Inspraakverordening provincie Gelderland 2004

Geldend van 02-11-2005 t/m 23-01-2014 met terugwerkende kracht vanaf 01-07-2005

Vastgesteld bij besluit van Provinciale Staten van 28 januari 2004, nr. PS2003-525 (Provinciaal Blad nr. 2004/16 van 3 februari 2004). In werking getreden op 16 maart 2004. Laatstelijk gewijzigd bij besluit van Provinciale Staten van 12 oktober 2005, nr. PS2005-630 (Provinciaal Blad nr. 2005/87 van 1 november 2005). Op 2 november 2005 met terugwerkend kracht tot 1 juli 2005 in werking getreden.

Paragraaf I Inleidende bepalingen

Artikel 1.

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    provinciebestuur: provinciale staten, gedeputeerde staten, de commissaris van de Koningin dan wel een commissie als bedoeld in artikel 81 van de Provinciewet;

  • b.

    inspraak: een door het provinciebestuur georganiseerde gelegenheid tot het kenbaar maken van zienswijzen en het wisselen van gedachten over een provinciaal beleidsvoornemen;

  • c.

    beleidsvoornemen: het ontwerp van een door het provinciebestuur te nemen beslissing of een voornemen daartoe;

  • d.

    wet: de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2.

Gedeputeerde Staten zijn belast met de uitvoering van deze verordening indien inspraak wordt verleend op een beleidsvoornemen ten aanzien waarvan Provinciale Staten bevoegd zijn.

Paragraaf II Gerechtigden tot en object van inspraak

Artikel 3.

  • 1.

    Het provinciebestuur verleent aan ingezetenen en in de provincie een belang hebbende natuurlijke en rechtspersonen zo veel mogelijk gelegenheid tot inspraak ten aanzien van beleidsvoornemens waarbij nieuw beleid wordt vastgesteld of bestaand beleid in belangrijke mate wordt gewijzigd.

  • 2.

    Gelegenheid tot inspraak wordt uitsluitend verleend indien het beleidsvoornemen naar het oordeel van het provinciebestuur van belang is voor grote of kleine groepen ingezetenen en in de provincie een belang hebbende natuurlijke en rechtspersonen.

  • 3.

    Gelegenheid tot inspraak wordt niet verleend ten aanzien van beleidsvoornemens:

    • a.

      waarbij het provinciebestuur geen wezenlijke ruimte heeft voor het maken van keuzen van beleidsinhoudelijke aard;

    • b.

      inzake provinciale belastingen;

    • c.

      inzake de provinciale begroting dan wel wijziging van de begroting; of

    • d.

      inzake de rechtspositie van ambtsdragers of gewezen ambtsdragers als zodanig dan wel hun nagelaten betrekkingen of hun rechthebbenden.

  • 4.

    Gelegenheid tot inspraak op grond van deze verordening wordt voorts niet verleend indien op grond van een wettelijk voorschrift of een besluit van het provinciebestuur toepassing wordt gegeven aan afdeling 3.4 van de wet of een daarmee vergelijkbare procedure.

Paragraaf III Inspraakprocedure

Artikel 4.

Vervallen.

Artikel 5.

  • 1.

    Indien de aard of het belang van het beleidsvoornemen daartoe aanleiding geeft, kan het provinciebestuur besluiten een inspraakbijeenkomst te houden.

  • 2.

    Indien een inspraakbijeenkomst wordt gehouden, draagt het provinciebestuur de leiding van deze bijeenkomst op aan een persoon die niet bij de voorbereiding van het beleidsvoornemen is betrokken.

Artikel 6.

  • 1.

    Het provinciebestuur draagt zorg voor een verslag van de inspraak, waarin de naar voren gebrachte zienswijzen worden samengevat.

  • 2.

    Het provinciebestuur geeft bij de beslissing over het beleidsvoornemen aan in hoeverre met de naar voren gebrachte zienswijzen rekening is gehouden.

  • 3.

    Het provinciebestuur zendt het verslag van de inspraak en de in het tweede lid bedoelde beslissing toe aan degenen die zienswijzen naar voren hebben gebracht.

Paragraaf IV Beklag

Artikel 7.

  • 1.

    Ingezetenen en in de provincie een belang hebbende natuurlijke en rechtspersonen kunnen schriftelijk en gemotiveerd beklag doen over de uitvoering van deze verordening.

  • 2.

    Het beklag wordt gericht aan het provinciebestuur en kan worden ingediend tot zes weken na afloop van de inspraak, of, indien geen inspraak is verleend, na bekendmaking van de beslissing ten aanzien waarvan geen inspraak is verleend.

  • 3.

    Desgevraagd stelt het provinciebestuur degene die beklag heeft ingediend, in de gelegenheid tot een mondelinge toelichting.

  • 4.

    Het provinciebestuur beslist over het beklag binnen zes weken na indiening hiervan. Indien het beklag gegrond wordt verklaard, geeft het aan welke gevolgen daaraan zullen worden verbonden.

  • 5.

    Het provinciebestuur zendt zijn beslissing als bedoeld in het vierde lid aan degene die het beklag heeft ingediend. Indien het beklag door meer dan vijf personen is ingediend, is artikel 3:44, derde lid, van de wet van overeenkomstige toepassing.

  • 6.

    Indien het beklag is gericht tegen het niet verlenen van inspraak en de indiener tevens een bezwaarschrift heeft ingediend tegen de beslissing ten aanzien waarvan geen inspraak is verleend, wordt het beklag in afwijking van het derde en vierde lid tegelijk met het bezwaarschrift behandeld overeenkomstig de voor de behandeling van bezwaarschriften geldende regels.

Paragraaf V Slotbepaling

Artikel 8.

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking zes weken na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst.

  • 2.

    De Inspraakverordening provincie Gelderland wordt met ingang van het in het eerste lid bedoelde tijdstip ingetrokken, met dien verstande dat deze verordening van kracht blijft ten aanzien van voor dit tijdstip aangevangen inspraak.

  • 3.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Inspraakverordening provincie Gelderland 2004.

Ondertekening

Provinciale Staten van Gelderland