Regeling vervallen per 30-01-2013

Reïntegratieverordening Wet werk en bijstand gemeente Gennep - 2008

Geldend van 18-03-2008 t/m 31-12-2011 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2008

De Raad van de gemeente Gennep: 

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 19 februari 2008, nummer 2008/398 inzake de invoering van de Wet Werk en Bijstand in het algemeen en de reïntegratie in het bijzonder; 

gelet op:

de EG-verordening Werkgelegenheidssteun (nr. 2204/2202) en de EG-verordening de minimumsteun (nr. 69/2001), alsmede de Beleidsaanbeveling in het kader van de Wet werk en bijstand (bijlage bij de verzamelbrief van het Ministerie SZW van 7 april 2004); artikel 8 van de Wet werk en bijstand (Wwb);

artikel 35 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (loaw), en

artikel 35 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (loaz),

artikel 20 van de Wet inburgering (Wi), 

gehoord de commissie Burgerzaken van 17 maart 2008; 

Overwegende dat de gemeente Gennep belanghebbenden ondersteuning biedt bij de arbeidsinschakeling en voorzieningen gericht op die arbeidsinschakeling, 

BESLUIT 

vast te stellen de hierna volgende

Reïntegratieverordening Wet werk en bijstand gemeente Gennep - 2008.

Hoofdstuk 1

Afdeling 1 Nieuw Afdeling

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

Alle begrippen die in deze verordening gebruikt worden en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand (Wwb) en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).Deze verordening verstaat ondera. de wet: de Wet werk en bijstand (Staatsblad 2003, nummer 375), zoals deze nadien is of wordt gewijzigd;b. de raad: de gemeenteraad van de gemeente Gennep;c. loaw: de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers;d. loaz: de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte zelfstandigen;e. uitkeringsgerechtigde: degene die een periodieke uitkering voor levensonderhoud ontvangt op grond van de wet, de loaw of de loaz;f. Wi: de Wet Inburgering;g. Anw-er: persoon die een uitkering ingevolge de Algemene nabestaandenwet ontvangt;h. belanghebbende: een persoon die behoort tot de doelgroep en die aanspraak maakt op ondersteuning of aan wie ondersteuning wordt geboden;i. doelgroep: de personen aan wie op grond van artikel 7, lid 1 onder a. van de wet door het college ondersteuning kan worden geboden;j. voorziening: voorziening bedoeld in artikel 7, lid 1 onder a van de wet; een instrument dat ingezet wordt om belemmeringen bij aanvaarding van algemeen geaccepteerde arbeid weg te neme dan wel het instrument dat ingezet wordt ten behoeve van de arbeidsinschakeling;k. arbeidsovereenkomst: een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht. Met een arbeidsovereenkomst wordt gelijkgesteld een aanstelling op grond van het ambtenarenrecht;I. traject: een met de belanghebbende overeengekomen, dan wel door het college aan hem opgelegd geheel van activiteiten gericht op het verkrijgen en/of behouden van betaalde arbeid, vrijwilligerswerk en/of gericht op zorg;m. trajectplan: de schriftelijk vastgelegde afspraken met de belanghebbende over het traject;n. work first: een kortdurend (maximaal 6 maanden) programma, gericht op diagnostiek, werknemersvaardigheden en opstellen van een reïntegratieplan) dat als start dient voor het traject als bedoeld onder o., gecombineerd met een bemiddelings- en/of werkactiviteit.o. wettelijk minimumloon: het minimumloon dat bij wet van toepassing is op de werknemer, exclusief werkgeverslasten.

Artikel 2 Opdracht aan college

Het college biedt ondersteuning aan belanghebbenden.Het college zorgt voor een voldoende gevarieerd aanbod van voorzieningen. Het college houdt daarbij rekening met de aard en omvang van door het college te bepalen doelgroepen en de voorzieningen die het meest geschikt zijn voor de leden van die doelgroepen.Het college kan bij het bepalen van het aanbod aan voorzieningen prioriteiten stellen in verband met de mate van noodzakelijkheid van een voorziening en met maatschappelijke, economische en conjuncturele ontwikkelingen.Het college bevordert de beschikbaarheid van voorzieningen voor de opvang van kinderen jonger dan 12 jaar voor belanghebbende, voor zover die opvang nodig is voor het volgen van een traject of voor deelname aan een voorziening, of voor het bereiken van het doel van een traject of een voorziening.Uitvoering van dit artikel vindt plaats binnen de daarvoor door de raad beschikbaar gestelde middelen.

Hoofdstuk 2 Doel en doelgroep

Artikel 3 Doel van de ondersteuning

Het college kan aan een belanghebbende ondersteuning bieden bij het vinden van algemeen geaccepteerde arbeid, of als dat doel niet bereikbaar is, bij zelfstandige maatschappelijke participatie.

Artikel 4 Vorm van de ondersteuning

Ondersteuning kan worden geboden door het aanbieden van een voorziening of een traject, of door het bieden van praktische hulp, advies of doorverwijzing naar andere instanties.Bij de inzet van voorzieningen wordt gekozen voor die voorziening die beschikbaar is en die adequaat en toereikend is voor het doel dat beoogd wordt.

Onder een voorziening wordt tevens verstaana. Vergoeding van noodzakelijke reiskosten voor deelname aan een voorziening, volgens het goedkoopste openbaar vervoer tarief. Indien belanghebbende kiest voor eigen vervoer dan is de vergoeding gelijk aan de belastingvrije grens per kilometer die de Wet op de Inkomstenbelasting hiervoor stelt en volgens de kortste route. Dit alles voor zover de enkele reisafstand van woonadres tot het adres waar aan de voorziening dient te worden deelgenomen, meer bedraagt dan 10 kilometer enkele reis.b. Kosten van noodzakelijke kinderopvang, voor zover de Wet kinderopvang hierin niet voorziet, gedurende deelname aan een voorziening en de hiermee samenhangende reistijd;c. De kosten onder a. en b. worden niet vergoed indien de voorziening bestaat uit gesubsidieerde arbeid als bedoeld in artikel 14 van de Invoeringswet Wet werk en bijstand of een loonkostensubsidie als bedoeld in artikel 12 van deze verordening.

4. Voorzieningen die gericht zijn op de arbeidsinschakeling worden alleen ingezet als zonder die inzet het vinden van algemeen geaccepteerde arbeid niet mogelijk is.

5. Het college kan een voorziening beëindigen:a. indien de persoon die aan de voorziening deelneemt zijn verplichting als bedoeld in artikel 9 van de wet niet nakomt;b. indien de persoon die deelneemt niet meer behoort tot de doelgroep van de wet;c. indien de persoon algemeen geaccepteerde arbeid aanvaardt, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van een voorziening;d. indien naar het oordeel van het college de voorziening onvoldoende bijdraagt aan een snelle arbeidsinschakeling.

Artikel 5 Onderzoek

Het college kan voordat besloten wordt tot een traject en/of tot de inzet van voorzieningen een onderzoek (laten) doen naar de mogelijkheden van de belanghebbende en naar de geschiktheid voor hem van de voorzieningen of andere vormen van begeleiding.

 

Artikel 6 Verplichtingen

Onverminderd de verplichtingen die gelden op grond van de wet of van andere wetten gelden voor de belanghebbende de volgende verplichtingen:a. verstrekken van de inlichtingen aan het college die nodig zijn voor het bepalen van een geschikttraject en/of een geschikte voorziening;b. verlenen van medewerking aan een onderzoek als bedoeld in artikel 5;c. het naar vermogen deelnemen aan de verschillende onderdelen van het traject;d. na te laten hetgeen de realisatie van het doel van het traject of van de voorzieningen belemmert;e. anderszins het slagen van een traject te bevorderen.

Artikel 7 Beperking

Geen recht op ondersteuning bestaat indien sprake is van een voorliggende voorziening welke naar de mening van het college in voldoende mate bijdraagt aan de reïntegratie van de aanvrager.

 

Hoofdstuk 3 Werken als reïntegratie-instrument.

Afdeling 1 Work-First, arbeidsactivering, sociale activering en werken met behoud van uitkering

Artikel 8 Work first

Het college kan aan een uitkeringsgerechtigde als startprogramma van een traject een werkactiviteit met behoud van uitkering aanbieden, gecombineerd met overige activiteiten in het kader van de work first en gericht op arbeidsinschakeling, sociale activering en/of zorg.Tot de overige activiteiten als bedoeld in lid 1 behoren het onderzoek als bedoeld in artikel 5 en het opstellen van een reïntegratieplan.Een werkactiviteit ais bedoeld in lid 1 heeft als doel om de uitkeringsgerechtigde werkritme op te laten doen en/of te laten behouden en bedraagt in omvang minimaal 20 uren per week.Work first duurt maximaal 3 maanden. Daarna zal in het trajectplan opgenomen moeten zijn of de vervolgactiviteiten gericht zijn op arbeidsinschakeling, vrijwilligerswerk/sociale activering en/of zorg.In een schriftelijke overeenkomst worden tenminste vastgelegd de werkafspraken tussen de uitkeringsgerechtigde en de uitvoerder van work first.Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot de vorm, doel en omvang van de work-first.

Artikel 9 Sociale activering / vrijwilligerswerk

Het college kan aan een uitkeringsgerechtigde als onderdeel van een traject activiteiten in het kader van sociale activering en/of vrijwilligerswerk aanbieden gericht op arbeidsinschakeling of, als dat nog niet mogelijk is, gericht op maatschappelijke participatie en het voorkomen van sociaal isolement.Activiteiten als bedoeld in lid 1 hebben als doel de uitkeringsgerechtigde werkritme op te laten doen en/of te laten behouden.Vrijwilligerswerk wordt alleen verricht bij organisaties zonder winstoogmerk. In afwijking daarvan kan vrijwilligerswerk ook verricht worden bij een organisatie die ten behoeve van de gemeente reïntegratieactiviteiten verricht als bedoeld in deze verordening.Dit instrument kan ingezet worden wanneer door het college aan de hand van een onderzoek is vastgesteld dat de belanghebbende op (middel-)lange termijn een reëel perspectief heeft op regulier werk, dan wel dat dit perspectief er niet meer of onduidelijk is en dat inzet van het instrument wenselijk is.

Artikel 10 Leer- en/of werkstage

  • 1 Het college kan aan een uitkeringsgerechtigde als onderdeel van een traject een werkstage aanbieden, gericht op arbeidsinschakeling.De leerwerkstage heeft als doel de belanghebbende met behoud van uitkering door middel van een stage werkervaring en vaardigheden op te laten doen in een bepaald vakgebied.Dit instrument kan ingezet worden wanneer door het college aan de hand van een onderzoek is vastgesteld dat de belanghebbende op korte of (middel-)lange termijn een reëel perspectief heeft op regulier werk en een leerwerkstage geïndiceerd is.In een schriftelijke overeenkomst worden tenminste vastgelegd het doel van de werkstage, alsmede de wijze waarop de begeleiding plaatsvindt.De leerwerkstage duurt maximaal 6 maanden.Het college plaatst de persoon alleen maar indien door zijn plaatsing de concurentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en indien door de plaatsing geen verdringing plaatsvindt.

Artikel 11 Proefplaatsingen

Het college kan aan een uitkeringsgerechtigde een proefplaatsing aanbieden als onderdeel van een traject gericht op arbeidsinschakeling.De proefplaatsing heeft als doel de belanghebbende met behoud van uitkering te laten wennen aan aspecten die samenhangen met het verrichten van betaalde arbeid.Deze voorziening kan ingezet worden wanneer door burgemeester en wethouders aan de hand van een onderzoek is vastgesteld dat de belanghebbende op korte of (middel)lange termijn een reëel perspectief heeft op regulier werk en een proefplaatsing geïndiceerd is.De proefplaatsing duurt maximaal 3 maanden.Voor een proefplaatsing kan van de instelling of het bedrijf een vergoeding worden gevraagd.Het college plaatst de persoon alleen maar indien door zijn plaatsing de concurentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en indien door de plaatsing geen verdringing plaatsvindt. 

Afdeling 2 Betaald werk

Artikel 12 Detacheringsbanen

Het college kan aan een uitkeringsgerechtigde een detacheringsbaan aanbieden als een onderdeel van een traject gericht op arbeidsinschakeling.Het college draagt de uitvoering van artikel 12 op aan een private rechtspersoon.Plaatsing in een baan heeft ten doel om de belanghebbende vaardigheden te laten opdoen die nodig zijn om betaalde arbeid te verrichten.De belanghebbende wordt een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd aangeboden. De duur van de arbeidsovereenkomst bedraagt maximaal een jaar met een loon van 100% van het wettelijk minimumloon (WML).De private rechtspersoon als bedoeld in lid 2 van dit artikel heft een inleentarief per gedetacheerde werknemer.

Artikel 13 Loonkostensubsidie gericht op reïntegratie

Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van een uitkeringsgerechtigde een loonkostensubsidie aan een werkgever verstrekken om daarmee het opdoen van werkervaring of de overgang naar een reguliere functie bij betreffende werkgever voor een belanghebbende mogelijk te maken.De loonkostensubsidie wordt slechts uitbetaald voor zover de arbeidsovereenkomst daadwerkelijk van kracht is en naar rato van een voltijds dienstverband.De duur van de subsidie bedraagt maximaal een periode van 12 maanden.De hoogte van de subsidie bedraagt maximaal 50% van het voor belanghebbende geldende bruto wettelijk minimumloon, waarbij werkgeverslasten niet zijn inbegrepen c.q. werkgeverslasten niet voor subsidie in aanmerking komen.De duur en hoogte van de subsidie worden met inachtneming van het bepaalde in dit artikel door het college vastgesteld op basis van een individuele afweging ten aanzien van de betreffende belanghebbende.De subsidie wordt alleen verstrekt indien hierdoor de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en er geen verdringing plaatsvindt.

Artikel 14 Aanvullende voorwaarde

Aan de loonkostensubsidie wordt de voorwaarde verbonden dat een trajectplan door werkgever en belanghebbende wordt opgesteld waarin de voorgenomen ontwikkeling van de belanghebbende wordt vastgelegd. De werkgever en belanghebbende kunnen bij het opstellen van het traject door het college worden ondersteund. Het trajectplan moet door het college worden goedgekeurd.

Artikel 15 Samenloop van subsidies

Geen subsidie wordt verstrekt voor kosten waarvoor, al dan niet door de gemeente, reeds een andere subsidie wordt verstrekt.

Artikel 16 Aanvraag subsidie

De subsidie dient te worden aangevraagd bij het college voor de datum waarop de arbeidsovereenkomst van kracht wordt.Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot de wijze van indiening van de aanvraag.

Artikel 17 Definitieve vaststelling

De subsidie wordt na afloop van de subsidieperiode definitief vastgesteld door het college.Het college stelt nadere regels met betrekking tot de bescheiden welke voor de definitieve vaststelling van het subsidie moeten worden overgelegd alsmede de wijze en frequentie van betaling.

Hoofdstuk 4 Scholing

Artikel 18 Scholing

Het college kan een vorm van scholing aanbieden gericht op arbeidsinschakeling.De in het eerste lid bedoelde scholing kan worden aangeboden in de vorm van subsidie.Voor de scholing die wordt aangeboden of waarvoor subsidie wordt verleend gelden de navolgende voorwaarden:a. De scholing dient te zijn gericht op het behalen van een startkwalificatie arbeidsmarkt;b. Andere scholing dient kortdurend te zijn en gericht op snelle arbeidsinschakeling;c. De goedkoopste scholingsmogelijkheid moet worden benut;d. Uitgesloten zijn scholingen die gericht zijn op het zelfstandig ondernemen.4. Voor niet-uitkeringsgerechtigden geldt daarnaast de aanvullende voorwaarden dat belanghebbende ingeschreven staat bij het Centrum voor Werk en Inkomen.

Artikel 19 Specifieke kosten in verband met scholing

  • 1 Voor de scholing die met toepassing van artikel 18 wordt gevolgd komen de volgende kostensoorten voor vergoeding in aanmerking:a. Opleidingskosten en cursusbijdragen;b. Boeken en leermiddelen die door het opleidingsinstituut verplicht zijn gesteld;

     

  • 2 Voor niet-uitkeringsgerechtigden en Anw-ers gelden, naast de in art. 18, 3e en 4e lid genoemde voorwaarden, de volgende voorwaarden:a. de kosten als bedoeld in lid 1. onder b. en artikel 4, lid 3 onder a komen enkel voor vergoeding in aanmerking indien het traject geresulteerd heeft in werkaanvaarding;b. kosten van kinderopvang komen niet voor vergoeding in aanmerking.

Hoofdstuk 5 Inkomensvrijlating en premies

Artikel 20 Inkomensvrijlating

In alle gevallen waarin zich een situatie voordoet als bedoeld in artikel 31 tweede lid onder o van de Wwb, is sprake van een vrijlating die bijdraagt aan de arbeidsinschakeling.

 

Artikel 21 Premies

Het college kan aan een uitkeringsgerechtigde een premie toekennen, mede afhankelijk van de door de belanghebbende geleverde extra prestaties of inzet.Deze premie wordt verstrekt in de volgende gevallen:a. Bij uitstroom uit de uitkering door werkaanvaarding kan op verzoek van belanghebbende een eenmalige premie worden verstrekt ter hoogte van 50% van het in art 31, lid 2 onder j. van de wet genoemde bedrag nadat gedurende een half jaar aaneengesloten het werk is verricht en minimaal 1 jaar aaneengesloten een uitkering heeft ontvangen;b. De persoon die blijvend is aangewezen op deeltijdwerk en werkzaam is in een dienstbetrekking met een omvang van tenminste 16 uur per week, kan in aanmerking komen voor een eenmalige premie ter hoogte van het in art 31 lid 2 onder k van de wet genoemde maximum bedrag per jaar. Indien als gevolg van in de persoon gelegen beperkingen een dienstbetrekking met een omvang van tenminste 16 uur per week niet mogelijk is, kan het college besluiten om in afwijking van het voorgaande een premie toe te kennen tot maximaal de in dit lid bedoelde premie.c. De alleenstaande ouder van wie het jongste kind jonger is dan 12 jaar en werkzaam is in een dienstbetrekking met een omvang van tenminste 16 uur per week, komt in aanmerking voor een eenmalige premie ter hoogte van het in art 31 lid 2 onder k van de wet genoemde maximum bedrag per jaar. Indien als gevolg van in de persoon gelegen beperkingen een dienstbetrekking met een omvang van tenminste 16 uur per week niet mogelijk is, kan het college besluiten om in afwijking van het voorgaande een premie toe te kennen tot maximaal de in dit lid bedoelde premie.d. Voor de premie als bedoeld in lid twee onder a kan men één keer per 5 jaar in aanmerking komen.e. Voor de premie als bedoeld in dit artikel onder a. dient men een aanvraag te doen. De premies onder b. en c. kunnen ook ambtshalve worden toegekend.3. Geen premie wordt verleend indien werkaanvaarding plaatsvindt:a. op basis van detachering als bedoeld in artikel 12, ofb. door middel van een loonkostensubsidie als bedoeld in artikel 13, ofc. op basis van een arbeidsovereenkomst in het kader van de Wet sociale werkvoorziening of andere vorm van gesubsidieerde arbeid.

Hoofdstuk 6 Verplichtingen

Artikel 22 Gevolgen niet nakomen verplichtingen

Ten aanzien van een belanghebbende voor wie de verplichtingen van artikel 9 van de wet, artikel 37 van de loaw of artikel 37 van de loaz gelden, verbindt het college het gebruikmaken van een aangeboden voorziening als verplichting aan het recht op uitkering.Aan de uitkeringsgerechtigde die door het college een voorziening wordt aangeboden is verplicht hiervan gebruik te maken, en wel op zodanige wijze dat uitstroom naar betaalde arbeid onverkort kan plaatsvinden. Indien uitstroom naar betaalde arbeid niet of tijdelijk niet kan plaatsvinden, dat moet van de voorzieningen gebruik gemaakt worden op een wijze dat het maatschappelijke participatie en/of het voorkomen van sociaal isolement mogelijk maakt.De persoon die deelneemt aan een voorziening is gehouden de verplichtingen die het college aan de aangeboden voorziening hebben verbonden, na te komen.Het college kan een belanghebbende die deelneemt aan een voorziening en die niet voldoet aan het gestelde in het eerste of tweede lid een verlaging van de uitkering opleggen conform hetgeen hierover is bepaald in de Afstemmingsverordening van de gemeente Gennep.Het aanbod van een voorziening ten behoeve van een belanghebbende, niet zijnde een uitkeringsgerechtigde, geschiedt in de vorm van een overeenkomst, waarbij wordt vastgelegd dat belanghebbende de kosten van de voorziening geheel of gedeeltelijk moet terugbetalen in geval verwijtbaar niet of niet naar behoren gebruik gemaakt is van de aangeboden voorziening.

Hoofdstuk 7 Slotbepalingen

Artikel 23 Beleid

Het college kan ten behoeve van de uitvoering van deze verordening nadere beleidsregels vaststellen.

 

Artikel 24 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt. 

Artikel 25 Citeerartikel

Deze verordening kan worden aangehaald als "Reïntegratieverordening Wet werk en bijstand gemeente Gennep - 2008" 

Artikel 26 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2008.

De "Reïntegratieverordening Wet werk en bijstand gemeente Gennep - 2004" vastgesteld op 29 maart 2004, is ingetrokken per de datum als bedoeld in het eerste lid.

Ondertekening

Aldus besloten en vastgesteld in de openbare vergadering van 17 maart 2008. De raad voornoemd,

 de voorzitter,w.g. 

de griffier,w.g.