Regeling vervallen per 14-06-2012

Beleidsregels Terugvordering en verhaal SZW 2009

Geldend van 17-12-2009 t/m 13-06-2012

Intitulé

Beleidsregels Terugvordering en verhaal SZW 2009

Het college van burgemeester en wethouders van Vlaardingen,

 

Gelet op hoofdstuk 4 van de Algemene wet bestuursrecht, de Wet werk en bijstand, het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, de Wet investeren in jongeren, de Wet kinderopvang en de Wet inburgering

 

BESLUIT:

vast te stellen de

 

Beleidsregels Terugvordering en verhaal SZW 2009

Hoofdstuk I Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

1. Alle begrippen die in deze regeling worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet Werk en Bijstand, het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, de Wet investeren in jongeren, de Wet kinderopvang, de Algemene wet bestuursrecht en het Burgerlijk Wetboek.

2. In deze regeling wordt verstaan onder:

- WWB: Wet Werk en Bijstand;

- WIJ: Wet investeren in jongeren;

- WI: Wet inburgering

- Wko: Wet kinderopvang;

- Bbz: Besluit bijstandsverlening zelfstandigen;

- IOAW: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

- IOAZ: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

- BW: Burgerlijk Wetboek;

- Rv: Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering;

- Wet SUWI: Wetstructuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

- College: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Vlaardingen;

- Bestuursrechtelijke geldschuld: de verplichting tot betaling van een geldsom van de burger aan de gemeente waarop titel 4.4. van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is,

die voortvloeit uit: o een besluit tot terugvordering (incl. als geldlening verstrekte (bijzondere) bijstand) als bedoeld in paragraaf 6.4 van de WWB;

o een besluit tot terugvordering als bedoeld in hoofdstuk VI van het Bbz (zowel periodieke uitkering als bedrijfskrediet);

o een besluit tot terugvordering als bedoeld in paragraaf 5 van de IOAW en IOAZ;

o een besluit tot terugvordering als bedoeld in hoofdstuk 7 van de WIJ;

o een besluit tot terugvordering als bedoeld in paragraaf 6 van de Wko. - Schuldenaar: degene(n) aan wie een bestuursrechtelijke geldschuld is opgelegd.

- Regeling: onderhavige beleidsregels terugvordering en verhaal.

Artikel 2 Bevoegdheid tot vaststelling en oplegging van bestuursrechtelijke geldschulden

Daar waar bij of krachtens de Awb en bijzondere wetten sprake is van een gemeentelijk bevoegdheid om bestuursrechtelijke geldschulden vast te stellen en op te leggen, wordt van die bevoegdheid gebruik gemaakt.

Hoofdstuk II Beleidsregels terugvordering

Afdeling 1 Terugvordering

Artikel 3 Toepassingsgebied beleidsregels terugvordering

Een verstrekking wordt teruggevorderd in de gevallen zoals vermeld in deze beleidsregels.

Artikel 4 Terugvordering

1. Het college maakt gebruik van zijn bevoegdheid, om:

a. bijstand terug te vorderen als bedoeld in artikel 58 WWB;

b. uitkering terug te vorderen als bedoeld in artikel 25 IOAW;

c. uitkering terug te vorderen als bedoeld in artikel 25 IOAZ;

d. kosten van het werkleeraanbod en de inkomensvoorziening terug te vorderen als bedoeld in artikel 54 WIJ;

e. de tegemoetkoming terug te vorderen, als bedoeld in artikel 38 Wko.

2. Voor zover dit vereist is om tot terugvordering te kunnen overgaan, maakt het college tevens gebruik van de bevoegdheid om een besluit tot toekenning van een verstrekking als bedoeld in het eerste lid, te herzien of in te trekken.

3. Het eerste lid is niet van toepassing indien er sprake is van dringende redenen.Van dringende redenen om geheel of ten dele van het vaststellen van een bestuursrechtelijke geldschuld te kunnen afzien is slechts sprake als zeer bijzondere omstandigheden daartoe aanleiding geven en de op te leggen geldschuld onaanvaardbare gevolgen heeft voor het fysieke–en/of geestelijke welzijn van de belanghebbende.

Artikel 5 Onverschuldigde betaling:

In afwijking van artikel 4, kan in geval van onverschuldigde betaling geheel of ten dele van terugvordering worden afgezien als:

a. de geldschuld buiten toedoen van de belanghebbende is ontstaan;

b. hem van het ontstaan van die geldschuld geen enkel verwijt kan worden gemaakt en

c. het aannemelijk is dat belanghebbende redelijkerwijs niet kon weten dat hij ten onrechte een beroep op de wet/regeling deed.

 

Artikel 6 Brutering van de geldschuld o.g.v. de WWB of de WIJ

1. Indien de bestuursrechtelijke geldschuld betrekking heeft op ten onrechte of teveel verstrekte periodieke bijstand o.g.v. de WWB of inkomensvoorziening o.g.v. de WIJ die binnen het relevante fiscale jaar niet of niet geheel is/wordt afgelost, wordt deze of het restant daarvan vastgesteld op het aan de schuldenaar uitgekeerde bedrag verhoogd met de daarover afgedragen loonbelasting, premies volksverzekeringen en de inkomensafhankelijke premie o.g.v. de Zorgverzekeringswet, voor zover die loonbelasting en premies niet verrekend zijn of konden worden met de Belastingdienst.

2. Toepassing van het eerste lid blijft achterwege indien sprake is van een geldschuld die is ontstaan buiten toedoen van de schuldenaar en hem niet kan worden verweten dat hij de geldschuld niet al heeft voldaan:

a. in het kalenderjaar waarop deze betrekking heeft, of

b. in het jaar van oplegging.

Artikel 7 Zesmaandenjurisprudentie

Het college ziet af van terugvordering als bedoeld in artikel 4, voor zover het betreft bijstand, een uitkering o,g,v, de IOAW en IOAZ, kosten van het werkleeraanbod, inkomensvoorziening of een tegemoetkoming o.g.v. de Wko, die is verstrekt vanaf zes maanden nadat het college relevante informatie heeft ontvangen van de belanghebbende, waaruit concreet kan worden afgeleid dat er sprake is van een fout in de verstrekking, en de oorzaak daarvan niet is gelegen in schending van een inlichtingenverplichting door de schuldenaar.

Artikel 8 Terugvordering geringe geldschulden

1. Het college ziet af van terugvordering als bedoeld in artikel 4, indien de geldschuld lager is dan het bedrag, bedoeld in artikel 1 van de Regeling terugvordering geringe bedragen.

2. Het college ziet af van terugvordering als bedoeld in artikel 4, indien de geldschuld minimaal het grensbedrag bedraagt, genoemd in de Regeling terugvordering geringe bedragen, maar lager is dan € 150,-, tenzij de geldschuld verrekend kan worden met de bijstand, de uitkering, de inkomensvoorziening of de tegemoetkoming.

Artikel 9 Hoofdelijke aansprakelijkheid

1. Voor zover het een verstrekking betreft waarop de artikelen: 59 WWB, 55 WIJ, 26 IOAW – IOAZ, 38 Wko van toepassing is, wordt deze:

a. onverminderd de vorige artikelen, van alle gezinsleden teruggevorderd;

b. mede teruggevorderd van de gezinsleden met wiens middelen bij de financiële verstrekking rekening had moeten worden gehouden als de financiële verstrekking aan de gehuwden/leefeenheid had moeten worden verleend, maar zulks achterwege is gebleven omdat belanghebbende de inlichtingenverplichting, niet of niet behoorlijk is nagekomen.

2. De onder a. en b. genoemde personen zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de terugbetaling van de teruggevorderde verstrekking.

 

Artikel 10 Besluit tot terugvordering

1. Een besluit tot terugvordering vermeldt:

a. de mogelijkheid voor belanghebbende om voor het verstrijken van de

betalingstermijn, zoals genoemd in het besluit, een betalingsvoorstel te doen en/of

een verzoek in te dienen tot een betalingsregeling;

b. de aankondiging dat, bij gebreke van tijdige betaling of het doen van een betalingsvoorstel en/of verzoek tot betalingsregeling ingevolge sub a, de gemeente

gerechtigd is om zonder verdere vooraankondiging, de vordering ter executie over

te dragen aan een derde (deurwaarder of incassobureau);

c. de vermelding dat executiekosten zoals genoemd onder sub b, voor rekening van

belanghebbende zijn.

2. De termijn van betaling wordt in het besluit tot terugvordering gesteld op zes weken te

rekenen vanaf het moment van verzending van het besluit.

Afdeling 2 Kwijtschelding

Artikel 11 Kwijtschelding bij schuldenproblematiek

1. Het college kan besluiten tot gehele of gedeeltelijke kwijtschelding van de bestuursrechtelijke geldschuld indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

a. redelijkerwijs te voorzien is dat de belanghebbende niet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden en

b. redelijkerwijs te voorzien is dat een schuldregeling met betrekking tot alle vorderingen van de overige schuldeisers zonder een zodanig besluit niet tot stand zal komen en

c. de vordering van de gemeente wegens teruggevorderde bijstand ten minste zal worden voldaan naar evenredigheid met de vorderingen van de schuldeisers van gelijke rang.

2. Van kwijtschelding als bedoeld in lid 1 wordt afgezien indien:

a. de terugvordering van de bestuursrechtelijke geldschuld het gevolg is van het niet, niet tijdig of niet volledig voldoen aan de inlichtingenplicht of

b. de vordering wordt gedekt door pand of hypotheek op een zaak of zaken, behoudens voor zover de vordering niet op die zaken verhaald kan worden.

3. In afwijking van lid 2 sub a kan toch kwijtschelding worden verleend in geval van vorderingen voortgekomen uit schending inlichtingenplicht, wanneer, naast de voorwaarden genoemd in lid 1, minimaal de helft van de oorspronkelijke schuld is of wordt voldaan of belanghebbende minimaal gedurende 5 jaar voorafgaand aan het verzoek volledig aan zijn aflossingsverplichtingen heeft voldaan.

4. Het besluit tot gehele of gedeeltelijke kwijtschelding van de bestuursrechtelijke geldschuld

wordt ingetrokken of ten nadele van de belanghebbende gewijzigd indien:

a. niet binnen twaalf maanden nadat dat besluit is bekendgemaakt, een schuldregeling is tot stand gekomen die voldoet aan de eisen bedoeld in lid 1 genoemde voorwaarden onder a, b en c;

b. de belanghebbende zijn schuld aan de gemeente niet overeenkomstig de schuldregeling voldoet of

c. onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een ander besluit zou hebben geleid.

 

Artikel 12 Kwijtschelding anders dan bij schuldregeling

1. Op verzoek van de belanghebbende gaat het college over tot kwijtschelding van het restant van de vordering indien de belanghebbende:

a. voorafgaand aan het verzoek minimaal 36 maanden op de betreffende vordering heeft afgelost conform de aflossingsverplichting en

b. tenminste 75% van de vordering heeft betaald.

2. In afwijking van het gestelde in lid 1 gaat het college op het verzoek van belanghebbende tot kwijtschelding van het restant van de vordering, welke is ontstaan als gevolg van het niet, niet tijdig of niet volledig voldoen aan de inlichtingenplicht, over indien de belanghebbende:

a. voorafgaand aan het verzoek minimaal 60 maanden op de betreffende vordering heeft afgelost conform de aflossingsverplichting en

b. tenminste 90 % van de vordering heeft betaald.

3. Het college besluit niet tot kwijtschelding indien belanghebbende in de periode van 5 jaar voorafgaande aan het verzoek tot kwijtschelding, herhaaldelijk, in ieder geval meer dan 1 keer, verwijtbaar, niet, niet tijdig of niet volledig aan zijn inlichtingenplicht dan wel zijn aflossings-verplichtingen heeft voldaan.

4. Kwijtschelding van een vordering welke wordt gedekt door pand of hypotheek op een zaak of zaken is niet mogelijk behoudens voor zover de vordering niet op die zaken verhaald kan worden.

 

Artikel 13 Afkoop schuld

1. Op verzoek van de belanghebbende stemt het college in met het verzoek tot afkoop van het restant van de vordering indien de belanghebbende:

a. voorafgaand aan het verzoek minimaal 36 maanden op de betreffende vordering heeft

afgelost conform de aflossingsverplichting en

b. een bedrag in één keer aflost waardoor de belanghebbende, samen met de al gedane

betalingen, 75% van de vordering heeft betaald.

2. In afwijking van het gestelde in lid 1 gaat het college op het verzoek van belanghebbende tot afkoop van het restant van de vordering, welke is ontstaan als gevolg van het niet, niet tijdig of niet volledig voldoen aan de inlichtingenplicht, over indien de belanghebbende:

a. voorafgaand aan het verzoek minimaal 60 maanden op de betreffende vordering heeft

afgelost conform de aflossingsverplichting en

b. een bedrag in één keer aflost waardoor de belanghebbende, samen met de reeds

gedane betalingen, 90% van de vordering heeft betaald.

3. Het college stemt niet in met afkoop indien belanghebbende in de periode van 5 jaar voorafgaande aan het verzoek tot afkoop, herhaaldelijk, in ieder geval meer dan 1 keer

verwijtbaar, niet, niet tijdig of niet volledig aan zijn inlichtingenplicht heeft voldaan dan wel zijn

aflossingsverplichtingen.

4. Afkoop van een vordering die gebaseerd is op een terugvorderingsbesluit ingevolge artikel 58 lid 1 sub f onder 1 en 2 WWB dan wel artikel 54, eerste lid onderdeel c en d WIJ, is niet mogelijk.

5. Afkoop van een vordering welke wordt gedekt door pand of hypotheek op een zaak of zaken is niet mogelijk behoudens voor zover de vordering niet op die zaken verhaald kan worden.

 

Afdeling 3 Betaling en invordering van bestuursrechtelijke geldschuld

Artikel 14 Betaling

1. De betaling door de schuldenaar geschiedt door bijschrijving op de daartoe door het college bestemde bankrekening.

2. In afwijking van het eerste lid, kunnen geldschulden ook aan de kas van de gemeente worden voldaan, indien girale betaling naar het oordeel van het college bezwaarlijk is.

3. Als tijdstip van betaling geldt de datum waarop de rekening van de gemeente wordt gecrediteerd.

4. Bij betaling aan de kas van de gemeente geldt de dag waarop het bedrag aan het loket van de gemeente is betaald als tijdstip van betaling.

5. Bij betaling aan de kas ontvangt de schuldenaar een kwitantie.

Artikel 15 Afboeking van de betaling

Bij de afboeking van betalingen gelden de volgende richtlijnen: 1. betalingen waarvan de bestemming is aangegeven worden afgeboekt overeenkomstig de opgave van de betaler;

2. betalingen waarvoor geen bestemming is aangegeven ( de zogenoemde ongerichte betalingen) worden afgeboekt op de oudste openstaande vorderingen, met dien verstande dat de aard van de vorderingen aanleiding kan zijn hiervan af te wijken.

3. de betaling strekt in de eerste plaats tot mindering van de kosten, vervolgens tot vermindering van de verschenen rente en ten slotte tot mindering van de hoofdsom en de eventuele lopende rente.

Artikel 16 Gebruik maken van verrekening en preferentie

1. Daar waar de gemeente bij de invordering van een bestuursrechtelijke geldschuld de bevoegdheid heeft om gebruik te maken van het recht tot verrekening of zich bij de invordering kan beroepen op preferentie, zal van dat recht gebruik gemaakt worden om de gehele geldschuld, inclusief eventuele wettelijke rente en invorderingskosten, zo spoedig mogelijk ingevorderd te krijgen.

2. Het onder 1 vermelde, laat onverlet dat de gemeente kan besluiten om medewerking te verlenen aan schuldhulpverlening.

Artikel 17 Gebruik maken van mogelijkheid tot conservatoir en executoriaal beslag

1. De gemeente maakt gebruik van het middel van conservatoir -en executoriaal beslag daar waar dat bijdraagt aan de (snelle) invordering van een bestuursrechtelijke geldschuld.

2. Bij de keuze om het instrument: beslag toe te passen wordt wel een kosten-batenafweging gemaakt. Indien beslag op vereenvoudigde wijze kan plaatsvinden, wordt daar de voorkeur aan gegeven.

3. Ingeval van een voornemen om beslag te leggen op vermogensbestanddelen van de schuldenaar moet aannemelijk zijn dat het voor beslag vatbare deel hoger is dan € 2500,--.

Artikel 18 Betalingsvoorstel en uitstel van betaling

1. Na ontvangst van een terugvorderingsbesluit als bedoeld in artikel 10 kan op verzoek van belanghebbende een betalingsregeling worden getroffen en uitstel van betaling, als bedoeld in artikel 4:94 Awb worden verleend.

2. Binnen acht weken na ontvangst van het verzoek neemt het college een besluit over de aanvraag, bedoeld in het eerste lid. Het besluit vermeldt in ieder geval:

a. de maandelijkse aflossingverplichting;

b. de datum van ingang van de aflossingsverplichting;

c. de wijze waarop het besluit, bij gebreke van tijdige betaling, ten uitvoer wordt gelegd waaronder tevens begrepen: de aankondiging dat eventuele executiekosten vanwege inschakeling derden voor rekening van belanghebbende zijn.

3. In het verlengde van lid 2 sub c, zal aan belanghebbende in het besluit tevens worden medegedeeld dat, bij gebreke van tijdige betaling, de vordering in zijn geheel, zonder verdere vooraankondiging, ineens opeisbaar wordt en dat het college in dat geval niet langer gehouden is aan de vastgestelde aflossingsverplichting ingevolge lid 2 sub a.

4. Aan het uitstel van betaling kunnen in ieder geval de volgende verplichtingen worden verbonden:

a. de verplichting om de ontvangst van inkomsten of vermogen onverwijld te melden;

b. de verplichting om een wijziging van leef- of woonsituatie te melden;

c. de verplichting om bepaalde vermogensbestanddelen te gelde te maken;

5. Een ingediende aanvraag om voor een schuldregeling in aanmerking te komen, vormt voor het college (nog) geen reden om de beslissing tot oplegging van een bestuurlijke geldschuld op te schorten of uitstel van terugbetaling van de opgelegde geldschuld te verlenen.

Artikel 19 Aflossingsverplichting

1. Indien belanghebbende een inkomen heeft op bijstandsniveau, bedraagt de aflossingsverplichting 7,5% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm per maand exclusief vakantietoeslag.

2. Indien de vordering het gevolg is van het niet, niet tijdig of niet volledig voldoen aan de inlichtingenplicht, bedraagt de aflossingsverplichting 7,5% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm per maand inclusief vakantietoeslag. De vakantietoeslag dient belanghebbende ter aflossing aan het college te betalen c.q. wordt door het college geïnd op het moment dat het feitelijk beschikbaar komt voor belanghebbende.

3. De aflossingsverplichting voor belanghebbenden met een inkomen boven bijstandsniveau bedraagt:

a. Indien de vordering het gevolg is van niet, niet tijdig of niet volledig voldoen aan de inlichtingenplicht: 7,5% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm per maand inclusief vakantietoeslag vermeerderd met 60% van het verschil tussen het inkomen en de toepasselijke bijstandsnorm. Het vakantiegeld dient belanghebbende maandelijks ter aflossing aan het college te betalen c.q. wordt door het college maandelijks geïnd.

b. In de overige omstandigheden: 7,5% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm per maand inclusief vakantietoeslag, vermeerderd met 50% van het verschil tussen het inkomen en de toepasselijke bijstandsnorm. Het vakantiegeld dient belanghebbende maandelijks ter aflossing aan het college te betalen c.q. wordt door het college maandelijks geïnd.

4. Een belanghebbende die een WWB-, WIJ- of IOAW-, of IOAZ-uitkering heeft ontvangen wordt, wat betreft de hoogte van de vast te stellen aflossingsverplichting, gedurende een periode van 18 maanden na beëindiging van de uitkering gelijkgesteld met een WWB-, WIJ-, IOAW- of IOAZ-uitkeringsgerechtigde indien de hoogte van het inkomen niet meer bedraagt dan 120% van de voor de belanghebbende geldende bijstandsnorm.

5. In geval van beslaglegging door een derde (andere schuldeiser dan het college), kan de aflossingsverplichting ingevolge de bovengenoemde leden voor alle vorderingen worden bepaald op 10% van de voor belanghebbende geldende bijstandsnorm inclusief vakantiegeld plus 100% van het meerdere, zijnde de volledige beslagruimte zoals aangegeven in artikel 475d Rv.

6. Wanneer belanghebbende de informatieplicht (m.b.t. de informatie die nodig is om de aflossingsverplichting vast te stellen) niet nakomt, bedraagt de aflossingsverplichting 20% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm per maand inclusief vakantietoeslag.

Artikel 20 Afbetaling in 36 maanden

1. Een onderzoek naar de aflossingscapaciteit van belanghebbende kan achterwege blijven indien belanghebbende:

a. een betalingsvoorstel heeft gedaan aan het college op basis waarvan de vordering zal zijn voldaan binnen een periode van 36 maanden te rekenen vanaf het moment van ingang van de aflossingsverplichting en

b. het aflossingsbedrag per maand minimaal gelijk is aan 7,5 % van de voor belanghebbende geldende bijstandsnorm exclusief vakantiegeld.

2. Het college kan het verzoek van belanghebbende ingevolge lid 1 afwijzen indien de vordering het gevolg is van niet, niet tijdig of niet volledig voldoen aan de inlichtingenplicht dan wel indien belanghebbende in de periode van 5 jaar voorafgaande aan het verzoek, herhaaldelijk, in ieder geval meer dan 1 keer verwijtbaar, niet, niet tijdig of niet volledig aan zijn aflossingsverplichtingen heeft voldaan.

Artikel 21 Aflossingscapaciteit en vermogen

Het verzoek van belanghebbende tot een betalingsregeling of betalingsvoorstel kan door het college worden afgewezen indien belanghebbende beschikt over vermogen.

Artikel 22 Tussentijdse wijziging van aflossingsverplichting door het college

1. Het college is bevoegd om tussentijds de hoogte van een eerder vastgestelde aflossingsverplichting te verhogen dan wel te wijzigen in een aflossingsverplichting ineens ingevolge artikel 16 indien een draagkrachtonderzoek daartoe aanleiding geeft.

2. Het college stelt nadere regels over de periode en de frequentie waarbinnen het draagkrachtonderzoek wordt gedaan.

Artikel 23 Verzoek tot wijziging van de aflossingsverplichting door belanghebbende

1. Belanghebbende kan een verzoek doen, onder bijvoeging van zijn financiële gegevens met bijbehorende afschriften van bewijsstukken, tot wijziging van een eerder vastgestelde aflossingsverplichting.

2. Binnen acht weken na ontvangst van het verzoek neemt het college een besluit over de aanvraag als bedoeld in het eerste lid.

3. Het besluit wordt genomen met inachtneming van de regels zoals neergelegd in artikel 14, 15 en 16 van deze regeling.

Artikel 24 Betalingsherinnering, aanmaning, verrekening, beslag en rente bij niet tijdige betaling

1. Belanghebbende ontvangt een betalingsherinnering indien de belanghebbende niet tot betaling van de vordering overgaat of niet bereid is tot het treffen van een minnelijke betalingsregeling of een eerder opgelegde of overeengekomen aflossingsverplichting niet meer nakomt. Indien betaling wederom uitblijft ontvangt belanghebbende een aanmaning, als bedoeld in artikel 4:112 Awb.

2. De termijn van betaling wordt in de betalingsherinneringen en de aanmaning gesteld op 10 dagen te rekenen vanaf het moment van verzending van het besluit.

3. Indien belanghebbende niet bereid is tot het treffen van een minnelijke regeling of een eerder opgelegde betalingsverplichting niet meer nakomt, wordt het invorderingsbesluit ten uitvoer gelegd door middel van:

ab verrekening met de periodiek verleende bijstand ingevolge de WWB, WIJ, Wko, IOAW of IOAZ op grond van artikel 4:93 Awb, of bij het ontbreken van deze mogelijkheid,

b. een executoriaal beslag overeenkomstig de artikelen 479b tot en met 479g, behoudens artikel 479e lid 2 Rv,

c. een executoriaal of conservatoir beslag op roerende of onroerende goederen, overeenkomstig het Tweede boek Rv.

4. Indien een belanghebbende binnen een periode van een jaar na eerder te zijn aangemaand en voldaan te hebben aan zijn aflossingsverplichting, wederom nalatig blijft met de (tijdige) nakoming van zijn aflossingsverplichting, dan is het college bevoegd, zonder nadere schriftelijke aanmaning, om terstond gebruik te maken van zijn bevoegdheden zoals beschreven in het derde lid van dit artikel.

5. Indien het college de vordering ter executie overdraagt aan een derde die beroepsmatig belast is met de invordering, dan worden de door de derde gemaakte kosten volledig doorberekend aan belanghebbende.

6. Indien moet worden overgegaan tot verrekening of beslaglegging wordt de vordering verhoogd met de wettelijke rente.

Artikel 25 Dwangbevel

1. Het college maakt gebruik van de bevoegdheid tot het uitvaardigen en ten uitvoer leggen van een dwangbevel, indien dit op grond van bijzondere wetgeving is toegestaan.

2. In afwijking van het eerste lid kan het college besluiten de schuldenaar te dagvaarden voor de civiele rechter ten einde de geldschuld vast te doen stellen, indien het vermoeden bestaat dat de schuldenaar inkomsten of vermogensbestanddelen buiten Nederland heeft.

3. De verschillende betalingsverplichtingen o.g.v. verschillende vorderingen worden zoveel mogelijk gelijktijdig in één dwangbevel opgenomen, conform art. 4:119 Awb.

Artikel 26 Afzien van (verdere) invordering

1. Onverminderd artikel 8, is het college bevoegd om in individuele situaties af te zien van invordering wanneer de (restant)vordering minder bedraagt dan € 150,00 én het treffen van invorderingsmaatregelen, naar het oordeel van het college, niet (langer) doelmatig is.

2. Bij (restant)vorderingen van € 150,00 tot € 5000,00 kan het college ook omwille van doelmatigheidsredenen besluiten van invordering af te zien indien incasso van de vordering gedurende vijf jaren onmogelijk is gebleken en ook niet aannemelijk is dat belanghebbende op enig moment betalingen zal gaan verrichten.

3. Indien de (restant)vordering het gevolg is van niet, niet tijdig of niet volledig voldoen aan de inlichtingenplicht en € 5.000,00 of meer bedraagt, kan de (restant)vordering slechts dan worden afgeboekt indien incasso van de vordering gedurende 10 jaar onmogelijk is gebleken en het niet aannemelijk is dat belanghebbende op enig moment betalingen zal gaan verrichten.

Artikel 27 In rekening brengen van rente – en aanmaningskosten:

1. Van de bevoegdheid om aanmaningskosten, conform artikel 4:113 Awb in rekening te brengen wordt geen gebruik gemaakt.

2. indien periodieke bijstand als lening is verstrekt onder verband van krediethypotheek, wordt te rekenen vanaf de beëindigingdatum van de periodieke bijstand gedurende 10 jaar geen rente berekend. Na afloop van die termijn wordt de wettelijke rente in rekening gebracht.

Artikel 28 Vergoeding van wettelijke rente bij te late betaling door de gemeente

1. Indien de gemeente een bestuursrechtelijke geldschuld verschuldigd is aan de burger en de gemeente in verzuim is vanwege het niet binnen de voorgeschreven termijn betalen van die geldschuld, wordt ambtshalve overgegaan tot toekenning van de verschuldigde wettelijke rente.

2. Een ambtshalve beslissing zoals bedoeld onder lid 1 wordt bij beschikking aan de burger medegedeeld tenzij de rentevergoeding een direct gevolg is van de uitvoering van een gerechtelijk vonnis.

Hoofdstuk III Beleidsregels verhaal WWB en WIJ

Artikel 29 Verhaalsbevoegdheid

1. Het college maakt in alle gevallen gebruik van de bevoegdheid om de kosten van bijstand te verhalen overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 56, 61 en 62 WWB of artikel 57 WIJ, tenzij in deze regeling anders is bepaald.

2. Tenzij uitdrukkelijk anders is bepaald, zijn de in dit hoofdstuk vastgestelde beleidsregels tevens van toepassing op verhaal ingevolge artikel 57 WIJ.

Artikel 30 Afzien van verhaal

1. Het college ziet af van het nemen van een verhaalsbesluit indien het op te leggen verhaalsbedrag lager is dan € 50,00 per maand of € 600,00 per jaar.

2. Het college ziet geheel of gedeeltelijk af van het nemen van een verhaalsbesluit indien daarvoor gelet op de omstandigheden van degene op wie verhaal wordt gezocht of degene die de bijstand ontvangt of heeft ontvangen, dringende redenen aanwezig zijn.

Artikel 31 Beoordeling van mate van onderhoudsplicht

Bij de beoordeling van het bestaan van het verhaalsrecht en de omvang van het te verhalen bedrag wordt rekening gehouden met de maatstaven die gelden en de omstandigheden die van belang zijn in het geval dat de rechter dient te beslissen over de vraag of en, zo ja, tot welk bedrag een uitkering tot levensonderhoud na echtscheiding, scheiding van tafel en bed of ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed zou moeten worden toegekend. 

Artikel 32 Verhalen van rechterlijke uitspraak betreffende levensonderhoud

Indien een rechterlijke uitspraak betreffende levensonderhoud verschuldigd krachtens Boek 1 BW die uitvoerbaar is, niet wordt nagekomen, word en de kosten van bijstand dan wel de kosten van het werkleeraanbod of inkomensvoorziening, verhaald in overeenstemming met deze uitspraak. Het besluit tot verhaal wordt in dat geval bij brief medegedeeld aan degene op wie wordt verhaald, met de aanmaning het verschuldigde binnen dertig dagen na verzending van de brief te voldoen. Indien aan de aanmaning geen gevolg wordt gegeven vordert de gemeente het verschuldigde met uitsluiting van degene die de bijstand ontvangt, in door middel van het uitvaardigen van een dwangbevel, conform artikel 62b, vierde lid WWB en artikel 57 WIJ. Het dwangbevel levert een executoriale titel op, die op kosten van de schuldenaar wordt betekend en met toepassing van de voorschriften van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering tenuitvoergelegd. 

Artikel 33 Wijziging door rechter vastgesteld bedrag levensonderhoud

Indien sprake is van gewijzigde omstandigheden kan de gemeente verzoeken het door de rechter vastgestelde bedrag voor de verhaalsbijdrage te wijzigen. De gemeente verzoekt de rechter het verhaalsbedrag in afwijking van een rechterlijke uitspraak betreffende levensonderhoud verschuldigd krachtens Boek 1 BW vast te stellen, indien de rechter:  

a. deze uitspraak zou kunnen wijzigen op de gronden genoemd in de artikelen 157 en 401 van dat boek;  

b. geen rekening heeft kunnen houden met alle voor de betrokken beslissing in aanmerking komende gegevens en omstandigheden betreffende beide partijen.

Artikel 34 Inhoud van het verhaalsbesluit

Een besluit tot verhaal, anders dan op grond van artikel 62b WWB, wordt door het college aan degene op wie verhaal wordt gezocht medegedeeld.  Het besluit vermeldt het bedrag of de bedragen waarvan, evenals de termijn of termijnen waarbinnen, betaling wordt verlangd.  Bij verhaal op de nalatenschap kan de mededeling worden gericht tot de langstlevende echtgenoot of een der erfgenamen die geacht kan worden bij de afwikkeling van de nalatenschap te zijn betrokken.

Artikel 35 Ingangsdatum en betaling verhaalsbijdrage

1. De verhaalsbijdrage ingevolge artikel artikel 62 WWB wordt opgelegd met ingang van de eerste van de maand volgend op de datum van eerste aanschrijving.

2. De termijn van betaling wordt in het verhaalsbesluit gesteld op zes weken te rekenen vanaf het moment van verzending van het besluit.

Artikel 36 Verhaal in rechte

Indien de belanghebbende niet uit eigen beweging bereid is de verlangde gelden aan de gemeente te betalen dan wel niet of niet tijdig tot betaling daarvan overgaat, besluit het college tot verhaal in rechte. 

Artikel 37 Verrekening en beslaglegging

1. Indien de belanghebbende niet bereid blijkt de door de rechter vastgestelde bijdrage voor levensonderhoud of de op verzoek van het college vastgestelde bijdrage te voldoen, dan wordt die uitspraak ingevolge artikel 62i WWB ten uitvoer gelegd door middel van verrekening als bedoeld in artikel 60 derde lid WWB, dan wel executoriaal beslag overeenkomstig de artikelen 479b tot en met 479g, behoudens artikel 479e lid 2 Rv. Daarbij maakt het college gebruik van de aan de verhaalsvordering bevestigde preferentie.

2. Ten aanzien van de invordering van verhaalsbijdragen, is afdeling 2 van Hoofdstuk II van overeenkomstige toepassing, met uitzondering van de artikelen 24 tot en met 28.

Artikel 38 (her-) onderzoek naar draagkracht

1. Eén keer per 36 maanden verricht het college onderzoek naar de draagkracht voor het voldoen van een verhaalsbijdrage. Indien gewijzigde omstandigheden daartoe aanleiding geven, wordt als gevolg van dit onderzoek de verhaalsbijdrage gewijzigd vastgesteld.

2. Er wordt niet overgegaan tot een nieuw verhaalsbesluit ingevolge artikel 62 WWB indien:

a. uit het draagkrachtonderzoek blijkt dat de draagkracht niet meer blijkt te zijn vermeerderd ten opzichte van het vorige onderzoek dan met € 50,00 per maand of

b. het woonadres en de gezinssamenstelling van de belanghebbende ten opzichte van het laatstelijk verrichte onderzoek gelijk zijn gebleven en het gezinsinkomen van belanghebbende ten opzichte van het laatstelijk verrichte onderzoek met minder dan 15 % bruto is gestegen.

Artikel 39 Verhaal en schuldsanering

1. In afwijking van beleidsregel 19 kan het college, op verzoek van degene op wie verhaald wordt, besluiten gedeeltelijk af te zien van verhaal van kosten van bijstand voorzover het betreft verschuldigde verhaalsbijdragen die op het moment van het besluit opeisbaar zijn, indien:

a. redelijkerwijs te voorzien is dat degene op wie wordt verhaald niet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden;

b. redelijkerwijs te voorzien is dat een schuldregeling met betrekking tot vorderingen van de overige schuldeisers zonder een zodanig besluit niet tot stand zal komen, en;

c. de vordering van de gemeente wegens verhaal van bijstand tenminste zal worden voldaan naar evenredigheid met de vorderingen van de schuldeisers van gelijke rang.

2. Het besluit tot het gedeeltelijk afzien van verhaal treedt niet in werking voordat een schuldregeling als bedoeld in lid 1 onder b tot stand is gekomen.

3. Het besluit tot het gedeeltelijk afzien van verhaal wordt ingetrokken of ten nadele van de belanghebbende gewijzigd indien:

a. niet binnen twaalf maanden nadat dat besluit is bekendgemaakt, een schuldregeling is tot stand gekomen die voldoet aan de eisen bedoeld in lid 1 genoemde voorwaarden onder a, b en c;

b. de belanghebbende zijn schuld aan de gemeente niet overeenkomstig de schuldregeling voldoet, of;

c. onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een ander besluit zou hebben geleid.

Artikel 40 Afzien van (verdere) invordering

1. Het college is bevoegd om in individuele situaties af te zien van invordering wanneer de (restant)vordering minder bedraagt dan € 150,00 én het treffen van invorderingsmaatregelen, naar het oordeel van het college, niet (langer) doelmatig is.

2. Bij (restant)vorderingen van € 150,00 tot € 5.000,00 kan het college ook omwille van doelmatigheidsredenen besluiten van invordering af te zien indien incasso van de vordering gedurende vijf jaren onmogelijk is gebleken en ook niet aannemelijk is dat belanghebbende op enig moment betalingen zal gaan verrichten.

3. Indien de (restant)vordering € 5.000,00 of meer bedraagt, kan de (restant)vordering slechts dan worden afgeboekt indien incasso van de vordering gedurende 10 jaar onmogelijk is gebleken en het niet aannemelijk is dat belanghebbende op enig moment betalingen zal gaan verrichten.

Artikel 41 Verplichting van de bijstandsgerechtigde

1. Het college kan ingevolge artikel 55 WWB of artikel 57 WIJ de verplichting aan de bijstandsgerechtigde opleggen dat hij of zij de benodigde stappen onderneemt om de onderhoudsbijdrage conform de rechterlijke uitspraak met betrekking tot de alimentatie, van de onderhoudsplichtige af te dwingen, zo nodig door inschakeling van derden, zoals het LBIO of deurwaarder.

2. Indien incasso volgens lid 1 niet tot resultaat leidt of indien in bijzondere gevallen dit in redelijkheid niet van de bijstandsgerechtigde gevergd kan worden, of een rechterlijke uitspraak over alimentatie ontbreekt, zal het college gebruik maken van zijn bevoegdheden zoals vastgelegd in artikel 62 en 62b van de WWB.

Hoofdstuk IV Slotbepalingen regeling

Artikel 42 Nadere invulling van beleid

Het college kan deze beleidsregels nader uitwerken in een beleidsnotitie en/of het Vlaardings handboek.

Artikel 43 Intrekking oude regeling

De Beleidsregels terugvordering en verhaal gemeente Vlaardingen 2009 worden ingetrokken, met dien verstande dat voor geldschulden, die zijn vastgesteld voor 1 juli 2009, de Beleidsregels terugvordering en verhaal gemeente Vlaardingen 2009 van toepassing blijven.

Artikel 44 Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking met ingang van .

Artikel 45 citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als: Terugvordering en verhaal SZW 2009.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van de Gemeente Vlaardingen.

 

 

 

de secretaris,                                                   de burgemeester,

 

 

 

 

 

ir. C. Kruyt                                                          mr.T.P.J. Bruinsma

 

Nota-toelichting