Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR77765
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR77765/1
Regeling vervallen per 25-04-2013
Maatregelenverordening IOAW en IOAZ gemeente Vlaardingen 2010
Geldend van 01-07-2010 t/m 24-04-2013
Intitulé
Maatregelenverordening IOAW en IOAZ gemeente Vlaardingen 2010De raad van de gemeente Vlaardingen;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 18 mei 2010, R. nr. 37.1;
gelet op artikel 147, eerste lid van de Gemeentewet en gelet op artikel 35, lid1, sub b en artikel 20 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, alsmede artikel 35, lid 1, sub b en artikel 20 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;
besluit vast te stellen de volgende verordening:
de Maatregelenverordening IOAW en IOAZ gemeente Vlaardingen 2010.
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1 Begripsomschrijving
In deze verordening wordt verstaan onder:
a. IOAW: de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;
b. IOAZ: de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;
c. Uitkeringsnorm: de op belanghebbende van toepassing zijnde netto grondslag, bedoeld in artikel 5, vierde lid IOAW/IOAZ;
d. Uitkering: het verschil tussen de uitkeringsnorm en het inkomen;
e. Benadelingsbedrag: bruto bedrag dat als gevolg van het niet of niet behoorlijk nakomen van een inlichtingenverplichting ten onrechte is verleend als uitkering op grond van de IOAW/IOAZ;
f. Maatregel: het verlagen dan wel tijdelijk weigeren van de uitkering op grond van artikel 20 IOAW/ IOAZ;
g. Het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Vlaardingen.
Artikel 2 Het opleggen van een maatregel
1. Als de belanghebbende naar het oordeel van het college tekortschietend besef van verantwoordelijkheid betoont voor de voorziening in het bestaan dan wel de uit artikel 13 van de IOAW/ IOAZ of de uit artikel 30c, tweede of derde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen voortvloeiende verplichtingen niet of onvoldoende nakomt, waaronder begrepen het zich jegens het college zeer ernstig misdragen, wordt overeenkomstig deze verordening een maatregel opgelegd.
2. Een maatregel wordt afgestemd op de ernst van de gedraging, de mate waarin de belanghebbende de gedraging kan worden verweten en de omstandigheden waarin hij verkeert.
Artikel 3 Berekeningsgrondslag
De maatregel wordt toegepast op de uitkeringsnorm.
Artikel 4 Het besluit tot opleggen van een maatregel
In het besluit tot opleggen van een maatregel worden in ieder geval vermeldt: de reden van de maatregel, de datum van aanvang van de maatregel, de duur van de maatregel, het percentage waarmee de uitkeringsnorm wordt verlaagd of het bedrag waarmee de uitkeringsnorm wordt verlaagd en indien van toepassing, de reden om af te wijken van duur en de hoogte van de maatregel die volgt uit deze verordening.
Artikel 5 Horen van belanghebbende
1. Voordat een maatregel wordt opgelegd, wordt de belanghebbende in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen.
2. Het horen van belanghebbende kan achterwege worden gelaten indien:
a. de vereiste spoed zich daartegen verzet;
b. de belanghebbende reeds in de gelegenheid is gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen en zich sindsdien geen nieuwe feiten of omstandigheden hebben voorgedaan; of
c. de belanghebbende niet heeft voldaan aan een verzoek van het college of een door haar ingeschakelde derde, om binnen een gestelde termijn inlichtingen te verstrekken als bedoeld in artikel 13 van IOAW/IOAZ.
Artikel 6 Afzien van het opleggen van een maatregel
1. Het college ziet af van het opleggen van een maatregel indien:
a. elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt;
b. de gedraging meer dan één jaar vóór constatering van die gedraging door het college heeft plaatsgevonden, met uitzondering van de gedraging die schending van de inlichtingenplicht inhoudt; of
c. de gedraging die een schending van de inlichtingenplicht inhoudt langer dan vijf jaar geleden heeft plaatsgevonden.
2. Het college kan afzien van het opleggen van een maatregel indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn.
3. Indien het college afziet van het opleggen van een maatregel op grond van dringende redenen, wordt de belanghebbende daarvan schriftelijk mededeling gedaan.
