezag beschikbaar gestelde middelen voor de raad en de eventuele geledingenraden worden verdeeld.

TITEL 8 PROCEDURE IN GEVAL VAN GESCHILLEN

Artikel 42 Competentie geschillencommissie

  • 1.

    Geschillen als bedoeld in deze titel worden voorgelegd aan de Landelijke geschillencommissie voor het openbaar onderwijs.

  • 2.

    Het reglement van de Landelijke geschillencommissie voor het openbaar onderwijs is van toepassing.

PARAGRAAf 1 GESCHIL BIJZONDERE INSTEMMINGSBEVOEGDHEID

Artikel 43

Indien aan een te nemen besluit van het bevoegd gezag de instemming, vereist ingevolge de artikelen 21, 23 dan wel 24 van dit reglement, is onthouden, deelt het bevoegd gezag binnen drie maanden aan de medezeggenschapsraad mede of het voorstel wordt ingetrokken dan wel of het voorstel wordt voorgelegd aan de Landelijke geschillencommissie voor het openbaar onderwijs. Indien deze mededeling niet binnen drie maanden wordt gedaan, vervalt het voorstel.

PARAGRAAF 2 GESCHIL INHOUD MEDEZEGGENSCHAPSREGLEMENT

Artikel 44

Voor zover aan een voorstel van het bevoegd gezag tot vaststelling of wijziging van het medezeggenschapsreglement, voor wat betreft onderwerpen, anders dan de bijzondere bevoegdheden als bedoeld in de artikelen 21 tot en met 24, de ingevolge artikel 58 van dit reglement vereiste instemming is onthouden, deelt het bevoegd gezag aan de medezeggenschapsraad danwel de raad aan het bevoegd gezag binnen drie maanden mede, of het voorstel wordt voorgelegd aan de Landelijke geschillencommissie voor het openbaar onderwijs. Indien een dergelijke mededeling niet binnen drie maanden wordt gedaan, vervalt het voorstel.

PARAGRAAF 3 GESCHIL BIJZONDERE ADVIESBEVOEGDHEID

Artikel 45

  • 1.

    Indien het bevoegd gezag een besluit neemt waarbij het het advies van de medezeggenschapsraad, vereist ingevolge artikel 22 van het reglement, niet of niet geheel volgt, wordt de uitvoering van dat besluit met een maand opgeschort, tenzij de raad tegen onmiddellijke uitvoering van het besluit geen bezwaar heeft.

  • 2.

    De medezeggenschapsraad kan binnen een maand nadat het bevoegd gezag het in het eerste lid bedoelde besluit heeft genomen, dat besluit aan de Landelijke geschillencommissie voor het openbaar onderwijs voorleggen.

  • 3.

    De behandeling van het besluit door de Landelijke geschillencommissie voor het openbaar onderwijs verlengt de opschorting, als bedoeld in het eerste lid, niet.

PARAGRAAF 4 GESCHIL INTERPRETATIE

Artikel 46

Indien het bevoegd gezag en de medezeggenschapsraad van mening verschillen over de interpretatie van het bij of krachtens de wet dan wel het reglement bepaalde, kan ieder van hen de Landelijke geschillencommissie voor het openbaar onderwijs verzoeken welke interpretatie daaraan dient te worden gegeven.

PARAGRAAF 5 GESCHIL INITIATIEF MEDEZEGGENSCHAPSRAAD

Artikel 47 Geen reactie op standpunt of voorstel

Indien het bevoegd gezag niet binnen drie maanden een reactie als bedoeld in artikel 20, tweede lid van het reglement heeft uitgebracht op een door de medezeggenschapsraad gedaan voorstel of kenbaar gemaakt standpunt als bedoeld in artikel 20, eerste lid van het reglement, kan de medezeggenschapsraad binnen twee weken na het verstrijken van de termijn de Landelijke geschillencommissie voor het openbaar onderwijs verzoeken een termijn vast te stellen waarbinnen het bevoegd gezag alsnog een zodanige reactie dient uit te brengen.

