Regeling vervallen per 01-11-2012

Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Maasgouw 2010.

Geldend van 11-03-2010 t/m 24-11-2010

Intitulé

Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Gemeente Maasgouw 2010

Concept versie 15-12-2009

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening en de daarop gebaseerde nadere regelgeving wordt verstaan onder:

 

a. Wet: Wet maatschappelijke ondersteuning;

b. Compensatiebeginsel: de algemene verplichting aan het college van burgemeester en wethouders om personen met aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek, inclusief chronische psychische en psychosociale problemen, door het treffen van voorzieningen, een gelijkwaardige uitgangspositie te verschaffen zodat zij in aanvaardbare mate zelfredzaam zijn en in staat zijn tot maatschappelijke participatie;

c. Beperkingen: moeilijkheden die een persoon heeft met het uitvoeren van activiteiten bij deelname aan het normale maatschappelijke verkeer;

d. Persoon met beperkingen: een persoon die ten gevolge van ziekte of gebrek, inclusief chronische psychische en psychosociale problemen, aantoonbare beperkingen ondervindt bij het uitvoeren van activiteiten bij deelname aan het normale maatschappelijke verkeer, te weten op het gebied van het voeren van het huishouden, bij het normale gebruik van de woning, bij het verplaatsen in en om de woning, bij het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel en bij het ontmoeten van medemensen en het op basis daarvan aangaan van sociale verbanden;

e. Mantelzorger: een persoon, die mantelzorg verleent als bedoeld in artikel 1, lid 1, onder b. van de wet;

f. Zelfredzaamheid: het lichamelijk, verstandelijk, geestelijk en financiële vermogen om voorzieningen te treffen die maatschappelijke participatie mogelijk maken;

g. Maatschappelijke participatie: normale deelname aan het maatschappelijke verkeer, te weten het voeren van een huishouden, het normale gebruik van de woning, het zich in en om de woning verplaatsen, het zich zodanig verplaatsen dat aansluiting wordt gevonden bij regionale, bovenregionale en landelijke vervoersystemen, het ontmoeten van andere mensen en het aangaan en onderhouden van lokale sociale verbanden om op die manier deel te nemen aan het lokale maatschappelijke leven;

h. Algemene voorziening: een voorziening die wordt geleverd op basis van directe beschikbaarheid, een beperkte toegangsbeoordeling en die een snelle, regelarme en adequate oplossing biedt voor de beperkingen die een persoon ondervindt;

i. Individuele voorziening: een voorziening die individueel wordt aangeboden indien een algemene voorziening geen of onvoldoende adequate oplossing biedt;

j. Eigen bijdrage of eigen aandeel in de kosten: een door het college van burgemeester en wethouders vast te stellen bijdrage, die bij respectievelijk de verstrekking van een voorziening in natura, een persoonsgebonden budget (eigen bijdrage) of een financiële tegemoetkoming (eigen aandeel) betaald moet worden en waarop de regels van het Besluit maatschappelijke ondersteuning en de Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Maasgouw van toepassing zijn;

k. Voorziening in natura: een voorziening die in eigendom, in bruikleen, in huur of in de vorm van persoonlijke dienstverlening wordt verstrekt;

l. Persoonsgebonden budget: een geldbedrag, zoals bedoeld in artikel 6 en 6a van de wet, waarmee de aanvrager een of meer aan hem te verlenen voorzieningen kan verwerven, en waarop de in deze verordening en beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Maasgouw te stellen regels van toepassing zijn;

m. Financiële tegemoetkoming: een tegemoetkoming in de kosten van een voorziening welke kan worden afgestemd op het inkomen van de aanvrager;

n. Algemeen gebruikelijk: naar geldende maatschappelijke normen tot het gangbare gebruiks- dan wel bestedingspatroon van een persoon als de aanvrager behorend;

o. Meerkosten: kosten van een mogelijk krachtens de wet te verlenen voorziening, voorzover dit deel van de kosten uitgaat boven voor die persoon als algemeen gebruikelijk te beschouwen kosten voor een dergelijke voorziening;

p. Gebruikelijke zorg: krachtens de Beleidsregels gebruikelijke zorg en de Beleidsregels hulp bij het huishouden in aanmerking te nemen hulp van huisgenoten;

q. Huisgenoot: iedere meerderjarige persoon met wie de aanvrager duurzaam gemeenschappelijk een woning bewoont;

r. Budgethouder: een persoon aan wie ingevolge deze verordening een persoonsgebonden budget is toegekend en die aan het college van burgemeester en wethouders verantwoording over de besteding van het persoonsgebonden budget verschuldigd is;

s. Hoofdverblijf: de woonruimte, bestemd en geschikt voor permanente bewoning, waar de aanvrager zijn vaste woon- en verblijfplaats heeft of zal hebben en op welk adres de aanvrager in de gemeentelijke basisadministratie ingeschreven staat of zal staan, dan wel het feitelijk woonadres indien de aanvrager met een briefadres in de gemeentelijke basisadministratie ingeschreven staat of zal staan;

t. Inkomensgrens: een percentage van het van toepassing zijnde norminkomen;

u. Norminkomen: de normen, genoemd in paragraaf 3.2 van de Wet werk en bijstand (WWB), omgerekend tot een bedrag per kalenderjaar, waarbij deze normen voor een belanghebbende van 21 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar die een alleenstaande of een alleenstaande ouder is, en die niet in een inrichting verblijft, eerst zijn verhoogd met een toeslag, genoemd in artikel 25, tweede lid, van de WWB, en de normen van een alleenstaande of gehuwde, die in een inrichting verblijft, eerst zijn verhoogd met de bedragen, genoemd in artikel 23, tweede lid, van de WWB;

v. Woning: een woonruimte voor permanente bewoning bestemd en geschikt en waarbij geen wezenlijke woonfuncties, zoals woon- en slaapruimte, was- en kookgelegenheid en toilet met andere woningen worden gedeeld;

w. Gemeenschappelijke ruimte: gedeelte(n) van een woongebouw, niet behorende tot de onderscheiden woningen, bestemd en noodzakelijk om de woning van de persoon met beperkingen vanaf de toegang tot de woning te bereiken;

x. ICF classificatie: een uniform begrippenkader dat als grondslag kan dienen om de behoefte aan voorzieningen in individuele gevallen vast te stellen, voluit International Classification of Funtioning, Disability and Health, opgesteld door de Wereld Gezondheidsorganisatie;

y. Overige begrippen: alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en niet nader zijn omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Wmo en de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2 Beperkingen

Een voorziening kan slechts worden toegekend voorzover:

a. deze langdurig noodzakelijk is om de beperkingen op het gebied van het voeren van het huishouden, het verplaatsen in en om de woning, het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel alsmede de beperkingen bij het ontmoeten van medemensen en op basis daarvan sociale verbanden aangaan op te heffen of te verminderen, tenzij voor een korte periode hulp bij het huishouden noodzakelijk is;

b. deze, naar objectieve maatstaven gemeten, als de goedkoopst adequate voorziening kan worden aangemerkt;

c. deze in overwegende mate op het individu is gericht. Een voorziening wordt niet toegekend:

a. indien de voorziening voor een persoon als de aanvrager algemeen gebruikelijk is;

b. indien de aanvrager niet zijn hoofdverblijf heeft in de gemeente Maasgouw;

c. voor zover er aan de zijde van de aanvrager geen sprake is van aantoonbare meerkosten in vergelijking met de situatie voorafgaand aan het optreden van de beperkingen waarvoor de voorziening wordt aangevraagd;

d. voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die de aanvrager voorafgaand aan de datum van het besluit heeft gemaakt, tenzij vooraf schriftelijk toestemming is verleend, of de noodzaak, adequaatheid en passendheid van de voorziening en de gemaakte kosten achteraf kan worden vastgesteld;

e. indien een voorziening als die waarop de aanvraag betrekking heeft reeds eerder krachtens deze, danwel krachtens de aan deze verordening voorafgaande verordening Wet voorzieningen gehandicapten is verstrekt en de normale afschrijvingstermijn van de voorziening nog niet is verstreken, tenzij de eerder vergoede of verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de aanvrager zijn toe te rekenen;

f. indien een voorziening niet noodzakelijk is vanwege redelijkerwijs te vergen medewerking van de aanvrager, zijn mantelzorger of van anderen in diens omgeving, zoals familieleden of huisgenoten aan het oplossen van het zich voordoende probleem;

g. indien de aanvraag voor een voorziening het gevolg is van niet dan wel onvoldoende nemen van de eigen verantwoordelijkheid ten aanzien van de deelname aan het maatschappelijk verkeer en het zelfstandig functioneren;

h. voor zover op grond van enige andere wettelijke regeling of privaatrechtelijke verbintenis aanspraak op de voorziening bestaat.

 

Hoofdstuk 2 Vorm van te verstrekken individuele voorzieningen

Artikel 3 Keuzevrijheid

Een individuele voorziening kan verstrekt worden in natura, een persoonsgebonden budget of als financiële tegemoetkoming. De aanvrager wordt door het college, vooraf, in duidelijke en begrijpelijke bewoordingen ingelicht over de gevolgen van de te maken keuze. Het college van burgemeester en wethouders stelt vast in welke situaties de bij wet verplichte keuze tussen een voorziening in natura, een persoonsgebonden budget of financiële tegemoetkoming niet wordt geboden. Hiertoe kan het college van burgemeester en wethouders nadere criteria vaststellen in de Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Maasgouw en het Verstrekkingenboek maatschappelijke ondersteuning gemeente Maasgouw.

 

Artikel 4 Voorziening in natura

Indien een voorziening in natura wordt verstrekt is de bruikleenovereenkomst, huurovereenkomst of dienstverleningsovereenkomst tussen de leverancier en de aanvrager van toepassing.

Artikel 5 Financiële tegemoetkoming

Bij verstrekking van een financiële tegemoetkoming worden de toepasselijke voorwaarden zoals genoemd in de Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Maasgouw en het Verstrekkingenboek maatschappelijke ondersteuning gemeente Maasgouw in de beschikking opgenomen.

Artikel 6 Persoonsgebonden budget

Op het persoonsgebonden budget zijn de volgende voorwaarden van toepassing:

a. een persoonsgebonden budget wordt alleen verstrekt ten aanzien van individuele voorzieningen;

b. de omvang van het persoonsgebonden budget is vergelijkbaar met de omvang van de kosten van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate te verstrekken voorziening in natura, met uitzondering van het persoonsgebonden budget voor de hulp bij huishouden, en daardoor toereikend voor de aanschaf daarvan. Het bedraagt ten hoogste de tegenwaarde van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate te verstrekken voorziening in natura, indien nodig aangevuld met een vergoeding voor instandhoudingskosten. Het college is bevoegd nadere regels te stellen over de wijze waarop het persoonsgebonden budget wordt vastgesteld. Het besluit tot toekenning van het persoonsgebonden budget vermeldt in ieder geval de omvang, de looptijd, de verplichtingen en de wijze van uitbetaling. Bij de beschikking wordt een programma van eisen als bijlage opgenomen; in dat programma van eisen staat aangegeven aan welke vereisten de met het persoonsgebonden budget te verwerven voorziening dient te voldoen. In de beschikking wordt de verplichting om hieraan te voldoen, opgenomen. Na het besluit wordt het persoonsgebonden budget overgemaakt op een door de budgethouder opgegeven rekeningnummer, tenzij hiertegen overwegende bezwaren bestaan. Het college van burgemeester en wethouders gaat steekproefsgewijs na of het verstrekte persoonsgebonden budget besteed is aan het doel waarvoor het verstrekt is. De budgethouder is verplicht de daarvoor noodzakelijke stukken, zoals genoemd in de Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Maasgouw, op verzoek van het college van burgemeester en wethouders per omgaande te verstrekken. Na ontvangst van de in het vorige lid genoemde bescheiden wordt door het college van burgemeester en wethouders beoordeeld of er aanleiding bestaat het persoonsgebonden budget geheel of ten dele terug te vorderen of te verrekenen.

 

Artikel 7 Eigen bijdragen en eigen aandeel

Bij het verstrekken van vervoers- en rolstoelvoorzieningen op grond van de wet is geen eigen bijdrage verschuldigd. Bij het verstrekken van de voorziening hulp bij het huishouden (in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget) en woonvoorzieningen is een eigen bijdrage verschuldigd of, indien er sprake is van een financiële tegemoetkoming, een eigen aandeel. Voor de bepaling van de hoogte van de eigen bijdrage zijn de parameters vermeld in artikel 4.1 lid 1 onder a, b, c en d van het Besluit maatschappelijke ondersteuning van toepassing met inachtneming van het bepaalde in lid 4 van dat artikel.

 

Hoofdstuk 3 Hulp bij het huishouden

Artikel 8 Vormen van hulp bij het huishouden

De door het college van burgemeester en wethouders, ter compensatie van beperkingen ten gevolge van ziekte of gebrek, inclusief chronische psychische en psychosociale problemen, bij het voeren van een huishouden, te verstrekken voorziening kan bestaan uit:

a. een algemene voorziening waaronder algemene hulp bij het huishouden;

b. hulp bij het huishouden in natura;

c. een persoonsgebonden budget te besteden aan hulp bij het huishouden;

d. een financiële tegemoetkoming te besteden aan hulp bij het huishouden. De in lid 1 onder b en c genoemde voorzieningen kunnen bestaan uit:

a. hulp bij huishoudelijke werkzaamheden;

b. hulp bij organisatie van het huishouden;

c. hulp bij ontregelde huishouding i.v.m. een psychische stoornis.

 

Artikel 9 Primaat van de algemene hulp bij het huishouden

Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 4, 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 8 lid 1 onder a. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien

a. aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek, inclusief chronische psychische en psychosociale problemen, of

b. problemen bij het uitvoeren van de mantelzorg het zelf uitvoeren van een of meer huishoudelijke taken onmogelijk maken en de algemene hulp bij het huishouden dit snel en adequaat kan oplossen. Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 4, 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 8, lid 1 onder b., c. en d vermelde voorzieningen in aanmerking worden gebracht als

a. de in het eerste lid genoemde voorziening een onvoldoende oplossing biedt of

b. niet beschikbaar is.

 

Artikel 10 Gebruikelijke zorg

In afwijking van het gestelde in artikel 9 komt een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 4, 5en 6 van de wet niet in aanmerking voor hulp bij het huishouden als conform de door het college van burgemeester en wethouders vastgestelde Verstrekkingenboek maatschappelijke voorzieningen Gemeente Maasgouw,  een of meer huisgenoten wel in staat zijn het huishoudelijke werk te verrichten.

Artikel 11 Omvang van de hulp bij het huishouden

De omvang van de voorziening hulp bij het huishouden in natura wordt uitgedrukt in klassen, waarbij de volgende klassen met de daarbij behorende uren kunnen worden toegekend:

Klasse 1:          0 tot en met 1,9 uur per week;

Klasse 2:          2 tot en met 3,9 uur per week;

Klasse 3:          4 tot en met 6,9 uur per week;

Klasse 4:          7 tot en met 9,9 uur per week;

Klasse 5:          10 tot en met 12,9 uur per week;

Klasse 6:          13 tot en met 15,9 uur per week. De omvang van de voorziening hulp bij het huishouden in de vorm van een persoonsgebonden budget wordt uitgedrukt in hele of halve uren per week.

Artikel 12 Hoogte van het persoonsgebonden budget

De hoogte van het persoonsgebonden budget wordt bepaald door het aantal toegekende uren hulp bij het huishouden per week, te vermenigvuldigen met het bedrag per uur, dat door het college van burgemeester en wethouders in de Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Maasgouw  is vastgesteld. Dit bedrag wordt vervolgens vermenigvuldigd met het aantal van toepassing zijnde weken.

Hoofdstuk 4 Woonvoorzieningen

Artikel 13 Vormen van woonvoorzieningen

De door het college van burgemeester en wethouders, ter compensatie van beperkingen bij het voeren van een huishouden, te verstrekken woonvoorziening kan bestaan uit:

a.         een algemene woonvoorziening;

b.         een woonvoorziening in natura;

c.         een persoonsgebonden budget te besteden aan een individuele woonvoorziening;

d.         een financiële tegemoetkoming in de kosten van een individuele woonvoorziening.

Artikel 14 Primaat algemene woonvoorzieningen en recht individuele woonvoorzieningen

Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 13, onder a. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek, inclusief chronische psychische en psychosociale problemen, een aanpassing aan de woning noodzakelijk maken en de algemene woonvoorziening dit snel en adequaat kan oplossen. Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 13, onder b. c. en d. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien de in het vorige lid genoemde oplossing niet aanwezig is of niet tot een snelle en adequate oplossing leidt. De in lid 1 en 2 genoemde beperkingen staan in een direct oorzakelijk verband met de bouwkundige of woontechnische staat van de woning zelf, waaronder begrepen de toegankelijkheid van de woning.

 

Artikel 15 Soorten individuele woonvoorzieningen

De in artikel 13 onder b., c. en d. genoemde voorzieningen kunnen bestaan uit:

a.         een tegemoetkoming in de verhuis- en herinrichtingskosten;

b.         een bouwkundige of woontechnische woonvoorziening;

c.         een niet bouwkundige of niet woontechnische woonvoorziening;

d.         een uitraasruimte;

e.         onderhoud, keuring en reparatie;

f.          tijdelijke huisvesting;

g.         huurderving;

h.         verwijderen van voorzieningen.

Artikel 16 Primaat van de verhuizing en de uitraasruimte

Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor een  voorziening als bedoeld in artikel 15 onder a. in aanmerking worden gebracht wanneer aantoonbare beperkingen als gevolg van ziekte of gebrek, inclusief chronische psychische en psychosociale problemen, het normale gebruik van de woning belemmeren. Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor een voorziening als bedoeld in artikel 15 onder b. en c. in aanmerking worden gebracht wanneer de in het eerste lid genoemde voorziening niet mogelijk is of niet de goedkoopst adequate voorziening is. Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor een voorziening als bedoeld in artikel 15, onder d. in aanmerking worden gebracht wanneer sprake is van een op basis van aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek, inclusief chronische psychische en psychosociale problemen, aanwezige gedragsstoornis met ernstig ontremd gedrag tot gevolg, waarbij alleen het zich kunnen afzonderen kan leiden tot een situatie waarin deze persoon tot rust kan komen.

 

Artikel 17 Uitsluitingen

De bepalingen van dit hoofdstuk, met uitzondering van artikel 16 lid 1 jo. artikel 15 onder a,  zijn niet van toepassing op:

a. het treffen van voorzieningen aan hotels/pensions, trekkerswoonwagens, kloosters, tweede woningen, vakantiewoningen, recreatiewoningen en kamers die verhuurd worden;

b. Het treffen van voorzieningen in woongebouwen die specifiek gericht zijn op mensen met beperkingen en waarvan verwacht mag worden dat reeds voorzieningen zijn getroffen in de gemeenschappelijke ruimten of dat voorzieningen bij nieuwbouw of renovatie zonder noemenswaardige meerkosten kunnen worden meegenomen. Artikel 16 lid 1 jo. artikel 15 onder a is slechts van toepassing indien na afweging van alle betrokken belangen de compensatieplicht ex artikel 4 Wmo hiertoe verplicht.

 

Artikel 18 Hoofdverblijf

Een woonvoorziening wordt slechts verleend indien de aanvrager zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben in de woning waaraan de voorziening wordt getroffen. In afwijking van het gestelde in het eerste lid kan een woonvoorziening getroffen worden voor het bezoekbaar maken van één woning indien de aanvrager zijn hoofdverblijf heeft in een op grond van artikel 5 van de Wet toelating zorginstellingen erkende instelling. De aanvraag voor het bezoekbaar maken wordt ingediend in de gemeente waar de aan te passen woning staat. De woonvoorziening betreft slechts het bezoekbaar maken van de in het tweede lid bedoelde woning. Onder bezoekbaar maken wordt uitsluitend verstaan dat de aanvrager de woning, de woonkamer en een toilet kan bereiken.

Artikel 19 Nadere begrenzing recht op woonvoorzieningen

De aanvraag voor een woonvoorziening als bedoeld in dit hoofdstuk wordt geweigerd indien:

a. de noodzaak tot het treffen van de woonvoorziening het gevolg is van een verhuizing waartoe op grond van belemmeringen bij het normale gebruik van de woning ten gevolg van ziekte of gebrek, inclusief chronische psychische en psychosociale problemen, geen aanleiding bestond en er geen andere belangrijke reden aanwezig was;

b. de aanvrager niet is verhuisd naar de voor zijn of haar beperkingen op dat moment beschikbare meest geschikte woning, tenzij er voorafgaand aan de verhuizing schriftelijk toestemming is verleend door het college van burgemeester en wethouders;

c. deze betrekking heeft op voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten anders dan automatische deuropeners, hellingbanen, extra trapleuningen, verbrede toegangsdeuren, drempelhulpen, vlonders en een opstelplaats voor de rolstoel;

d. de woonvoorziening aangevraagd wordt op een moment dat op basis van leeftijd, gezinssituatie of woonsituatie te voorzien was dat deze voorziening noodzakelijk zou zijn en er geen sprake is van een onverwacht optredende noodzaak, onverlet het bepaalde in artikel 4 lid 2 van de wet;

e. de aanvrager voor het eerst zelfstandig gaat wonen, uitsluitend voor zover de aanvraag een verhuiskostenvergoeding betreft;

f. de aanvrager verhuisd is vanuit of naar een woonruimte die niet geschikt is het gehele jaar door bewoond te worden;

g. de aanvrager verhuisd is naar een op grond van artikel 5 van de Wet toelating zorginstellingen erkende instelling;

h. in de verlaten woonruimte geen problemen zijn ondervonden met het normale gebruik van de woning;

i. de beperkingen niet in de woning zelf (waartoe ook de toegankelijkheid van de woning moet worden begrepen) worden ondervonden;

j. de ondervonden problemen bij het normale gebruik van de woning voortvloeien uit de aard van de in de woning gebruikte materialen;

k. de aangevraagde voorzieningen het uitrustingsniveau voor sociale woningbouw, zoals omschreven in het Bouwbesluit, te boven gaan of betrekking hebben op een grotere oppervlakte dan krachtens de Beleidsregels als adequaat geldt.

 

Artikel 20 Aanpassingen van woonwagens, woonschepen en binnenschepen

Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor een voorziening als bedoeld in artikel 15 onder b. ten behoeve van een woonwagen in aanmerking komen wanneer:

a. de technische levensduur van de woonwagen, ten tijde van indiening van de aanvraag, nog minimaal 5 jaar is;

b. de standplaats, ten tijde van indiening van de aanvraag, niet binnen vijf jaar voor opheffing in aanmer¬king komt;

c. de woonwagen, ten tijde van indiening van de aanvraag, bij de gemeente op de standplaats stond; en

d. de hoofdbewoner van een woonwagen in het bezit is van een bewoningsvergunning als bedoeld in de Woningwet. Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor een voorziening als bedoeld in artikel 15 onder b. ten behoeve van een woonschip in aanmerking komen wanneer:

a. de technische levensduur van het woonschip, ten tijde van indiening van de aanvraag, nog minimaal vijf jaar is;

b. het woonschip, ten tijde van indiening van de aanvraag, nog minimaal vijf jaar op de ligplaats mag blijven liggen. Indien de technische levensduur van de woonwagen of het woonschip, ten tijde van indiening van de aanvraag, minder dan vijf jaar is of de standplaats van de woonwagen binnen vijf jaar voor opheffing in aanmerking komt of het woonschip niet tenminste nog vijf jaar op de ligplaats mag liggen, wordt er slechts een voorziening verleend tot een door het college in de Beleidsregels gemeente Maasgouw vast te leggen maximumbedrag. Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor een voorziening als bedoeld in artikel 15 onder b. ten behoeve van een binnenschip in aanmerking komen wanneer de aanpassing betrekking heeft op het voor de schipper, de bemanning en hun gezinsleden bestemde gedeelte van het verblijf als bedoeld in artikel 1, tweede lid, onderdeel V, van het Binnenschepenbe¬sluit (Stb. 1987, 466), van een binnenschip, dat:

a. in de openbare registers, bedoeld in afdeling 2 van titel 1 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek als zodanig te boek gesteld is op de wijze omschreven in de Maatregel teboekgestelde schepen 1992 en;

b. bedrijfsmatig wordt gebruikt, hetzij voor het vervoer van goederen, daarbij blijkens de meetbrief bedoeld in het me¬tingsbesluit binnenvaartuigen 1978 een laadvermogen van tenminste 15 ton hebbend, of voor het vervoer van meer dan 12 personen buiten de in de aanhef bedoelde.

 

Artikel 21 Terugbetaling bij verkoop

De eigenaar die krachtens deze verordening een woonvoorziening heeft ontvangen die leidt tot waardestijging van de woning, dient bij verkoop van deze woning binnen een periode van 10 jaar nagereedmelding van de voorziening, deze verkoop van de woning onverwijld, te weten binnen een maand na het passeren van de eigendomsakte, aan het college van burgemeester en wethouders te melden. De meerwaarde van de woning dient volgens de Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Maasgouw  door het college van burgemeester en wethouders vastgelegde afschrijvingsschema te worden terugbetaald.

Hoofdstuk 5 Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

Artikel 22 Vormen van vervoersvoorzieningen

De door het college van burgemeester en wethouders, ter compensatie van beperkingen bij het zich lokaal verplaatsen te verstrekken voorziening kan bestaan uit:

a. een algemene voorziening in de vorm van een collectieve vervoersvoorziening tegen gereduceerd tarief;

b. een individuele vervoersvoorziening in natura;

c. een persoonsgebonden budget te besteden aan een individuele vervoersvoorziening in natura;

d een financiële tegemoetkoming in de kosten van een individuele vervoersvoorziening.

 

Artikel 23 Het recht op een algemene voorziening

Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 22 onder a. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek, inclusief chronische psychische en psychosociale problemen,

a.         het gebruik van het openbaar vervoer of

b.         het bereiken van het openbaar vervoer

onmogelijk maken.

Artikel 24 Primaat van het collectief vervoer

Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 22 onder b., c. en d. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht wanneer

a. aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek, inclusief chronische psychische en psychosociale problemen, het gebruik van een collectief systeem als bedoeld in artikel 21, onder a., onmogelijk maken dan wel

b. een collectief systeem als bedoeld in artikel 22, onder a., niet aanwezig is. Voor de bij artikel 25 lid 1 ad b onder 3 en 4 en artikel 25 lid 1 ad d onder 2 t/m 5 genoemde voorzieningen geldt dat zij ook aanvullend op het collectief vervoer van artikel 22 onder a verstrekt kunnen worden. Bij de vaststelling van de financiële tegemoetkoming als bedoeld in artikel 25 lid 1 ad d onder 2 t/m 5 wordt rekening gehouden met de individuele vervoersbehoefte van de gehandicapte en de mate waarin een voorziening als bedoeld in artikel 22 onder b en c in die vervoersbehoefte kan voorzien. Voor zover de behoeften van echtgenoten niet samenvallen, wordt niet meer dan anderhalf maal een enkele vergoeding toegekend.

 

Artikel 25 Soorten individuele vervoersvoorzieningen en algemeen gebruikelijk

De in artikel 22 onder b, c en d genoemde voorzieningen kunnen bestaan uit:

Ad b: een vervoersvoorziening in natura in de vorm van:

1 een al dan niet aangepaste bruikleenauto;

2 een al dan niet aangepaste gesloten buitenwagen;

3 een scootmobiel;

4 een ander verplaatsingsmiddel.

Ad c: een persoonsgebonden budget te besteden aan een individuele vervoersvoorziening.

Ad d: een financiële tegemoetkoming in de vorm van:

1 aanpassing van een eigen auto;

2 gebruik van een bruikleenauto;

3 gebruik van een taxi of auto;

4 gebruik van een rolstoeltaxi;

5 medisch noodzakelijke begeleiding. Indien het netto inkomen van een ongehuwde persoon of het gezamenlijke netto inkomen van gehuwde personen meer bedraagt dan de inkomensgrens, te weten 1,5 maal het norminkomen, wordt het bezit van een personenauto algemeen gebruikelijk geacht, zodat een auto of een met een auto vergelijkbare voorziening en de daarmee samenhangende gebruiks- en onderhoudskosten niet in aanmerking komen voor verstrekking of vergoeding. Er bestaat dan geen recht op een voorziening in natura, een persoonsgebonden budget of een financiële tegemoetkoming bestemd voor de kosten van vervoersvoorzieningen als bedoeld in artikel 25 lid 1 ad b. onder 1 en 2 en artikel 25 ad d. onder 2 t/m 5.

 

Artikel 26 Omvang in gebied

Bij de te verstrekken vervoersvoorziening wordt ten aanzien van de vervoersbehoefte ten behoeve van maatschappelijke participatie uitsluitend rekening gehouden met de verplaatsingen in de directe woon- en leefomgeving in het kader van het leven van alledag, tenzij zich een uitzonderingssituatie voordoet waarbij het gaat om een bovenregionaal contact, dat uitsluitend door de aanvrager zelf bezocht kan worden, terwijl het bezoek voor de aanvrager noodzakelijk is om dreigende vereenzaming te voorkomen.

Hoofdstuk 6 Verplaatsen in en rond de woning

Artikel 27 Vormen van rolstoelvoorzieningen

De door het college van burgemeester en wethouders, ter compensatie van beperkingen bij het verplaatsen in en om de woning dan wel voor sportbeoefening te verstrekken voorziening kan bestaan uit:

a.         een algemene voorziening waaronder een algemene rolstoelvoorziening; b.         een individuele rolstoelvoorziening in natura; c.         een persoonsgebonden budget te besteden aan een individuele rolstoelvoorziening.

Artikel 28 Primaat algemene rolstoelvoorziening incidenteel gebruik

Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g., onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 27, onder a. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek, inclusief chronische psychische en psychosociale problemen, incidenteel zittend verplaatsen in en rond de woning noodzakelijk maken en hulpmiddelen die verstrekt worden op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten of een andere wettelijke regeling geen adequate oplossing bieden. Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g., onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 27, onder b. en c. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek, inclusief chronische psychische en psychosociale problemen, dagelijks zittend verplaatsen in en om de woning noodzakelijk maken en hulpmiddelen die verstrekt worden op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten of een andere wettelijke regeling geen adequate oplossing bieden of voor het incidenteel zittend verplaatsen geen algemene voorziening als bedoeld in lid 1 aanwezig is. Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor een sportrolstoel op grond van artikel 27, onder b of c in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek, inclusief chronische psychische en psychosociale problemen, sportbeoefening zonder sportrolstoel onmogelijk maken.

 

Artikel 29 Aanspraak op rolstoelvoorzieningen voor AWBZ-bewoners

In uitzondering op het gestelde in artikel 28, lid 2 komt een persoon die verblijft in een op grond van artikel 5 van de Wet toelating zorginstellingen erkende instelling uitsluitend voor een rolstoel in aanmerking indien hij geen recht heeft op een rolstoel, verstrekt op grond van de AWBZ.

Hoofdstuk 7 Het verkrijgen van voorzieningen en het motiveren van besluiten

Artikel 30 Gebruik aanvraagformulier

Een aanvraag dient te worden ingediend door middel van een door het college van burgemeester en wethouders ter beschikking gesteld (digitaal) formulier.

Artikel 31 Relatie met de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten

De aanvraag dient te worden ingediend bij het Wmo-loket van de gemeente Maasgouw, in welk loket zowel aanvragen voor voorzieningen inzake de wet alsook aanvragen zorg inzake de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten kunnen worden ingediend.

Artikel 32 Inlichtingen, onderzoek en advies

Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd om, voorzover dit van belang kan zijn voor de beoordeling van het recht op een voorziening, degene door wie een aanvraag is ingediend:

a. op te roepen in persoon te verschijnen op een door het college van burgemeester en wethouders te bepalen plaats en tijdstip en hem te ondervragen;

b. op een door het college van burgemeester en wethouders te bepalen plaats en tijdstip door een of meer daartoe aangewezen deskundigen te doen ondervragen en/of onderzoeken. Het college van burgemeester en wethouders vraagt een daartoe aangewezen adviesinstantie om advies als:

a. de gevraagde voorziening om medische redenen wordt afgewezen;

b. het college van burgemeester en wethouders dat overigens gewenst vindt. Een aanvrager is verplicht aan het college van burgemeester en wethouders of de door hen aangewezen adviesinstantie die gegevens te verschaffen of te doen verschaffen die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van de aanvraag. Bij de advisering zoals genoemd in het eerste lid wordt door de adviseur gebruik gemaakt van de systematiek zoals neergelegd in de International Classification of Functions, Disabilities and Impairments, de zogenaamde ICF classificatie.

 

Artikel 33 Samenhangende afstemming

Om de verkrijging van individuele voorzieningen samenhangend af te stemmen op de situatie van de aanvrager laat het college van burgemeester en wethouders onderzoek verrichten naar de situatie van de aanvrager.

Artikel 34 Medewerkingsplicht en wijzigingen in de situatie

De belanghebbende is verplicht alle medewerking te verlenen die redelijkerwijs noodzakelijk is voor de uitvoering van deze verordening. Degene aan wie krachtens deze verordening een voorziening is verstrekt, is verplicht aan het college van burgemeester en wethouders mededeling te doen van feiten en omstandigheden, waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op een voorziening.

 

Artikel 35 Intrekking en beëindiging besluit verstrekking voorziening

Het college van burgemeester en wethouders kan een besluit, genomen op grond van deze verordening, geheel of gedeeltelijk intrekken indien

a. niet of niet langer is voldaan aan de voorwaarden en verplichtingen gesteld bij of krachtens deze verordening;

b. op grond van gegevens beschikt is en gebleken is dat de gegevens zodanig onjuist waren dat, waren de juiste gegevens bekend geweest, een andere beslissing zou zijn genomen;

c. de belanghebbende niet danwel onvoldoende eigen verantwoordelijkheid heeft genomen ten aanzien van de deelname aan het maatschappelijk verkeer en het zelfstandig functioneren;

d. indien blijkt dat gedurende een periode van meer dan zes maanden geen gebruik is gemaakt van de verstrekte voorziening. Onverminderd de gronden voor intrekking genoemd in het eerste lid, wordt het besluit tot verlening van een persoonsgebonden budget ingetrokken of gewijzigd met ingang van de dag waarop de budgethouder schriftelijk heeft aangegeven geen prijs meer te stellen op het budget. Bij overlijden van de budgethouder eindigt het persoonsgebonden budget uiterlijk tot twee weken gelegen na de dag waarop de budgethouder overlijdt. Bij overlijden van de rechthebbende eindigt de periodieke financiële tegemoetkoming op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de rechthebbende is overleden. Een besluit tot verlening van een financiële tegemoetkoming of een persoonsgebonden budget kan worden ingetrokken indien blijkt dat de tegemoetkoming of het budget binnen zes maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

 

Artikel 36 Terugvordering

In geval een besluit tot verstrekking van een voorziening is ingetrokken kan op basis daarvan het reeds uitbetaalde persoonsgebonden budget of financiële tegemoetkoming worden teruggevorderd. Ingeval een uitbetaald persoonsgebonden budget of financiële tegemoetkoming niet is gebruikt voor de betaling van de geïndiceerde voorziening en de daarmee samenhangende kosten kan het onverschuldigd betaalde bedrag worden teruggevorderd. In geval het recht op een in bruikleen of eigendom verstrekte voorziening is beëindigd, kan deze voorziening worden teruggevorderd.

 

Hoofdstuk 8 Slotbepalingen

Artikel 37 Hardheidsclausule

Het college van burgemeester en wethouders kan in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager afwijken van de bepalingen van deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 38 Indexering

Het college van burgemeester en wethouders kan jaarlijks per 1 januari de in het kader van deze verordening en de op deze verordening berustende Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Maasgouw geldende bedragen verhogen of verlagen conform de ontwikkelingen van de prijsindex volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek.

Artikel 39 Evaluatie

Het door het college van burgemeester en wethouders gevoerde beleid wordt in overeenstemming met de cyclus van het Wmo-beleidsplan geëvalueerd waarna verslag over doeltreffendheid en effectiviteit aan de raad wordt voorgelegd.

Artikel 40 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van datum. De verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2007 Gemeente Heel, Maasbracht en Thorn, wordt met ingang van datum ingetrokken

 

Artikel 41 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Maasgouw 2010.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Maasgouw,

Op DATUM.

 

De voorzitter,                                                               De griffier,