Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR77404
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR77404/1
Regeling vervallen per 01-09-2012
Subsidieverordening Welzijn c.a. gemeente Woerden 2004
Geldend van 03-04-2008 t/m 31-08-2012
Intitulé
Subsidieverordening Welzijn c.a. gemeente Woerden 2004De raad van de gemeente woerden,
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 21 september 2004;
gelet op het bepaalde in de Gemeentewet;
gezien het advies van de raadscommissie Zorg;
besluit;
vast te stellen "Subsidieverordening Welzijn c.a. gemeente Woerden 2004"
Hoofdstuk I Algemene bepalingen
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
a. subsidie: een subsidie als bedoeld in artikel 4:21 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), te weten “de aanspraak op financiële middelen, door het bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten”;
b. budgetsubsidie: een subsidie waarbij de subsidieverstrekker de activiteiten die met de subsidie worden verricht inhoudelijk wil sturen op prestaties en resultaat;
c. waarderingssubsidie: een subsidie, bedoeld om een bepaalde activiteit aan te moedigen of te ondersteunen;
d. incidentele subsidie: een eenmalige subsidie voor een activiteit die aanvangt in het jaar waarvoor de subsidieaanvraag wordt gedaan en die naar aard en omvang beperkt is;
e. garantiesubsidie: het verlenen van een gemeentelijke garantie op rente en aflossing van geldleningen voor nieuwbouw, verbouw en eerste inrichting van accommodaties;
f. budgetcontract: een uitvoeringsovereenkomst zoals bedoeld in artikel 4:36 van de Awb;
g. product: een eenheid die het resultaat is van samenhangend handelen en die kan worden uitgedrukt in geld, tijd en kwaliteit;
h. subsidieverlening: het toekennen van subsidie voor een bepaalde activiteit (ingevolge afdeling 4.2.3 Awb), waardoor de aanvrager een aanspraak krijgt op financiële middelen, mits hij daadwerkelijk de gesubsidieerde activiteit verricht en zich aan de eventueel aan hem opgelegde verplichtingen houdt;
i. subsidievaststelling: het definitief beslissen dat de aanvrager subsidie ontvangt (ingevolge afdeling 4.2.5 Awb) ter hoogte van een bepaald bedrag, hetgeen het college tot uitbetaling verplicht;
j. directe subsidievaststelling: het vaststellen van de subsidie voor de aanvang van het subsidietijdvak, zonder dat er voorafgaand een subsidieverlening plaatsvindt (ingevolge artikel 4:43 Awb);
k. subsidieverstrekking: de verzamelterm voor het toekennen van subsidie in de vorm van subsidieverlening of van directe subsidievaststelling;
l. activiteitenplan: een overzicht van de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd en de daarmee nagestreefde doelstellingen, en dat tevens de relatie met het gemeentelijk beleid aangeeft;
m. gelieerde rechtspersoon: een rechtspersoon die voornamelijk dient ter financiële ondersteuning of buffer van de subsidieaanvrager, tot uitdrukking komend in één of meer van de volgende kenmerken:
1. een rechtspersoon waaraan in het verleden door de subsidieaanvrager een groter bedrag dan € 300,-- om niet ter beschikking is gesteld, waarover de subsidieaanvrager op enig moment weer de beschikking kan krijgen;
2. een rechtspersoon ten aanzien waarvan de subsidieaanvrager een beslissende invloed heeft op de besteding van de middelen dan wel invloed heeft op de benoeming van één of meer bestuursleden;
3. een rechtspersoon die statutaire bepalingen kent op grond waarvan bij liquidatie gelden aan de subsidieaanvrager kunnen toevloeien;
4. een rechtspersoon waarbij statutair bepaald is dat deze mede ten doel heeft de subsidieaanvrager financieel te ondersteunen;
n. de raad: de gemeenteraad van Woerden;
o. het college: het college van burgemeester en wethouders van Woerden;
p. Awb: de algemene wet bestuursrecht.
Artikel 2 Reikwijdte
1. Deze verordening is van toepassing op door de gemeente Woerden te verstrekken subsidies voor activiteiten in deze gemeente of ten behoeve van de ingezetenen van deze gemeente op het terrein van:
- welzijn
- zorg
- kunst en cultuur
- sport & recreatie
- ontwikkelingssamenwerking
2. De raad kan besluiten deze verordening van toepassing te verklaren op subsidieverstrekking aan instellingen die naar zijn oordeel wel tot het welzijnsterrein behoren, doch niet onder één van de in het vorige lid genoemde beleidsterreinen vallen.
Artikel 3 Mogelijkheid deelregeling
De raad kan voor groepen van subsidies een deelregeling bij deze verordening vaststellen.
Artikel 4 Bevoegdheid tot subsidieverstrekking
1. Het college is bevoegd tot het verstrekken van subsidies indien en voorzover de voor de subsidie benodigde gelden in de gemeentebegroting zijn gereserveerd.
2. Het college kan een subsidieplafond vaststellen voor een te bepalen tijdvak.
3. Indien het gaat om het verstrekken van budgetsubsidies en waarderingssubsidies, voorziet het college in een gelijktijdige beslissing op alle subsidieaanvragen voor dat jaar op basis van een vergelijking van hun geschiktheid om bij te dragen aan de doelstelling van de subsidie.
Hoofdstuk II Verplichtingen van de subsidieontvanger
Artikel 5 Rechtspersoonlijkheid
1. Alleen subsidieaanvragers met een rechtspersoonlijkheid kunnen voor subsidie in aanmerking komen.
2. Het college kan daarnaast subsidie verstrekken aan subsidieaanvragers die geen rechtspersoonlijkheid bezitten of aan natuurlijke personen.
Artikel 6 Democratieartikel
Van de subsidieontvanger wordt verwacht dat het personeel en de vrijwilligers alsmede degenen ten behoeve van wie activiteiten worden georganiseerd, in de gelegenheid gesteld worden invloed uit te oefenen op het beleid ten aanzien van de activiteiten.
Artikel 7 Onderzoek
De subsidieontvanger dient medewerking te verlenen aan onderzoeken die door het college nodig worden geacht. De medewerking strekt zover als redelijk en naar omstandigheden mogelijk is.
Artikel 8 Administratie
1. De subsidieontvanger draagt zorg voor een zodanige inrichting van de financiële administratie, dat op een eenvoudige wijze inzicht kan worden verkregen in de exploitatieresultaten, de vermogenspositie en in het bijzonder de mate waarin zij door leden, contribuanten, donateurs of anderen wordt gesteund.
2. Het college kan bij haar besluit tot subsidieverlening de subsidieontvanger de verplichting opleggen een verklaring over te leggen als bedoeld in artikel 2:393, vijfde lid, van het Burgerlijk Wetboek.
Artikel 9 Mededelingsplicht
1. De subsidieontvanger deelt wijzigingen in de algemene financiële situatie dan wel in de financiële of organisatorische verhoudingen met derden terstond schriftelijk aan het college mee.
2. De subsidieontvanger deelt wijzigingen in de stichtingsakte, en beleidsplannen, het adres of de samenstelling van het bestuur terstond schriftelijk aan het college mee.
3. De subsidieontvanger deelt een besluit tot opheffing terstond schriftelijk aan het college mee.
4. Voorzover de subsidieaanvrager voor dezelfde (of vergelijkbare) activiteiten tevens subsidie, respectievelijk een financiële bijdrage heeft aangevraagd bij een of meer andere bestuursorganen, respectievelijk private organisaties, doet hij daarvan mededeling in de aanvraag onder vermelding van de stand van zaken met betrekking tot de beoordeling van die aanvraag of aanvragen.
Artikel 10 Restitutie vermogensvorming
1. Voorzover het verstrekken van subsidie heeft geleid tot vermogensvorming is de subsidieontvanger een vergoeding aan de gemeente Woerden verschuldigd indien sprake is van de in artikel 4:41, tweede lid van de Awb genoemde gevallen.
