Aldus vastgesteld in de vergadering van de raad op 9 juni 2005;
voorzitter,
griffier,
Toelichting Verordening Burgerinitiatief
Algemeen
In het beleidsprogramma 2004-2006 is opgenomen dat in 2005 de mogelijkheid van een
burgerinitiatief ingevoerd zal worden. Tijdens de algemene beschouwingen voor de begroting
2005 is hierover een amendement ingediend door de fractie van SDGL.
Vervolgens is een werkgroep samengesteld bestaande uit mevrouw L. Venema (SDGL),
mevrouw L. Simonetti (Burgerforum), mevrouw A. Veeningen (PvdA) en de heren J. van
de Pol (VVD), J.B. Smit (CDA) en F.G.F. Beernink (GB93). De uitkomsten uit dit overleg
zijn in de ontwerpverordening opgenomen.
Een van de doelstellingen van het dualisme is de betrokkenheid van de burger bij de
lokale politiek te vergroten en participatie van burgers bij de beleids- en besluitvorming
door de gemeenteraad te stimuleren. Een van de middelen om dit te bereiken is de introductie
van het burgerinitiatief.
Het burgerinitiatief houdt in dat burgers met inachtneming van bepaalde voorwaarden
onderwerpen of voorstellen op de raadsagenda kunnen laten plaatsen. Het gaat hier
dus om onderwerpen die de gemeenteraad naar hun idee zou moeten agenderen, maar die
(nog) niet door de raad zijn opgepakt.
In de huidige situatie hebben burgers natuurlijk al verschillende mogelijkheden om
te participeren in politieke besluitvormingsprocessen, bijvoorbeeld door middel van
inspraakprocedures en het inspreekrecht in commissievergaderingen. Met het burgerinitiatief
wordt echter een instrument geïntroduceerd waarmee burgers een voorstel kunnen agenderen
in de raad. De raad moet vervolgens over dit punt beraadslagen, mits aan de gestelde
voorwaarden is voldaan.
Het invoeren van een recht van burgerinitiatief biedt burgers dus de gelegenheid
om publieke agendapunten onderdeel van de politieke agenda te maken. Zo wordt er nog
een kanaal aangelegd, waarlangs de zaken die in de samenleving leven, hun weg naar
de gemeentelijke politiek kunnen vinden. Hierdoor wordt de leefbaarheid in de gemeente
vergroot, en de vertegenwoordigende rol van de raad versterkt.
In diverse gemeenten is het recht van burgerinitiatief al door de raad aangenomen
en zijn er positieve ervaringen mee opgedaan. Zo heeft de gemeente Utrecht het burgerinitiatief
al in april 2000 geïntroduceerd in het kader van het programma “Betrokken Stad”, dat
voortkomt uit een streven naar versterking van de lokale democratie. Het burgerinitiatiefrecht
heeft er in Utrecht toe geleid dat over enkele problemen die al langere tijd speelden
snel besluiten zijn genomen. Burgers blijken het directe contact met raadsleden over
de lokale problematiek bovendien positief te waarderen.
Het burgerinitiatief biedt de afzonderlijke fracties in de raad bovendien de mogelijkheid
om zich politiek te profileren op een bepaald onderwerp en de burgers zo te laten
zien waar ze voor staan en waarom. Het draagt met andere woorden bij aan de herkenbaarheid
van de lokale politiek. De betrokkenheid van de burgers bij de lokale politiek zal
hierdoor toenemen. Omgekeerd zal ook de betrokkenheid van lokale politici bij de burgers
worden vergroot. Het burgerinitiatiefrecht is dus een belangrijk instrument om als
raadslid voeling te hebben en houden met datgene wat leeft in de Losserse samenleving.
Bij de bepalingen die in het hiernavolgende de revue zullen passeren is aansluiting
gezocht bij de modelbepalingen van de VNG en de bepalingen die in andere gemeenten
worden gehanteerd in het kader van het burgerinitiatiefrecht.
Artikel 1
De werkgroep kiest ervoor om burgers een initiatiefvoorstel te laten indienen bij
de raadscommissies, en dus niet bij de gemeenteraad. Nadat een burgerinitiatiefvoorstel
is behandeld in een commissievergadering wordt het op de agenda van de raadsvergadering
geplaatst, met daarbij het advies van de betreffende raadscommissie met betrekking
tot het initiatiefvoorstel.
Uiteraard moeten aan het recht van burgerinitiatief voorwaarden en procedureregels
worden gesteld. Deze moeten echter zo helder en eenvoudig mogelijk zijn. Want een
grote hoeveelheid regels en ingewikkelde voorwaarden zouden de burgers kunnen ontmoedigen
en het burgerinitiatiefrecht zou daarmee zijn doel voorbij schieten.
Artikel 2
Een voor de hand liggende voorwaarde is dat het burgerinitiatief een zekere, aantoonbare,
steun onder de bevolking heeft. Dat kan door als vereiste te stellen dat de verzoeker
een lijst met een nader te bepalen aantal handtekeningen van ondersteuners moet indienen.
De hoeveelheid van die ondersteuners kan de gemeente zelf vaststellen. Zo zijn in
Den Haag voor een buurtplan 250 handtekeningen nodig, voor een wijkplan 1000 en voor
een stadsplan 2500 handtekeningen. In Utrecht zijn 25 handtekeningen vereist om gebruik
te kunnen maken van het burgerinitiatiefrecht en in Amersfoort volstaat één handtekening.
De omvang van de drempel zou van dien aard moeten zijn dat zij een zekere garantie
biedt dat het desbetreffende voorstel gedragen wordt door een gedeelte van de bevolking.
Het burgerinitiatiefrecht moet niet alleen betrekking hebben op de leefomgeving in
straten, buurten of wijken, maar ook moeten plannen c.q. voorstellen kunnen worden
ingediend die een wijkoverstijgend karakter hebben. Burgers moeten met andere woorden
de mogelijkheid hebben om plannen in te dienen die betrekking hebben op de gehele
gemeente Losser.
Het minimumaantal handtekeningen dat benodigd is voor ondersteuning is door de voorbereidingsgroep
bepaald op 10. De werkgroep kiest er voor om geen onderscheid te maken in het aantal
benodigde handtekeningen, afhankelijk van de kerngrootte of het gebied (straat, wijk,
dorp) waarvoor het burgerinitiatief wordt ingediend.
Opgemerkt moet worden dat de raad dit aantal eenvoudigweg kan aanpassen als zich
een duidelijke toe- of afname van het aantal ingediende initiatiefvoorstellen voordoet.
Artikel 3
Er zijn verschillende mogelijkheden wat betreft de groep initiatief- en ondersteuningsgerechtigden.
Er kan bijvoorbeeld gekozen worden voor de burgers die kiesgerechtigd zijn bij de
gemeenteraadsverkiezingen. Niets staat echter een verlaging van de leeftijdsgrens
voor initiatief- en ondersteuningsgerechtigdheid tot zestien, veertien of twaalf jaar
in de weg.
In de gemeente Utrecht is ervoor gekozen dat de indiener en de ondersteuners van
het voorstel woonachtig moeten zijn in Utrecht en kiesgerechtigd voor de gemeenteraadsverkiezingen.
In Enschede is iedereen die ingezetene is van de gemeente Enschede en twaalf jaar
of ouder is initiatiefgerechtigd en bevoegd tot ondersteuning van een initiatiefvoorstel.
De voorbereidingsgroep stelt voor om in Losser de leeftijd vast te stellen o p14 jaar.
Artikel 4
Voor een geldig verzoek om plaatsing van een initiatiefvoorstel op de agenda van
de raads- c.q. commissievergadering is niet alleen vereist dat men initiatiefgerechtigd
is en het voorstel door een voldoende aantal ondersteuningsgerechtigden onderschreven
wordt. Ook moet aan een aantal andere voorwaarden worden voldaan.
De beperkingen die onder a t/m h zijn gesteld aan de inhoud van een burgerinitiatiefvoorstel
vloeien vooral voort uit doelmatigheidsoverwegingen. Het is bijvoorbeeld weinig efficiënt
om als raad te beraadslagen over een onderwerp waarover de raad geen beslissingsbevoegdheid
heeft. De afstand tussen burger en bestuur zou alleen maar worden vergroot als de
burger na het doorlopen van de burgerinitiatiefprocedure te horen krijgt dat de raad
niets met het burgerinitiatiefvoorstel kan doen, omdat hij er niet over gaat.
Een vraag over gemeentelijk beleid kan ook geen onderwerp van een burgerinitiatief
zijn. Voor dit soort vragen staan de burger andere wegen open, zoals het spreekrecht
in een commissievergadering of een spreekuur van een wethouder.
Ook moet voorkomen worden dat het burgerinitiatief andere procedures zoals de bezwaar-
of de klachtenprocedure doorkruist. Voor het indienen van een klacht over een gedraging
van het gemeentebestuur of een bezwaarschrift tegen een besluit van het gemeentebestuur
heeft de burger andere wegen.
Tenslotte is het evenmin de bedoeling dat zaken die recent nog in de raad aan de
orde zijn geweest opnieuw onderwerp van bespreking worden als gevolg van een burgerinitiatief.
Dit zou de besluitvorming in de raad te zeer kunnen frustreren.
Artikel 5
Voorgesteld wordt dat burgerinitiatiefvoorstellen schriftelijk moeten worden ingediend
bij de raadsgriffier, aangezien de raadsgriffier de raad bijstaat in zijn werkzaamheden.
De raadsgriffier verstrekt ook informatie aan burgers wat betreft de procedures voor
het opstellen en indienen van een burgerinitiatiefvoorstel.
Verder moet het initiatiefvoorstel goed worden omschreven en moet de reden waarom
gebruik wordt gemaakt van het recht van burgerinitiatief worden gemotiveerd in een
toelichting.
Het is uit praktische overwegingen zoals uniformiteit, overzichtelijkheid en duidelijkheid
raadzaam indiening van een burgerinitiatiefvoorstel plaats te laten vinden door middel
van een standaardformulier burgerinitiatieven.
De werkgroep kan zich vinden in de bovengenoemde uitgangspunten. Verder wordt afgesproken
dat het standaardformulier burgerinitiatieven moet worden voorzien van een heldere
toelichting, zodat de indiener van een initiatiefvoorstel weet wat er van hem of haar
verwacht wordt. Het standaardformulier burgerinitiatieven en de toelichting bij dit
formulier moeten bovendien op de website van de gemeente Losser worden geplaatst.
Artikel 6
De burger moet erop kunnen vertrouwen dat de commissie c.q. raad zijn voorstel spoedig
toetst aan de vereisten en een besluit neemt over de behandeling. Het gaat erom een
termijn te kiezen die niet te lang is, maar ook niet zo kort dat ze onvoldoende is
om het voorstel te kunnen controleren. Als een onderwerp tot de bevoegdheid van het
college behoort, moet de commissie c.q. raad het voorstel doorzenden aan burgemeester
en wethouders en dit moet worden medegedeeld aan de indiener van het initiatiefvoorstel.
Verder worden vooral waarborgen gecreëerd voor transparantie bij de afhandeling van
een burgerinitiatiefvoorstel.
Bij het nader onderzoek kan o.a. worden onderzocht in hoeverre het voorstel past
in bestaand beleid en wat er de juridische, financiële en procedurele aspecten van
zijn. Tevens kan een peiling naar het draagvlak van het voorstel gedaan worden.
De indiener van het burgerinitiatiefvoorstel wordt altijd schriftelijk meegedeeld
wat er met het ingediende voorstel gebeurt. Dat kan dus een mededeling dat het voorstel
wordt afgewezen of een inhoudelijk besluit zijn.
Wordt het verzoek tot plaatsing van het burgerinitiatiefvoorstel door de raad afgewezen,
dan is er sprake van een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht waartegen
bezwaar en beroep op de rechter openstaan. Besluit de raad het burgerinitiatiefvoorstel
te agenderen, dan is er sprake van een voorbereidingsbeslissing in de zin van artikel
6:3 Awb, die niet vatbaar is voor bezwaar en beroep.
De werkgroep kiest voor indiening van burgerinitiatiefvoorstellen bij commissievergaderingen,
en dus niet bij raadsvergaderingen. Verder moet het volgende gelden:
Elk initiatiefvoorstel dat wordt ingediend moet bij de eerstvolgende commissievergadering
zijn voorzien van een ambtelijke toets wat betreft de afdoening ervan, met dien verstande
dat tenminste twee weken zijn gelegen tussen de dag van indiening van het initiatiefvoorstel
en de dag van de vergadering waarin de commissie beslist over de wijze van afdoening
van het initiatiefvoorstel. Er wordt gemotiveerd aangegeven of het voorstel al dan
niet op de agenda van de commissievergadering dient te worden geplaatst (hierbij wordt
getoetst aan de bepalingen van artikel 4).
Wat betreft de termijn waarbinnen het voorstel inhoudelijk aan de orde moet komen
in de commissievergadering geldt een redelijke termijn; de indiener van het voorstel
wordt van deze termijn schriftelijk op de hoogte gebracht. Op het moment dat een initiatiefvoorstel
inhoudelijk wordt behandeld in een commissievergadering, moet het zijn voorzien van
een gemotiveerd ambtelijk advies wat betreft het te nemen besluit. In dit advies wordt
ook aangegeven hoeveel kosten gemoeid zijn met de realisering van het initiatiefvoorstel.
Bekendmaking van het besluit aan de verzoeker moet plaatsvinden voorafgaand aan de
bekendmaking van het besluit in de krant.
Artikel 7
Voorgesteld wordt de burgemeester jaarlijks verslag uit te laten brengen in het burgerjaarverslag
over de werking van het recht van burgerinitiatief in de praktijk.
De Verordening Burgerinitiatief zal een jaar na inwerkingtreding worden geëvalueerd
en zonodig aangepast.
Artikel 8 en 9
Dit artikelen behoeft geen nadere toelichting.