Regeling vervallen per 09-08-2011

Verordening peuterspeelzalen Oirschot

Geldend van 26-05-1999 t/m 08-08-2011

Intitulé

Verordening peuterspeelzalen Oirschot

 

De gemeenteraad van Oirschot;

 

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 12 april 1999, nr. 1999/36;

 

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht;

 

besluit:

 

de geldende “Verordening Peuterspeelzalen Oirschot 1994” en de “Verordening Peuterspeelzalen Oost- West – en Middelbeers 1994” in te trekken en vast te stellen de volgende verordening Peuterspeelzalen Oirschot.

 

 

 

Hoofdstuk 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

 

a. burgemeester en wethouders: burgemeester en wethouders van Oirschot; 

b. peuterspeelzaal: een ruimtelijke voorziening voor kinderopvang uitsluitend voor kinderen vanaf twee jaar tot het moment waarop zij basisonderwijs kunnen volgen; 

c. ouder/verzorger: de persoon die een minderjarig kind dat bij hem inwoont, opvoedt en verzorgt; 

d. houder; de rechtspersoon die een peuterspeelzaal in stand houdt; 

e. groep: een eenheid die bestaat uit een aantal kinderen en een aantal functionarissen en/of begeleiders; 

f. functionaris: de krachtens een arbeidsovereenkomst in een peuterspeelzaal werkzame persoon die voldoet aan de opleidingseisen die door de houder gesteld worden; 

g. begeleider: de in een peuterspeelzaal werkzame persoon die niet voldoet aan opleidingseisen, en die ook niet bezoldigd wordt.

 

Artikel 2 Vergunningsplicht

Het is verboden, zonder schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders een peuterspeelzaal open te stellen of te houden.

 

Artikel 3 Weigering van vrijstelling

  • 1 Burgemeester en wethouders kunnen de vergunning weigeren indien niet wordt voldaan aan de in of krachtens hoofdstuk twee van deze verordening gestelde voorschriften, van de in het eerste lid bedoelde algemene of nadere regels vrijstelling te verlenen.

  • 2 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, onder door hen vast te stellen voorschriften, van de in het eerste lid bedoelde algemene of nadere regels vrijstelling te verlenen.

  • 3 Aan een vrijstelling als bedoeld in het tweede lid mogen slechts voorschriften worden verbonden ter bescherming van de belangen, waarop de regels waarvan vrijstelling wordt verleend, het oog hebben.

     

Artikel 4 Voorbereidingsprocedure

  • 1 Op in behandeling genomen aanvragen is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

  • 2 Eenieder kan zijn zienswijze over de aanvraag naar voren brengen.

     

Artikel 5 Termijnen

  • 1 Burgemeester en wethouders beslissen op een aanvraag om vergunning of op een verzoek tot vrijstelling binnen acht weken na de dag waarop de aanvraag of het verzoek is ontvangen.

  • 2 Burgemeester en wethouders kunnen hun beslissing voor ten hoogste acht weken verdagen.

     

Artikel 6 Aanhouding

  • 1 Burgemeester en wethouders houden de beslissing op de aanvraag om vergunning of het verzoek tot vrijstelling aan, totdat door hen, overeenkomstig de van toepassing zijnde bepalingen van de Brandbeveiligingsverordening en de Bouwverordening, een beslissing is genomen.

  • 2 In afwijking van het bepaalde in artikel 5, nemen burgemeester en wethouders, voor zover de aanhouding bedoeld in het eerste lid langer duurt dan de in artikel 5 gestelde termijnen, de beslissing op een aanvraag om vergunning of een verzoek tot vrijstelling zo spoedig mogelijk na afloop van de in artikel 5 bedoelde termijnen.

     

Artikel 7 Inhoud van de vergunning

In de vergunning worden vermeld:a. naam van de houder; 

b. het aantal uren dat de voorziening is geopend;c. de plaatselijke aanduiding van het perceel dan wel de percelen waarin de voorzieningen zijn gevestigd;d. de ligging en de oppervlakte van de lokaliteiten, waarin de kinderen verblijven;e. het aantal kinderen, naar leeftijd uitgesplitst, dat per dagdeel aanwezig is;f. het (maximum) aantal groepen.

 

Artikel 8 Duur van de vergunning of vrijstelling

  • 1 De vergunning of vrijstelling wordt verleend voor maximaal vier jaar.