Artikel 7 Ingangsdatum en tijdvak
1. De maatregel wordt opgelegd nadat het besluit tot het opleggen van de maatregel aan de belanghebbende is bekendgemaakt. Daarbij wordt uitgegaan van de voor de betreffende maand geldende uitkeringsnorm.
2. In afwijking van het eerste lid kan de maatregel met terugwerkende kracht worden opgelegd, voor zover de uitkering nog niet is uitbetaald.
3. In afwijking van het eerste lid kan de maatregel met terugwerkende kracht worden opgelegd, indien de inlichtingenplicht niet is nagekomen en de bijstand ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend.
4. Een maatregel die voor een periode van meer dan drie maanden wordt opgelegd, wordt uiterlijk na drie maanden nadat het besluit bekend is gemaakt, heroverwogen.
Artikel 8 Samenloop en recidive
1. Indien belanghebbende zich tegelijkertijd schuldig maakt aan verschillende verwijtbare gedragingen, wordt voor het bepalen van de hoogte en de duur van de maatregel uitgegaan van cumulatie van de percentages welke gelden voor de verschillende gedragingen, met een maximum van 100% van de uitkering.
2. De duur van de maatregel wordt verdubbeld indien de belanghebbende zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarmee een maatregel is opgelegd opnieuw schuldig maakt aan een verwijtbare gedraging.
3. Voor de toepassing van het tweede lid wordt met een besluit waarmee een maatregel is opgelegd gelijkgesteld het besluit om daarvan af te zien op grond van dringende redenen, bedoeld in artikel 5, tweede lid.
Hoofdstuk 2 Geen of onvoldoende medewerking verlenen aan re-integratieverplichtingen
Artikel 9 Indeling in categorieën
Gedragingen van belanghebbende in het kader van re-integratie, waardoor een verplichting op grond van hoofdstuk III van de IOAW/IOAZ niet of onvoldoende is nagekomen, worden onderscheiden in de volgende categorieën: 1. Eerste categorie:
het zich niet tijdig laten registreren als werkzoekende bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen of het niet tijdig laten verlengen van de registratie;
2. Tweede categorie:
a. het niet naar vermogen trachten algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen;
b. het niet of in onvoldoende mate meewerken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling;
c. het niet of onvoldoende gebruikmaken van een door het college aangeboden voorziening als bedoeld in artikel 37 lid 1 onder e van de IOAW/IOAZ, voor zover dit niet heeft geleid tot het geen doorgang vinden of tot voortijdige beëindiging van die voorziening;
3. Derde categorie:
het niet of onvoldoende gebruikmaken van een door het college aangeboden voorziening als bedoeld in artikel 37 lid 1 onder e van de IOAW/IOAZ,voor zover dit heeft geleid tot het geen doorgang vinden of tot voortijdige beëindiging van die voorziening.
Artikel 10 De hoogte en duur van de maatregel
De maatregel wordt onverminderd artikel 2, tweede lid, vastgesteld op:
a. tien procent van de uitkeringsnorm gedurende een maand bij gedragingen van de eerste categorie;
b. vijfentwintig procent van de uitkeringsnorm gedurende een maand bij gedragingen van de tweede categorie;
c. honderd procent van de uitkeringsnorm gedurende drie maanden bij gedragingen van de derde categorie.
Hoofdstuk 3 Door eigen toedoen verliezen van algemeen geaccepteerde arbeid, alsmede het nalaten van algemeen geaccepteerde arbeid te aanvaarden
Artikel 11 Door eigen toedoen verliezen van algemeen geaccepteerde arbeid
1. Onverminderd artikel 2, tweede lid, legt het college, met inachtneming van artikel 20 lid 4 IOAW/IOAZ, tijdelijk een maatregel op indien de belanghebbende door eigen toedoen een inkomen uit of in verband met arbeid is verloren en:
a. aan de beëindiging van zijn dienstbetrekking een dringende reden ten grondslag ligt in de zin van artikel 678 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek; dan wel
b. de dienstbetrekking is beëindigd door of op verzoek van de belanghebbende zonder dat aan de voortzetting ervan zodanige bezwaren waren verbonden, dat deze voortzetting redelijkerwijs niet van hem zou kunnen worden gevergd.