Artikel 48 Onvoldoende gemotiveerde reactie

Indien het bevoegd gezag naar het oordeel van de medezeggenschapsraad een onvoldoende met redenen omkleedde reactie als bedoeld in artikel 20, tweede lid van het reglement heeft uitgebracht op een door de medezeggenschapsraad gedaan voorstel of kenbaar gemaakt standpunt als bedoeld in artikel 20, eerste lid van het reglement, kan de medezeggenschapsraad de reactie ter beoordeling aan de Landelijke geschillencommissie voor het openbaar onderwijs voorleggen en deze verzoeken een termijn vast te stellen waarbinnen het bevoegd gezag alsnog een zodanige reactie dient uit te brengen.

Artikel 49 Overleg

Indien de medezeggenschapsraad aan de Landelijke geschillencommissie voor het openbaar onderwijs een verzoek voorlegt als bedoeld in artikel 47 en 48 van het reglement en het bevoegd gezag geen overleg heeft gevoerd als bedoeld in artikel 20, tweede lid van het reglement, kan de medezeggenschapsraad de Landelijke geschillencommissie voor het openbaar onderwijs verzoeken een termijn te bepalen waarbinnen het overleg alsnog plaatsvindt.

TITEL 9 GELEDINGENRADEN

Artikel 50

  • 1.

    Het bevoegd gezag stelt het personeel, de ouders en de leerlingen in de gelegenheid om desgewenst onderscheidenlijk een personeelsraad dan wel afzonderlijke raden voor het onderwijzend en het onderwijsondersteunend personeel, een ouderraad en een leerlingenraad in te stellen. Een dergelijke raad is bevoegd desgevraagd of eigener beweging schriftelijk advies uit te brengen aan de medezeggenschapsraad, met name over die aangelegenheden die de desbetreffende geleding in het bijzonder aangaan.

  • 2.

    Op verzoek van de geledingenraad stelt de medezeggenschapsraad het bevoegd gezag in kennis van een schriftelijk advies als bedoeld in het eerste lid. Het bevoegd gezag brengt op de voorstellen, bedoeld in het eerste lid, tweede volzin, binnen drie maanden een schriftelijke, met redenen omkleedde reactie uit aan de medezeggenschapsraad.

Artikel 51 Gemeenschappelijke geledingenraad

Het bevoegd gezag geeft gelegenheid tot het instellen van een gemeenschappelijke geledingenraad voor de betrokken openbare scholen.

Een dergelijke raad is bevoegd desgevraagd of eigener beweging advies uit te brengen aan de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad dan wel de afzonderlijke medezeggenschapsraden van de betrokken scholen over aangelegenheden die van gemeenschappelijk belang zijn en de desbetreffende geleding in het bijzonder aangaan.

TITEL 10 OPTREDEN NAMENS BEVOEGD GEZAG

Artikel 52 Gemeenteambtenaar en lid van de schoolleiding

Het bevoegd gezag draagt, na overleg met de schoolleiding, een lid van de schoolleiding op om in zijn plaats te treden in verband met de besprekingen, de aanwijzingen en het overleg als bedoeld in dit reglement. Het bevoegd gezag kan daartoe ook een of meer gemeenteambtenaren aanwijzen.

Artikel 53 Bijlage

Het bevoegd gezag vermeldt in een bijlage bij dit reglement in welke gevallen een lid van de schoolleiding namens hem de besprekingen voert en in welke gevallen een lid door het bevoegd gezag geheel of gedeeltelijk van die taak kan worden ontheven, al dan niet op verzoek van het lid.

Artikel 54 Ontheffing

  • 1.

    Indien twee derde deel van het aantal leden van de medezeggenschapsraad daartoe instemt, kan de raad het bevoegd gezag verzoeken het lid van de schoolleiding geheel of gedeeltelijk te ontheffen van zijn taak om de besprekingen te voeren. Het verzoek is met redenen omkleed.

  • 2.

    Het bevoegd gezag kan de ontheffing verlenen:

    • a.

      indien het lid van de schoolleiding in redelijkheid niet geacht kan worden in het algemeen de besprekingen te voeren dan wel

    • b.

      indien het lid van de schoolleiding in redelijkheid niet geacht kan worden de besprekingen over één of meer aangelegenheden te voeren.

  • 3.

    Het bevoegd gezag besluit zo spoedig mogelijk op het verzoek en stelt de medezeggenschapsraad schriftelijk in kennis van zijn besluit. De ontheffing is voor bepaalde tijd en kan alle of alleen bepaalde gevallen betreffen. Het besluit is met redenen omkleed.

TITEL 11 OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 55 Voorzieningen en scholing

  • 1.

    Het bevoegd gezag staat de medezeggenschapsraad het gebruik toe van de voorzieningen, waarover het kan beschikken en die de raad voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijs nodig heeft.

  • 2.

    Het bevoegd gezag stelt de leden van de medezeggenschapsraad in de gelegenheid om gedurende een door het bevoegd gezag en de raad gezamenlijk vast te stellen deel van de jaartaak de scholing te ontvangen die de leden van de raad voor de vervulling van hun taak nodig hebben. Het personeel van de school wordt in de gelegenheid gesteld deze scholing in werktijd en met behoud van salaris te ontvangen.

  • 3.

    Het deel van de jaartaak, bedoeld in het tweede lid, wordt vastgesteld op een zodanige omvang als redelijkerwijze noodzakelijk is voor de taakvervulling door de leden van de medezeggenschapsraad.

  • 4.

    Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing op de geledingenraad.

Artikel 56 Rechtsbescherming

Het bevoegd gezag draagt er zorg voor dat de personen die staan of gestaan hebben op een lijst van kandidaat gestelde personen als bedoeld in artikel 11, lid 2, van dit reglement, alsmede de leden en de gewezen leden van de medezeggenschapsraad niet uit hoofde daarvan worden benadeeld in hun positie met betrekking tot de school.

Artikel 57 Informatieverstrekking

  • 1.

    Het bevoegd gezag verstrekt de raad aan het begin van het schooljaar schriftelijk de basisgegevens met betrekking tot de samenstelling van het bevoegd gezag, de organisatie binnen de school, de taakverdeling tussen bevoegd gezag en schoolleiding en de hoofdpunten van het reeds vastgestelde beleid. Het bevoegd gezag stelt de raad ten minste een maal per jaar schriftelijk in kennis van het door hem in het afgelopen jaar gevoerde beleid en van de beleidsvoornemens voor het komende jaar ten aanzien van de school op financieel, organisatorisch en onderwijskundig gebied.

  • 2.

    Het bevoegd gezag en de medezeggenschapsraad verschaffen elkaar over en weer, al dan niet gevraagd, tijdig alle inlichtingen die zij voor de vervulling van hun taak redelijkerwijze nodig hebben.

Artikel 58 Wijziging reglement

Het bevoegd gezag legt elke wijziging van dit reglement als voorstel voor aan de medezeggenschapsraad en stelt het gewijzigde reglement slechts vast voor zover het na overleg al dan niet gewijzigde voorstel de instemming van ten minste twee derde deel van het aantal leden van de medezeggenschapsraad heeft verworven.

TITEL 12 OVERGANGS- EN SLOTBEPLAINGEN

[ " SLOTBEPLAINGEN" moet zijn "SLOTBEPALINGEN" ]

Artikel 59 Eerste verkiezing medezeggenschapsraad

Bij de eerste verkiezing van de leden van de medezeggenschapsraad benoemt de voorlopige medezeggenschapsraad de verkiezingscommissie als bedoeld in artikel 6 van dit reglement.

Artikel 60 Overgangsrecht medezeggenschapsraad

  • 1.

    De medezeggenschapsraad die op de datum van inwerkingtreding van dit reglement ingevolge artikel 4 van de Wet medezeggenschap onderwijs (Stb 1981, 778) aan de school is verbonden, geldt als medezeggenschapsraad in de zin van dit reglement, totdat een medezeggenschapsraad aan de school is verbonden ingevolge artikel 3 van de WMO 1992.

  • 2.

    Indien van de medezeggenschapsraad bedoeld in het eerste lid overige leden als bedoeld in artikel 4, derde lid en onder c van de Wet medezeggenschap onderwijs, deel uitmaken, hebben zij zitting in de raad met adviserende stem.

  • 3.

    Ten aanzien van een geledingenraad, gemeenschappelijke geledingenraad of voorlopige medezeggenschapsraad zijn het eerste en tweede lid van overeenkomstige toepassing.

Artikel 61 Citeertitel

Dit reglement kan worden aangehaald als "Reglement voor de medezeggenschapsraad openbare scholen in de gemeente Stadskanaal" en treedt in werking op 1 augustus 1996.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering d.d. 30 september 1996.
De Raad voornoemd,
De Secretaris, De Voorzitter,