  • 2 De vergunning wordt geacht telkens stilzwijgend ongewijzigd voor vier jaar te worden verlengd, tenzij burgemeester en wethouders uiterlijk één jaar voor de afloop van de termijn de houder schriftelijk anderszins bericht. Dit bericht is met redenen omkleed.

  • 3 De vrijstelling wordt geacht telkens stilzwijgend ongewijzigd voor één jaar te worden verlengd, tenzij burgemeester en wethouders uiterlijk drie maanden voor de afloop van de termijn de houder schriftelijk anderszins bericht. Dit bericht is met redenen omkleed.

     

Artikel 9 Verplichtingen van de houder

  • 1 De vergunning of vrijstelling is niet overdraagbaar.

  • 2 De houder is verplicht aan burgemeester en wethouders gegevens te verstrekken die door of namens hen in verband met de huisvesting, verzorging en begeleiding van de kinderen van belang worden geacht. 

  • 3 De houder is voorts verplicht om, indien verstrekte gegevens wijziging ondergaan, daarvan onmiddellijk schriftelijk mededeling te doen aan burgemeester en wethouders.

     

Artikel 10 Intrekking of wijziging van vergunning of vrijstelling

  • 1 Burgemeester en wethouders kunnen de vergunning of vrijstelling intrekken of wijzigen:a. indien ter verkrijging daarvan onjuiste dan wel onvolledige gegevens zijn verstrekt;b. indien op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten opgetreden na het verlenen van de vergunning of vrijstelling, moet worden aangenomen, dat intrekking of wijziging daarvan wordt gevorderd door het belang of de belangen ter bescherming waarvan de vergunning is verstrekt;c. indien de aan de vergunning of vrijstelling verbonden algemene of nadere regels niet zijn of worden nagekomen;d. indien de houder dit verzoekt;e. indien van de vergunning geen gebruikt wordt gemaakt binnen een redelijke termijn;

  • 2 Burgemeester en wethouders kunnen in het belang van de kinderen tijdelijke of blijvende sluiting van een peuterspeelzaal gelasten, indien naar hun oordeel dringende omstandigheden die niet uit deze verordening voortvloeien daartoe aanleiding geven.

     

     

Hoofdstuk 2 NADERE REGELS

Artikel 11 Algemene regels

  • 1 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij openbaar ter kennis te brengen, besluit algemene of andere regels te stellen, waaraan de peuterspeelzaal de houder en de in de peuterspeelzaal werkzame functionarissen en begeleiders moet voldoen.Deze regels hebben betrekking op: a. de verzorging en begeleiding van en het toezicht op de kinderen; b. de accommodatie en inrichting en hygiënische toestand van de voorziening; c. de veiligheid van de voorziening; d. de aan de functionarissen en begeleiders te stellen eisen van gezondheid en gedrag.

  • 2 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd onder door hen te bepalen voorwaarden ontheffing te verlenen van de in het eerste lid bedoelde algemene of nadere regels.

     

Artikel 12 Invloed ouders/verzorgers, functionarissen en begeleiders

De houder zorgt ervoor, dat de invloed van functionarissen, begeleiders, ouders/verzorgers op het beleid van de houder is gewaarborgd.

 

Artikel 13 Eisen functionarissen

De in een peuterspeelzaal werkzame functionarissen dienen te voldoen aan de (opleidings)eisen, zoals die door de houder worden gesteld.Voor wat betreft salariëring van de functionarissen dient te worden uitgegaan van het wettelijke minimumloon.

 

Artikel 14 Verzekeringen en contract

De houder van een peuterspeelzaal moet ten behoeve van in die peuterspeelzaal aanwezige functionarissen, begeleiders en kinderen een passende aansprakelijkheids- en ongevallenverzekering afsluiten.

 

Artikel 15 Groepsgrootte peuterspeelzaal

  • 1 Het aantal kinderen in één groep bedraagt in elk geval 15.

  • 2 Het in het eerste lid bedoelde aantal kinderen wordt eenmaal per jaar op de peildatum 16 januari vastgesteld.

     

Artikel 16

  • 1 Het aantal in artikel 15 bedoelde kinderen in een groep staat onder leiding van maximaal twee functionarissen en één begeleider.

  • 2 Het verblijfsduur van een kind bedraagt ten hoogste 4 uur per dag.

     

Artikel 17 Voorkoming verspreiding infectieziekten

  • 1 Het is aan de houder, dan wel degene die met de dagelijkse leiding is belast, verbonden: a. enig persoon tot de peuterspeelzaal of tot enige daarmee in verbinding staandelokaliteit, toe te laten of daarin zelfs te vertoeven, wanneer, volgens of vanwege de directeur van de G.G.D., daarmee het gevaar van overbrenging van een infectieziekten, zoals genoemd in de Wet bestrijding infectieziekten en opsporing ziekte/oorzaken, aanwezig is; b. enig persoon tot de peuterspeelzaal of tot enige daarmee in verbinding staande lokaliteit, toe te laten of daarin zelf te vertoeven, wanneer hij redelijkerwijs kan vermoeden, dat daarmee het gevaar van overbrenging van een infectieziekte, zoals genoemd in de onder a vermelde wet, aanwezig is.

  • 2 Van het in het eerste lid onder a omschreven verbod is de houder ontheven, zoals de behandeld geneesheer een schriftelijke verklaring heeft afgegeven, dat de kans op overbrenging van een infectieziekte is uitgesloten.

  • 3 De bepalingen in het eerste en tweede lid laten onverlet de bepalingen krachtens de in het eerste lid, onder a, genoemde wet.

     

     

Hoofdstuk 3 STRAF-, OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 18 Strafbepaling

In die handelt in strijd met het bepaalde in artikel 2 en 9 en het bepaalde in hoofdstuk 2, wordt gestraft met een hechtenis van ten hoogste twee maanden of een geldboete van de tweede categorie.

 

Artikel 19 Opsporingsambtenaren

  • 1 Burgemeester en wethouders kunnen, naast de in artikel 141 van de Wetboek van Strafvordering genoemde opsporingsambtenaren, één of meer ambtenaren belasten met de zorg voor de naleving van deze verordening.

  • 2 Zo dikwijls de zorg voor de nakoming van een in of krachtens deze verordening gesteld voorschrift dit vereist, wordt hierbij aan de in het eerste lid bedoelde ambtenaren de last verstrekt om gebouwen en bouwwerken binnen te treden.Voor zover deze last woningen betreft, wordt deze verstrekt met inachtneming van de wet van 31 augustus 1853 (Stb. 83) en de daarop gekomen wijzigingen.

     

Artikel 20 Overgangsbepaling

Houders, die reeds voor de inwerkingtreding van deze verordening een peuterspeelzaal beheerden, dienen binnen een termijn van één jaar na inwerkingtreding van deze verordening aan de in en krachtens deze verordening gestelde eisen te voldoen en ervoor zorg te dragen dat de peuterspeelzaal eveneens aan de in en krachtens verordening gestelde eisen voldoet.

 

Artikel 21 Slotbepaling

  • 1 Deze verordening kan worden aangehaald als: Verordening Peuterspeelzalen Oirschot.

  • 2 Zij treedt in werking op de achtste dag na die waarop zij is bekend gemaakt.

     

     

Ondertekening

Vastgesteld in de openbare vergadering van de gemeenteraad van Oirschot van 27 april 1999
 
De gemeenteraad,
 
secretaris                 voorzitterJ.P.C.M. Vriens       Mr. G.G.I.M. Speetjens
 

NADERE REGELS PEUTERSPEELZALEN OIRSCHOT 1

Burgemeester en wethouders van Oirschot;

 

gelet op artikel 11 van de “Verordening Peuterspeelzalen Oirschot”vastgesteld door de raad in zijn vergadering van 27 april 1999 (besluit nr. 1999/50)

 

b e s l u i t e n :

 

vast te stellen de hiernavolgende Nadere regels Peuterspeelzalen Oirschot.

 

 

Hoofdstuk 1

 

Algemeen

 

Artikel 1

Situering en toegankelijkheid van de peuterspeelzaal

a. De peuterspeelzaal is goed en veilig bereikbaar.b. De Peuterspeelzaal is gelegen in een omgeving die vrij is van geluids- en milieuoverlast.c. De peuterspeelzaal is toegankelijk en geschikt voor in hun beweging gehandicapten.

