Regeling vervallen per 10-06-2022

Beleidsregels gedogen in milieuzaken en grondwaterzaken Gelderland 2007

Geldend van 09-03-2007 t/m 06-07-2012

 Vastgesteld bij besluit van Gedeputeerde Staten van 6 maart 2007, nr. 2006-021273 (Provinciaal Blad nr. 2007/18 van 8 maart 10007). In werking getreden op 9 maart 2007

Artikel 1.

  • 1.

    In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    gedogen: het door Gedeputeerde Staten bij besluit afzien van het gebruik van ter beschikking staande handhavingsmiddelen bij constatering van een overtreding van regels, alsmede het door Gedeputeerde Staten vooraf bij besluit verklaren dat tegen een overtreding die nog zal plaatsvinden - al dan niet vooruitlopend op de vergunningverlening - niet zal worden opgetreden;

    proef: een activiteit met als doel het verrichten van onderzoek naar een nieuwe, nog niet vergunde bedrijfsmatige activiteit of verbetering van een reeds vergunde bedrijfsmatige activiteit.

  • 2.

    Deze beleidsregels zijn van toepassing op de uitoefening van de bevoegdheid tot handhaving van de bij of krachtens de Wet milieubeheer en de Grondwaterwet gestelde regels.

Artikel 2.

  • 1.

    Gedogen vindt uitsluitend plaats in overgangssituaties of overmachtsituaties en bij proeven.

  • 2.

    Er wordt niet gedoogd indien dat milieuhygiënisch of met het oog op het grondwaterbelang onverantwoord is. Een gedoogbeschikking bevat voorschriften om de belasting van het milieu afdoende tegen te gaan of om de bij het grondwaterbeheer betrokken belangen te beschermen.

  • 3.

    Gedogen geschiedt tijdelijk. De termijn waarvoor een gedoogbeschikking geldt, is zo kort mogelijk en wordt zo concreet mogelijk aangegeven.

  • 4.

    Gedogen geschiedt schriftelijk.

Artikel 3.

  • 1.

    Gedogen vindt uitsluitend op aanvraag plaats.

  • 2.

    Een aanvraag om te gedogen, met uitzondering van een aanvraag die is gericht op het uitvoeren van een proef, bevat ten minste:

    • a.

      een motivering omtrent het bestaan van een overgangs- of een overmachtsituatie;

    • b.

      de te verwachten duur van het gedogen;

    • c.

      de gevolgen voor het milieu of de gevolgen voor het grondwaterbeheer;

    • d.

      de wijziging in de bedrijfsvoering.

Artikel 4.

  • 1.

    Gedogen vooruitlopend op vergunningverlening vindt niet plaats indien het aan de begunstigde te wijten is dat er nog geen vergunning is verleend voor de activiteiten waarvoor een gedoogbeschikking wordt gevraagd.

  • 2.

    Gedogen vooruitlopend op vergunningverlening is alleen toegestaan indien concreet zicht op legalisatie van de overtreding bestaat.

  • 3.

    Concreet zicht op legalisatie bestaat indien een ontvankelijke vergunningaanvraag is ingediend en er voldoende grond bestaat voor de verwachting dat positief kan worden beschikt op de aanvraag waarop het gedoogverzoek betrekking heeft.

 Artikel 5.

  • 1.

    Het uitvoeren van een proef wordt uitsluitend gedoogd indien wordt aangetoond dat beoogd wordt een milieubelang of een grondwaterbelang te dienen.

  • 2.

    Het uitvoeren van een proef wordt niet gedoogd als het een grootschalige proef betreft of een wijziging van de kern van de bedrijfsmatige activiteiten inhoudt.

  • 3.

    Het uitvoeren van een proef wordt niet gedoogd indien het voornaamste doel ervan is om bedrijfsresultaat te behalen.

  • 4.

    De aanvraag voor het gedogen van een proef bevat ten minste een beschrijving van:

    • a.

      het doel;

    • b.

      een technische beschrijving van de uitvoering;

    • c.

      de wijzigingen in de bedrijfsvoering;

    • d.

      de looptijd;

    • e.

      de gevolgen voor het milieu of de gevolgen voor het grondwaterbeheer;

    • f.

      de wijze van registratie van de voortgang en de resultaten.

Artikel 6.

  • 1.

    Op de voorbereiding van een gedoogbeschikking is titel 4.1 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

  • 2.

    Over de inhoud van de voorschriften van de gedoogbeschikking wordt zo nodig overleg gepleegd met de begunstigde.

Artikel 7.

  • 1.

    Voordat een gedoogbeschikking in het kader van de Wet milieubeheer wordt verleend, wordt de VROM-inspectie over het voornemen gehoord.

  • 2.

    Het Openbaar Ministerie wordt vooraf in kennis gesteld van ieder voornemen om te gedogen.

Artikel 8.

  • 1.

    In de gedoogbeschikking wordt vermeld dat gebruikmaking van de beschikking geschiedt op eigen risico van de begunstigde. Daarnaast wordt vermeld dat de gedoogbeschikking de bevoegdheid van het Openbaar Ministerie en van andere overheden om op te treden onverlet laat.

  • 2.

    In de gedoogbeschikking wordt vermeld dat de overtreding van gedoogvoorschriften kan leiden tot intrekking van de gedoogbeschikking en handhavend optreden.

  • 3.

    Indien sprake is van gedogen vooruitlopend op vergunningverlening wordt in de gedoogbeschikking vermeld dat aan de gedoogbeschikking geen rechten kunnen worden ontleend ten aanzien van de vergunning.

Artikel 9.

  • 1.

    Op de bekendmaking van een gedoogbeschikking en de mededeling daarvan is Afdeling 3.6 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

  • 2.

    In een gedoogbeschikking worden de rechtsmiddelen vermeld die daartegen kunnen worden aangewend.

  • 3.

    Een afschrift van een gedoogbeschikking in het kader van de Wet milieubeheer wordt in ieder geval gezonden aan de VROM-inspectie, het Openbaar Ministerie, burgemeester en wethouders van de gemeente waarin de inrichting is gelegen, de regionale brandweer en degenen die in de twaalf maanden voorafgaand aan de dag waarop de gedoog-beschikking wordt verleend, een klacht of een verzoek om handhaving hebben ingediend tegen de begunstigde.

  • 4.

    Een afschrift van een gedoogbeschikking in het kader van de Grondwaterwet wordt in ieder geval gezonden aan het Openbaar Ministerie, het waterschap in het gebied waarin de inrichting is gelegen, burgemeester en wethouders van de gemeente waarin de inrichting is gelegen en degenen die in het jaar voorafgaand aan de dag waarop de gedoogbeschikking wordt verleend, een klacht of een verzoek om handhaving hebben ingediend tegen de begunstigde.

Artikel 10.

Indien wordt geconstateerd dat wordt gehandeld in strijd met de gedoogbeschikking, wordt deze ingetrokken.

Artikel 11.

Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels gedogen in milieu- en grondwaterzaken Gelderland 2007.

Artikel 12.

De Beleidsregels gedogen in milieuzaken (besluit van Gedeputeerde Staten van 6 juni 2000) worden ingetrokken.

Artikel 13.

Deze beleidsregels treden in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij worden geplaatst.

Ondertekening

Gedeputeerde Staten van Gelderland