2. Bij de bepaling van de omvang van de vermogensvorming wordt uitgegaan van de waarde van de eigendommen en andere vermogensbestanddelen op het tijdstip waarop de vergoeding verschuldigd wordt, met dien verstande dat bij verlies of beschadiging van eigendommen wordt uitgegaan van het bedrag, dat als schadevergoeding door de subsidieontvanger is ontvangen. Indien het onroerend goed betreft, geschiedt de waardebepaling door een onafhankelijke deskundige.
3. Nadat de omvang van de vermogensvorming is bepaald, wordt vastgesteld in welke mate de verkregen subsidie heeft bijgedragen tot de vermogensvorming.
4. De hoogte van de vergoeding als bedoeld in lid 1 is de maximale vergoeding, die hetzij de omvang heeft van het verstrekte subsidiebedrag voor het jaar waarin de vermogensvorming heeft plaatsgevonden, hetzij de omvang heeft van het bedrag als bedoeld in het derde lid, indien dit bedrag lager is dat het hiervoor bedoelde verstrekte subsidiebedrag.
5. Het college kan de vergoeding matigen, indien het vorderen van de maximale vergoeding in de gegeven omstandigheden, waaronder de draagkracht van de subsidieontvanger en de aard van de activiteiten waarvoor de subsidie is verstrekt, tot onaanvaardbare gevolgen zou leiden.
Hoofdstuk III De subsidieverlening
Artikel 11 De aanvraag
1. Subsidieaanvragen moeten schriftelijk worden ingediend bij het college.
2. Het college zendt per ommegaande bericht van ontvangst van de aanvraag.
Artikel 12 Gegevens bij de aanvraag
1. Bij een eerste aanvraag van subsidie worden in ieder geval de volgende stukken overgelegd:
a. een afschrift van de statuten of het reglement dan wel een ontwerp daarvan;
b. een opgave van namen en adressen van bestuursleden of initiatiefnemers;
c. een uittreksel van de inschrijving bij de Kamer van Koophandel.
2. Bij vervolgaanvragen kan worden volstaan met het aangeven van de wijzigingen van de in lid 1 genoemde gegevens.
3. Het college kan in bijzondere omstandigheden besluiten van het in dit artikel gestelde af te wijken.
Artikel 13 Weigeringsgronden
1. De subsidieverlening kan naast de in artikel 4:25 en artikel 4:35 van de Awb genoemde gevallen worden geweigerd indien gegronde redenen bestaan om aan te nemen dat:
a. de activiteiten van de aanvrager niet gericht zullen zijn op de gemeente Woerden of niet aanwijsbaar ten goede komen aan de inwoners van de gemeente;
b. de gelden niet of in onvoldoende mate besteed zullen worden voor het doel waarvoor de subsidie beschikbaar wordt gesteld;
c. de gelden niet doelmatig en doeltreffend besteed zullen worden;
d. de aanvrager doelstellingen beoogt of activiteiten zal ontplooien die in strijd zijn met de wet, het algemeen belang of de openbare orde;
e. de aanvrager zonder subsidieverstrekking ook over voldoende gelden, hetzij uit eigen middelen, hetzij uit middelen van derden kan beschikken om de kosten van de activiteiten te dekken.
2. Geen subsidie wordt verleend indien doelstellingen, activiteiten, statuten of reglementen van de aanvrager dan wel het beoogde gebruik van de subsidie discriminatie opleveren wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht, burgerlijke staat, seksuele gerichtheid, leeftijd of op welke grond dan ook. Onder discriminatie wordt in dit verband niet begrepen onderscheid ter opheffing van maatschappelijke achterstand.
Artikel 14 Betaling en voorschotten
1. Het college kan de subsidieontvanger voorschotten verlenen.
2. In de subsidiebeschikking wordt het bedrag of de berekeningswijze van het voorschot aangegeven, alsmede op welke wijze tot uitbetaling van de subsidie zal worden overgegaan.
3. Indien de gemeente huisvesting aan de subsidieontvanger verhuurt, kan de subsidie dan wel het daarop uit te betalen voorschot worden verminderd met de verschuldigde huur.
Artikel 15 Voorschriften
Het college kan voorschriften stellen inzake de financiële vergoeding van bestuursleden van de subsidieontvanger.
Hoofdstuk IV Budgetsubsidies
Artikel 16 Subsidieaanvraag
1. Een aanvraag voor subsidie dient voor 1 april van het jaar voorafgaand aan het begin van de periode waarvoor subsidie wordt gevraagd schriftelijk bij het college te worden ingediend.
2. Bij de indiening van de aanvraag dienen in ieder geval overgelegd te worden:
a. een activiteitenplan, met een motivering die kan worden getoetst aan het beleid terzake en aan de in artikel 13 (Weigeringsgronden) genoemde gronden;
b. een begroting, omvattende een overzicht van alle voor het boekjaar geraamde inkomsten en uitgaven, gespecificeerd per product zodanig dat zichtbaar wordt wat de integrale kostprijs van de producten is. De begroting geeft tevens een (globale) vergelijking aan met de begroting van het lopende boekjaar en de gerealiseerde inkomsten en uitgaven van het jaar, voorafgaand aan het lopende boekjaar;
c. een plan, waarin aangegeven wordt welke voorzieningen de subsidieaanvrager meent te moeten treffen, voor welke doeleinden deze dienen en tot welk bedrag zij deze wenst te vormen;
d. de balans van het voorafgaande jaar met toelichting;
e. een opgave van met de instelling gelieerde rechtspersonen alsmede van de aard van de betrekking met die rechtspersonen.
3. Het college kan modellen c.q. richtlijnen vaststellen voor de bescheiden, zoals bedoeld in het tweede lid.
4. Indien een aanvraag niet tijdig is ingediend, dan wel onvoldoende gegevens zijn verstrekt, kan het college besluiten de aanvraag niet te behandelen, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad de aanvraag binnen een door het college gestelde termijn alsnog in te dienen of aan te vullen.
5. Het college kan in bijzondere omstandigheden besluiten van het in dit artikel gestelde af te wijken en kan ook andere dan in het tweede lid genoemde gegevens vragen teneinde de subsidieaanvraag te kunnen toetsen.
Artikel 17 Overleg
Het college treedt in overleg met de subsidieaanvrager teneinde tot overeenstemming te komen omtrent de gewenste producten, prestaties en resultaten en de overige subsidieverplichtingen, tenzij van het overleg met goedvinden van de subsidieaanvrager wordt afgezien.
Artikel 18 Subsidieverlening
1. De beschikking tot subsidieverlening wordt gegeven binnen twaalf weken na vaststelling van de gemeentebegroting, doch uiterlijk 31 december van het jaar voorafgaand aan het begin van de subsidieperiode.
2. In de subsidiebeschikking zoals bedoeld in het eerste lid, wordt aangegeven welk bedrag voor welk product(en) wordt verstrekt, voor welk tijdvak en met welke verplichtingen.
3. In de subsidiebeschikking wordt tevens bepaald op welke wijze en naar welke maatstaven de vaststelling plaatsvindt na afloop van het tijdvak waarvoor de subsidie is verleend.
Artikel 19 Meerjarige subsidie
1. Het college kan voor een langer tijdvak dan één jaar een budgetsubsidie verstrekken.
2. Bij verlening van budgetsubsidies voor meer dan één jaar kan het college hieraan de voorwaarde verbinden dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld in de nog niet vastgestelde of goedgekeurde begrotingen voor de betreffende jaren.
3. Indien van de bevoegdheid in lid 1 gebruik wordt gemaakt, wordt het toegekende bedrag jaarlijks geïndexeerd op een door het College vastgestelde wijze.
4. De subsidieontvanger dient elk subsidiejaar, binnen drie maanden na het eindigen daarvan, een activiteitenverslag te overleggen en een financieel verslag. Artikel 22 is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 20 Budgetcontract
1. Voordat een budgetsubsidie wordt verleend, dient ter uitvoering van die subsidie een budgetcontract te worden gesloten. Nadat de aanvraag voor een budgetsubsidie is ontvangen, zal het college daartoe in overleg treden met de subsidieaanvrager. Komt een budgetcontract niet tot stand, dan kan dit worden aangemerkt als een weigeringsgrond als bedoeld in artikel 4:35, eerste lid onder b, Awb.
2. In het budgetcontract wordt in ieder geval geregeld welke producten, tegen welke prijs, met welke kwaliteit, in welke frequentie en in welke periode door de subsidieontvanger dienen te worden aangeboden. Daarnaast kan worden vastgelegd welke resultaten van dit aanbod worden verwacht.
3. Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van het eerste lid.
Artikel 21 Tussentijdse rapportage
1. Bij de beschikking tot verlenen van de subsidie kan het college bepalen dat de subsidieontvanger verslag uitbrengt over de voortgang van de activiteiten en de financiën in de eerste zes maanden van het jaar en een prognose geeft voor de volgende zes maanden. Indien de voortgang van de uitvoering van de afspraken tussen het college en de subsidieontvanger over producten, prestaties en resultaten niet correspondeert met de planning, zoals is opgenomen in de subsidiebeschikking en, indien aanwezig, het budgetcontract, wordt door de subsidieontvanger aangegeven op welke wijze realisatie van de afspraken alsnog zal worden bereikt.
2. Het college kan aangeven in welke vorm deze rapportage dient plaats te vinden, waarbij zij er naar zal streven om zoveel als mogelijk is deze informatie-uitwisseling via gestandaardiseerde “formats” te laten verlopen.
3. Artikel 4:70 Awb is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 22 Subsidievaststelling
1. Een aanvraag tot vaststelling van de subsidie als bedoeld in artikel 4:75 van de Awb dient uiterlijk op 1 april van het jaar na beëindiging van de periode waarvoor subsidie is verstrekt te zijn ingediend.
2. Het financieel verslag dient te voldoen aan de eisen van artikel 4:76 Awb, waarbij dezelfde indeling als in de begroting moet worden gehanteerd.
3. Na toestemming van het college mag een verzoek om subsidievaststelling pas op 1 juli van het jaar na beëindiging van de periode waarvoor subsidie is verstrekt worden ingediend. In dit geval dient de subsidieontvanger een voorlopig financieel verslag en activiteitenverslag in te dienen voor 1 april van datzelfde jaar.
4. Indien de subsidieontvanger op jaarbasis een subsidie van € 25.000,- of meer ontvangt, dient het financieel verslag uiterlijk op 1 juli van het jaar volgend op het subsidiejaar voorzien te zijn van een getrouwheidsverklaring van een accountant als bedoeld in art. 2:393, vijfde lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek. Artikel 4:78 van de Awb is van overeenkomstige toepassing.
5. Het college stelt binnen 13 weken de subsidie vast.
Artikel 23 Controle
1. Het college is bevoegd controle uit te oefenen op de getrouwheid van de in de artikel 21 (Tussentijdse rapportage), en artikel 22 bedoelde verslagen.
2. De subsidieontvanger is verplicht door het college aangewezen ambtenaren of toezichthouders inzage te geven in haar boeken en andere zakelijke bescheiden en deze desgewenst te verstrekken en toegang te verlenen tot haar gebouwen voorzover de in het eerste lid genoemde controle dat vereist.
Artikel 24 Aan toestemming onderworpen handelingen
1. De subsidieontvanger heeft de toestemming van het college nodig voor:
a. het oprichten van dan wel deelnemen in een rechtspersoon;
b. het wijzigen van de statuten;
c. het aangaan van overeenkomsten waarbij de subsidieontvanger zich verbindt tot zekerheidsstelling voor schulden van derden of waarbij hij zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt of zich voor een derde sterk maakt;
d. het aangaan van overeenkomsten gericht op het verstrekken van geldleningen boven een totaalbedrag op jaarbasis van 1% van het balanstotaal van de subsidieontvangende instelling;
e. het cederen of het in zekerheid overdragen van geldvorderingen boven € 10.000.--;
f. het cederen of in zekerheid overdragen van geldvorderingen onder € 10.000.-- dienen door de subsidieontvanger aan het college gemeld te worden; heeft de subsidieontvanger binnen vier weken hierover geen bericht van het college ontvangen, dan mag zij ervan uitgaan dat de toestemming is verleend;
g. het om niet ter beschikking stellen van middelen aan derden boven een bedrag van € 3000,--.
2. Het college kan bepalen dat de subsidieontvanger de toestemming van het college nodig heeft voor het vaststellen of wijzigen van tarieven voor door de subsidieontvanger in de gewone uitoefening van zijn gesubsidieerde activiteiten te verrichten prestaties.
3. Op de toestemming van het college is artikel 4:71, tweede, derde en vierde lid van de Awb van toepassing.
Artikel 25 Verzekeringen
De ontvanger van een budgetsubsidie is verplicht de bezittingen, in dienst zijnde personeel en bij de activiteiten betrokken vrijwilligers te verzekeren tegen schade en het risico van wettelijke aansprakelijkheid en ongevallen.
Hoofdstuk V Waarderingssubsidies
Artikel 26 Subsidieaanvraag
1. Een aanvraag voor subsidie dient voor 1 april van het jaar voorafgaand aan het jaar ten behoeve waarvan subsidie wordt gevraagd schriftelijk te worden ingediend.
2. Bij de indiening van de in het eerste lid bedoelde aanvraag dienen in ieder geval overgelegd te worden:
a. een activiteitenplan met een motivering die kan worden getoetst aan het beleid terzake en aan de in artikel 13 (Weigeringsgronden) genoemde gronden;
b. een begroting, omvattende een overzicht van alle voor het boekjaar geraamde inkomsten en uitgaven van de subsidieaanvrager;
c. de balans van het voorafgaande jaar met toelichting;
d. een opgave van met de instelling gelieerde rechtspersonen alsmede van de aard van de betrekking met die rechtspersonen.
3. Een subsidieaanvrager die in het lopende jaar subsidie heeft ontvangen en wiens aanvraag niet is gewijzigd ten opzichte van het lopende jaar, kan voor de aanvraag als bedoeld in het eerste lid volstaan met het invullen van een door het college vastgesteld formulier.
4. Indien de subsidieaanvrager in het afgelopen jaar subsidie heeft ontvangen, dient hij gelijktijdig met de aanvraag voor subsidieverlening voor het komend jaar ook een aanvraag tot vaststelling van de subsidie over dat afgelopen jaar in. Deze aanvraag gaat vergezeld van een financieel verslag en een activiteitenverslag. Er hoeft dus geen aparte aanvraag voor vaststelling van de subsidie gedaan te worden. Artikel 23 (controle) is van overeenkomstige toepassing. Het college is bevoegd controle uit te oefenen op de getrouwheid van de in het tweede lid bedoelde verslagen.
5. Artikel 16 (subsidieaanvraag), derde tot en met vijfde lid, is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 27 Subsidieverlening en subsidievaststelling
1. De beschikking inzake subsidieverlening wordt gegeven binnen zes weken na vaststelling van de gemeentebegroting, doch uiterlijk 31 december van het jaar voorafgaand aan het subsidiejaar.
2. In de subsidiebeschikking wordt aangegeven welk bedrag voor welke activiteit(en) wordt verstrekt, voor welk tijdvak en met welke verplichtingen.
3. Het college kan voor een langer tijdvak dan een jaar een waarderingssubsidie verstrekken.
4. Indien van de bevoegdheid in lid 3 gebruik wordt gemaakt, wordt in de subsidiebeschikking aangegeven op welk bedrag de subsidieaanvrager voor ieder jaar recht heeft dan wel op welke wijze het toegekende bedrag jaarlijks wordt geïndexeerd.
5. De beschikking inzake de subsidievaststelling wordt uiterlijk 3 maanden na de aanvraag tot vaststelling gegeven.
Hoofdstuk VI Incidentele subsidies
Artikel 28 Subsidieaanvraag
1. De aanvraag dient uiterlijk drie weken voordat met de activiteit wordt gestart, te worden ingediend.
2. Bij de indiening van de in het eerste lid bedoelde aanvraag, dient gebruik te worden gemaakt van het door het college vastgestelde formulier. Bij dit formulier dient een begroting te worden overgelegd, omvattende een overzicht van alle geraamde inkomsten en uitgaven van de subsidieaanvrager, voor zover deze betrekking hebben op de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd.
3. Artikel 16 (subsidieaanvraag), lid 4, is van overeenkomstige toepassing.
4. Een subsidieaanvraag voor een incidentele subsidie, afkomstig van een aanvrager, meestal maatschappelijke instelling, aan wie al een budgetsubsidie is verstrekt voor het betreffende jaar, wordt geweigerd, ook al betreft het andere activiteiten.
Artikel 29 Directe subsidievaststelling en betaling
1. De beschikking inzake subsidievaststelling wordt gegeven binnen 10 werkdagen nadat de aanvraag is ontvangen.
2. vier weken nadat de activiteit heeft plaatsgevonden brengt de subsidieontvanger een summier schriftelijk verslag uit over het verloop van de activiteit en de besteding van de subsidie.
3. Het college is bevoegd controle uit te oefenen op de getrouwheid van de in het tweede lid bedoelde verslag.
4. De artikelen 14 (betaling en voorschotten) en 23 (controle) zijn van overeenkomstige toepassing.
Hoofdstuk VII Garantiesubsidies
Artikel 30 Verstrekken garanties
1. Het college kan aan instellingen onder nader te stellen algemeen geldende voorwaarden garanties verstrekken op rente en aflossing van geldleningen voor nieuwbouw, verbouw en eerste inrichting van accommodaties.
2. De algemene voorwaarden voor het verstrekken van garantiesubsidies, waar in het eerste lid sprake van is, worden door de raad vastgesteld.
Hoofdstuk VIII Slotbepalingen
Artikel 31 Voorlopige voorziening en ontheffing
Het college kan in individuele gevallen van één of meer verplichtingen van deze verordening ontheffing verlenen.
Artikel 32 Inwerkingtreding en evaluatie
Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2005, en zal van toepassing zijn op de subsidies die worden verstrekt vanaf het subsidiejaar 2005.
Artikel 33 Citeertitel
Deze verordening kan worden aangehaald als "Subsidieverordening Welzijn gemeente Woerden c.a. 2004".
II te bepalen dat de eerste evaluatie van deze verordening als bedoeld in artikel 4:24 Awb aan onze raad wordt voorgelegd in 2007.
Ondertekening
Nota-toelichting
Algemene toelichting op de subsidieverordening Welzijn gemeente Woerden 2004InleidingSinds
de inwerkingtreding van de derde tranche (de subsidietitel) van de Algemene wet bestuursrecht
(Awb) met ingang van 1 januari 1998 is er een wettelijk kader voor subsidieverstrekking
door het Rijk en de decentrale overheden. De wet eist dat (afgezien van enkele uitzonderingen)
iedere subsidieverstrekking een wettelijke grondslag heeft. Voor de gemeente betekent
dit dat subsidieverstrekking gebaseerd moet zijn op een eigen gemeentelijke verordening,
waarvoor de Awb als wettelijk kader dient.De Awb kent dwingende en facultatieve bepalingen.
De dwingende bepalingen zijn in de gemeentelijke subsidieverordening niet opgenomen;
dat is niet toegestaan. Wil men de facultatieve bepalingen van toepassing verklaren,
dan dienen deze expliciet in de gemeentelijke subsidieverordening te worden opgenomen.
Dat is in deze “Subsidieverordening welzijn” ten aanzien van een aantal bepalingen
ook gebeurd.Zoals de naam al aangeeft is de “Subsidieverordening welzijn” geen algemene
verordening in de zin dat alle door de gemeente verstrekte subsidies er onder vallen.
De reikwijdte is beperkt tot een vijftal beleidsterreinen. Het brengt wel voorheen
bestaande verordeningen en deelverordeningen op die terreinen samen in één verordening.De
subsidiesoortenIn de verordening worden vier subsidiesoorten onderscheiden:a. budgetsubsidiesb.
waarderingssubsidiesc. incidentele subsidiesd. garantstellingenDe laatste is van een
andere aard dan de drie anderen, doch valt volgens de Awb onder het begrip subsidie
en dient daarom in de verordening opgenomen te worden.BudgetsubsidiesDeze vorm van
subsidiëring kan worden toegepast in die gevallen dat de gemeente wenst te kunnen
sturen op inhoud en resultaat. De verordening biedt de mogelijkheid om:- voor één
of meerdere jaren een budgetsubsidie te verstrekken, door middel van een beschikking,
dus publiekrechtelijk van aard;- een uitvoeringsovereenkomst met de uitvoerende instelling
te sluiten, door middel van een “budgetcontract”, dus privaatrechtelijk van aard.Aan
instellingen die een budgetsubsidie krijgen, worden meer eisen gesteld dan bij waarderingssubsidies
of incidentele subsidies. Het zal over het algemeen dan ook gaan om professionele
instellingen die een relatief hoge subsidie ontvangen. Als richtsnoer worden de volgende
twee criteria gehanteerd om te bepalen of budgetsubsidie aan de orde is:- het dient
te gaan om professionele instellingen, dat wil zeggen instellingen die beroepskrachten
in dienst hebben;- het dient te gaan om een subsidiebedrag dat hoger of gelijk is
aan € 15.000,--.Het gaat hier om een richtsnoer en niet om een dwingende bepaling.
In individuele gevallen kan hier van afgeweken worden, zoals bijvoorbeeld bij eenmalige
budgetsubsidies (zie verderop).De sturing van de kant van de gemeente is zoals gezegd
gericht op inhoud en resultaat. Dat houdt in dat de gemeente zich minimaal zal bezig
houden met de bedrijfsvoering van de instellingen die budgetsubsidie krijgen. Hierover
is dan ook nauwelijks iets in de verordening opgenomen. Zo ontbreekt bijvoorbeeld
een paragraaf over reserveringen. Daaraan worden in de verordening dus geen beperkingen
gesteld, met andere woorden: dat is een zaak van de instellingen. Dit neemt niet weg
dat in de verordening wel is geregeld dat:- de gemeente volledig inzicht krijgt in
de financiën van de instelling;- er overleg plaatsvindt over de te leveren producten
en de kostprijs daarvan;- de instelling voor het “wegsluizen” van geld naar derden
boven een bedrag van € 3000,-- toestemming van het college nodig heeft;- indien de
instelling zonder subsidieverstrekking ook over voldoende gelden, hetzij uit eigen
middelen, hetzij uit middelen van derden kan beschikken om de kosten van de producten
te dekken, subsidie op grond van de verordening (artikel 13, lid 1, sub e) geweigerd
kan worden;- het college de mogelijkheid heeft te bepalen dat vooraf toestemming nodig
is voor het vaststellen of wijzigen van de tarieven voor door de instelling te verrichten
prestaties;- met subsidie opgebouwde vermogensvorming in een aantal gevallen (bijvoorbeeld
bij liquidatie) kan worden teruggevorderd.Er zijn voor de gemeente dus voldoende mogelijkheden
om te voorkomen dat bij een instelling ongewenst grote reserves ontstaan. Het belangrijkste
hierbij is de periodieke onderhandeling over de (prijs van de) producten. Het ontstaan
van onnodig grote reserves zou kunnen komen doordat een hogere subsidie wordt verstrekt
dan gelet op de kostprijs van de producten gerechtvaardigd is.Budgetsubsidies kunnen
worden verleend voor één of meerdere jaren en kunnen zowel structureel of eenmalig
zijn. Eenmalige budgetsubsidies kunnen aan de orde zijn als het gaat om projecten,
die per definitie in de tijd gezien eindig zijn. De eerder genoemde criteria voor
budgetsubsidie (professionals in dienst en meer dan € 15.000,-- subsidie) hoeven hier
niet op te gaan. Bepalend is of de gemeente het project wil kunnen sturen op inhoud
en resultaat.Waarderingssubsidies en incidentele subsidiesDe wens van gemeentezijde
om hier te kunnen sturen op inhoud en resultaat is bij deze vormen van subsidie niet
aanwezig. De activiteiten als zodanig zijn voor de gemeente reden voor subsidiëring,
bijvoorbeeld omdat ze bijdragen aan de gevarieerdheid van het verenigingsleven in
de gemeente.Waarderingssubsidies zijn structureel van aard en kunnen voor één of meerdere
jaren worden verstrekt. Incidentele subsidies zijn, de naam wijst er al op, eenmalig
van aard.GarantstellingenHet verstrekken van een garantie op rente en aflossing van
een door een instelling te sluiten geldlening, valt volgens de Awb onder het begrip
"subsidie". Omdat de gemeente de mogelijkheid tot het verstrekken van deze vorm van
subsidie wil handhaven, is ze opgenomen in de verordening. Sinds de invoering van
het dualistische stelsel is het college bevoegd een garantie zoals hier bedoeld te
verstrekken. Het beleid, in casu de algemene voorwaarden voor garantieverstrekking,
wordt uiteraard door de raad bepaald.Subsidieverlening en subsidievaststellingIn de
Awb - en ook in deze verordening - wordt een onderscheid gemaakt tussen twee besluiten: -
subsidieverlening en- subsidievaststellingIn beide gevallen is sprake van een “beschikking”,
dus een voor bezwaar en beroep vatbaar besluit.Een beschikking tot subsidieverlening
wordt gegeven voorafgaande aan de uitvoering van de activiteiten waarvoor subsidie
wordt gevraagd. De subsidieaanvrager krijgt daarmee een voorwaardelijke aanspraak
op subsidie. Op grond hiervan kunnen voorschotten worden verstrekt. De voorwaardelijkheid
heeft betrekking op de vraag of de overeengekomen activiteiten op de juiste wijze
zijn uitgevoerd.Is dat naar het oordeel van het college het geval, dan gaat zij na
afloop van het subsidietijdvak over tot subsidievaststelling. Hiermee vervalt de voorwaardelijkheid
en is de subsidie onherroepelijk.De Awb biedt de mogelijkheid (facultatieve bepaling)
om het moment van verlening en vaststelling te laten samenvallen voordat de activiteiten
aanvangen. In dat geval is sprake van “directe subsidievaststelling”. Hierdoor wordt
het aantal administratieve handelingen beperkt. Het betekent echter geenszins dat
het college geen inhoudelijke en financiële verantwoording achteraf kan eisen. Materieel
vallen verlening en vaststelling samen, juridisch blijft er een onderscheid.In de
verordening is van deze mogelijkheid als volgt gebruik gemaakt: Feitelijk betekent dit dat bij incidentele subsidies geen afrekening achteraf plaatsvindt.
Doch nogmaals: dit laat onverlet dat indien de subsidieontvanger niet heeft voldaan
aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen, het college de subsidie kan intrekken
dan wel ten nadele van de ontvanger kan wijzigen. Dit is bij wet geregeld; daarover
hieronder meer.Intrekking en wijzigingOmdat de Awb voldoende bepalingen bevat over
intrekking en wijziging van de subsidie, zijn hierover in de verordening geen aanvullende
bepalingen opgenomen. Voor de goede orde wordt hetgeen hierover is geregeld in de
Awb kort uiteengezet.De Awb regelt intrekking en wijziging van subsidies in de volgende
situaties:- gehele of gedeeltelijke intrekking van de subsidieverlening met terugwerkende
kracht;- gehele of gedeeltelijke intrekking van de subsidievaststelling met terugwerkende
kracht;- gehele of gedeeltelijke intrekking van de subsidieverlening voor de toekomst
(opzegging);- weigering van de gehele of gedeeltelijke voortzetting van een langdurige
subsidie (ten minste drie jaar), c.q. het niet opnieuw verlenen van subsidie voor
een voortdurende activiteit.De rechten en plichten van subsidiegever en subsidieontvanger
in deze vier situaties, zijn in de Awb geregeld.Artikelsgewijze toelichting op de
Subsidieverordening welzijn gemeente Woerden 2004Artikel 1 Begripsomschrijvingena.
subsidie In de definitie zoals de Awb die geeft, worden belastingfaciliteiten en uitkeringen
aan overheden uitgezonderd. Ook commerciële transacties met de overheid vallen buiten
de definitie, evenals bijdragen in natura zoals het ter beschikking stellen van gemeentelijke
accommodaties. De subsidietitel is daarentegen wel van toepassing in die gevallen
waarbij niet daadwerkelijk geld wordt uitgekeerd, zoals bij een gemeentelijke garantstelling
voor rente en aflossing van een door een bank aan een derde verstrekt krediet.Subsidies
kunnen, afgezien van enkele uitzonderingen, uitsluitend worden verstrekt op basis
van een wettelijk voorschrift, in casu een gemeentelijke subsidieverordening.g. product
Bij budgetsubsidiëring gaat het om het subsidiëren van producten. Een wat meer populaire
definitie van een product zou kunnen luiden; “datgene dat men in de etalage legt met
een prijskaartje eraan.”h. subsidieverlening Door een (beschikking tot) subsidieverlening
krijgt de subsidieaanvrager vooruitlopend op de uitvoering van activiteiten, een voorwaardelijke
aanspraak op financiële middelen. De voorwaardelijkheid heeft uitsluitend betrekking
op het voldoen door de subsidieaanvrager aan het uitvoeren van de overeengekomen activiteiten.
In deze verordening is bij het verstrekken van budgetsubsidies en waarderingssubsidies
sprake van subsidieverlening.i. subsidievaststelling Op het moment van de (beschikking
tot) subsidievaststelling - ook wel “afrekening” genoemd - is bekend of de subsidieontvanger
aan de gestelde voorwaarden heeft voldaan en wordt de definitieve hoogte van het subsidiebedrag
vastgesteld.j. directe subsidievaststellingEr behoeft niet altijd een (beschikking
tot) subsidieverlening aan een (beschikking tot) subsidievaststelling vooraf te gaan.
Subsidiëring kan ook plaatsvinden door een directe subsidievaststelling voorafgaand
aan het subsidietijdvak. Er vindt dan geen aparte vaststelling (“afrekening”) achteraf
meer plaats. Materieel gezien vallen verlening en vaststelling dan samen. Dit scheelt
een hoop administratieve handelingen die weinig tot geen meerwaarde hebben. Directe
subsidievaststelling vindt in deze verordening plaats bij het verstrekken van incidentele
subsidies.k. subsidieverstrekking De term “verstrekking” of “subsidieverstrekking”
wordt gebruikt als zowel verlening als (directe) vaststelling wordt bedoeld.Artikel
2 ReikwijdteLid 1De verordening is van toepassing op de beleidsterreinen die voorheen
vielen onder de werking van de volgende (deel) subsidieverordeningen;- Subsidieverordening
Specifiek Welzijn gemeente Woerden 1995- Deelsubsidieverordening peuterspeelzaalwerk-
Deelsubsidieverordening kinderopvang- Deelsubsidieverordening sport- Deelsubsidieverordening
vrouwenverenigingen- Deelsubsidieverordening amateuristische kunstbeoefening- Deelsubsidieverordening
ouderenbonden.Artikel 3 Mogelijkheid deelregelingUit het oogpunt van vereenvoudiging
van regelgeving is er naar gestreefd om de regels omtrent de subsidiëring op de in
artikel 2 genoemde beleidsterreinen in één verordening onder te brengen. Ontstaat
toch de wens om bepaalde zaken net iets anders te regelen, dan kan de raad daarvoor
een deelverordening vaststellen. Dit punt zou mogelijkerwijs aan de orde kunnen komen
in de eerste evaluatie die in 2007 zal plaatsvinden.Artikel 4 Bevoegdheid tot subsidieverstrekkingLid
1De raad bepaalt het beleid op de verschillende beleidsterreinen en stelt vast welke
subsidiebudgetten daarvoor jaarlijks worden uitgetrokken. Binnen deze inhoudelijke
en financiële kaders heeft het college de bevoegdheid door middel van een subsidiebeschikking
subsidies toe te kennen aan subsidieaanvragers.Lid 2De wetgever biedt de gemeente
de mogelijkheid om een subsidieplafond vast te stellen om daarmee de wettelijke aanspraken
op subsidie te beperken. Immers, het enkele feit dat een post op de begroting daarvoor
ontbreekt, ontslaat de gemeente niet van haar plicht om financiële verplichtingen
aan haar burgers na te komen. Het vaststellen van een subsidieplafond kan van belang
zijn bij bijvoorbeeld incidentele subsidies. Van tevoren is niet bekend door wie en
voor welk totaalbedrag in een bepaald jaar wordt aangevraagd. In tegenstelling tot
bijvoorbeeld budgetsubsidies ontbreken dikwijls inhoudelijke weigeringsgronden. Overschrijding
van het subsidieplafond levert een verplichte weigeringsgrond op. In de weigeringsbeschikking
hoeft niet te worden gemotiveerd waarom het belang van de begrotingsdiscipline zwaarder
weegt dan de belangen van de aanvrager.Het besluit tot vaststelling van een subsidieplafond
moet dan wel tijdig zijn genomen én bekend gemaakt. In de Awb is een en ander uitvoerig
geregeld.Lid 3Bij incidentele subsidies is de volgorde van binnenkomst (“wie het eerste
komt, die het eerst maalt”) dikwijls bepalend. Als het gaat om budgetsubsidies en
waarderingssubsidies is in deze verordening gekozen voor het zogenaamde “tendersysteem”.
Dat wil zeggen dat aanvragen voor een bepaalde datum moeten worden ingediend, waarna
deze gelijktijdig worden beoordeeld op de mate waarin zij bijdragen aan de van tevoren
vastgestelde beleidsdoelen van de gemeente.Ten aanzien van de waarderingssubsidies
moet daarbij worden opgemerkt dat de beleidsdoelen waaraan deze aanvragen getoetst
worden mogelijkerwijs globaal van aard zijn. Dit kan ertoe leiden dat, uit het oogpunt
van beheersing van de financiën, het instrument van het subsidieplafond ook hier nuttig
kan zijn.Artikel 5 RechtspersoonlijkheidBij dit artikel is vooral van belang wat is
weggelaten, namelijk de bepaling dat slechts instellingen die zonder winstoogmerk
werkzaam zijn voor subsidie in aanmerking komen. Dit biedt de mogelijkheid in voorkomende
gevallen een zekere marktwerking te introduceren.Lid 2 biedt de mogelijkheid af te
wijken van het gestelde in lid 1. Dat kan bijvoorbeeld nodig zijn als het subsidiebeleid
erop is gericht ontwikkelingen te stimuleren waarvan de uitvoering ter hand wordt
genomen door organisaties zonder rechtspersoonlijkheid. Hierbij kan worden gedacht
aan wijkplatforms.Artikel 8 AdministratieDoor gewijzigde regelgeving is er geen verschil
meer tussen een AA- en een RA-accountant, mits de AA-accountant staat ingeschreven
in het register van AA-accountants (NovAA).Artikel 10 Restitutie vermogensvormingAls
een subsidie bijdraagt tot vermogensvorming bij een subsidieontvanger biedt de wet
de mogelijkheid deze vermogenstoename af te romen. Artikel 4:41 Awb noemt limitatief
de gevallen waarin dit mogelijk is. Wil de gemeente gebruikmaken van deze mogelijkheid
dan moet dit in de verordening worden opgenomen en daarnaast moet worden vastgelegd
hoe de hoogte van de door de subsidieontvanger te betalen vergoeding wordt bepaald.Om
de hoogte van die vergoeding te bepalen, moeten drie stappen worden gezet. Eerst dient
de omvang van de vermogenstoename te worden bepaald. Als dat is gebeurd, moet worden
gekeken naar de mate waarin de subsidie heeft bijgedragen tot de vermogensvorming.
Tenslotte kan met deze informatie worden bepaald hoeveel de gemeente aan vergoeding
wil ontvangen. In beginsel wordt de maximale vergoeding geëist. Dat betekent dat het
gehele bedrag dat uit de eerste twee stappen blijkt, moet worden betaald. Als de ontvangen
subsidie lager is dan dit bedrag, is de maximale vergoeding het verstrekte subsidiebedrag;
het zou niet redelijk zijn dat de gemeente meer vordert dan zij aan subsidie heeft
verstrekt. Wanneer het vragen van de maximale vergoeding tot onaanvaardbare gevolgen
leidt, kan het college de vergoeding matigen. De formulering van dit artikel is overgenomen
van artikel 6:109 BW waarin het matigingsrecht van de rechter bij civiele schadevergoeding
is vastgelegd. Het college is vrij alle omstandigheden van het geval mee te laten
wegen in zijn beoordeling, maar moet in ieder geval de twee genoemde omstandigheden
meewegen.Artikel 13 Weigeringsgronden De Awb (artikel 4:35) bevat een aantal niet
beleidsmatige weigeringsgronden. Het staat de gemeente vrij om de inhoudelijke weigeringsgronden
te formuleren en in de subsidieverordening op te nemen.Artikel 16 Subsidieaanvraag
(Budgetsubsidies)Lid 1De in dit lid bedoelde aanvraag heeft het karakter van een offerte.
Over de gewenste activiteiten, de kwaliteitseisen die daaraan gesteld worden, de prestaties
(deelname, gebruik, enz.) en het daarvoor benodigde budget, vindt onderhandeling/overleg
plaats tussen subsidiegever en de aanbiedende instelling.Lid 2De subsidieaanvrager
dient inzicht te verschaffen in de kosten die gemoeid zijn met de uitvoering van de
activiteiten. Om te kunnen beoordelen in hoeverre de subsidieaanvrager de activiteiten
zelf kan bekostigen, is inzicht nodig in de vermogenspositie van de aanvrager en in
die van eventueel gelieerde rechtspersonen. Teneinde op resultaat te kunnen (bij)sturen
wordt verwacht dat de subsidieaanvrager tevens aangeeft welke concrete, meetbare prestaties
uit de activiteiten voortvloeien en hoe de activiteiten gerelateerd zijn aan het beleid
van de gemeente.Lid 3Op grond van dit artikel kan bijvoorbeeld van de subsidieaanvrager
verlangd worden dat het inzicht in de kosten van de activiteiten gegoten wordt in
de vorm van een zogenaamde prestatie- of productenbegroting. Indien tevens sprake
is van een uitvoeringsovereenkomst (zie artikel 20), ligt het voor de hand dat er
een afstemming plaatsvindt met de wijze waarop in die overeenkomst zaken geordend
en gepresenteerd worden (de zogenaamde “formats”).Artikel 18 Subsidieverlening (Budgetsubsidies)Lid
1Hier is sprake van de “beschikking tot subsidieverlening”, meestal aangeduid als
de subsidiebeschikking. Deze beschikking die voorafgaand aan de uitvoering van de
activiteiten wordt gegeven, geeft de subsidieaanvrager een voorwaardelijke aanspraak
op financiële middelen. De voorwaardelijkheid heeft betrekking op de vraag in hoeverre
de instelling de gesubsidieerde activiteiten daadwerkelijk uitvoert.Lid 3De precieze
omvang van de budgetsubsidie wordt bepaald na afloop van de uitvoering van de activiteiten
door middel van de subsidievaststelling. De wijze waarop dat gebeurt, is geregeld
in deze verordening. De maatstaven die daarbij aangelegd (gaan) worden, is van andere
orde. Hier gaat het om het van tevoren (in de beschikking) vastleggen van de maatstaven
waarop de subsidieontvanger na afloop van het jaar beoordeeld gaat worden. In z’n
algemeenheid zou gezegd kunnen worden dat hoe minder hier van tevoren is vastgelegd,
hoe minder er na een jaar valt te beoordelen. Of een beoordeling kan leiden tot het
lager vaststellen van de subsidie dan in de beschikking was aangegeven - omdat bijvoorbeeld
bepaalde overeengekomen producten niet zijn geleverd of resultaten (prestaties) niet
zijn gehaald - zal afhangen van de redelijkheid van de maatstaven en de mate waarin
het niet voldoen daaraan verwijtbaar is.Het niet voldoen aan de vooraf gestelde prestaties
zou in sommige gevallen kunnen komen doordat de vraag naar een bepaald product verkeerd
is ingeschat; wellicht door de gemeente.Op dit punt zal in de loop van de jaren een
praktijk van “redelijke zakelijkheid” moeten groeien.Artikel 19 Meerjarig subsidie
(Budgetsubsidies)Lid 1De wet biedt de gemeente de mogelijkheid voor een tijdvak van
meerdere jaren een budgetsubsidie vast te stellen. Voorwaarde is dat die mogelijkheid
opgenomen wordt in de gemeentelijke subsidieverordening. Dat gebeurt in dit artikel.Niet
onbelangrijk bij lid 1 is het woordje “kan”: een budgetsubsidie is niet per definitie
een meerjarig subsidie. Het college kan ook een budgetsubsidie voor 1 jaar vaststellen.
