Regeling vervallen per 19-11-2019

Verordening rechtspositie gedeputeerden, staten- en commissieleden Gelderland 2007

Geldend van 24-02-2011 t/m 21-12-2012

PROVINCIALE STATEN VAN GELDERLAND Gezien het initiatiefvoorstel van de heer Van Meeteren PS2010-970 inzake wijziging van de Verordening rechtspositie gedeputeerden, staten- en commissieleden Gelderland 2007 BESLUITEN vast te stellen de navolgende regeling tot wijziging van de Verordening rechtspositie gedeputeerden, staten- en commissieleden Gelderland 2007

Hoofdstuk I Begripsomschrijvingen

 

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    commissie: een commissie als bedoeld in hoofdstuk V van de Provinciewet;

  • b.

    Rechtspositiebesluit gedeputeerden: het Koninklijk Besluit van 22 maart 1994, Stb. 241;

  • c.

    Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden: het Koninklijk Besluit van 22 maart 1994, Stb. 242.

Hoofdstuk II Voorzieningen voor statenleden

 

Artikel 2 Vergoeding voor de werkzaamheden

Aan het statenlid wordt een vergoeding voor de werkzaamheden toegekend die gelijk is aan het bedrag, vermeld in artikel 2, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden, zoals dit bedrag jaarlijks ingevolge artikel 2, tweede lid, van genoemd Rechtspositiebesluit wordt herzien.

Artikel 3 Onkostenvergoeding

  • 1 Aan het statenlid wordt een onkostenvergoeding voor aan de uitoefening van het statenlidmaatschap verbonden kosten toegekend die gelijk is aan het bedrag, vermeld in artikel 2, derde lid, van het Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden, zoals dit bedrag jaarlijks ingevolge artikel 2, vijfde lid, van genoemd Rechtspositiebesluit wordt herzien.

  • 2 Ten aanzien van een statenlid van wie de arbeidsverhouding ingevolge artikel 4, aanhef en onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 voor de toepassing van die wet als dienstbetrekking wordt aangemerkt, wordt in afwijking van het eerste lid een onkostenvergoeding toegekend die gelijk is aan het bedrag, vermeld in artikel 2, vierde lid, van het Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden, zoals dit bedrag jaarlijks ingevolge artikel 2, vijfde lid, van genoemd Rechtspositiebesluit wordt herzien.

Artikel 4 Berekening en betaling vaste vergoedingen

  • 1 Hij die gedurende een gedeelte van het kalenderjaar lid is geweest van Provinciale Staten ontvangt de vergoedingen, bedoeld in de artikelen 2 en 3, naar evenredigheid van het aantal dagen dat hij in dat jaar statenlid is geweest.

  • 2 De betaling van de vergoedingen, bedoeld in de artikelen 2 en 3, geschiedt in maandelijkse termijnen.

Artikel 5 Reiskosten

  • 1 Het statenlid wordt op aanvraag een openbaar-vervoerjaarkaart tweede klasse verstrekt.

  • 2 Aan het statenlid worden vergoed de reiskosten voor het bijwonen van vergaderingen van Provinciale Staten en van een commissie, alsmede de reiskosten ter zake van andere ten behoeve van de provincie gemaakte reizen. De vergoeding betreft:

    • a.

      bij gebruik van openbare middelen van vervoer en van een (trein)taxi: een volledige vergoeding van de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten;

    • b.

      bij gebruik van een eigen vervoermiddel: een vergoeding van de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten overeenkomstig de bedragen in de artikelen 2 en 4 van de Reisregeling binnenland.

  • 3 Aan het statenlid aan wie ingevolge het eerste lid een openbaar-vervoerjaarkaart is verstrekt, worden de in het tweede lid, onderdeel b, bedoelde reiskosten alleen vergoed als het reizen betreft, anders dan voor het bijwonen van vergaderingen van Provinciale Staten en van een commissie en die reizen met het openbaar vervoer niet of slechts met aanzienlijk tijdverlies zijn te maken.

  • 4 Bij meerdere vergaderingen op één en dezelfde dag in de provinciale gebouwen wordt aan het statenlid slechts ten behoeve van één reis naar de provinciale gebouwen vice versa een vergoeding als bedoeld in het tweede lid verstrekt.

  • 5 Aan het statenlid wordt op zijn verzoek vanwege de provincie een parkeersticker, -kaart of anderszins verstrekt, waarmee hij, ingeval hij in zijn hoedanigheid van statenlid in de provinciale gebouwen aanwezig dient te zijn, zijn auto gratis op de Markt te Arnhem kan parkeren. Wanneer de vergaderingen van Provinciale Staten elders plaatsvinden, kan ten behoeve van de statenleden van provinciewege voor parkeerfaciliteiten ter plaatse worden gezorgd.

Artikel 6 Verblijfkosten

  • 1 Het statenlid worden tijdens zijn zakelijk verblijf in de provinciale gebouwen maaltijden en consumpties vanwege de provincie verstrekt.

  • 2 Het statenlid worden vergoed de gemaakte noodzakelijke verblijfkosten ter zake van andere ten behoeve van de provincie gemaakte reizen dan die voor het bijwonen in de provinciale gebouwen van vergaderingen van Provinciale Staten en van een commissie, tot ten hoogste de bedragen, vastgesteld bij of krachtens het Reisbesluit binnenland.

Artikel 7 Cursus, congres, seminar of symposium

  • 1 De kosten van deelname van een statenlid aan cursussen, congressen, seminars en symposia die in het provinciaal belang door of namens de provincie worden aangeboden of verzorgd, komen voor rekening van de provincie.

  • 2 Vervallen met ingang van 24 februari 2011.

Artikel 8 Computer en internetverbinding

  • 1 Gedeputeerde Staten verlenen een statenlid op aanvraag voor de uitoefening van het statenlidmaatschap een tegemoetkoming voor de aanschaf of het gebruik van een eigen computer, bijbehorende apparatuur en software. De tegemoetkoming bedraagt per maand € 15,--.

  • 2 Aan het statenlid wordt ten behoeve van het voorhanden hebben en houden van een ISDN-, ADSL- of internet-via-kabel-verbinding maandelijks een bedrag van € 15,-- ter beschikking gesteld.

  • 3 De bedragen onder 1 en 2 worden jaarlijks herzien op de wijze bedoeld in artikel 2, vijfde lid, van het Rechtspositiebesluit Staten- en commissieleden.

  • 4 Gedeputeerde Staten kunnen ter uitvoering van dit artikel nadere regels vaststellen.

Artikel 9 Spaarloonregeling

Het statenlid van wie de arbeidsverhouding ingevolge artikel 4, aanhef en onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 voor de toepassing van die wet als dienstbetrekking wordt aangemerkt, kan op aanvraag deelnemen aan de voor het provinciaal personeel geldende spaarloonregeling.

Artikel 10 Verlaging vergoeding werkzaamheden bij arbeidsongeschiktheid

Op aanvraag verlagen Gedeputeerde Staten de vergoeding voor de werkzaamheden, bedoeld in artikel 2, in het geval een statenlid een uitkering ontvangt in verband met gehele of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid.

Artikel 11 Compensatie korting werkloosheidsuitkering

  • 1 Ingeval een statenlid een uitkering op grond van de Werkloosheidswet ontvangt en de na toepassing van artikel 20 van die wet ontstane korting op deze uitkering ten gevolge van het uitoefenen van het lidmaatschap van Provinciale Staten meer bedraagt dan de vergoeding voor de werkzaamheden als statenlid die dit lid ontvangt, wordt deze vergoeding ten laste van de provincie verhoogd tot het bedrag van bedoelde korting.

  • 2 Ingeval een statenlid een uitkering op grond van het Besluit Werkloosheid onderwijs en onderzoekspersoneel ontvangt en de na toepassing van artikel 6, vierde lid, van dat besluit ontstane korting op deze uitkering ten gevolge van het uitoefenen van het lidmaatschap van Provinciale Staten meer bedraagt dan de vergoeding voor de werkzaamheden als statenlid die dit lid ontvangt, wordt deze vergoeding ten laste van de provincie verhoogd tot het bedrag van bedoelde korting.

Artikel 12 Vergoeding voor waarneming voorzitterschap van Provinciale Staten

1. Een statenlid dat op grond van artikel 75 van de Provinciewet meer dan 30 dagen onafgebroken het voorzitterschap van Provinciale Staten waarneemt, ontvangt voor die waarneming een toeslag van 8% van de in artikel 2 bedoelde vergoeding voor de werkzaamheden over de tijd van de waarneming. 2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de onkostenvergoeding, bedoeld in artikel 3.

Artikel 13 Ziektekostenvoorziening

  • 1 Het statenlid ontvangt een tegemoetkoming in de kosten van een ziektekostenverzekering van € 175 per jaar.

  • 2 Hij die gedurende een gedeelte van het kalenderjaar statenlid is geweest, ontvangt de tegemoetkoming, bedoeld in het eerste lid, naar evenredigheid van het aantal dagen dat hij in dat jaar statenlid is geweest.

  • 3 De betaling van de tegemoetkoming, bedoeld in het eerste lid, geschiedt in maandelijkse termijnen.

  • 4 Indien de nominale eindejaarsuitkering van het personeel werkzaam bij de sector Rijk wijziging ondergaat, wordt het in het eerste lid genoemde bedrag naar evenredigheid gewijzigd.

