Verordening binnentreden ter uitvoering noodverordeningen

Geldend van 10-05-1999 t/m heden

Intitulé

Verordening binnentreden ter uitvoering noodverordeningen

Verordening binnentreden ter uitvoering noodverordening burgemeester Son en Breugel 

 

De raad van de gemeente Son en Breugel,

 

 

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 14 april 1999, bijlage nr.: 13 - 1999;

 

 

gelet op de artikelen 147 en 149a van de Gemeentewet;

 

 

overwegende dat het noodzakelijk kan zijn dat ter uitvoering van een door de burgemeester op grond van artikel 176 van de Gemeentewet vastgesteld algemeen verbindend voorschrift in woningen tegen de wil van bewoner wordt binnengetreden,

 

 

B E S L U I T :

 

 

vast te stellen de volgende Verordening binnentreden ter uitvoering noodverordeningen: 

Artikel 1 Enkel artikel

Zij die belast zijn met de zorg voor de nakoming van een voorschrift van een door de burgemeester op grond van artikel 176 van de Gemeentewet vastgesteld algemeen verbindend voorschrift, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner.

 

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Son en Breugel
op 29 april 1999.
 
 
DE RAAD VOORNOEMD,
De secretaris, De voorzitter,
 
 

Toelichting 1 Toelichting

 

 TOELICHTING

 

 

Inleiding

Op 1 oktober 1994 is de Algemene wet op het binnentreden (hierna genoemd de Wet) in werking getreden.

Deze Wet, tezamen met de aanpassingswetgeving, strekt tot uitvoering van artikel 12 van de Grondwet, en tot systematisering, vereenvoudiging en uniformering van de binnentredingsbepalingen in de bijzondere wetgeving.

De Wet geeft vormvoorschriften die bij het binnentreden in een woning in acht moeten worden genomen.

 

De artikelen 175 en 176 van de Gemeentewet vormen tezamen het gemeentelijk noodrecht. Artikel 175 gaat over noodbevelen en artikel 176 over noodverordeningen.

In het eerste geval is sprake van een beschikking, in het tweede geval is sprake van een algemeen verbindend voorschrift. Overtreding van een noodverordening levert een overtreding op in strafrechtelijke zin. De noodverordening wordt door de burgemeester uitgevaardigd en is daarmee een uitzondering op artikel 147 van de Gemeentewet, waarin is bepaald dat het de raad is die verordeningen maakt. In de noodverordening mag niet worden afgeweken van het gestelde in de Grondwet.

Op basis van een noodverordening kan daarom niet een woning worden binnengegaan, bijvoorbeeld, om de bewoners gedwongen te evacueren. Daarvoor dient een afzonder-lijke verordening door de raad te worden vastgesteld. Deze verordening ligt nu voor u.

Het gaat daarbij, gelet op de tekst van artikel 149a Gemeentewet, alleen om de uitvoering van een door de burgemeester vast te stellen noodverordening ex artikel 176 van de Gemeentewet.

 

Beperking huisrecht (artikel 12 Grondwet)

In artikel 12 van de Grondwet is bepaald dat het binnentreden in een woning tegen de wil van de bewoner alleen geoorloofd is in de gevallen bij de wet bepaald, krachtens een bijzondere of algemene last van een autoriteit door de wet aangewezen, en met inacht-neming van de bij de wet geregelde vormen. In veel wetten kwamen in een bonte verscheidenheid vormvoorschriften voor die bij het binnentreden in woningen in acht moesten worden genomen. De nieuwe Wet heeft al deze verspreid voorkomende bepalingen overbodig gemaakt.

Wat betreft de beperking van het huisrecht (artikel 12 Grondwet), biedt artikel 176 van de Gemeentewet de burgemeester geen instrument om daarop inbreuk te maken. Een noodverordening kan op zich geen juridische basis zijn om tegen de wil van de bewoner een woning binnen te treden (bijvoorbeeld ter uitvoering van een evacuatiebesluit). In de voorliggende verordening wordt deze bevoegdheid wel gegeven.

 

Wet van 1853

De wet van 31 augustus 1853 bood aan de gemeenteraad de bevoegdheid bij verordening een algemene last tot binnentreden te verstrekken. Het kon gaan om binnentreden ter uitoefening van toezicht, ter opsporing of ter toepassing van bestuursdwang.

Bij de Wet tot wijziging van de binnentredingsbepalingen is de Wet van 1853 ingetrokken. Het in deze wet voorkomende systeem van een algemene last werd in verband met de uitgangspunten van de Algemene wet op het binnentreden niet langer wenselijk geacht.

 

 

Artikel 149a Gemeentewet

In verband met de intrekking van de wet van 1853 is een nieuw artikel 149a aan de Gemeentewet toegevoegd. Dit artikel strekt ertoe dat de gemeenteraad in bepaalde gevallen aan personen die belast zijn met het toezicht op de naleving van een verordening de bevoegdheid kan verlenen tot het binnentreden in woningen zonder toestemming van de bewoner.

Deze bevoegdheid wordt op twee manieren begrensd:

* In de eerste plaats betreft dit artikel het binnentreden ter uitoefening van toezicht en opsporing en niet ter uitoefening van bestuursdwang. Het binnentreden ter uitoefening van bestuursdwang is voor alle gevallen geregeld in afzonderlijke wetten, met name de Algemene wet bestuursrecht. Dit betekent dus dat indien de burgemeester gebruik maakt van zijn bevoegdheid tot toepassing van bestuursdwang, artikel 5.27 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is.

* In de tweede plaats is het binnentreden alleen geoorloofd indien de toezichthoudende zorg strekt tot handhaving van de openbare orde of veiligheid dan wel geschiedt in verband met de bescherming van het leven of de gezondheid van personen en deze zorg het binnentreden vereist.

 

Indien artikel 149a niet aan de Gemeentewet was toegevoegd zou ter uitvoering van toezicht en opsporing ter uitvoering van verordeningen nooit een woning binnengetreden kunnen worden.

 

De model-verordening van de VNG inzake artikel 149a van de Gemeentewet op grond waarvan het voor het bevoegd gezag mogelijk wordt om zo nodig in noodsituaties het huisrecht te beperken is hier gevolgd.