Dit is vooral van belang voor een geleidelijke invoering van meerjarige budgetsubsidies
met uitvoeringsovereenkomsten. Ieder jaar zou - indien de gemeente dat wenst - het
aantal meerjarige subsidies, met of zonder uitvoeringsovereenkomst, kunnen groeien.
Voorts hoeft - zoals soms wel wordt aangenomen - een meerjarig subsidie niet per se
een tijdvak van vier jaren te beslaan. Het kan ook om twee of drie jaar gaan. Meer
dan vier jaar is wettelijk ook mogelijk, doch ligt minder voor de hand gelet op de
zittingsperiode van de raad.Lid 2Artikel 4:34 Awb biedt de gemeente de mogelijkheid
een begrotingsvoorbehoud te maken indien subsidieverlening plaatsvindt ten laste van
een nog niet vastgestelde of goedgekeurde begroting. Bij meerjarige subsidies wordt
dit voorbehoud gemaakt om recht te doen aan de begrotingsbevoegdheid van de raad.
Er kan niet volstaan worden met het opnemen van dit voorbehoud in de verordening;
het dient ook in de beschikking tot subsidieverlening te staan. Overigens dient het
voorbehoud binnen vier weken na de vaststelling of goedkeuring van de begroting te
worden ingeroepen, anders verliest de gemeente het recht de subsidie lager vast te
stellen.Als in enig jaar van het subsidietijdvak minder gelden in de begroting worden
gereserveerd dan waarvan ten tijde van de subsidieverlening werd uitgegaan, kan de
gemeente met een beroep op gewijzigde omstandigheden of gewijzigde inzichten op de
subsidieverlening terugkomen voorzover dat redelijkerwijs noodzakelijk is. Voor het
intrekken of het neerwaarts bijstellen van de subsidie dient dan wel een redelijke
termijn in acht genomen te worden (artikel 5:50 van de Awb). De schade die de subsidieontvanger
hierdoor lijdt, dient door de gemeente vergoed te worden.Lid 3Het derde lid bepaalt
dat meerjarige budgetsubsidies worden geïndexeerd. Omdat gewijzigde omstandigheden
de wijze waarop geïndexeerd wordt kunnen beïnvloeden, is ervoor gekozen het college
de indexering te laten vaststellen. Op deze wijze kan op een flexibele manier recht
worden gedaan aan de belangen van de subsidieontvangers, mocht daar aanleiding voor
zijn.Artikel 20 BudgetcontractDit artikel heeft betrekking op wat vaak het “budgetcontract”
genoemd wordt. Iedere subsidieverstrekking gaat gepaard met een subsidiebeschikking.
Deze is publiekrechtelijk van aard. Bij een geschil is uiteindelijk de bestuursrechter
bevoegd. De Awb biedt de gemeente de mogelijkheid om naast een beschikking een uitvoeringsovereenkomst
(of “budgetcontract”) met de subsidieontvanger te sluiten. Dit instrument biedt de
gemeente de mogelijkheid om in rechte nakoming te vorderen van het verrichten van
de gesubsidieerde activiteiten die in het contract, ter nadere uitwerking van de beschikking,
zijn overeengekomen. De uitvoeringsovereenkomst is van privaatrechtelijke aard; bij
een geschil is de burgerlijke rechter bevoegd.De wet gaat ervan uit dat eerst een
subsidie wordt verleend en daarna de overeenkomst wordt gesloten (artikel 4:36 Awb).
De overeenkomst is namelijk ondergeschikt aan de subsidiebeschikking. In deze beschikking
mag wel de voorwaarde worden opgenomen dat de overeenkomst wordt aangegaan. Gebeurt
dat niet, dan kan dit een aanleiding zijn de subsidie lager vast te stellen, of zelfs
tot nihil te reduceren.De wet biedt echter ook de mogelijkheid de subsidieverlening
te weigeren, indien verwacht wordt dat de aanvrager niet zal voldoen aan de aan de
subsidie verbonden verplichtingen (artikel 4:35, eerste lid onder b, Awb). Het niet
meewerken aan het sluiten van een budgetcontract kan dan aanleiding zijn een subsidieverlening
te weigeren, of een lagere subsidie te verlenen dan is aangevraagd.Het gevolg van
beide mogelijkheden is hetzelfde: als er geen contract wordt gesloten, ontvangt men
geen subsidie. Het verschil tussen beide mogelijkheden zit in de praktische uitwerking.
Bij de tweede mogelijkheid hoeft geen subsidie te worden teruggevorderd, indien geen
budgetcontract totstandkomt. Daarom heeft deze optie de voorkeur. Omdat een aanvraag
moet worden gedaan in het eerste kwartaal van het jaar voorafgaand aan het begin van
de subsidieperiode, is er voldoende tijd om de onderhandelingen af te ronden voordat
de subsidieperiode begint.Artikel 21 Tussentijdse rapportage (Budgetsubsidies)Lid
1Met budgetsubsidiëring wordt beoogd minder op de bedrijfsvoering van de subsidieontvangende
instellingen te sturen en meer op de resultaten van de activiteiten.Het zou niet verstandig
zijn een jaar lang passief af te wachten of de instellingen de gemaakte afspraken
nakomen. Het monitoren en het (bij)sturen van de uitvoering lopende het jaar moet
voorkomen dat pas achteraf door partijen geconstateerd wordt dat bepaalde zaken niet
gehaald zijn. Het bijsturen kan dan alleen nog maar voor het daarop volgende jaar.
Lid 1 van artikel 21 biedt het college de mogelijkheid om een tussentijdse rapportage
over de voortgang van de uitvoering van de subsidieontvanger te eisen. Dat zal dan
wel in de beschikking moeten worden vermeld.Lid 3Artikel 4:70 van de Awb bepaalt dat,
indien gedurende het boekjaar aanmerkelijke verschillen ontstaan of dreigen te ontstaan
tussen de werkelijke uitgaven en inkomsten en de begrote uitgaven en inkomsten, de
subsidieontvanger daarvan onverwijld mededeling doet aan het college onder vermelding
van de oorzaak van de verschillen.Artikel 23 Subsidievaststelling (Budgetsubsidies)Lid
1Artikel 4:75 Awb bepaalt dat een aanvraag tot subsidievaststelling in ieder geval
vergezeld moet gaan van een financieel verslag en een activiteitenverslag. Artikel
4:80 Awb schrijft de inhoud van dat activiteitenverslag voor: dat hoeft in deze verordening
daarom niet nogmaals te gebeuren. Waaraan een financieel verslag dient te voldoen,
schrijft de Awb niet dwingend voor; daarom is in lid 2 bepaalt dat artikel 4:76 van
overeenkomstige toepassing is. Overigens bepaalt artikel 4:75, lid 2 Awb dat een subsidieontvanger
een jaarverslag moet indienen in plaats van een financieel verslag, als de subsidieontvanger
verplicht is tot het opstellen van een jaarrekening ingevolge artikel 2:361 BW.Lid
3De indiening van het verslag (zowel het financiële deel als het inhoudelijke dat
over de activiteiten gaat) kan fasegewijs plaatsvinden: de financiële en inhoudelijke
rapportage vóór 1 april, desnoods in een voorlopige vorm (de definitieve: vóór 1 juli).Lid
4Artikel 4:78 van de Awb is van toepassing verklaard, hetgeen onder meer betekent
dat de accountant nagaat of het activiteitenverslag met het financiële verslag verenigbaar
is (zijn de kosten goed toegerekend naar de activiteiten?).Artikel 24 Aan toestemming
onderworpen handelingen (Budgetsubsidies)Lid 1De handelingen waarvoor de subsidieontvanger
toestemming van het college nodig heeft, worden in dit lid genoemd. Over het algemeen
houdt de gemeente zich niet bezig met de bedrijfsvoering van de instelling die budgetsubsidie
ontvangt. Niettemin zijn er enkele gevallen waarbij een zekere inbreuk op de handelingsvrijheid
van de subsidieontvanger noodzakelijk wordt gevonden. Niet dat deze vrijheid al bij
voorbaat is ingeperkt, maar het college wil bij kunnen sturen indien zich een (te)
groot risico aandient. Dit artikel beoogt bijvoorbeeld te voorkomen dat de subsidieontvanger
zijn financiële positie tot inzet maakt van risico’s (bijv. het deelnemen in een andere
rechtspersoon of het geven van zekerheidsstelling voor schulden van derden), zonder
dat dit het gevolg is van de normale activiteiten van de subsidieontvanger zelf.De
bepaling bij lid 1, onderdeel f, beoogt te voorkomen dat gemeenschapsmiddelen gebruikt
worden voor oneigenlijke doelen (althans voor activiteiten die buiten de subsidie
vallen) of door de subsidieontvanger elders ondergebracht worden buiten het zicht
van de gemeente. Het gaat om een bedrag van € 3.000,-- per keer.Lid 2Meestal zal het
college zich niet direct bemoeien met de vaststelling van de tarieven van de subsidieontvanger.
Er kunnen echter situaties zijn waarbij dit wel gewenst is. Daarvoor biedt dit lid
de mogelijkheid. Een besluit van die strekking zal moeten worden opgenomen in de beschikking.Lid
3Artikel 4:71 van de Awb bepaalt dat, indien omtrent de toestemming niet tijdig is
beslist, deze wordt geacht te zijn gegeven. Tijdig is: binnen vier weken, met een
mogelijkheid tot verdaging van ten hoogste vier weken. Artikel 27 - Subsidieverlening
en subsidievaststelling (Waarderingssubsidies)Om de subsidieontvanger tegemoet te
komen, is de aanvraag voor de waarderingssubsidies vereenvoudigd voor die ontvangers
die jaarlijks subsidie ontvangen. De aanvraag van de subsidie voor het volgende jaar
wordt gekoppeld aan de aanvraag van de vaststelling van de subsidie van het voorafgaande
jaar.De werkwijze wordt als volgt ingericht:In februari van ieder jaar stuurt het
college bekende subsidieontvangers een uitdraai van bij de gemeente bekende gegevens
met het verzoek om deze uitdraai te controleren. Is er niets gewijzigd in de gegevens
en wenst de ontvanger hetzelfde (geïndexeerde) bedrag als het voorafgaande jaar te
ontvangen, dan kan de subsidieontvanger volstaan met het ondertekenen en voor 1 april
retourneren van deze gegevens. De subsidieaanvraag kan dan in behandeling worden genomen.Voor
nieuwe aanvragen of wijzigingen in het gevraagde bedrag moet een volledige aanvraag
worden gedaan.Ter illustratie: een subsidieaanvraag voor 2008 wordt voor april 2007
ingediend. Die aanvraag wordt vergezeld van de aanvraag om de ontvangen subsidie over
het jaar 2006 definitief vast te stellen. Het besluit op de aanvraag volgt in het
najaar van 2007 (na de vaststelling van de begroting). De beslissing inzake vaststelling
volgt binnen 3 maanden.Het nadeel van deze werkwijze is dat de subsidieontvanger een
periode moet wachten voordat hij zeker weet of de subsidie nog wordt bijgesteld. Het
voordeel is dat er gecontroleerd kan worden of de subsidie daadwerkelijk is besteed
waarvoor ze is bedoeld.Artikel 28 Subsidieaanvraag (Incidentele subsidies)De indieningstermijn
is uiterlijk 3 weken voordat de activiteit plaatsvindt. De termijn waarbinnen besloten
wordt de subsidie al dan niet toe te kennen is 10 werkdagen, zodat de subsidieaanvrager
voordat zijn activiteit begint, weet of hij daarvoor subsidie ontvangt.Een aanvrager
ontvangt een standaardformulier voor de aanvraag dat ingevuld moet worden. Naast dit
formulier dient de aanvrager een begroting in te leveren.Voor zowel waarderings- als
incidentele subsidies geldt dat er bij de gemeente geen wens bestaat tot inhoudelijke
sturing. Het verschil tussen waarderings- en incidentele subsidies is dat waarderingssubsidies
structureel van aard kunnen zijn en incidentele subsidies eenmalig.Er zijn ook eenmalige
activiteiten waar de gemeente wel inhoudelijk wil sturen. Deze worden doorgaans aangeduid
als “projecten”. Hier bestaat wel de wens om op prestaties/resultaten te kunnen sturen.
In dat geval is budgetsubsidiëring de aangewezen methode, omdat die sturing mogelijk
maakt en zowel structureel als eenmalig kan zijn.Lid 1Er kan reden zijn om ook nog
gedurende het begrotingsjaar subsidies toe te kennen, bijvoorbeeld voor onvoorziene
activiteiten die passen in het gewenste voorzieningenaanbod.Een aanvraag daartoe hoeft
dan slechts 3 weken voor aanvang van de activiteit te worden ingediend. Deze mogelijkheid
maakt het gehele systeem flexibel, waardoor niet uitsluitend activiteiten kunnen worden
gesubsidieerd die lang van tevoren zijn voorzien.Voor de bekostiging van incidentele
subsidies kan een stelpost in de begroting worden opgenomen. Het vaststellen van een
subsidieplafond verdient dan aanbeveling.Lid 4Voorkomen moet worden dat in de behandeling
van incidentele subsidieaanvragen onevenredig veel tijd gestoken moet worden. Zeker
bij budgetsubsidies waar onderhandeld is over de taken die de subsidieontvanger gaat
verrichten en gezien ook de mogelijkheden die de subsidieontvanger heeft om met middelen
te schuiven (zolang de afgesproken prestaties maar worden gehaald), zouden aanvullende
incidentele subsidies niet meer nodig moeten zijn.Nieuwe ontwikkelingen behoren deze
instellingen te kunnen opvangen binnen het kader van de budgetsubsidie. Incidentele
subsidieaanvragen van de kant van instellingen die al een budgetsubsidie krijgen,
worden daarom geweigerd.Artikel 29 Directe subsidievaststelling en betaling (Incidentele
subsidies) Bij incidentele subsidies geldt dat de verlening van subsidie tegelijkertijd
de vaststelling van die subsidie is. Dat heeft als voordeel dat een aanvrager voordat
de activiteit plaatsvindt, weet waar hij of zij aan toe is. Aan de subsidieontvanger
zal een summier verslag worden gevraagd over de activiteit en hoe de subsidie is gebruikt.
Dit geeft belangrijke informatie voor de gemeente.Feitelijk betekent dit dat bij incidentele
subsidies geen afrekening achteraf plaatsvindt. Doch nochmaals: dit laat onverlet
dat indien de subsidieontvanger niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden
verplichtingen, het college de subsidie kan intrekken dan wel ten nadele van de ontvanger
kan wijzigen. Dit is bij wet geregeld.Lid 1 Bij incidentele subsidies is sprake van
het samenvallen van subsidieverlening en subsidievaststelling in één handeling. Daar
het college uiterlijk binnen 10 werkdagen na indiening van de subsidieaanvraag een
beschikking moet afgeven, weet de aanvrager ten minste een week voor aanvang van de
activiteit(en) of de aanvraag is gehonoreerd.
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl