Regeling vervallen per 25-10-2023

Verordening Persoonsgebonden Budget Begeleid Werken Wet Sociale Werkvoorziening

Geldend van 01-07-2008 t/m 24-10-2023

Intitulé

Verordening Persoonsgebonden Budget Begeleid Werken Wet Sociale Werkvoorziening

Het Algemeen Bestuur van de Gemeenschappelijke Regeling Werkvoorzieningsschap Noord-Kennemerland;

gelezen het voorstel van het Dagelijks Bestuur inzake verstrekken van 25 juni 2008;

gelet op artikel 7, tiende lid, van de Wet sociale werkvoorziening;

overwegende dat het Algemeen Bestuur bij verordening nadere regels dient vast te stellen met betrekking tot het verstrekken van Persoonsgebonden budgetten.

besluit vast te stellen de volgende verordening:

Verordening Persoonsgebonden budget begeleid werken Wet sociale werkvoorziening gemeenten Noord-Kennemerland

VERORDENING PERSOONSGEBONDEN BUDGET BEGELEID WERKEN WET SOCIALE WERKVOORZIENING

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

De wet : de Wet sociale werkvoorziening

De gemeenten : Alkmaar, Bergen, Castricum, Graft-De Rijp, Heerhugowaard,

Heiloo, Langedijk en Schermer

WNK : Gemeenschappelijke Regeling Werkvoorzieningschap Noord

Kennemerland

Algemeen Bestuur : vertegenwoordigers van de deelnemende gemeenten aan de

GR WNK;

Dagelijks Bestuur : de uit de leden van het Algemeen Bestuur gekozen

Vertegenwoordigers

Bruto loon : bruto maandloon exclusief vakantietoeslag,

eindejaarsuitkering en overige financiële ongeregelde

voordelen voor de werknemer die boven op het salaris komen,

zoals een bonus, kerstgratificatie, verjaardagtoeslag,

vervoerskosten woon-werkverkeer

Loonkostensubsidie : de periodieke subsidie welke is afgeleid van het bruto

maandloon vermeerderd met een opslag van 20% aan

werkgeverslasten, minus de loonwaarde

Overige periodieke subsidie : andere structurele subsidie dan loonkostensubsidie die

verband houdt met het in dienst hebben van een WSWgeïndiceerde;

Loonwaarde : de verdiencapaciteit welk door een extern deskundige wordt

vastgesteld als percentage van het door de werkgever

vastgestelde brutoloon

CWI Centrum voor Werk en Inkomen

Begeleidingsorganisatie :Een privaatrechtelijke rechtspersoon als bedoeld in artikel 2 lid

2 van de Wet sociale werkvoorziening

Artikel 2 De hoogte van de rechtstreeks aan de subsidieverlening verbonden uitvoeringskosten

Het Dagelijks Bestuur stelt de hoogte van de uitvoeringskosten vast op een bedrag van maximaal € 4.000,- exclusief BTW en dat jaarlijks wordt aangepast aan de hand van het prijsindexcijfer van het CBS.

Artikel 3 Invulling voorwaarden adequate werkplek

1.Het Dagelijks Bestuur verstrekt aan iedere WSW-geïndiceerde, die daarvoor een aanvraag indient, een persoonsgebonden budget begeleid werken WSW, mits werkgever en begeleidingsorganisatie er zorg voor dragen dat de arbeidsplaats voor de WSWgeïndiceerde adequaat wordt ingevuld: passend in het licht van de indicatiestelling door het CWI en de mogelijkheden en beperkingen van de WSW-geïndiceerde.

  • 2.

    De werkgever, die is ingeschreven in de Kamer van Koophandel, voldoet aan de volgende vereisten:

    • a.

      De aangeboden arbeidsplaats en de omvang daarvan zijn, gelet op de indicatiestelling en mogelijkheden van de WSW-geïndiceerde, als passend aan te merken;

    • b.

      De duur van het dienstverband bedraagt tenminste 6 maanden, met een mogelijkheid tot verlenging;

    • c.

      De werkplek en werkomstandigheden voldoen aan de arbonormen.

  • 3.

    De begeleidingsorganisatie, die is ingeschreven in de Kamer van Koophandel, voldoet aan de volgende vereisten:

    • a.

      De begeleidingsorganisatie en/of haar medewerkers zijn gekwalificeerd voor het begeleiden van de doelgroep, c.q. de sw-geïndiceerde voor wie het Persoonsgebonden budget is bestemd;

    • b.