Artikel 14 Uitkering bij aftreden

  • 1 Een gewezen statenlid kan met ingang van de datum waarop hij opgehouden is lid van Provinciale Staten te zijn aanspraak maken op een uitkering ten laste van de provincie, indien hij kan bewijzen als gevolg van het aanvaarden van het lidmaatschap van Provinciale Staten minder inkomsten te hebben verkregen uit tot op dat moment verrichte werkzaamheden. Voor gewezen statenleden, die bij hun aftreden aan het eind van de Statenperiode jonger zijn dan 30 jaar, en die bij hun aantreden geen inkomsten uit arbeid genoten en die gedurende hun Statenlidmaatschap een deeltijd baan aannemen, wordt, in aansluiting op het bovenstaande, de vaste vergoeding van werkzaamheden van het statenlidmaatschap als uitgangspunt voor de uitkering genomen.

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing indien een statenlid van zijn lidmaatschap vervallen is verklaard op grond van artikel X7 van de Kieswet.

  • 3 De in het eerste lid bedoelde aanspraak wordt uitsluitend geëffectueerd indien daartoe binnen drie maanden na de datum waarop het gewezen statenlid opgehouden is lid van Provinciale Staten te zijn, een aanvraag wordt ingediend bij Gedeputeerde Staten. Gedeputeerde Staten stellen nadere regels over het over te leggen bewijs als bedoeld in het eerste lid.

  • 4 De uitkering wordt toegekend voor een periode, gelijk aan de helft van het aantal volledige maanden gedurende welke het gewezen lid van Provinciale Staten laatstelijk zonder onderbreking van langer dan twee maanden het lidmaatschap van Provinciale Staten heeft vervuld.

  • 5 De uitkeringsduur gaat een periode van twee jaar niet te boven.

  • 6 De uitkering bedraagt maandelijks een twaalfde deel van het maximumbedrag, genoemd in artikel 8, tweede lid, van het Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden. Bepalend voor de hoogte van de uitkering is de vaste vergoeding voor werkzaamheden als statenlid op het moment van aftreden. Indien deze vergoeding voor de werkzaamheden verandert op grond van het rechtspositiebesluit staten- en commissieleden, wordt de in de eerste volzin bedoelde uitkering, met ingang van het tijdstip van ingang van die wijziging, dienovereenkomstig aangepast.

  • 7 De uitkering wordt betaald in maandelijkse termijnen.

  • 8 De uitkering eindigt:

    • a.

      met ingang van de dag, volgend op die waarop gewezen statenlid is overleden;

    • b.

      met ingang van de dag waarop het gewezen lid wederom als statenlid is beëdigd;

    • c.

      met ingang van de dag waarop het gewezen statenlid als lid van Gedeputeerde Staten is beëdigd;

    • d.

      met ingang van de maand, volgend op die waarin het gewezen statenlid de leeftijd van 65 jaar bereikt.

  • 9 Inkomsten welke een lid van Provinciale Staten heeft op de dag waarop hij/zij ophoudt statenlid te zijn, worden niet in mindering gebracht op zijn/haar uitkering als gewezen lid van Provinciale Staten.

  • 10 Nieuwe inkomsten of hogere inkomsten, welke het gewezen lid van Provinciale Staten na de dag bedoeld in het eerste lid verwerft, worden met de uitkering verrekend over de periode waarop deze inkomsten betrekking hebben of geacht kunnen worden betrekking te hebben.

  • 11 Voor de toepassing van het negende en tiende lid worden onder de daar vermelde inkomsten verstaan:

    • a.

      winst uit onderneming;

    • b.

      inkomsten uit of in verband met arbeid of het verrichten van andere diensten of aanneming van werk;

    • c.

      een periodieke uitkering wegens invaliditeit.

  • 12 Degene aan wie een uitkering is toegekend is verplicht van het verkrijgen van nieuwe inkomsten of hogere inkomsten als bedoeld in het tiende lid, terstond mededeling te doen aan Gedeputeerde Staten onder opgave, voor zover mogelijk, van de hoogte van deze (verwachte) inkomsten.

  • 13 Degene aan wie een uitkering is toegekend geeft desgevraagd alle informatie betreffende zijn/haar inkomen welke voor de uitvoering van deze regeling nodig is aan Gedeputeerde Staten.

  • 14 Degene aan wie een uitkering is toegekend is gehouden zich in te spannen tot het verkrijgen van nieuwe of hogere inkomsten en is gehouden hierover gedurende het eerste jaar in drie gesprekken informatie te geven ten behoeve van Gedeputeerde Staten.

Artikel 15 Uitkering bij overlijden

  • 1 In geval van overlijden van het statenlid wordt aan de weduwe of weduwnaar van wie het overleden statenlid niet duurzaam gescheiden leefde een bedrag uitgekeerd, gelijk aan de in artikel 2 bedoelde vergoeding voor de werkzaamheden, welke het statenlid laatstelijk genoot over een tijdvak van drie maanden. Indien de overledene geen weduwe of weduwnaar van wie het overleden statenlid niet duurzaam gescheiden leefde nalaat, geschiedt de uitkering ten behoeve van de minderjarige wettige of natuurlijke kinderen, of minderjarige kinderen over wie de overledene de pleegouderlijke zorg droeg. Onder pleegouderlijke zorg wordt verstaan de zorg voor het onderhoud en de opvoeding van het kind als was het een eigen kind, onafhankelijk van enige verplichting daartoe of van het genieten van een vergoeding daarvoor. Ontbreken ook zodanige kinderen, dan geschiedt de uitkering aan degenen die geheel of grotendeels afhankelijk waren van het inkomen van het statenlid.

  • 2 Voor de toepassing van dit artikel wordt onder weduwe of weduwnaar mede verstaan de achtergebleven geregistreerde partner alsmede degene met wie het overleden statenlid ongehuwd samenleefde en een gezamenlijke huishouding heeft gevoerd als bedoeld in artikel 3, derde en vierde lid, van de Algemene nabestaandenwet.

  • 3 Dit artikel is niet van toepassing op een statenlid dat is benoemd in de plaats die is opengevallen als gevolg van het tijdelijk ontslag van een statenlid wegens zwangerschap en bevalling of ziekte, ingevolge artikel X 12 van de Kieswet.

Artikel 16 Voorzieningen bij tijdelijk ontslag wegens zwangerschap en bevalling of ziekte

  • 1 De artikelen 2 tot en met 4, 7 tot en met 15, 34 en 36 zijn van overeenkomstige toepassing op het statenlid aan wie ingevolge artikel X 10 van de Kieswet tijdelijk ontslag is verleend wegens zwangerschap en bevalling of ziekte, met dien verstande dat de onkostenvergoe-ding die dit statenlid op grond van artikel 3, eerste of tweede lid, ontvangt de helft bedraagt van het bedrag dat op grond van die bepalingen van toepassing is.

  • 2 Een tijdelijk ontslag als bedoeld in artikel X 10 van de Kieswet wordt niet aangemerkt als een aftreden als bedoeld in artikel 14.

Artikel 17 Voorzieningen bij ongevallen en arbeidsongeschiktheid

  • 1 Er bestaat voor statenleden aanspraak op een uitkering bij invaliditeit als gevolg van een ongeval, hun overkomen tijdens de uitoefening van het statenlidmaatschap.

  • 2 Tevens bestaat er voor gewezen statenleden die naast het statenlidmaatschap geen hoofdbetrekking hadden of die in verband met het statenlidmaatschap hun hoofdbetrekking hadden beperkt en derhalve daaruit minder inkomsten verkregen dan daarvoor, aansluitend op de in artikel 14 bedoelde uitkering, aanspraak op een maandelijkse vervolguitkering van 70% van het geldende maandbedrag van de vergoeding voor de werkzaamheden als statenlid ingeval zij als gevolg van arbeidsongeschiktheid tussentijds zijn afgetreden als statenlid. Het statenlid meldt zo spoedig mogelijk aan Gedeputeerde Staten het van toepassing zijn of worden van de in dit lid bedoelde omstandigheden ten aanzien van de hoofdbetrekking.

  • 3 De in het tweede lid bedoelde uitkering duurt ten langste voort tot en met de statenperiode aansluitend aan die waarin het aftreden plaatsvond.

    De uitkering eindigt tevens:

    • a.

      met ingang van de dag, volgend op die waarop belanghebbende is overleden;

    • b.

      met ingang van de dag waarop het gewezen lid wederom als statenlid is beëdigd;

    • c.

      met ingang van de maand, volgend op die waarin de leeftijd van 65 jaar wordt bereikt.

  • 4 Gedeputeerde Staten dragen, zo mogelijk door middel van af te sluiten verzekeringen, zorg voor de in dit artikel bedoelde voorzieningen.

Artikel 18 Voorziening ouderdom

Vervallen.

Hoofdstuk III Voorzieningen voor gedeputeerden

 

Artikel 19 Onkostenvergoeding

  • 1 Aan de gedeputeerde wordt een onkostenvergoeding toegekend voor overige aan de uitoefening van het ambt verbonden kosten, die gelijk is aan het bedrag, vermeld in artikel 21, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit gedeputeerden, zoals dit bedrag jaarlijks ingevolge artikel 21, tweede lid, van genoemd Rechtspositiebesluit wordt herzien.

  • 2 In afwijking van het eerste en tweede lid is de onkostenvergoeding voor overige aan de uitoefening van het ambt verbonden kosten 93% van het voor hem ingevolge het eerste of tweede lid geldende bedrag, indien de gedeputeerde op grond van artikel 28 een mobiele telefoon in bruikleen ter beschikking is gesteld.

Artikel 20. Reis-, pension- en verhuiskosten in verband met benoeming

Aan de gedeputeerde die bij benoeming nog niet over woonruimte in de provincie beschikt, wordt een vergoeding van reis- en pensionkosten en een vergoeding van verhuiskosten in verband met de benoeming toegekend overeenkomstig het bepaalde bij of krachtens artikel 18 van het Rechtspositiebesluit gedeputeerden.

Artikel 21. Reiskosten woon-werkverkeer

De gedeputeerde wordt voor het reizen tussen zijn woning en zijn plaats van tewerkstelling naar keuze:

  • a.

    een openbaarvervoerjaarkaart eerste of tweede klasse verstrekt;

  • b.

    een tegemoetkoming in de kosten van het reizen verleend overeenkomstig het bepaalde in de ministeriële regeling als bedoeld in artikel 19, tweede lid, van het Rechts-positiebesluit gedeputeerden.

Artikel 22. Zakelijke reiskosten

  • 1 Aan de gedeputeerde wordt naast de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 21, vergoeding verleend voor reiskosten ter zake van andere dan de in artikel 21 bedoelde reizen ten behoeve van de provincie gemaakt. De vergoeding betreft:

    • a.

      bij gebruik van openbare middelen van vervoer en van een taxi: een volledige vergoeding van de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten, met inachtneming van artikel 21, onderdeel a;

    • b.

      bij gebruik van een eigen motorvoertuig: een vergoeding van de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten overeenkomstig het bedrag, genoemd in artikel 4, onderdeel b, van de ministeriële regeling als bedoeld in artikel 19, tweede lid, van het rechtspositiebesluit gedeputeerden;

    • c.

      bij gebruik van een eigen fiets of bromfiets: een vergoeding van de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten overeenkomstig de bepalingen van de Reisregeling binnenland.

  • 2 Aan de gedeputeerde aan wie ingevolge artikel 21 een openbaar vervoerkaart is verstrekt, worden de in het eerste lid, onderdeel b, bedoelde reiskosten alleen vergoed als met openbaar vervoervervoer niet of slechts met aanzienlijk tijdverlies kan worden gereisd.

  • 3 Op aanvraag worden de reiskosten voor de zakelijke reizen van de gedeputeerde gesaldeerd overeenkomstig de regeling voor provinciaal personeel. Indien geen regeling als bedoeld in de eerste volzin is vastgesteld, vindt op aanvraag saldering van de reiskosten voor zakelijke reizen van de gedeputeerde plaats overeenkomstig artikel 4a van de Reisregeling binnenland, artikel 2a van de Reisregeling buitenland en artikel 13a van de krachtens het Verplaatsingskostenbesluit 1989 vastgestelde Verplaatsings-kostenregeling 1989.

Artikel 23. Dienstauto

  • 1 De gedeputeerde kan voor reizen ten behoeve van de provincie gebruikmaken van een dienstauto met of zonder chauffeur. Onder dienstauto wordt voor de toepassing van dit artikel mede verstaan een door de provincie ingehuurde auto.

  • 2 De dienstauto met of zonder chauffeur kan door de gedeputeerde ook worden gebruikt voor het reizen tussen de woning en de plaats van tewerkstelling en voor reizen ten behoeve van nevenfuncties die de gedeputeerde vervult uit hoofde van zijn ambt.

  • 3 Indien de gedeputeerde op grond van artikel 21 een tegemoetkoming ontvangt in de reiskosten tussen de woning en de plaats van tewerkstelling, wordt een korting op die tegemoetkoming toegepast ter grootte van:

    • a.

      1/20 deel van de tegemoetkoming in de betreffende maand voor elke dag waarop zowel van de woning naar de plaats van tewerkstelling als omgekeerd van de plaats van tewerkstelling naar de woning gebruik is gemaakt van de dienstauto;

    • b.

      1/40 deel van de tegemoetkoming in de betreffende maand voor elke dag waarop alleen hetzij van de woning naar de plaats van tewerkstelling hetzij omgekeerd van de plaats van tewerkstelling naar de woning gebruik is gemaakt van de dienstauto.

  • 4 Indien de gedeputeerde ingevolge artikel 21 een openbaarvervoerjaarkaart is verstrekt, wordt bij gebruik van een dienstauto voor het reizen tussen de woning en de plaats van tewerkstelling een korting op zijn bezoldiging toegepast overeenkomstig het bepaalde in de onderdelen a en b van het derde lid.

  • 5 Indien de gedeputeerde voor reizen ten behoeve van in het tweede lid bedoelde nevenfuncties gebruikmaakt van de provinciale dienstauto en daarvoor van een derde ook een vergoeding van reiskosten ontvangt, wordt die vergoeding in de provinciale kas gestort.

Artikel 24 Verblijfkosten

De gedeputeerde worden de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke verblijfkosten ter zake van reizen, bedoeld in artikel 22, vergoed overeenkomstig de bepalingen van of krachtens de Dienstreisregeling voor de provincie Gelderland.

Artikel 25 Buitenlandse dienstreis

  • 1 Indien de gedeputeerde in het provinciaal belang een reis buiten Nederland maakt, worden de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reis- en verblijfkosten vergoed overeenkomstig de bepalingen van of krachtens de Dienstreisregeling voor de provincie Gelderland.

  • 2 Voor een reis in het provinciaal belang buiten Nederland, niet zijnde een reis naar een Europese instelling, is vooraf toestemming van Gedeputeerde Staten vereist. Gedeputeerde Staten kunnen aan deze toestemming voorwaarden verbinden.

Artikel 26 Cursus, congres, seminar of symposium

  • 1 De kosten van deelname van een gedeputeerde aan cursussen, congressen, seminars en symposia die in het provinciaal belang door of namens de provincie worden aangeboden of verzorgd, komen voor rekening van de provincie.

  • 2 De gedeputeerde die wil deelnemen aan een cursus, congres, seminar of symposium dat niet door of namens de provincie wordt aangeboden of verzorgd, dient daartoe een gemotiveerde aanvraag in bij Gedeputeerde Staten. De aanvraag gaat vergezeld van inhoudelijke informatie en een kostenspecificatie. De kosten komen voor rekening van de provincie als deelname van belang is in verband met de uitoefening van het ambt van gedeputeerde.

Artikel 27 Computer en internetverbinding

  • 1 Op aanvraag worden de gedeputeerde ten laste van de provincie voor de uitoefening van het ambt een computer, bijbehorende apparatuur en software in bruikleen ter beschikking gesteld.

  • 2 Voor zover er sprake is van een belastingheffing in verband met een ten laste van de provincie ter beschikking gestelde computer, bijbehorende apparatuur en software als bedoeld in het eerste lid, verlenen Gedeputeerde Staten de gedeputeerde op aanvraag per jaar een tegemoetkoming van 30% van de aanschafwaarde daarvan voor een periode van maximaal drie jaar.

  • 3 Indien geen computer, bijbehorende apparatuur en software ten laste van de provincie ter beschikking is gesteld, verlenen Gedeputeerde Staten de gedeputeerde op aanvraag voor de uitoefening van het ambt een tegemoetkoming voor de aanschaf of het gebruik van een eigen computer, bijbehorende apparatuur en software. De tegemoetkoming bedraagt 30% van de aanschafwaarde daarvan voor een periode van maximaal drie jaar. Daarbij wordt ten hoogste uitgegaan van de aanschafwaarde van de computer, bijbehorende apparatuur en software welke aan de gedeputeerden ten laste van de provincie in bruikleen ter beschikking worden gesteld.

  • 4 Aan het statenlid wordt ten behoeve van het voorhanden hebben en houden van een ISDN-, ADSL- of internet-via-kabel-verbinding maandelijks een bedrag van € 21,50 ter beschikking gesteld. Dit bedrag wordt jaarlijks herzien op de wijze bedoeld in artikel 2, vijfde lid, van het Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden.

  • 5 De gedeputeerde ondertekent voor de bruikleen een bruikleenovereenkomst met de provincie.

  • 6 Gedeputeerde Staten stellen het model van de bruikleenovereenkomst vast.

Artikel 28 Mobiele telefoon

  • 1 Op aanvraag wordt de gedeputeerde voor de uitoefening van zijn ambt een mobiele telefoon in bruikleen ter beschikking gesteld.

  • 2 De gedeputeerde ondertekent daartoe een bruikleenovereenkomst met de provincie.

  • 3 Gedeputeerde Staten stellen het model van de bruikleenovereenkomst vast.

Artikel 29 Spaarloonregeling

De gedeputeerde kan op aanvraag deelnemen aan de voor het provinciaal personeel geldende spaarloonregeling.

Artikel 30 Outplacementfaciliteiten gewezen gedeputeerden

  • 1 Gedeputeerde Staten besluiten op een aanvraag van een gewezen gedeputeerde die in het genot is van een uitkering op grond van de bepalingen van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers, omtrent de toekenning van outplacementfaciliteiten.

  • 2 De kosten van de outplacementfaciliteiten komen voor rekening van de provincie. Gedeputeerde Staten sluiten daartoe een schriftelijke overeenkomst met een erkend outplacementbureau.

  • 3 Eventuele reis- en verblijf- en verwervingskosten komen voor rekening van de betreffende gewezen gedeputeerde.

  • 4 De outplacementfaciliteiten worden toegekend voor de periode van ten hoogste één jaar.

Hoofdstuk IV Voorzieningen voor commissieleden

 

Artikel 31 Vergoeding voor het bijwonen van vergaderingen

  • 1 Het lid van een commissie ontvangt voor het bijwonen van de vergaderingen van een commissie en haar subcommissies een vergoeding die gelijk is aan het bedrag, vermeld in artikel 13 van het Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden, zoals dit bedrag jaarlijks ingevolge artikel 13 voornoemd wordt herzien.

  • 2 Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op degene die als lid van een comissie een vaste vergoeding voor de werkzaamheden als bedoeld in artikel 94 van de Provinciewet ontvangt.

  • 3 Geen vergoeding ontvangt degene die zitting heeft in een commissie

    • a.

      als statenlid of gedeputeerde;

    • b.

      uit hoofde van dan wel als rechtstreeks uitvloeisel van een ambtelijke of bestuurlijke hoedanigheid dan wel van een functie bij een instelling die grotendeels van overheidswege wordt gesubsidieerd;

    • c.

      als vertegenwoordiger van een belanghebbende instelling, organisatie of groepering, tenzij zijn lidmaatschap van de commissie tevens in belangrijke mate het provinciaal belang dient.

  • 4 Gedeputeerde Staten kunnen in afwijking van het bepaalde in het eerste lid een hogere vergoeding vaststellen ten aanzien van:

    • a.

      een lid van een commissie die op grond van zijn bijzondere beroepsmatige deskundigheid op het taakgebied van de commissie voor deelname aan haar werkzaamheden is aangetrokken, en

    • b.

      een lid van een commissie ten aanzien van wie de vergoeding niet geacht kan worden in een redelijke verhouding te staan tot de zwaarte van zijn taak en de omvang van de door hem te verrichten arbeid.

Artikel 32 Reis- en verblijfkosten

  • 1 Aan het lid van een commissie dat geen statenlid of gedeputeerde is en niet in zijn hoedanigheid van ambtenaar tot lid van de commissie is benoemd, worden de reiskosten voor het bijwonen van de vergaderingen van de commissie of andere in verband met het commissielidmaatschap noodzakelijke reiskosten vergoed. De vergoeding betreft:

    • a.

      bij gebruik van openbare middelen van vervoer en van een (trein)taxi: een volledige vergoeding van de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten;

    • b.

      bij gebruik van een eigen vervoermiddel: een vergoeding van de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten overeenkomstig de bedragen in de artikelen 2 en 4 van de Reisregeling binnenland.

  • 2 Bij meerdere vergaderingen op één en dezelfde dag in de provinciale gebouwen wordt aan het lid van een commissie als bedoeld in het eerste lid, slechts ten behoeve van één reis naar de provinciale gebouwen vice versa een vergoeding als bedoeld in het eerste lid verstrekt.

  • 3 Aan het in het eerste lid bedoelde lid van de commissie worden vergoed de gemaakte noodzakelijke verblijfkosten voor het bijwonen van de vergaderingen van de commissie of in verband met andere in verband met het commissielidmaatschap noodzakelijk geachte reizen, tot ten hoogste de bedragen, vastgesteld bij of krachtens de Dienstreisregeling voor de provincie Gelderland.

  • 4 Voor het bijwonen van vergaderingen in de provinciale gebouwen wordt de in artikel 7 van de Dienstreisregeling voor de provincie Gelderland genoemde vergoeding niet genoten.

  • 5 Aan het in het eerste lid bedoelde lid van de commissie wordt op zijn verzoek vanwege de provincie een parkeersticker, -kaart of anderszins verstrekt, waarmee hij ingeval hij in zijn hoedanigheid van lid van de commissie in de provinciale gebouwen aanwezig dient te zijn, zijn auto gratis op de Markt te Arnhem kan parkeren.

Artikel 33 Buitenlandse excursie of reis

  • 1 Provinciale Staten kunnen een commissie uit Provinciale Staten toestemming verlenen voor een excursie of reis naar het buitenland. Provinciale Staten kunnen aan de toestemming voorwaarden verbinden.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde excursie of reis wordt door of vanwege de provincie georganiseerd.

  • 3 De in redelijkheid gemaakte reis- en verblijfkosten komen voor rekening van de provincie.

Hoofdstuk V De procedure van declaratie

 

Artikel 34 Betaling van kosten

Betaling van kosten op grond van deze verordening vindt plaats door

  • a.

    betaling uit eigen middelen; of

  • b.

    rechtstreekse toezending van de factuur aan de provincie; of

  • c.

    een provinciale creditcard.

Artikel 35 Declaratie van vooruitbetaalde kosten

  • 1 Voor de vergoeding van de kosten, bedoeld in de artikelen 5, 6, 20, 22, 24, 25 en 32, wordt gebruikgemaakt van een declaratieformulier, waarvan het model door Gedeputeerde Staten is vastgesteld, indien deze kosten uit eigen middelen vooruit zijn betaald.

  • 2 Het declaratieformulier wordt, volledig ingevuld en ondertekend, onder bijvoeging van de originele bewijsstukken, binnen één maand ingediend bij de griffier door staten- en commissieleden of bij de secretaris van Gedeputeerde Staten door gedeputeerden dan wel bij een daarvoor aangewezen ambtenaar.

Artikel 36 Rechtstreekse facturering bij de provincie

  • 1 De vergoeding van kosten, bedoeld in de artikelen 7, 20, 22, 24, 25 en 26, kan plaatsvinden door rechtstreekse toezending van de door het statenlid, onderscheidenlijk de gedeputeerde voor akkoord ondertekende factuur aan de provincie.

  • 2 Verantwoording van deze wijze van vergoeding vindt plaats door het begeleidingsformulier, waarvan het model door Gedeputeerde Staten is vastgesteld, volledig in te vullen en te ondertekenen.

  • 3 Het begeleidingsfomulier en de factuur worden binnen één maand ingediend bij de griffier door statenleden of bij de secretaris van Gedeputeerde Staten door gedeputeerden dan wel bij een daarvoor aangewezen ambtenaar.

Artikel 37 Gebruik creditcard

  • 1 De vergoeding van kosten als bedoeld in de artikelen 22, 24 en 25, kan plaatsvinden door gebruikmaking van de provinciale creditcard.

  • 2 Een provinciale creditcard wordt de gedeputeerde op aanvraag in bruikleen ter beschikking gesteld voor het doen van uitgaven die voor vergoeding of tegemoetkoming ten laste van de provincie in aanmerking komen. Aan de verstrekking van de creditcard kunnen voorwaarden worden verbonden.

  • 3 De secretaris van Gedeputeerde Staten draagt zorg voor de aanvraag, verstrekking en intrekking van provinciale creditcards. Bij de aanvraag wordt aangegeven of een persoonlijke pincode voor het opnemen van contant geld gewenst wordt.

  • 4 Verantwoording van deze wijze van vergoeding vindt plaats door het begeleidingsformulier, waarvan het model door Gedeputeerde Staten is vastgesteld, volledig in te vullen en te ondertekenen.

  • 5 Het begeleidingsformulier en de factuur worden binnen één maand ingediend bij de secretaris van Gedeputeerde Staten of de door hem aangewezen ambtenaar.

  • 6 Bij beëindiging van het ambt van gedeputeerde wordt de creditcard onverwijld ingeleverd.

  • 7 Verlies of diefstal van de creditcard wordt direct gemeld bij de betreffende creditcardmaatschappij en zo spoedig mogelijk ook bij de provincie. Het eigen risico bij verlies en diefstal komt, mits is voldaan aan de daarvoor geldende regels, voor rekening van de provincie.

Hoofdstuk VI Hardheidsclausule, citeertitel, intrekking, overgangsrecht en inwerkingtreding

 

Artikel 38 Hardheidsclausule

In bijzondere gevallen waarin deze verordening niet voorziet of waarin de toepassing van deze verordening naar het oordeel van Gedeputeerde Staten tot een onredelijke uitkomst leidt, wordt, binnen de grenzen zoals die zijn gesteld in de in artikel 1 bedoelde rechtspositiebesluiten, door Gedeputeerde Staten naar billijkheid beslist.

Artikel 39 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Verordening rechtspositie gedeputeerden, staten- en commissieleden Gelderland 2007.

Artikel 40 Intrekking diverse regelingen en inwerkingtreding

  • 1 De Verordening rechtspositie gedeputeerden, staten- en commissieleden Gelderland wordt ingetrokken.

  • 2 Deze verordening, met uitzondering van artikel 18, zesde lid, treedt in werking op de dag na die van uitgifte van het provinciaal blad waarin de verordening is geplaatst en werkt terug tot en met 1 maart 2007.

  • 3 Artikel 12 werkt terug tot en met 12 maart 2003.

  • 4 Artikel 13 werkt terug tot 1 januari 2006.

  • 5 Artikel 18, zesde lid, treedt in werking op een door Provinciale Staten te bepalen tijdstip.

  • 6 Artikel 21 werkt terug tot en met 1 januari 2004.

   

1 Een aantal artikelen zijn op een andere datum in werking getreden. Voorts geldt voor een aantal artikelen dat deze terugwerkende kracht hebben. Zie in dit verband artikel 37. 2 De wijzigingen t.g.v. het besluit van Provinciale Staten d.d. 17 december 2003 zijn op verschillende data in werking getreden. Zie hiervoor Provinciaal Blad nr. 2003/153 van 23 december 2003.

Ondertekening

Provinciale staten van Gelderland