Regeling vervallen per 15-02-2017

Regels voor het gebruik van de openbare ruimte in de gemeente Renkum

Geldend van 01-01-2014 t/m 14-02-2017

Intitulé

Regels voor het gebruik van de openbare ruimte in de gemeente Renkum

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Renkum, gezien het voorstel d.d. 6 december 2013,

gelet op het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het bepaalde in artikel 2:10, tweede lid, van de Algemene plaatselijke verordening gemeente Renkum (hierna: de APV);

overwegende dat het op grond van artikel 2:10, eerste lid, van de APV verboden is de weg of een weggedeelte anders te gebruiken dan overeenkomstig de publieke functie daarvan, als:

a. het beoogde gebruik schade toebrengt aan de weg, gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering kan vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van de weg;

b. het beoogde gebruik hetzij op zichzelf, hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan redelijke eisen van welstand;

overwegende dat het college op grond van artikel 2:10, tweede lid, bevoegd is nadere regels te stellen ten aanzien van het plaatsen van voorwerpen op of aan de weg en dat het college van deze bevoegdheid gebruik wenst te maken door onderstaande regels vast te stellen;

overwegende dat het college op grond van artikel 2:10, derde lid, bevoegd is om ontheffing te verlenen van het verbod als bedoeld in het eerste lid van dat artikel;

b e s l u i t :

Vast te stellen de volgende “Regels voor het gebruik van de openbare ruimte in de gemeente Renkum”

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze regels wordt verstaan onder:

  • a.

    APV: de Algemene plaatselijke verordening van de gemeente Renkum;

  • b.

    het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Renkum;

  • c.

    de (openbare) weg: de weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, een gedeelte aan of boven die weg alsmede de al dan niet met enige beperking voor het publiek toegankelijke pleinen en open plaatsen, waaronder in ieder geval worden begrepen de aan de weg liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen;

  • d.

    openbaar groen: al dan niet met enige beperking voor het publiek toegankelijke parken, plantsoenen, speelweiden, bossen en andere natuurterreinen;

  • e.

    de gebruiker: degene die een voorwerp op de weg plaatst of heeft geplaatst;

  • f.

    uitstalling: een losstaand voorwerp, dat op de weg voor een pand is geplaatst met als kennelijke doel verfraaiing, reclame of aandachtstrekker van een winkel of horeca-gelegenheid;

  • g.

    aankondiging: elke fysieke uiting die de bedoeling heeft de aandacht te vestigen op een bepaald evenement of een bepaalde activiteit of op een bedrijf, instelling of organisatie;

  • h.

    bouwmaterieel: materieel dat noodzakelijk en gebruikelijk is voor werkzaamheden aan een bouwwerk of gebouw, zoals een hijskraan, speciemolen, heistelling, container, toiletwagen en bouwkeet, alsmede een tijdelijke constructie ten behoeve van bouwwerkzaamheden, zoals een steiger en afschermhekken;

  • i.

    bouwmateriaal: materiaal, waar een bouwwerk of gebouw mee wordt gebouwd.

  • j.

    gemeentelijke kern: de kernen Oosterbeek, Renkum, Heelsum, Wolfheze, Heveadorp en Doorwerth.

Artikel 2 Algemene regels voor het plaatsen van voorwerpen op de weg

  • 1. Het plaatsen van voorwerpen op de weg dient zodanig te gebeuren dat in alle gevallen een vrije doorgang van minimaal 3,50 meter breed ten behoeve van hulpdiensten (politie, brandweer en ambulance) en een vrije doorgang van 1,50 meter breed voor voetgangers en/of gebruikers van gehandicaptenvoertuigen gewaarborgd blijft. De brandweer dient een object te kunnen benaderen op 40 meter vanaf de ingang.

  • 2. Het is niet toegestaan voorwerpen op de voor het verkeer bestemde rijbaan te plaatsen.

  • 3. De gebruiker dient de eventueel door de politie, brandweer en door de gemeente te geven aanwijzingen of bevelen strikt op te volgen.

  • 4. Er mogen geen voorwerpen geplaatst worden op blindegeleidestroken en binnen een afstand van 0,50 meter aan weerszijden daarvan of op gehandicaptenparkeerplaatsen.

  • 5. Het is niet toegestaan voorwerpen te plaatsen op in- en uitritten van hulpdiensten.

  • 6. Het is niet toegestaan voorwerpen te plaatsen in de onmiddellijke nabijheid van de bovenleiding van de trolleybus.

  • 7. Het is niet toegestaan voorwerpen te plaatsen binnen een straal van 0,50 meter van een brandkraan of een andere aansluitpunt voor brandblusapparaten.

  • 8. Op dagen of uren, waarop de gemeente in verband met wegwerkzaamheden of bijzondere gebeurtenissen (zoals evenementen en/of calamiteiten) over het desbetreffende straatdeel moet kunnen beschikken, is het niet toegestaan voorwerpen daarop te plaatsen.

  • 9. Het is niet toegestaan openbaar groen als opslagterrein te gebruiken.

  • 10. In de kroonprojectie van bomen zijn de hiernavolgende bewerkingen niet toegestaan:

    • -

      opslag van bouwmateriaal en plaatsen van keten;

    • -

      manoeuvreren met en parkeren van voertuigen;

    • -

      bevestigen van voorwerpen aan en om stam of takken;

    • -

      machinale bewerking van grond;

    • -

      ontgravingen en ophogingen.

  • 11. Een tijdelijke (hulp)constructie zoals een steiger moet op een degelijke manier worden geplaatst, waarbij ermee rekening wordt gehouden dat deze niet mag omvallen, omwaaien, of ander gevaar kan opleveren. Daarnaast moet op de veilige (hulp)constructie op een correcte en veilige manier worden gewerkt.

  • 12. Voor de uitvoering van werken en de plaatsing of verwijdering van bouwmaterieel en bouwmateriaal op de openbare weg dienen in overleg met de politie en de gemeente passende voorzieningen voor het verkeer te worden getroffen. Hieronder wordt verstaan het plaatsen, onderhouden, verplaatsen en verwijderen van benodigde verkeers-, waarschuwings- en richtingsborden, hekken, geleidebakens, omleidingsborden e.d. ten behoeve van de veiligheid van het werk en de geleiding van het verkeer. Verkeersmaatregelen dienen te voldoen aan het CROW handboek wegafzettingen 96a/96b "Werk in Uitvoering”. Uiterlijk twee werkdagen voor de aanvang van de werkzaamheden dient contact met de gemeente te worden opgenomen.

  • 13. Voor uitstallingen, aankondigingen, bouwmaterieel en bouwmateriaal gelden, naast de algemene bepalingen uit dit hoofdstuk en uit hoofdstuk 5, de volgende bepalingen:

    • -

      voor uitstallingen: de bepalingen opgenomen in hoofdstuk 2;

    • -

      voor aankondigingen: de bepalingen opgenomen in hoofdstuk 3;

    • -

      voor bouwmaterieel en bouwmateriaal: de bepalingen opgenomen in hoofdstuk 4.

Artikel 3 Aansprakelijkheid

  • 1. Door het gebruik van de openbare weg mag geen schade worden toegebracht aan de weg.

  • 2. De gemeente Renkum aanvaardt geen aansprakelijkheid als voorbijgangers of omwonenden door het in gebruik nemen van de openbare weg letsel oplopen of als er daardoor schade wordt toegebracht aan derden (zowel particulieren als bedrijven). De gebruiker vrijwaart de gemeente Renkum tegen aanspraken van derden tot vergoeding van dergelijke schade.

  • 3. De gebruiker dient, na afloop van het gebruik, de openbare weg / openbaar groen en de directe omgeving daarvan schadevrij en opgeruimd achter te laten. Doet de gebruiker dit niet, dan zal het terrein op zijn kosten door de gemeente worden opgeruimd en/of hersteld.

HOOFDSTUK 2 UITSTALLINGEN

Artikel 4 Regels voor het plaatsen van uitstallingen

  • 1. Het is alleen toegestaan uitstallingen te plaatsen voor het eigen winkelpand. Uitstallingen dienen binnen het (denkbeeldige) verlengde van de zijgevels van het desbetreffende perceel te blijven.

  • 2. Een uitstalling dient zodanig te worden geplaatst dat dit geen gevaar oplevert voor de verkeersveiligheid.

  • 3. Voor het exploiteren van een terras is op grond van artikel 2:28 van de APV een vergunning van de burgemeester vereist.

  • 4. Een uitstalling mag maximaal 1,20 meter diep zijn. Tot 1 meter uit de gevel mag een uitstalling, inclusief de daarop gestalde waren, maximaal 2 meter hoog zijn. Vanaf 1 meter uit de gevel mag een uitstalling, inclusief de daarop gestalde waren, maximaal 1,50 meter hoog zijn.

  • 5. Er mogen geen materialen aan luifels, zonweringen e.d. worden bevestigd, tenzij deze op een minimale hoogte van 2,20 meter zijn aangebracht.

  • 6. Er dient een afstand van tenmiste 2 meter te worden vrijgehouden tot de hoek van de straat, gemeten vanaf het kruisingsvlak (zie bijgevoegde tekening).

    afbeelding binnen de regeling

  • 7. Er moet een strook minimaal 1,50 meter breed (parallel aan de gevel) op het trottoir obstakelvrij worden gehouden voor voetgangers en/of gebruikers van gehandicaptenvoertuigen.

  • 8. Uitstallingen mogen de doorgang naar een pand of naar brandgangen niet belemmeren.

  • 9. Uitstallingen moeten zodanig geplaatst en ingericht worden dat deze niet onbedoeld kunnen wegrijden of verschuiven, dat er geen materialen kunnen vallen en dat er geen scherpe punten uitsteken.

  • 10. Per winkel mogen hoogstens twee reclameborden op de weg geplaatst worden met een maximale hoogte van 1,80 meter hoog en een maximale breedte van 1 meter; de reclame moet betrekking hebben op het branchepatroon van de winkel.

  • 11. De winkeluitstalling met inbegrip van materialen ten behoeve van de uitstalling mag alleen op de openbare weg worden gezet tijdens de uren waarop de winkel voor het publiek geopend mag zijn.

  • 12. Als een kraam of tafel met zaken wordt uitgestald voor de winkel, dan dient de verkoop van die zaken plaats te vinden vanuit de winkel. De ondernemer dient te waarborgen dat de bewoners van eventueel bovengelegen woningen in geval van calamiteiten de betreffende woningen kunnen ontvluchten.

HOOFDSTUK 3 AANKONDIGINGEN EN (RECLAME)UITINGEN

Artikel 5 Aankondigingsborden

Aankondigingsborden (dit zijn borden waarop een aankondiging als bedoeld in artikel 1 sub g wordt gedaan) mogen uitsluitend op, aan of boven de weg geplaatst worden door of namens de gemeente. Het is ieder ander verboden aankondigingsborden te plaatsen.

Artikel 6 Reclame

Het is verboden voorwerpen voor handelsreclame op, aan of boven de weg te plaatsen, behoudens door diegene aan wie het college een recht tot exploitatie daarvan heeft verleend en behoudens het bepaalde in artikel 4.

Artikel 7 Verwijsborden

  • 1. Het plaatsen van permanente verwijsborden is slechts toegestaan:

    • a.

      aan bedrijven of instellingen met een (boven)regionale toeristische en/of recreatieve functie;

    • b.

      op terreinen die zijn bestemd als industrieterrein;

    • c.

      als dit vanuit verkeerstechnisch oogpunt een belangrijke toegevoegde waarde heeft. Het gaat dan bijvoorbeeld over de situatie dat een relatief slecht bereikbaar bedrijf in de bebouwde kom veel vrachtverkeer krijgt. Het kan dan wenselijk zijn om, teneinde het vrachtverkeer uit (bepaalde) woonbuurten te houden, een routing aan te geven;

    • d.

      ten behoeve van een maatschappelijk doel. Hierbij kan worden gedacht verwijsborden naar gemeentelijke instellingen en verwijsborden die recreatieve functie van een bepaald gebied of woonkern te bevorderen.

  • 2.

    • Het plaatsen van tijdelijke verwijsborden is slechts toegestaan ten behoeve van een niet-commercieel evenement. De verwijsborden mogen in dat geval niet eerder dan vijf dagen voor aanvang van het evenement worden geplaatst en dienen uiterlijk één werkdag na het plaatsvinden het evenement te zijn verwijderd.

  • 3. De aan te brengen ondergrond en tekst op de verwijsborden dienen niet van een fel reflecterend materiaal te zijn vervaardigd.

  • 4. De verwijsborden dienen op een deugdelijke wijze te worden bevestigd aan enig onroerend goed, één en ander met toestemming van de rechthebbende.

  • 5. De verwijsborden dienen ten minste vijftien meter voor een kruising(en) of kruispunt te worden neergezet om het verkeer daardoor niet af te leiden.

Artikel 8 Spandoeken en versieringen

  • 1. Het is slechts toegestaan om spandoeken boven de weg op te hangen dan wel om versieringen (zoals vlaggetjes en verlichtingen) op, aan of boven de weg aan te brengen als wordt voldaan aan de hieronder genoemde voorwaarden:

    • a.

      het spandoek of de versiering dient op een deugdelijke wijze te worden bevestigd aan enig onroerend goed, een en ander met toestemming van de rechthebbende

    • b.

      de onderzijde van het spandoek of de versiering ligt tenminste 5,00 meter boven het wegdek;

    • c.

      bij eventuele bevestiging van een versiering aan bomen mag er geen gebruik worden gemaakt van schroeven, spijkers en dergelijke. Een spandoek mag alleen aan bomen bevestigd worden door middel van touw of binddraad, dat tegelijkertijd met het spandoek dient te worden verwijderd;

    • d.

      het spandoek of de versiering moet zodanig zijn aangebracht dat het niet in aanraking kan komen met niet-geïsoleerde stroomtoevoerende draden;

    • e.

      het spandoek of de versiering is niet opgehangen aan een of meerdere lichtmasten en

    • f.

      het spandoek of de versiering schermt geen lichtbronnen af;

  • 2. Een spandoek moet verband houden met een uiting of activiteit met een ideëel karakter binnen de gemeente Renkum van een overheidsinstelling of van een charitatieve instelling met een vergunning op grond van artikel 5:13 van de Algemene plaatselijke verordening gemeente Renkum. Dit kunnen ook activiteiten zijn die een regionaal of landelijk karakter hebben, maar met een lokaal effect zoals bijvoorbeeld landelijke campagnes over verkeersveiligheid en collectes. Een versiering moet verband houden met speciale gelegenheden, namelijk Koninginnedag, Sinterklaas, Kerst, EK’s of WK’s en Olympische Spelen / Paralympics.

  • 3. In afwijking van het tweede lid is het toegestaan een spandoek op te hangen of versiering aan te brengen in verband met een activiteit die of evenement dat op de openbare weg plaatsvindt, gedurende dat evenement of die activiteit.

HOOFDSTUK 4 BOUWMATERIEEL EN BOUWMATERIAAL

Artikel 9 Het plaatsen van bouwmaterieel en bouwmateriaal op de weg

  • 1. Het is slechts toegestaan om bouwmaterieel en bouwmateriaal op de weg te plaatsen als wordt voldaan aan de voorwaarden zoals opgenomen in de artikelen 10 tot en met 12. Bouwmaterieel en bouwmateriaal mogen in geen geval langer dan 31 dagen op de weg worden geplaatst.

  • 2. Als bouwmaterieel en bouwmateriaal op de weg worden geplaatst in het kader van een werk waarvoor bouwvergunning is verleend, kan het zijn dat een bouwveiligheidsplan wordt voorgeschreven. Voor zover de te nemen maatregelen in het bouwveiligheidsplan afwijken van de voorwaarden zoals opgenomen in de artikelen 10 tot en met 13, gaan de bepalingen van het bouwveiligheidsplan voor.

Artikel 10 Inrichting bouwplaats

1.a) Bouwmaterieel en bouwmateriaal benodigd voor het verrichten van werkzaamheden aan het bouwwerk moet zoveel mogelijk eerst op het beschikbare eigen terrein worden geplaatst of opgeslagen.

b) Bouwmaterieel en bouwmateriaal dat niet in gebruik is voor het uitvoeren van werkzaamheden, moeten tenminste tot de volgende afstand buiten de verharding van een rijbaan, fietspad of voetpad worden geplaatst of opgeslagen:

  • -

    rijbaan: 1,50 m

  • -

    fietspad: 1,00 m

  • -

    voetpad: 0,50 m

    met dien verstande dat het zicht op eventueel aanwezige verkeersborden en andere voor de weggebruiker bedoelde signaalgevers en/of aanduidingen niet wordt belemmerd.

c) Uitsluitend in het geval dat het eigen terrein niet toereikend is kan de openbare weg gedeeltelijk worden gebruikt.

  • 2.

    Bouwmaterieel en bouwmateriaal mogen slechts aan één zijde van de weg, binnen de bebouwde kom, worden geplaatst, zodat er altijd één weghelft vrij blijft voor hulpdiensten.

  • 3.

    Door het plaatsen van bouwmaterieel en bouwmateriaal op de weg mag de toegang tot aangrenzende percelen niet worden ontnomen of belemmerd.

  • 4.

    Omwonenden dienen op de hoogte gesteld te worden van de werkzaamheden. Voorts dienen zodanige maatregelen genomen te worden dat het woon- en leefmilieu zo min mogelijk wordt geschaad door de organisatie van de activiteiten.

  • 5.

    De in-/uitrit of rijbaan van bouwplaats naar de openbare weg moet voorzien zijn van rijplaten.

  • 6.

    Wordt bij de transport of verwerking van bouwmaterieel en bouwmateriaal de weg of een weggedeelte verontreinigd, dan moet op eerste aanzegging van de politie of een toezichthouder deze verontreiniging worden verwijderd. Wordt hieraan niet voldaan, dan zullen zonder dat een ingebrekestelling is vereist de werkzaamheden op kosten van de verontreiniger door derden worden uitgevoerd.

Artikel 11 Veiligheid

  • 1.

    Indien bestrating is verwijderd en er vinden geen werkzaamheden plaats, dienen rijplaten en/of schotten te worden toegepast ten behoeve van de bereikbaarheid van woningen en bedrijven. Tevens dienen deze maatregelen er voor te zorgen dat voetgangers op een deugdelijke manier gebruik kunnen maken van de openbare weg.

  • 2.

    De toegang tot het bouw- en opslagterrein moet met bouwhekken afgesloten worden. Bij het verlaten van het bouw- en opslagterrein moeten zodanige maatregelen worden getroffen, dat het opslag- en bouwterrein niet door andere personen kan worden betreden. Aan de buitenzijde bij het toegangshek moet worden aangeven:

    • -

      de naam, het adres en het telefoonnummer van directie en aannemer;

    • -

      het verbod voor het betreden van het terrein door onbevoegden (art. 461 Wetboek van Strafrecht).

      De indeling van het werkterrein, de werkmethode, werkvolgorde en het materieel moetzodanig worden gekozen, dat hinder door stofvorming, verstuiving of geurhinder zo veel mogelijk wordt beperkt.

  • 3.

    Als gebruik wordt gemaakt van de openbare weg of een gedeelte hiervan, moeten de nodige borden en/of markeringen worden geplaatst voor de veiligheid van het verkeer. Wordt (met ontheffing van het college) een gedeelte van de weg afgesloten, dan moet worden gezorgd voor duidelijke bebording en pijlen om de afsluiting en omleiding aan te duiden. Tevens moeten er maatregelen worden genomen om te zorgen dat voetgangers op een deugdelijke manier gebruik kunnen maken van de openbare weg, conform het Handboek CROW wegafzettingen 96b.

  • 4.

    Bouwhekken die op of tegen de openbare weg zijn geplaatst, moeten worden voorzien van lichtmasten of lampen en retro-reflecterende verkeersborden, conform de CROW richtlijn publicatie 130 voor het markeren van onverlichte obstakels.

  • 5.

    Het is verboden om buiten de bouwhekken na werktijd, bouwmiddelen of bouwmaterialen te plaatsen. Deze moeten op een zodanige manier worden opgeslagen dat ze geen gevaar of hinder opleveren voor de omgeving.

  • 6.

    Zowel voor (nulmeting) als na uitvoering van werkzaamheden op een perceel zal, in het bijzijn van de eigenaar of grondgebruiker, een technische opneming worden gehouden waarbij wordt vastgesteld of de werkzaamheden zijn uitgevoerd conform de afspraken zoals is vastgesteld in het bestek, recht van opstal of werkbezoeken. Van deze technische opname dient een schriftelijk bezoekrapport te worden overlegd.

Artikel 12 Tijdsduur

  • 1. Bouwmaterieel en bouwmateriaal zijn slechts tijdelijk op de weg toelaatbaar, zolang deze - binnen de reguliere werktijden - functioneel zijn voor de uitvoering van een bouwactiviteit.

  • 2. Na gebruik en uiterlijk 14 dagen na oplevering van het bouwwerk moeten zowel het bouwterrein en opslagterrein, schoon en vrij van bouwmaterieel en bouwmateriaal worden opgeleverd. Is dit niet het geval, en het betreft gemeentelijk grond, dan zal de grond op kosten van de overtreder worden opgeruimd en/of hersteld.

HOOFDSTUK 5 SLOTBEPALINGEN

Artikel 13 Ontheffing

  • 1. Als het niet mogelijk is een voorwerp op de openbare weg te plaatsen op grond van onderhavige Regels, is artikel 2:10, eerste lid, van de APV van toepassing (verbod tot plaatsing). In dat geval kan op grond van artikel 2:10, derde lid, van de APV een ontheffing aangevraagd worden voor het plaatsen van het voorwerp op de openbare weg.

  • 2. Bij de aanvraag voor een ontheffing van het bepaalde in de artikel 10 t/m 12 moet een plan van aanpak worden overgelegd dat tenminste:

    • a.

      inzicht geeft in de wijze van uitvoering;

    • b.

      een omschrijving bevat van het voor de uitvoering te gebruiken bouwmaterieel en bouwmateriaal;

    • c.

      de volgorde en planning van werkzaamheden aangeeft;

    • d.

      een berekening bevat met betrekking tot de schatting van de omvang en aard van de af te voeren hoeveelheid onbruikbare deelstromen.

Artikel 14 Aanspreekpunt gemeente

Ten behoeve van overleg dan wel het aanvragen van een ontheffing als bedoeld in artikel 13 van deze regels, dient de gebruiker contact op te nemen met het team Vergunning, Toezicht & Handhaving (026-3348348).

Artikel 15 Overgangsbepaling

Vergunningen en ontheffingen die op grond van artikel 2.1.5.1 (oud) / artikel 2:10 (nieuw) van de Algemeen Plaatselijke Verordening gemeente Renkum zijn verleend vóór inwerkingtreding van deze regels worden geacht daarmee in overeenstemming te zijn.

Artikel 16 Slotbepalingen

  • 1.

    Deze regels kunnen worden aangehaald als “Regels gebruik openbare ruimte 2014”.

  • 2.

    De Regels gebruik openbare ruimte, vastgesteld op 18 september 2012, vervallen.

  • 3.

    Deze regels treden in werking op 1 januari 2014.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de collegevergadering van 17 december 2013.
BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN RENKUM
De secretaris, de burgemeester,
A.E.J. Steverink drs. J.P. Gebben