      De begeleidingsorganisatie heeft aantoonbare kennis en ervaring in het werkveld

Artikel 4 De wijze van vaststelling van de loonkostensubsidie aan de werkgever

  • 1.

    Het Dagelijks Bestuur stelt op basis van een onafhankelijk loonwaardeonderzoek van de WSW-geïndiceerde de hoogte van de loonkostensubsidie aan de werkgever vast.

  • 2.

    Onverminderd het bepaalde in de artikelen 5 en 10 van deze verordening vindt tweejaarlijks een loonwaardebepaling plaats in geval er sprake is van een dienstverband voor onbepaalde tijd.

Artikel 5 Herziening van de loonkostensubsidie

  • 1. Op verzoek van de werkgever kan een loonkostensubsidie worden herzien als hier, gelet op de ontwikkeling van de arbeidsproductiviteit van de werknemer, aanleiding voor is.

  • 2. De loonkostensubsidie kan ambtshalve worden gewijzigd als hier gerede aanleiding toe is.

Artikel 6 Vergoeding voor éénmalige noodzakelijke kosten van aanpassing van de omstandigheden waaronder de arbeid wordt verricht en vergoeding voor vervoerskosten

  • 1.

    Het Dagelijks Bestuur kan een vergoeding verstrekken voor de éénmalige kosten van aanpassing van de omstandigheden waaronder de arbeid wordt verricht als uit een deskundigenrapport blijkt dat aanpassingen op de werkplek noodzakelijk zijn, deze aan de persoon gerelateerd zijn, en het niet redelijk is dat deze kosten door de werkgever worden gedragen.

  • 2.

    Kosten voor aanschaf van apparatuur, kosten voor de werkplek en kosten voortvloeiend uit Arbowetgeving die de werkgever uit hoofde van normaal en goed werkgeverschap voor iedere werknemer zou moeten maken komen niet in aanmerking voor vergoeding door het Dagelijks Bestuur.

  • 3.

    Een vergoeding wordt alleen verstrekt indien er sprake is van een dienstverband van minimaal 12 maanden.

  • 4.

    Het Dagelijks Bestuur kan een vergoeding verstrekken voor de kosten van woonwerkverkeer; de vergoeding is opgenomen in de loonkostensubsidie.

  • 5.

    Aanpassingen waarvan de kosten hoger zijn dan € 10.000 komen niet voor een vergoeding in aanmerking. In dat geval wordt de arbeidsplaats niet als passend beschouwd.

6.Het Dagelijks Bestuur regelt de wijze van uitbetaling van de vergoeding.

Artikel 7 Indienen van de aanvraag

1.De aanvraag voor een persoonsgebonden budget wordt ingediend bij het Dagelijks Bestuur d.m.v. een volledig ingevuld, door het Dagelijks Bestuur, vastgesteld aanvraagformulier. Het te overleggen aanvraagformulier wordt mede ondertekend door werkgever en de begeleidingsorganisatie.

Artikel 8 Beslistermijn

  • 1. Het Dagelijks Bestuur besluit over de aanvraag binnen vier weken na ontvangst van alle benodigde gegevens.

  • 2. Het Dagelijks Bestuur kan dit besluit met ten hoogste vier weken verdagen. Het Dagelijks Bestuur stelt de aanvrager hiervan schriftelijk in kennis.

Artikel 9 Het besluit tot verlenen van de periodieke subsidie

Het besluit tot verlening van een periodieke subsidie bevat in ieder geval:

  • a.

    de hoogte van de periodieke subsidie en de wijze waarop deze kan worden aangepast;

  • b.

    wijze van bevoorschotting van de subsidie;

  • c.

    de verplichtingen van de werkgever;

  • d.

    de verplichtingen van de WSW-geïndiceerde.

Artikel 10 Het vaststellen van de periodieke subsidie

  • 1. De werkgever verstrekt binnen vier weken na afloop van het kalenderjaar aan het Dagelijks Bestuur een schriftelijke opgave van het door hem in het voorgaande jaar betaalde bruto CAO-loon van de WSW-geïndiceerde, vermeerderd met alle werkgeverslasten.

  • 2. Het Dagelijks Bestuur stelt de periodieke subsidie binnen vier weken na ontvangst van deze opgave vast.

Artikel 11 Verrekening met de voorschotten

De subsidie wordt overeenkomstig de vaststelling binnen vier weken betaald, onder verrekening van de betaalde voorschotten.

Artikel 12 Nadere regels

Het Dagelijks Bestuur kan nadere regels stellen met betrekking tot voorwaarden waaronder een aanvraag van een persoonsgebonden budget (PGB) wordt toegekend.

Artikel 13 Verplichtingen van de werkgever

De werkgever doet onmiddellijk schriftelijke mededeling aan het Dagelijks Bestuur van alle feiten en omstandigheden die van belang kunnen zijn voor de verstrekking van de subsidie.

Artikel 14 Citeertitel en inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening wordt aangehaald als: “Verordening PGB WSW”.

  • 2.

    Zij treedt in werking op 1 juli 2008.

Aldus vastgesteld door het Algemeen Bestuur van de Gemeenschappelijke Regeling Werkvoorzieningschap Noord Kennemerland in haar vergadering van 25 juni 2008

De voorzitter, De secretaris,

Algemene Toelichting

Tijdens de bestuurlijke conferentie op 7 maart 2008 en vervolgens in de stuurgroep op 14 april 2008 is bepaald dat WNK de regie voert op het beschikbaar stellen van een PGB en de uitvoering van de regeling. In acht moet worden genomen dat er zoveel mogelijk vrijheid moet zijn voor de Sw-geïndiceerde en de keuze voor de begeleidingsorganisatie bij hem ligt.

Vanuit de gemeente wordt WNK voorgedragen als begeleidingsorganisatie. Onderzocht gaat nog worden of het wenselijk en noodzakelijk is naast WNK nog een tweede organisatie begeleid werken te contracteren. Het is geen wettelijke verplichting, aangezien de gemeente niet zelf als uitvoerder optreedt, maar de uitvoering de nWSW is opgedragen aan de GR WNK.

Sinds 1998 kent de WSW de mogelijkheid van begeleid werken door Sw-geïndiceerden bij een reguliere werkgever. Het begeleid werken was onder de oude wet geregeld in het Besluit uitvoering sociale werkvoorziening en begeleid werken. Bij deze vorm van begeleid werken worden begeleid werkenplekken tot stand gebracht door WNK. Deze wijze van tot stand brengen van begeleid werken blijft ook onder de nieuwe wet bestaan.

Naast het begeleid werken dat door WNK tot stand wordt gebracht, introduceert de nieuwe WSW het begeleid werken via de figuur van het persoonsgebonden budget (PGB). Dit vanuit de gedachte dat de WSW als vrijwillige voorziening voor een specifieke groep arbeidsgehandicapten zo goed mogelijk moet aansluiten bij de capaciteiten en mogelijkheden van een Sw-geïndiceerde. Daarbij past ook dat Sw-geïndiceerden de mogelijkheid moeten hebben om zelf te bepalen op welke manier hun arbeidsplaats wordt gerealiseerd. Door de Sw-geïndiceerde een recht op een PGB te geven wordt hierin voorzien.

Tussen beide vormen van begeleid werken, dan wel totstandkoming via een PGB bestaat een aantal verschillen. Zo is begeleid werken met een PGB als een recht voor elke Swgeïndiceerde geformuleerd. Deze heeft recht op begeleid werken met een PGB als de aanvraag aan de wettelijke eisen en de daarop gebaseerde gemeentelijke voorwaarden voldoet. Bovendien ligt bij begeleid werken met een PGB het initiatief bij de Sw-geïndiceerde zelf. De Sw-geïndiceerde, of iemand namens hem, zal een PGB bij WNK moeten aanvragen en om dit te kunnen doen zal hij zelf een werkgever en een begeleidingsorganisatie moeten aandragen en de wijze van werkplekaanpassing moeten regelen, dan wel daar een voorstel voor doen. Als een Sw-geïndiceerde (of een door hem ingeschakelde begeleidingsorganisatie) een werkgever vindt die hem een adequate werkplek aanbiedt, de begeleiding op de werkplek adequaat wordt geregeld én de kosten van begeleid werken binnen het beschikbare budget vallen, dan is WNK verplicht (na de aanvraag te hebben beoordeeld) de wens van de Sw-geïndiceerde te honoreren. Iedere Sw-geïndiceerde komt in beginsel in aanmerking voor begeleid werken met een PGB. Voor personen op de wachtlijst geldt dat zij pas van het PGB gebruik kunnen maken als zij op grond van hun plek op die wachtlijst aan de beurt zijn voor een wsw-plek. Voor het beroep op een PGB is geen begeleid werken indicatie van het CWI vereist. Hij of zij hoeft daarvoor dus niet een positief advies begeleid werken te hebben gekregen. Een sw-indicatie volstaat. Ook een sw-werknemer met een bestaand dienstverband kan dus een beroep doen op een PGB.

Het verschil tussen begeleid werken dat door WNK wordt georganiseerd en begeleid werken met een PGB is in beginsel uitsluitend gelegen in de procedurele wijze waarop een begeleid werkenplek tot stand wordt gebracht. Als de begeleid werkenplek eenmaal is gerealiseerd zijn er in principe geen verschillen. Dit betekent dat gemeenten bij het stellen van regels voor begeleid werken met een PGB zoveel mogelijk kunnen aansluiten bij de wijze waarop zij het begeleid werken op dit moment organiseren. Dit geldt met name voor de eisen die zij aan werkgevers, de werkplek en aan begeleidingsorganisaties stellen.

De regeling van begeleid werken met een PGB

Het begeleid werken met een PGB wordt geregeld in artikel 7. WNK kan een verzoek van een Sw-geïndiceerde om voor een PGB in aanmerking niet weigeren, als:

1.De betrokkene al een Sw-dienstbetrekking heeft of recht heeft op plaatsing vanaf de wachtlijst;

2.De door de Sw-geïndiceerde of de door hem aangedragen begeleidingsorganisatie voorgestelde werkplek en begeleiding op de werkplek adequaat zijn. De door WNK aan de werkgever te verstrekken periodieke subsidie en de aan begeleidingsorganisatie te verstrekken vergoeding, na aftrek van de voor WNK rechtstreeks aan de subsidieverlening verbonden uitvoeringskosten, mag niet hoger zijn dan het (gemiddelde) budget dat beschikbaar is voor een Wsw-plaats. Komt het bedrag van de periodieke subsidie en de periodieke vergoeding van begeleiding boven het budget uit dat beschikbaar is voor een Wsw-plaats, dan is het Dagelijks Bestuur niet verplicht om subsidie te verstrekken, maar mag het dat wel doen (artikel 7, eerste lid, Wsw). Het uitgangspunt van de wet is dat een Sw-geïndiceerde recht heeft op begeleid werken met een PGB. Het Dagelijks Bestuur heeft de bevoegdheid om op grond van de wet en de voorwaarden in deze verordening te toetsen of het aangevraagde bedrag voor het PGB nodig is om de betreffende Sw-geïndiceerde op een adequate wijze begeleid te laten werken, dan wel dat zou kunnen worden volstaan met een lager bedrag. Omgekeerd kan het Dagelijks Bestuur, hoewel hij de toekenning van een dergelijke hogere aanvraag mag weigeren, ook besluiten een hoger bedrag toe te kennen dan het beschikbare bedrag.

Het PGB bestaat uit drie bestanddelen:

  • 1.

    Een periodieke subsidie aan de werkgever waar de Sw-geïndiceerde in dienst is. Deze subsidie is primair bedoeld als een tegemoetkoming in de loonkosten in verband met de geringere arbeidsproductiviteit. Ook kan deze subsidie worden gebruikt als een vergoeding voor structurele kosten van de werkgever die verband houden met het in dienst hebben van een Sw-geïndiceerde. Daarbij kan worden gedacht aan reiskosten of kosten voor intermediaire activiteiten ten behoeve van mensen met een visuele of auditieve handicap (zoals een voorleeshulp of een doventolk).

  • 2.

    Een periodieke vergoeding aan de begeleidingsorganisatie die de begeleiding van de Swgeïndiceerde verzorgt.

  • 3.

    Een vergoeding voor de éénmalige noodzakelijke kosten van aanpassing van de omstandigheden waaronder de arbeid wordt verricht (artikel 7, derde lid, Wsw). Hieronder worden bijvoorbeeld kosten verstaan die gemaakt worden voor technische aanpassingen in de werkplek. Gemeenten kunnen deze vergoedingen verstrekken, ze zijn daartoe niet verplicht.

Het PGB is geen rugzakje: de Sw-geïndiceerde krijgt geen budget mee. In feite moet het PGB als hier bedoeld dan ook eerder worden gezien als een persoonsvolgend budget. Het PGB wordt aangevraagd door de Sw-geïndiceerde, maar de subsidie en vergoeding worden door WNK verstrekt aan de werkgever respectievelijk de begeleidingsorganisatie.

De Sw-geïndiceerde heeft echter geen recht op een bepaald budget. Het uitgangspunt van de wet is dat een Sw-geïndiceerde recht heeft op begeleid werken met een PGB. Enerzijds bestaat er dus een recht op een PGB, anderzijds heeft het Dagelijks Bestuur de verantwoordelijkheid voor het zo efficiënt en effectief inzetten van publieke middelen en het realiseren van de jaarlijkse (rijks)taakstelling voor het realiseren van wsw-plekken. Het bestaan van een PGB ontslaat het Dagelijks Bestuur ook niet van de zorgplicht zoals die is geformuleerd in art. 1 lid 3 van de wet.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

In artikel 1 is een beperkt aantal begrippen opgenomen, omdat de wet voldoende duidelijk is over gehanteerde termen en begrippen. Een uitgebreide(re) begrippenlijst is derhalve overbodig.

Artikel 2

Artikel 7, tiende lid, onderdeel b, WSW bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening regels stelt over de hoogte van de voor het Dagelijks Bestuur rechtstreeks aan de subsidieverlening verbonden uitvoeringskosten omgerekend op jaarbasis.

Artikel 2 van deze verordening vormt de uitwerking van deze verplichting. In dit artikel wordt bepaald dat het Dagelijks Bestuur elk jaar de hoogte van de gemeentelijke uitvoeringskosten van begeleid werken met een PGB vaststelt. De wet geeft niet aan wat precies onder uitvoeringskosten moet worden verstaan. Het moet in ieder geval gaan om kosten die rechtstreeks aan de subsidieverlening verbonden zijn (artikel 7, tweede lid, onderdeel b, WSW). Onder uitvoeringskosten worden verstaan:

· Kosten voor intake/acquisitie;

· Begeleidingskosten;

· Kosten loonwaarde-onderzoek;

· Kosten administratieve afhandeling;

· Kosten arbo-check werkplek.

De uitvoeringskosten worden afgetrokken van het bedrag dat de gemeente (gemiddeld) per WSW-geïndiceerde van het rijk ontvangt, waarbij ook rekening wordt gehouden met de mate van arbeidshandicap. Het bedrag dat de gemeente (gemiddeld) per WSW-geïndiceerde van het rijk ontvangt minus de (gemiddelde) uitvoeringskosten per WSW-geïndiceerde levert vervolgens het bedrag op dat de gemeente in beginsel beschikbaar heeft voor een PGB.

Artikel 3

Het Dagelijks Bestuur zal bij elke aanvraag van een PGB moeten beoordelen of de inpassing in de arbeid van betrokkene, met inbegrip van begeleiding op zijn werkplek, adequaat door de werkgever wordt verzorgd (artikel 7, eerste lid, WSW). In verband hiermee kan het Dagelijks Bestuur eisen stellen aan de werkgever en de door hem aangeboden werkplek. In artikel 7, tiende lid, WSW dient het Algemeen Bestuur in zijn verordening de voorwaarden te regelen waaronder het Dagelijks Bestuur een begeleidingsorganisatie inschakelt die door de WSW-geïndiceerde is aangewezen.

Het ligt voor de hand dat het Dagelijks Bestuur bij het stellen van eisen aan werkgevers en begeleidingsorganisaties in het kader van begeleid werken met een PGB zoveel mogelijk probeert aan te sluiten bij de wijze waarop zij op dit moment begeleid werken organiseert. Als het gaat om voorwaarden waaraan werkgevers moeten voldoen, kan worden gedacht aan:

  • -

    de duur van het dienstverband;

  • -

    de aangeboden arbeidsplaats is passend in het licht van de indicatiestelling door het CWI en de mogelijkheden en beperkingen van de WSW-geïndiceerde;

  • -

    de salariëring is gebaseerd op de voor het bedrijf of de betreffende branche geldende CAO of arbeidsvoorwaarden;

  • -

    situatie met betrekking tot arbeidsomstandigheden, veiligheid en de aanwezigheid van

risicoanalyses.

Voor wat betreft de duur van het, minimale, dienstverband is wellicht nog van belang dat het rijk de bonus voor begeleid werken pas uitkeert als er sprake is van een dienstverband van zes maanden. Wat betreft de voorwaarden waaraan begeleidingsorganisaties moeten voldoen kan worden gedacht aan:

  • -

    taakvervulling met inachtneming van de stand van de wetenschap en die van de arbeids-en organisatiekunde;

  • -

    beschikking over voldoende opgeleide deskundigen die de arbeidsinpassing met inbegrip van de begeleiding op de werkplek adequaat kunnen verzorgen;

  • -

    (gespecialiseerde) kennis met betrekking tot specifieke kenmerken (van delen) van de

doelgroep;

  • -

    transparantie en marktconforme prijsstelling;

  • -

    liquiditeits- en solvabiliteitspositie.

Artikel 4

Het Algemeen Bestuur dient bij verordening nadere regels te stellen met betrekking tot de wijze waarop de hoogte van de periodieke subsidie aan de werkgever dient te worden vastgesteld (artikel 7, tiende lid, onderdeel a, WSW). De periodieke subsidie bestaat uit een loonkostensubsidie en eventueel ook uit een vergoeding voor structurele kosten van de werkgever die verband houden met het in dienst hebben van een WSW-geïndiceerde (bijvoorbeeld reiskosten of terugkerende kosten voor intermediaire activiteiten). Het doel van de loonkostensubsidie is het verstrekken van een tegemoetkoming in de loonkosten in verband met de geringere arbeidsproductiviteit van de WSW-geïndiceerde. Om te kunnen bepalen wat de hoogte van de loonkostensubsidie moet zijn, is inzicht nodig in de verdiencapaciteit (loonwaarde) van de betrokken WSW-geïndiceerde. In de praktijk kan de hoogte van de loonkostensubsidie worden bepaald in onderhandeling. Daarbij wordt in veel gevallen overigens gebruik gemaakt van bestaande methodieken voor inschatting van de loonwaarde. Ook het functieprofiel van de te vervullen functie en het daarbij behorende (CAO-)loon maken vaak deel uit van dit proces. Gekozen is voor een methode waarbij een percentage van het bruto loon als maximale

loonkostensubsidie kan worden verstrekt. De hoogte van het betreffende percentage stelt het Dagelijks Bestuur zelf vast, op basis van een onafhankelijk loonwaardeonderzoek. Vanuit een oogpunt van administratieve lastenverlichting is deze methode te verkiezen. Bovendien blijkt uit ervaringsgegevens in de praktijk dat dit een werkbare manier is. Ingeval er sprake is van een dienstverband voor onbepaalde tijd kan het wenselijk zijn om periodiek onderzoek te doen naar de loonwaarde, om op die manier een actueel beeld te krijgen en zo mogelijk het subsidie bij te stellen. In lid 2 is daartoe een bepaling opgenomen. Het verstrekken van subsidies aan werkgevers kan onder bepaalde omstandigheden vallen onder staatssteun (die op grond van Europese regelgeving verboden is). Voor het verstrekken van loonkostensubsidies aan werkgevers die WSW-geïndiceerden in dienst hebben is de Europese Vrijstellingsverordening werkgelegenheidssteun van belang. Deze Europese verordening staat toe dat maximaal 60% van de loonkosten wordt gesubsidieerd zonder dat daaraan een individuele loonwaardebepaling ten grondslag ligt.

Artikel 5

De productiviteit van een WSW-geïndiceerde kan wijzigen, als deze persoon langer op een begeleid werkenplek werkzaam is. Als dat het geval is, kan de loonkostensubsidie worden aangepast. De werkgever kan dan, als de productiviteit, c.q. verdiencapaciteit van de werknemer meer c.q minder wordt, na overleg en met instemming van de werknemer, een verzoek indienen om de loonkostensubsidie te herzien. De werkgever moet zijn verzoek om herziening met redenen omkleden.

Ook ambtshalve kan het Dagelijks Bestuur, als er een gerede aanleiding is voor een (tussentijds) aanpassing van het subsidie, een hernieuwde beoordeling voor de hoogte van het subsidie doen. Dit zal zich overigens alleen in uitzonderlijke gevallen voordoen, bijvoorbeeld als er sprake is van kennelijke onredelijkheid bij handhaving van een bestaande situatie.

In de praktijk zal het waarschijnlijk vaker voorkomen dat in de subsidiebeschikking aan de werkgever wordt opgenomen hoe, en op welke wijze, (tussentijdse) herbeoordelingen van loonwaarde zullen plaatsvinden (art. 4 lid 5 cursief en art. 10) . De herbeoordeling van de loonwaarde kan plaatsvinden op basis van een

loonwaardeonderzoek. Daarbij kan een externe deskundige worden ingeschakeld.

Artikel 6

De verordening dient regels te bevatten die betrekking hebben op de voorwaarden waaronder het Dagelijks Bestuur aan de werkgever een vergoeding (subsidie) verstrekt voor de éénmalige noodzakelijke kosten van aanpassing van de omstandigheden waaronder arbeid wordt verricht (artikel 7, tiende lid, WSW). Dit artikel vormt de uitwerking van deze verplichting.

Het eerste lid bepaalt dat een éénmalige vergoeding kan worden verstrekt. Voor het vaststellen van de hoogte daarvan is opgenomen dat daar een deskundigenrapport voor nodig is. Het derde lid stelt een minimale duur aan het dienstverband dat de werkgever met de betrokken WSW-geïndiceerde moet aangaan, alvorens tot investeringen wordt overgegaan. Het vierde lid regelt dat het Dagelijks Bestuur een vergoeding kan verstrekken voor het woon-werkverkeer; deze maakt onderdeel uit van de loonkostensubsidie In het vijfde lid wordt een maximum gesteld aan de hoogte van de vergoeding. De gedachte hierachter is dat als de kosten boven dit bedrag uitgaan de aangeboden arbeidsplaats als niet passend moet worden beschouwd. In de praktijk zullen hierbij van geval tot geval kosten en baten tegen elkaar moeten worden afgewogen. Er is hier sprake van maatwerk. De criteria van redelijkheid en maatwerk zijn van belang om een verantwoorde en zorgvuldige afweging te maken.

De aard van de voorziening kan immers van geval tot geval verschillen en overigens ook gerelateerd zijn aan de aard van de handicap. Bovendien hoeft er niet persé sprake te zijn van aanpassingen van bouwkundige aard. Het kan ook gaan om (aangepaste) apparatuur die een WSW-geïndiceerde kan gebruiken bij een andere werkgever.

Het zesde lid bepaalt dat het Dagelijks Bestuur de wijze van uitbetaling van de vergoeding regelt. Daarbij kan worden gedacht aan de termijnen van betaling.

Artikel 7

De WSW-geïndiceerde zal het PGB moeten aanvragen. Omdat begeleid werken met een PGB leidt tot een subsidierelatie met de werkgever (in verband met het verstrekken van een periodieke subsidie) en een contractrelatie met de begeleidingsorganisatie (in verband met het verstrekken van een periodieke vergoeding), zullen ook de werkgever en de begeleidingsorganisatie van de WSW-geïndiceerde de aanvraag moeten ondertekenen. Op basis van de aanvraag beslist het Dagelijks Bestuur vervolgens of een periodieke subsidie aan de werkgever en een periodieke vergoeding aan de begeleidingsorganisatie worden verstrekt en voor welke bedragen. Vervolgens vindt de verstrekking van de periodieke subsidie aan de werkgever plaats op basis van een beschikking en de verstrekking van een periodieke vergoeding aan de begeleidingsorganisatie op basis van een overeenkomst.

Artikel 8

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 9

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 10

Met het vaststellen van de subsidie wordt de subsidieverstrekking voor het betreffende

kalenderjaar afgerond. De hoogte van het subsidiebedrag voor dat jaar wordt definitief

vastgesteld. Om de subsidie te kunnen vaststellen, dient de werkgever een schriftelijke

opgave te doen van het door hem in het voorgaande jaar betaalde bruto CAO-loon van de WSW-geïndiceerde, vermeerderd met alle werkgeverslasten.

Artikel 11 Verrekening met de voorschotten

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 12 Nadere regels

Het Dagelijks Bestuur legt in beleidsregels de voorwaarden vast waaronder een aanvraag van een PGB wordt toegekend. Deze beleidsregels behelzen in ieder geval de wijze van indienen van een Plan van Aanpak en de inhoud daarvan alsmede de duur, gerekend vanaf de datum van aanvraag, waarbinnen de aanvrager van een PGB werkzaam moet zijn bij de beoogde werkgever.

Artikel 13 Verplichtingen van de werkgever

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 14 Citeertitel en inwerkingtreding

.

De verordening moet binnen zes maanden na inwerkingtreding van de wet zijn vastgesteld.