 

 

Hoofdstuk 2

 

Ruimten in de peuterspeelzaal

 

Artikel 2

Algemeen

a. Afhankelijk van de leeftijd en de verblijfsduur van de kinderen en het aantal groepen, beschikt een peuterspeelzaal over één of meerdere:- verblijfsruimten binnen voor kinderen;- buitenspeelruimte voor kinderen;- toiletruimten voor kinderen en personeel- garderobes voor kinderen;- bergruimten voor o.a. speelgoed;- personeels- annex kantoorruimte voor het uitvoeren en leidinggevend personeel.b. De ruimten van een peuterspeelzaal mogen tijdens de openstelling uitsluitend worden gebruikt voor peuterspeelzaalwerk.c. De vloeren van de peuterspeelzaal zijn bedekt met goed reinigbaar, isolerend, splintervrij en niet-glad materiaal.

d. Alle ruimten, uitgezonderd de bergruimte voor buitenspeelgoed, zijn van binnenuit bereikbaar.e. Alle ruimten, zijn voorzien van een doelmatige en tochtvrije ventilatie.f. De temperatuur in de ruimten, uitgezonderd de bergruimte, is tijdens de openstelling het hele jaar door niet lager dan 15 en niet hoger dan 22 graden Celsius.

 

Artikel 3Verblijfsruimten voor kinderen

a. In de verblijfsruimten moet daglicht kunnen toetreden door middel van één of meer vensters in tenminste één buitenwand.b. Het verlichtingsniveau in de verblijfsruimten dat door middel van kunstlicht kan worden bereikt, bedraagt 150 lux.c. In de verblijfsruimten is voldoende bergruimte aanwezig voor het opbergen van speelgoed en eventuele andere materialen.d. In de verblijfsruimten is een op het aantal kinderen afgestemd aantal tafels en stoelen aanwezig, waarvan de afmetingen zijn afgestemd op de grootte van de kinderen.e. In de verblijfsruimten is een op het aantal volwassenen afgestemd aantal tafels en stoelen aanwezig.f. De verblijfsruimten zijn aan de zonzijde voorzien van zonwering. 

 

Artikel 4Toiletruimten

a. Voor het personeel is een afzonderlijke toiletruimte aanwezig.b. In elke toiletruimte dan wel in de onmiddellijke omgeving daarvan, is een handenwasgelegenheid aanwezig. De handenwasgelegenheid voor kinderen is aangebracht op een voor het bereikbare hoogte.c. De toiletruimte voor kinderen hebben zodanige afmetingen, dat de kinderen afzonderlijk goed bereikbaar zijn.d. De vloeren zijn bedekt met een waterdicht en goed reinigbaar materiaal. De wanden zijn tot een hoogte van 1.50 meter boven de vloer eveneens bedekt met waterdicht en goed reinigbaar materiaal.e. Voor elk vijftiental kinderen of deel daarvan is tenminste één closetpot aanwezig. De afmetingen en hoogte van de closetpotten zijn aangepast aan de grootte van de kinderen.f. Voor luiers, po’s en dergelijke is een aparte spoelgelegenheid aanwezig.

 

Artikel 5Buitenspeelterrein

a. Een peuterspeelzaal beschikt over een veilige, goed afgeschermde en van een doelmatige watering voorziene speelgelegenheid in de open lucht.b. Er is bij voorkeur een zandbak aanwezig. Deze moet schoon zand bevatten.c. Bij voorkeur is er ook een kraan met koudstromend water aanwezig.d. Voor buitenspeelgoed is een aparte bergruimte aanwezig.e. Speelgoed, klim- en klautermateriaal mogen geen gevaar opleveren voor de kinderen.f. Het buitenspeelterrein is niet beplant met giftige en/of stekelige planten.

 

Artikel 6Garderobe

a. Een peuterspeelzaal beschikt over een garderobe voor kinderen en bij voorkeur ook een garderobe voor volwassenen.b. De garderobe liggen buiten de verblijfsruimten.c. De kapstokken zijn veilig en aangebracht op een voor kinderen bereikbare hoogte.

 

Artikel 7Personeelsruimten

De peuterspeelzaal beschikt over een aparte ruimte ten behoeve van de leiding onder andere te gebruiken als staf/vergaderruimte.

 

 

Artikel 8Overige ruimten

In de peuterspeelzaal is voldoende ruimte aanwezig voor het bergen van speelgoed en leermiddelen.

 

 

Hoofdstuk 3

 

Overige bepalingen

 

Artikel 9Veiligheid en hygiëne

a. De voorzieningen voor brandveiligheid en veilige ontvluchting bij brand moet voldoen aan de richtlijnen van gebouwen NEN 3892 en NEN 3894 van het Nederlands Normalisatie Instituut.b. In de peuterspeelzaal is voldoende brandblusapparatuur aanwezig, dat jaarlijks dient te worden goedgekeurd.c. Alle overige door de commandant van de brandweer te geven aanwijzingen dienen onverwijld te worden gevolgd.d. Buitendeuren en vensters zijn zodanig beveiligd, dat kinderen niet ongemerkt de peuterspeelzaal kunnen verlaten en onbevoegden niet ongemerkt kunnen binnentreden.e. De verwarmingsapparaturen zijn zodanig opgesteld en uitgevoerd, dat de kinderen zich daaraan niet kunnen verwonden.f. Wandcontactdozen dienen te zijn geaard en te zijn afgeschermd en bij voorkeur onbereikbaar te zijn voor de kinderen.g. Ruiten beneden 1.2 meter dienen te zijn vervaardigd van veiligheidsglas, danwel voorzien van glasfolie.h. Eventueel aanwezige vaste trappen dienen veilig te zijn voor kinderen.i. Voorwerpen en vloeistoffen die gevaar voor kinderen kunnen opleveren (schoonmaakartikelen, medicamenten, elektrische apparaten e.d.) moeten buiten bereik van kinderen worden opgeborgen.j. In de peuterzaal is een telefoon aanwezig. In de onmiddellijke nabijheid daarvan bevinden zich het algemeen alarmnummer en het telefoonnummer van de huisarts.k. In de peuterspeelzaal is een volledig uitgeruste EHBO-trommel aanwezig en een zogenaamde giflijst.l. De peuterspeelzaal en de inrichting daarvan verkeren in zindelijke staat.m. In ruimte waar kinderen worden opgevangen wordt niet gerookt.n. In de peuterspeelzaal worden geen huisdieren toegelaten.o. In de peuterspeelzaal is tenminste één functionaris aanwezig die in het bezit is van een geldig E.H.B.O.-diploma.

 

Artikel 10Aanwezigheid van gegevens

a. In de peuterspeelzaal dient van elke begeleider aanwezig te zijn:- naam, adres, woonplaats en geboortedatum;- een verklaring omtrent het gedrag als bedoeld in de wet op de justitiële documentatie; de verklaring omtrent het gedrag, dient te zijn afgegeven ten hoogste één maand voor de datum van indiensttreding;- een verklaring waaruit blijkt, dat tegen toelating tot een peuterspeelzaal, op grond van lichamelijke of geestelijke gezondheid geen bezwaar bestaat, afgegeven door de directeur van de G.G.D., ten hoogste één maand voor de datum van indiensttreding.b. In de peuterspeelzaal wordt een lijst opgesteld om bijgehouden van alle daarin ingeschreven kinderen. Deze lijst vermeldt per kind naam, geboortedatum, naam van de huisarts alsmede huis- en indien van toepassing werkadres en telefoonnummer van de ouder(s)/verzorger(s).c. In de peuterspeelzaal is vastgesteld wie belast is met de dagelijkse leiding en wie bij afwezigheid vervangt.

 

Artikel 11Medische verzorging

a. De peuterspeelzaal beschikt over een vaste huisarts.b. De peuterspeelzaal stelt regels vast omtrent de handelwijze van functionarissen en begeleiders, wanneer deze bij zichzelf kinderen of gezinsleden ziekten constateren 

of veronderstellen die voor de persoon zelf of voor die andere aanwezige risico's kunnen opleveren.

 

 

Hoofdstuk 4

Slotbepaling

 

Artikel 12Citeerartikel

Dit besluit kan worden aangehaald als "Nadere regels Peuterspeelzalen Oirschot" en vervangt alle eerder vastgestelde, nadere regels.

 

Aldus vastgesteld door burgemeester en wethoudersvan Oirschot in hun vergadering van 18 mei 1999.

 

J.J.M. van Steensel     A.J.G. van Brunschotloco-secretaris            loco-burgemeester