Uitvoeringsbesluit participatie gemeente Vlaardingen 2010

Geldend van 01-01-2010 t/m 24-02-2010

Intitulé

Uitvoeringsbesluit participatie gemeente Vlaardingen 2010

Burgemeester en wethouders van Vlaardingen,

 

Overwegen dat het wenselijk is aanvullende regels te geven met betrekking tot re-integratie - en inburgeringsvoorzieningen en het werkleeraanbod voor jongeren;       

 

Gelet op de bepalingen in de “Participatieverordening gemeente Vlaardingen 2010” en de “Algemene subsidieverordening Vlaardingen 2008”;

 

Besluiten ingevolge de uitvoering van de Wet Werk en Bijstand (WWB), de Wet Inburgering (WI), de Wet investeren in jongeren (WIJ), de Wet Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) en de Wet Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte zelfstandigen (IOAZ) alsmede de “Participatieverordening gemeente Vlaardingen 2010”, het volgende uitvoeringsbesluit vast te stellen.

    “Uitvoeringsbesluit participatie gemeente Vlaardingen 2010”

Hoofdstuk I Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

1. In dit uitvoeringsbesluit wordt verstaan onder: a. Inleenvergoeding:

de bijdrage die een inlener dient te betalen nadat een

detacheringovereenkomst is gesloten;

b. Inlener:

een organisatie of onderneming bij wie een werknemer gedetacheerd wordt;

c. Loonkostensubsidie:

subsidie die aan een werkgever wordt verstrekt met als doel een persoon via een regulier dienstverband in dienst te nemen;

d. Detacheringsbaan:

een tijdelijk gesubsidieerde baan waarbij de werkgever de werknemer, voor het verrichten van arbeid, ter beschikking stelt aan een inlener en waarbij de werkgever van de inlener een inleenvergoeding ontvangt;

e. Jongeren:

jongeren als bedoeld in artikel 2, eerste lid van de Wet investeren in jongeren, die recht hebben op een werkleeraanbod;

f. Uitstroompremie:

een premie die aan een werkgever wordt verstrekt voor het in reguliere dienst nemen c.q. houden van een persoon zonder dat hiervoor nog een vorm van subsidie door de werkgever wordt ontvangen;

g. Participatiebaan:

een gesubsidieerde baan die bedoeld is voor een persoon die blijvend op deze vorm van gesubsidieerde arbeid is aangewezen;

h. Werkstage:

het verrichten van werkzaamheden voor een maximale periode van 24 maanden gericht op arbeidsinschakeling met als doel het verkrijgen van inzicht omtrent de aanwezige capaciteiten van een persoon, het opdoen van werkervaring c.q. het wennen aan aspecten die samenhangen met het verrichten van betaalde arbeid. 2. De begripsbepalingen van de WWB alsmede van de Participatieverordening gemeente Vlaardingen 2010 zijn op dit uitvoeringsbesluit van toepassing, tenzij daarvan in de begripsbepalingen uitdrukkelijk wordt afgeweken.

Hoofdstuk II Re-integratie

Afdeling 1 Vormen van ondersteuning

Artikel 2 Werkstage

1. Het college kan aan de doelgroep een werkstage aanbieden gericht op arbeidsinschakeling.

2. De werkstage heeft een maximale duur van 24 maanden.

3. Het college plaatst een persoon alleen indien door plaatsing de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en indien door plaatsing geen verdringing plaatsvindt.

4. Van de werkstage wordt een overeenkomst opgemaakt waarin ondermeer de wijze waarop de begeleiding plaatsvindt wordt vastgelegd.

5. In een trajectplan wordt het doel van de werkstage vastgelegd.

Artikel 3 Sociale activering

Het college kan aan de doelgroep als onderdeel van een re-integratietraject activiteiten aanbieden in het kader van sociale activering.

 

Artikel 4 Schuldhulpverlening

Het college kan aan de doelgroep, alsmede aan personen bedoeld in artikel 7, onder a van de Participatieverordening gemeente Vlaardingen 2008, een schuldhulpverleningstraject aanbieden.

Artikel 5 Bemiddelingstrajecten

Het college kan aan de doelgroep een voorziening gericht op bemiddeling aanbieden. Deze bemiddeling kan onder meer zijn gericht op het verwerven van:

a.   vrijwilligerswerk;

b.   passende scholing; of

c.   arbeid in loondienst.

Artikel 6 Detacheringsbanen

1. Het college kan aan de doelgroep een dienstverband aanbieden.

2. Het college kan een organisatie aanwijzen die in opdracht van, of namens hen het werkgeversschap voor de banen, bedoeld in het eerste lid, uitvoert.

3. De werknemer wordt voor het verrichten van arbeid gedetacheerd bij een inlener.

4. De detachering wordt vastgelegd in een schriftelijke overeenkomst tussen zowel de werkgever en de inlener als tussen de werknemer en de inlener.

5. Een werknemer wordt alleen geplaatst indien door zijn plaatsing de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en indien door zijn plaatsing geen verdringing plaatsvindt.

Artikel 7 Duur detacheringsbanen en hoogte inleenvergoeding

1. De duur van een detacheringsbaan is steeds zo kort mogelijk. De detacheringsbaan kan eenmalig verlengd worden met 6 maanden. De totale duur van een detacheringsbaan kan, inclusief verlenging, maximaal 18 maanden zijn.

2. De inlener is gehouden een vooraf overeengekomen inleenvergoeding te betalen.

3. De inleenvergoeding voor detacheringsbanen, zoals bedoeld in het tweede lid bedraagt tenminste in:

a. de eerste tot en met de zesde maand van de detachering 12,5% van het bruto wettelijk minimumloon;

b. de zevende tot en met de twaalfde maand van de detachering 25% van het bruto wettelijk minimumloon;

c. de dertiende tot en met de achttiende maand 37,5% van het bruto wettelijk minimumloon.

4. De detachering geldt in principe voor dienstverbanden van 32 uur per week.

5. De omvang van het dienstverband wordt zodanig vastgesteld dat aanspraak op een uitkering in principe wordt voorkomen.

6. Voor de hoogte van de te berekenen inleenvergoeding is bepalend het wettelijk minimumloon behorend bij de leeftijd van de werknemer bij aanvang van de arbeidsovereenkomst. De inleenvergoeding wordt naar rato verhoogd of verlaagd bij een dienstverband van meer of minder dan 32 uur per week.

 

Artikel 8 Loonkostensubsidies

1. Het college kan conform de artikelen 1.1 en 1.3 van de Algemene subsidieverordening Vlaardingen 2003 loonkostensubsidie verstrekken aan werkgevers die met een lid van de doelgroep een arbeidsovereenkomst sluiten gericht op arbeidsinschakeling.

2. In de subsidiebeschikking stelt het college regels ten aanzien van de duur van de subsidie, de hoogte, en de verplichtingen die aan de subsidie worden verbonden.

3. De subsidie wordt alleen verstrekt indien hierdoor de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en er geen verdringing plaatsvindt.

Artikel 9 Hoogte en duur loonkostensubsidies

1. De subsidie zoals bedoeld in artikel 8 bedraagt gedurende de periode van de:

a. eerste tot en met de zesde maand maximaal 50 % van het wettelijk minimumloon;

b. zevende tot en met de twaalfde maand maximaal 30 % van het wettelijk minimumloon.

2. De maximale termijn waarover subsidie kan worden verstrekt is twaalf maanden.

3. Voor de hoogte van de subsidie is bepalend de leeftijd van de werknemer bij aanvang van de arbeidsovereenkomst.

4. De subsidie wordt naar rato verlaagd indien het dienstverband korter heeft geduurd dan de periode bij aanvang van het dienstverband.

5. De subsidie geldt voor dienstverbanden van maximaal 36 uur per week. Het subsidiebedrag wordt naar rato verlaagd bij een dienstverband van minder dan 36 uur per week.

 

Artikel 10 Participatiebanen

1. Het college kan personen aanwijzen welke in aanmerking komen voor een participatiebaan.

2. Het college kan vervolgens subsidie verstrekken aan werkgevers die met de in het eerste lid bedoelde personen, een arbeidsovereenkomst sluiten.

3. Bij beschikking stelt het college regels ten aanzien van de duur van de subsidie, de hoogte, en de verplichtingen die aan de subsidie worden verbonden.

4. Tenminste eenmaal per 12 maanden wordt in overleg met de werknemer en de werkgever bezien welke mogelijkheden er voor de werknemer zijn voor arbeidsinschakeling en/of andere vormen van subsidiearbeid.

5. De subsidie wordt alleen verstrekt indien hierdoor de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en er geen verdringing plaatsvindt.

Artikel 11 Hoogte en duur subsidie participatiebanen

1. De duur van subsidieverstrekking voor een participatiebaan zal steeds gerelateerd zijn aan de duur van het dienstverband van de desbetreffende werknemer en is als zodanig persoonsgebonden.

2. De subsidie voor participatiebanen, zoals bedoeld in artikel 10, tweede lid, bedraagt ten hoogste 100% van het dan geldende wettelijk minimumloon.

3. Voor de hoogte van de subsidie is bepalend de leeftijd van de werknemer bij aanvang van de arbeidsovereenkomst;

4. De subsidiebedragen worden berekend voor dienstverbanden van 32 uur per week. Het subsidiebedrag wordt naar rato verlaagd bij een dienstverband van minder dan 32 uur per week. Bij dienstverbanden van meer dan 32 uur per week wordt het maximum van 32 uur gehanteerd.

Artikel 12 Persoonsgebonden re-integratiebudget

1. Het college kan aan personen binnen de doelgroep een subsidie verstrekken in de vorm van een persoonsgebonden re-integratiebudget.

2. Een persoonsgebonden re-integratiebudget is een subsidie ter voldoening van de noodzakelijk te maken kosten van werkzaamheden die zijn gericht op arbeidsinschakeling.

3. Het college stelt een persoonsgebonden re-integratiebudget beschikbaar indien wordt voldaan aan nog nader te bepalen voorschriften.

Artikel 13 Vaststelling subsidie

Als de subsidie voor een bepaalde periode geldt wordt het recht op subsidie telkens na afloop van het kalenderjaar definitief vastgesteld.

Artikel 14 Subsidieplafond

Het college kan jaarlijks na vaststelling van de gemeentebegroting, doch uiterlijk 31 december van dat jaar, een subsidieplafond vaststellen voor in het kader van dit uitvoeringsbesluit, aan werkgevers te verstrekken subsidies.

Artikel 15 Afwijkingsbevoegdheid

Het college kan in nader te bepalen omstandigheden afwijken van de in artikel 7, derde lid, artikel 9, eerste lid en artikel 11, tweede lid genoemde bedragen en percentages.

Afdeling 2 Uitstroompremie, nazorg en overige vergoedingen

Artikel 16 Uitstroompremie

1. Het college kan aan een werkgever een uitstroompremie van € 2.000 toekennen;

2. Deze premie wordt verstrekt indien de werkgever een persoon als bedoeld in respectievelijk artikel 6, 8 en 10, dan wel een persoon die werkzaam is op een participatieplaats als bedoeld in artikel 10a van de WWB, na afloop van de door het college vastgestelde arbeidsperiode een arbeidsovereenkomst aanbiedt van ten minste 6 maanden;

3. Het college stelt de uitstroompremie beschikbaar indien wordt voldaan aan nog nader door het college te bepalen voorschriften.

Artikel 17 Voorzieningen gericht op nazorg

Het college kan aan ondernemingen waarbij een persoon algemeen geaccepteerde arbeid heeft aanvaard, niet zijnde een voorziening als bedoeld in de artikelen 6, 8 of 10, voorzieningen bieden gericht op nazorg.

Artikel 18 Scholing

1. Het college kan, als onderdeel van een re-integratietraject, de kosten van scholing vergoeden.

2. Deze kosten worden alleen vergoed nadat door het college toestemming is verleend tot het volgen van de scholing.

3. Het college stelt de vergoeding voor scholing beschikbaar indien wordt voldaan aan nog nader te bepalen voorschriften.

Artikel 19 Overige vergoedingen

1. Het college kan een vergoeding verstrekken voor de (overige) noodzakelijke kosten bij arbeidsinschakeling. Het gaat hierbij in ieder geval om:

a. verhuiskosten;

b. reiskosten; en

c. kosten voor kinderopvang.

2. Het college stelt de vergoeding voor voorzieningen beschikbaar indien wordt voldaan aan nog nader te bepalen voorschriften en enkel voor zover voor de gemaakte kosten geen beroep op een voorliggende voorziening kan worden gedaan.

 

Afdeling 3 Gronden tot weigering of beëindiging van de voorziening

Artikel 20 Beperking van de doelgroep

1. Uitkeringsgerechtigden en personen als bedoeld in artikel 7, onder b van de Participatieverordening gemeente Vlaardingen 2010, kunnen aanspraak maken op de voorzieningen, genoemd in afdeling 1 en 2.

2. Anw-ers en nuggers zijn van alle aangeboden voorzieningen uitgesloten, indien zij 27 jaar of ouder zijn en hun bruto (gezins)inkomen hoger of gelijk is aan 150% van het op hen van toepassing zijnde bruto wettelijk minimumloon.

3. Anw-ers en nuggers kunnen daarnaast, indien zij 27 jaar of ouder zijn, niet in aanmerking komen voor de voorzieningen, genoemd in de artikelen 6, 8 en 10, noch voor het persoonsgebonden re-integratiebudget, bedoeld in artikel 12.

4. Het college kan in nader te bepalen omstandigheden afwijken van de beperking zoals opgenomen in het derde lid.

Artikel 20a Samenstelling werkleeraanbod jongeren

Voor het samenstellen van het werkleeraanbod aan jongeren, kunnen de voorzieningen, genoemd in afdeling 1 en 2 worden ingezet, alsmede een traject gericht op diagnosestelling.

Artikel 21 Samenloop van subsidies

Het college zal geen subsidies, zoals bedoeld in de hiervoor beschreven artikelen, verstrekken voor kosten waarvoor al dan niet door de gemeente al een andere subsidie wordt verstrekt.

Artikel 22 Gronden tot beëindiging van de voorziening

Onverminderd de beïndigings- en intrekkingsgronden die in wetgeving is opgenomen, kan het college een voorziening beëindigen of intrekken:

a. indien de persoon die aan de voorziening deelneemt de aan deze voorziening verbonden verplichtingen niet nakomt;

b. indien de persoon die deelneemt niet meer behoort tot de doelgroep;

c. indien de persoon algemeen geaccepteerde arbeid aanvaardt, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van deze voorziening;

d. indien naar het oordeel van het college de voorziening onvoldoende bijdraagt aan een snelle duurzame arbeidsinschakeling.

 

Hoofdstuk III Inburgering

Afdeling

Artikel 23 Eigen bijdrage medische keuring

1. Voor inburgeraars geldt dat de eigen bijdrage voor de eerste keuring met als doel een ontheffing te verkrijgen van de verplichting tot het afleggen van het inburgeringsexamen € 50 bedraagt. De overige kosten worden door de gemeente vergoed.

2. Wanneer op basis van de betreffende keuring wordt besloten de inburgeringsplichtige te ontheffen van de inburgeringsplicht, wordt ook de eigen bijdrage vergoed door de gemeente.

3. Wanneer op basis van een tweede of volgende medische keuring wordt besloten de inburgeringsplichtige te ontheffen van de inburgeringsplicht, worden de kosten van keuring vergoed door de gemeente.

Afdeling

Artikel 24 Bonus inburgeringsplichtige

De gemeente stelt een bonus beschikbaar ter hoogte van de eigen bijdrage aan de inburgeringsplichtige die:

a. een aanbod voor een inburgeringsvoorziening of een taalkennisvoorziening heeft ontvangen en aanvaard; en

b. binnen de in de beschikking aangegeven termijn een examen heeft behaald dat vrijstelling van de inburgeringsplicht geeft.

 

Afdeling

Artikel 24a Bonus vrijwillige inburgeraars

(Vervallen)

Afdeling

Artikel 24b Bonus korte vrijstellingstoets

De gemeente stelt een bonus ter hoogte van de eigen bijdrage beschikbaar aan de inburgeringsplichtige die met goed gevolg de toets heeft afgelegd, zoals bedoeld in artikel 2.7 van het Besluit inburgering.

Afdeling

Artikel 25 Inburgeringsbehoeftigen

(Vervallen)

Afdeling 25a Taalkennisvoorzieningen

Hoofdstuk IV Slotbepalingen

Artikel 26 Onvoorziene omstandigheden

In gevallen, waarin dit uitvoeringsbesluit niet voorziet, beslist het college.

Artikel 27 Intrekking oude regeling

Het Uitvoeringsbesluit participatie gemeente Vlaardingen 2009 wordt ingetrokken.

Artikel 28 Inwerkingtreding

1. Dit besluit treedt in werking op het tijdstip dat de Participatieverordening 2010 in werking treedt.

2. In afwijking van het eerste lid treden de artikelen 1, eerste lid, onderdeel e en 20, vierde lid, in werking op het tijdstip dat de Verordening werkleeraanbod Wet investeren in jongeren Vlaardingen in werking treedt en werken deze artikelen terug tot en met 1 oktober 2009.

Artikel 29 Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als “Uitvoeringsbesluit participatie gemeente Vlaardingen 2010”.

Ondertekening

Aldus op 20 oktober 2009 vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van de Gemeente Vlaardingen.

 

 

de secretaris,                                                   de burgemeester,

 

 

 

 

Ir. C. Kruyt                                                       mr. T.P.J. Bruinsma

Nota-toelichting