2. De hoogte van de maatregel is gelijk aan het door dit gedrag verloren netto inkomen.
3. De maatregel wordt opgelegd gedurende een maand.
Artikel 12 Niet aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid
1. Onverminderd artikel 2, tweede lid, legt het college een maatregel op indien de belanghebbende een uitkering ontvangt op basis van de IOAW/IOAZ en weigert aangeboden algemeen geaccepteerde arbeid te aanvaarden.
2. De hoogte van de maatregel is gelijk aan het door eigen toedoen niet verkregen netto inkomen uit deze gedraging.
3. De maatregel wordt opgelegd gedurende drie maanden.
Hoofdstuk 4 Niet nakomen van de inlichtingenplicht
Artikel 13 Te laat verstrekken van gegevens
1. Indien een belanghebbende de inlichtingenplicht niet is nagekomen door informatie die van belang is voor de verlening van de uitkering of de voortzetting daarvan niet binnen de door het college daartoe gestelde termijn te verstrekken, maar wel binnen de hersteltermijn als bedoelt in artikel 13 van de IOAW/IOAZ, wordt onverminderd artikel 2, tweede lid, een maatregel opgelegd van vijf procent van de uitkeringsnorm gedurende een maand.
2. Van het opleggen van een maatregel bedoeld in het eerste lid kan worden afgezien en worden volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing, tenzij het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting plaatsvindt binnen een periode van twee jaar, te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan belanghebbende een schriftelijke waarschuwing is gegeven.
Artikel 14 Verstrekken van geen, onjuiste of onvolledige inlichtingen zonder gevolgen voor de uitkering
1. Indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht niet heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van uitkering, bedraagt de maatregel vijf procent van de uitkering gedurende een maand, onverminderd artikel 2, tweede lid.
2. Van het opleggen van de maatregel bedoeld in het eerste lid kan worden afgezien en worden volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing, tenzij het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting plaatsvindt binnen een periode van twee jaar te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan belanghebbende een schriftelijke waarschuwing is gegeven.
3. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder het niet verstrekken van inlichtingen tevens verstaan het na afloop van de hersteltermijn, als bedoeld in artikel 17 lid 2 van de IOAW/IOAZ, alsnog verstrekken van inlichtingen.
Artikel 15 Verstrekken van geen, onjuiste of onvolledige inlichtingen met gevolgen voor de uitkering
1. Indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van uitkering, wordt de maatregel afgestemd op de hoogte van het benadelingsbedrag.
2. De maatregel wordt onverminderd artikel 2, tweede lid, vastgesteld op:
a. tien procent van de uitkeringsnorm gedurende een maand bij een benadelingsbedrag tot en met € 1000,-;
b. twintig procent van de uitkeringsnorm gedurende een maand bij een benadelingsbedrag vanaf € 1000,- tot en met € 2000,-;
c. veertig procent van de uitkeringsnorm gedurende een maand bij een benadelingsbedrag vanaf € 2000,- tot en met € 4000,-;
d. honderd procent van de uitkeringsnorm gedurende een maand bij een benadelingsbedrag groter dan € 4000,-.
3. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder het niet verstrekken van inlichtingen tevens verstaan het na afloop van de hersteltermijn, als bedoeld in artikel 17 lid 2 van de IOAW/IOAZ, alsnog verstrekken van inlichtingen.
Hoofdstuk 5 Overige gedragingen die leiden tot een maatregel
Artikel 16 Zeer ernstige misdragingen
Indien een belanghebbende zich zeer ernstig misdraagt tegenover het college of zijn ambtenaren, onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van de IOAW/IOAZ, wordt onverminderd artikel 2, tweede lid, een maatregel opgelegd van twintig procent van de uitkeringsnorm gedurende een maand.
Hoofdstuk 6 Slotbepalingen
Artikel 17 De inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op 1 juli 2010.
Artikel 18 Citeertitel
Deze verordening wordt aangehaald als: Maatregelenverordening IOAW en IOAZ gemeente Vlaardingen 2010.
Ondertekening
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 10 juni 2010.
de griffier, de voorzitter,
drs. W.G. Amesz mr. T.P.J. Bruinsma
Nota-toelichting
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl