Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR77775
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR77775/1
Regeling met betrekking tot de heffing en de invordering van de gemeentelijke belastingen
Geldend van 02-04-1998 t/m heden
Intitulé
Regeling gemeentelijke belastingen VlaardingenHet college van burgemeester en wethouders van de gemeente Vlaardingen;
gelet op de artikelen 6, derde lid, 13, eerste lid en 14, eerste lid van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de artikelen 29 en 31 van de Invorderingswet 1990 in verbinding met artikel 231, tweede lid, onderdeel a, en derde lid van de Gemeentewet en de betreffende bepalingen van de belastingverordeningen;
b e s l u i t:
vast te stellen de volgende:
Regeling met betrekking tot de heffing en de invordering van de gemeentelijke belastingen.
Artikel 1 Reikwijdte van de regeling
De in deze regeling opgenomen regels gelden bij de heffing en de invordering van de gemeentelijke belastingen op grond van de onderscheiden belastingverordeningen voorzover deze regels in artikel 5 voor de betreffende gemeentelijke belasting van toepassing is verklaard.
Artikel 2 Aangifte
1. De belastingplichtige die niet binnen zes maanden na afloop van het belastingjaar of kalenderjaar is uitgenodigd tot het doen van aangifte of aan wie niet binnen zes maanden na afloop van het belastingjaar of kalenderjaar een aanslag is opgelegd, is gehouden binnen een maand na afloop van die zes maanden bij de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar een schriftelijk verzoek in te dienen om te worden uitgenodigd tot het doen van aangifte.
2. De belastingplichtige aan wie niet binnen zes weken na afloop van het
belastingtijdvak een aangiftebiljet is uitgereikt of een aanslag is opgelegd, is gehouden binnen twee weken na afloop van dat tijdvak bij de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar een schriftelijk verzoek in te dienen om uitreiking van een aangiftebiljet.
3.De belastingplichtige aan wie niet binnen zes weken na afloop van het
belastingjaar een aangiftebiljet is uitgereikt of een aanslag is opgelegd, is gehouden binnen twee weken na afloop van die zes weken bij de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar een schriftelijk verzoek in te dienen om uitreiking van een aangiftebiljet.
4. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar ontstaat dan wel het aantal honden dat door de belastingplichtige wordt gehouden wijziging ondergaat, moet de belastingplichtige binnen twee weken na het tijdstip waarop de belastingplicht is ontstaan of de wijziging van het aantal honden heeft plaatsgevonden, bij de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar schriftelijk verzoeken om te worden uitgenodigd tot het doen van aangifte.
Artikel 3 Voorlopige aanslag
Na de aanvang van het belastingjaar of het kalenderjaar kan aan belastingplichtige een voorlopige aanslag worden opgelegd of kan van de belastingplichtige een voorlopig bedrag worden gevorderd tot ten hoogste het bedrag waarop de aanslag of het gevorderde bedrag over dat jaar vermoedelijk zal worden vastgesteld.
Artikel 4 Rente
1. Het percentage van de invorderingsrente volgt het percentage dat op grond van artikel 29 van de Invorderingswet 1990 voor het betreffende kalenderkwartaal voor de rijksbelastingen is vastgesteld.
2. Bij de invordering van de gemeentelijke belastingen vindt de ministeriële regeling bedoeld in artikel 31 van de Invorderingswet 1990 overeenkomstige toepassing.
Artikel 5 Gelding voor gemeentelijke belastingen
Met betrekking tot:
a. de onroerende-zaakbelastingen vinden de artikelen 2, eerste lid, en 4 toepassing;
b. de toeristenbelasting vinden de artikelen 2, tweede lid en 4 toepassing;
c. de parkeerbelasting ter zake van een van gemeentewege verleende vergunning voor het parkeren van een voertuig vindt artikel 4 toepassing;
d. de hondenbelasting vinden de artikelen 2, derde en vierde lid en 4 toepassing;
e. de precariobelasting vindt artikel 4 toepassing;
f. de rioolrechten vinden de artikelen 2, derde lid, 3 en 4 toepassing;
g. de reinigingsheffingen vindt artikel 4 toepassing;
h. de begrafenisrechten vindt artikel 4 toepassing;
i. de leges vindt artikel 4 toepassing;
j. de brandweerrechten vindt artikel 4 toepassing;
k. het marktgeld vindt artikel 4 toepassing;
l. het havengeld pleziervaartuigen vindt artikel 4 toepassing;
m. de retributie vaste ligplaatsen vindt artikel 4 toepassing.
Artikel 6 Inwerkingtreding en citeertitel
1. Deze regeling treedt in werking op het moment dat de Derde tranche Algemene wet bestuursrecht (Stb. 1996, 333), de Aanpassingswet derde tranche Awb I (Kamerstukken 25280) en Aanpassingswet derde tranche Awb II (Kamerstukken 25464) in werking treden of, zo dit later is, met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking.
2. Deze regeling wordt aangehaald als: 'Regeling gemeentelijke belastingen Vlaardingen'.
Ondertekening
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl