Regeling vervallen per 01-04-2021

Besluit van provinciale staten van Utrecht van 26 oktober 2009 tot algehele herziening van de regelgeving voor de provincie Utrecht met betrekking tot het waterbeheer.

Geldend van 22-12-2009 t/m 31-12-2014

Provinciale staten van Utrecht;

Op voorstel van gedeputeerde staten van Utrecht;

Overwegende dat het in verband met de nieuwe Waterwet noodzakelijk is de regelgeving voor de provincie Utrecht met betrekking tot het waterbeheer geheel te herzien;

Gelet op de artikelen 3.2, eerste lid, en 4.5 van de Waterwet en artikel 145 van de Provinciewet;

Besluiten:

vast te stellen de volgende verordening:

WATERVERORDENING PROVINCIE UTRECHT 2009

Hoofdstuk 1: Begripsbepalingen

Artikel 1.1: Begripsbepalingen

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • -

    gedeputeerde staten: gedeputeerde staten van de provincie Utrecht;

  • -

    lijst A: de als bijlagen 1 en 3 bij deze verordening behorende lijst onderscheidenlijk kaart van vaarwegen in beheer bij de provincie;

  • -

    lijst B: de als bijlagen 2 en 4 bij deze verordening behorende lijst onderscheidenlijk kaart van binnen de provincie gelegen vaarwegen in beheer bij andere overheidslichamen, het Rijk uitgezonderd, en onder toezicht van de provincie;

  • -

    minimaal benodigde vaarwegdiepte: diepte afgeleid van de diepgang van het maatgevende schip vermeerderd met de benodigde kielspeling;

  • -

    minister: minister van Verkeer en Waterstaat;

  • -

    pompcapaciteit: het maximum wateropbrengend vermogen van een inrichting in m3 per uur;

  • -

    regionaal waterplan: plan als bedoeld in artikel 4.4 van de wet;

  • -

    retourbemaling: het in een grondwaterlichaam brengen van onttrokken water, ter compensatie of vermindering van de gevolgen van het onttrekken van water;

  • -

    schip: schip als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Scheepvaartverkeerswet;

  • -

    vaarweg: elk binnen de provincie gelegen water dat openstaat voor het openbaar scheepvaartverkeer, voor zover vermeld op lijst A of lijst B;

  • -

    vaarwegbeheer: de overheidszorg gericht op de instandhouding, bruikbaarheid en bescherming van een vaarweg en bijbehorende werken;

  • -

    vaarwegbeheerder: het bevoegde bestuursorgaan van het overheidslichaam dat met het vaarwegbeheer is belast en als zodanig is vermeld op lijst A of lijst B;

  • -

    werk: elk kunstwerk of ander bouwwerk, waaronder begrepen oevers en oevervoorzieningen, boven, op, in, onder of langs een vaarweg gelegen;

  • -

    wet: Waterwet.

Hoofdstuk 2: Vaarwegen

Titel 2.1: Toedeling vaarwegbeheer

Artikel 2.1: Toedeling vaarwegbeheer

(gereserveerd)

Titel 2.2: Gebruik en instandhouding vaarwegen

Artikel 2.2: Belangenbescherming

  • 1 Deze titel en de daarop berustende bepalingen hebben tot doel:

    • a.

      regels te stellen in het belang van de instandhouding, de bruikbaarheid en bescherming van de vaarwegen en de bijbehorende werken;

    • b.

      aanvullende regels te stellen in het belang van de veiligheid en het vlotte verloop van het scheepvaartverkeer op de vaarwegen.

  • 2 Toepassing van het eerste lid kan mede geschieden in het belang van de bescherming van de landschappelijke, ecologische of andere natuurwetenschappelijke waarden van het gebied waarin een vaarweg is gelegen.

Artikel 2.3: Toepassingsbereik

  • 1 Deze titel en de daarop berustende bepalingen zijn, tenzij uitdrukkelijk anders aangegeven, van toepassing zowel op de vaarwegen van lijst A als die van lijst B en de bijbehorende werken.

  • 2 Gedeputeerde staten vermelden bij de in het eerste lid bedoelde lijsten met betrekking tot de op de kaarten aangegeven vaarwegen, wie de beheerder is en wie het bevoegd gezag is, zoals bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Scheepvaartverkeerswet, dan wel wie door provinciale staten als bevoegd gezag is aangewezen ingevolge artikel 2, derde of vierde lid, van die wet.

Artikel 2.4: Vaarwegdiepte

  • 1 Gedeputeerde staten stellen de minimaal benodigde vaarwegdiepten vast van de vaarwegen op de lijsten A en B.

  • 2 Op de voorbereiding van een besluit als bedoeld in het eerste lid is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

Artikel 2.5: Vaarwegonderhoud

  • 1 De vaarwegbeheerder draagt zorg voor het onderhoud van de vaarweg met inachtneming van de minimaal benodigde vaarwegdiepten, vastgesteld krachtens artikel 2.4, eerste lid.

  • 2 De vaarwegbeheerder van een op de lijst B voorkomende vaarweg zendt gedeputeerde staten elke vijf jaar een verslag over de staat van onderhoud van de vaarweg. Indien gebreken worden geconstateerd wordt in het verslag aangegeven hoe die zullen worden opgeheven.

  • 3 Het onderhoud, bedoeld in het eerste lid, omvat:

    • a.

      het houden of brengen van de vaarweg op de vastgestelde afmetingen;

    • b.

      het in goede staat houden of brengen van de oevers, oevervoorzieningen en kunstwerken, zodanig dat de instandhouding en de bruikbaarheid van de vaarweg gewaarborgd blijven;

    • c.

      het schoonhouden van de vaarweg, met inbegrip van het afvoeren van vuil en waterplanten.

Artikel 2.6: Bedieningstijden van bruggen en sluizen

  • 1 Gedeputeerde staten stellen de bedieningstijden vast van de beweegbare bruggen en sluizen, behorende bij de vaarwegen op de lijsten A en B.

  • 2 Het eerste lid geldt niet voor spoorbruggen en bij het Rijk in beheer zijnde bruggen en sluizen.

  • 3 De beheerders van de in het eerste lid bedoelde bruggen en sluizen dragen er zorg voor dat de in het eerste lid genoemde bruggen en sluizen worden bediend op de door gedeputeerde staten vastgestelde tijden.

  • 4 Op de voorbereiding of wijziging van een besluit als bedoeld in het eerste lid is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

Artikel 2.7: Onttrekken vaarweg aan het openbaar scheepvaartverkeer; beperken capaciteit

Indien een vaarwegbeheerder voornemens is een vaarweg van lijst B of van een gedeelte van een vaarweg van die lijst voor alle schepen blijvend te onttrekken aan het openbaar verkeer of de capaciteit van een zodanige vaarweg of van een gedeelte daarvan blijvend te beperken, dient het ontwerp van een daartoe strekkend besluit te worden toegezonden aan gedeputeerde staten.

Hoofdstuk 3: Regionaal waterplan

Artikel 3.1: Procedure

  • 1 Gedeputeerde staten voeren bij de voorbereiding van het regionaal waterplan ten minste overleg met het dagelijks bestuur van de binnen het plangebied liggende waterschappen, de hoofdingenieur-directeur van Rijkswaterstaat en de colleges van burgemeester en wethouders van de binnen het plangebied liggende gemeenten.

  • 2 Gedeputeerde staten raadplegen bij de voorbereiding van het regionaal waterplan de minister en gedeputeerde staten van de aangrenzende provincies.

  • 3 Op de voorbereiding van het regionaal waterplan is afdeling 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing, met dien verstande dat naast de belanghebbenden ook de ingezetenen van de provincie de gelegenheid hebben hun zienswijze op het regionaal waterplan schriftelijk of mondeling in te brengen.

  • 4 Gedeputeerde staten zenden het regionaal waterplan na vaststelling aan de in het eerste lid genoemde bestuursorganen en aan gedeputeerde staten van de aangrenzende provincies.

Hoofdstuk 4: Handelingen in watersystemen

Titel 4.1: Grondwater

Artikel 4.1: Grondwaterregister

Gedeputeerde staten houden een register bij waarin inrichtingen voor het onttrekken van grondwater of het infiltreren van water worden ingeschreven met vermelding van de gegevens die op grond van artikel 6.11 van het Waterbesluit aan hen dan wel aan de dagelijkse besturen van de waterschappen worden verstrekt. Voorts worden daarin vermeld de vergunningen, krachtens welke het onttrekken van grondwater of het infiltreren van water plaatsvindt.

Artikel 4.2: Ambtshalve inschrijving in grondwaterregister

  • 1 Gedeputeerde staten kunnen een inrichting die niet ingevolge artikel 6.11, eerste lid, van het Waterbesluit is opgegeven, ambtshalve in het register, bedoeld in artikel 4.1, inschrijven.

  • 2 Indien de ambtshalve inschrijving, bedoeld in het eerste lid, plaatsvindt in de loop van een kalenderjaar, wordt als datum van de inschrijving aangehouden de datum waarop de onttrekking is aangevangen.

Artikel 4.3: Uitzondering vergunningplicht

Een vergunning tot het onttrekken van grondwater ten behoeve van een bodemenergiesysteem als bedoeld in artikel 6.4, eerste lid, onder b, van de wet is niet vereist ten aanzien van inrichtingen met een pompcapaciteit die niet meer bedraagt dan 10 m3 per uur.

Titel 4.2: Vaarwegen

Artikel 4.4: Toepassingsbereik

Deze titel is uitsluitend van toepassing op de vaarwegen van lijst A en de bijbehorende werken, met uitzondering van de Vecht.

Artikel 4.5: Absoluut verbod

Het is verboden:

  • a.

    in, langs, boven, onder of over een vaarweg stoff en of voorwerpen te brengen die schade toebrengen aan de vaarweg en de veiligheid en het vlotte verloop van het scheepvaartverkeer;

  • b.

    houtgewas of takken van bomen zodanig in of boven de vaarweg te laten hangen dat zij hinder voor de scheepvaart veroorzaken;

  • c.

    op andere wijze enige belemmering of hinder voor de scheepvaart te veroorzaken.

Artikel 4.6: Ontheffingplichtige handelingen

Tenzij het onderhoud betreft door of namens de provincie is het verboden:

  • a.

    in de loop of de minimaal benodigde vaarwegdiepte van een vaarweg verandering te brengen;

  • b.

    boven, op, in, onder, langs een vaarweg of binnen drie meter, horizontaal gemeten vanuit de oeverlijn, werken aan te brengen, te houden, te veranderen of te verwijderen;

  • c.

    een ligplaats of enige andere voorziening bestemd voor het meren van schepen te maken, te hebben of te veranderen.

Artikel 4.7: Ontheffing

  • 1 Gedeputeerde staten kunnen ontheffi ng verlenen van de in artikel 4.6 gestelde verboden.

  • 2 Aan een ontheffing als bedoeld in het eerste lid kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden.

  • 3 Gedeputeerde staten kunnen een ontheffing geheel of gedeeltelijk intrekken, indien:

    • a.

      in strijd met de ontheffing of de daaraan verbonden voorschriften wordt gehandeld;

    • b.

      de ter verkrijging van de ontheffing verstrekte gegevens zodanig onjuist of onvolledig blijken te zijn, dat op de aanvraag voor de ontheffing een andere beslissing zou zijn genomen indien bij de beoordeling daarvan de juiste gegevens bekend zouden zijn geweest;

    • c.

      veranderde omstandigheden of gewijzigde inzichten zich in overwegende mate tegen het van kracht blijven of het ongewijzigd van kracht blijven van de ontheffing verzetten;

    • d.

      de ontheffi ng gedurende twee jaar niet is gebruikt.

  • 4 Gedeputeerde staten gaan in in een geval als bedoeld in het derde lid, onder a, niet tot intrekking over dan nadat zij de ontheffinghouder een redelijke termijn hebben gesteld om zijn handelen alsnog in overeenstemming te brengen met de ontheffing en de daaraan verbonden voorschriften.

Artikel 4.8: Onderhoudsplichtige

Onderhoudsplichtig is de natuurlijke persoon of rechtspersoon die op grond van de wet of enige andere wet, concessie, eigendom, overeenkomst of anderszins de verplichting heeft tot het onderhouden van een vaarweg of een daarbij behorend werk.

Artikel 4.9: Verhaalplicht

  • 1 Onverminderd artikel 7.11 van het Binnenvaartpolitiereglement moeten schepen, samenstellen van schepen en drijvende voorwerpen op aanwijzing van de vaarwegbeheerder worden verhaald, indien onderhoud van een vaarweg of bijbehorend werk dat nodig maakt.

  • 2 Behoudens in spoedgevallen wordt de zakelijk gerechtigde of de gebruiker van een schip, een samenstel van schepen of van een drijvend voorwerp ruimschoots van tevoren schriftelijk in kennis gesteld van de te verrichten onderhoudswerkzaamheden, bedoeld in het eerste lid.

  • 3 Indien er technische problemen optreden bij het verhalen als bedoeld in het eerste lid, wordt assistentie verleend door of vanwege de vaarwegbeheerder.

Hoofdstuk 5: Commissie van deskundigen

Artikel 5.1: Instelling commissie

Gedeputeerde staten stellen een commissie van deskundigen in die is belast met het adviseren inzake verzoeken als bedoeld in artikel 7.19, eerste lid, van de wet.

Artikel 5.2: Procedure advies

  • 1 Gedeputeerde staten kunnen een verzoek als bedoeld in artikel 7.19, eerste lid, van de wet in handen van de commissie van deskundigen stellen. Indien zij de commissie een verzoek voorleggen, zenden zij daarvan een afschrift aan de vergunninghouder of vergunninghouders die zij daarbij betrokken achten. Zij doen daarvan mededeling aan de verzoeker en, in geval het verzoek verband houdt met een door het bestuur van een waterschap verleende vergunning, aan het desbetreff ende bestuur.

  • 2 De commissie van deskundigen brengt zo spoedig mogelijk advies uit over de ondervanging of vergoeding van schade dan wel over de overneming van de onroerende zaak.

  • 3 De commissie van deskundigen zendt het ontwerp van haar advies toe aan degene op wiens verzoek zij een onderzoek heeft ingesteld en aan de betrokken vergunninghouder of vergunninghouders.

Artikel 5.3: Indienen zienswijzen

  • 1 Gedurende zes weken na de verzending van het ontwerpadvies kunnen de betrokkenen, bedoeld in artikel 5.2, derde lid, schriftelijk hun zienswijze over het ontwerp naar voren brengen bij de commissie van deskundigen. De commissie stelt degenen die een zienswijze hebben ingediend in de gelegenheid hun zienswijze in persoon of bij gemachtigde op een daartoe door haar te beleggen zitting voor één of meer van haar leden mondeling toe te lichten, daarbij desgewenst bijgestaan door deskundigen.

  • 2 Van hetgeen op de zitting, bedoeld in het eerste lid, naar voren wordt gebracht wordt een verslag gemaakt.

  • 3 Indien zienswijzen naar voren zijn gebracht stelt de commissie haar advies al dan niet gewijzigd vast en zendt dat gelijktijdig met het verslag van de hoorzitting en haar beschouwingen omtrent de zienswijzen toe aan de betrokkenen, bedoeld in artikel 5.2, derde lid.

  • 4 Indien geen zienswijzen naar voren zijn gebracht stelt de commissie haar advies binnen vier weken nadat de termijn voor het naar voren brengen van zienswijzen is verstreken, vast en zendt dat toe aan de betrokkenen, bedoeld in artikel 5.2, derde lid.

  • 5 De in het derde en vierde lid genoemde stukken worden tevens toegezonden aan gedeputeerde staten en, in geval het verzoek, bedoeld in 7.19, eerste lid, van de wet, verband houdt met een door het bestuur van een waterschap verleende vergunning, aan het desbetreffende bestuur.

Hoofdstuk 6: Handhaving en strafbepaling

Artikel 6.1: Handhaving

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn de ambtenaren belast, aangewezen door gedeputeerde staten.

Artikel 6.2: Strafbepaling

Overtreding van de in titel 4.2 van deze verordening gestelde verboden en van de aan een ontheffing als bedoeld in artikel 4.7 verbonden voorschriften en beperkingen wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie.

Hoofdstuk 7: Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 7.1: Intrekking verordeningen

De Bijdrageverordening primaire waterkeringen provincie Utrecht 19961, de Grondwaterverordening provincie Utrecht 2 en de Vaarwegenverordening provincie Utrecht 2008 worden ingetrokken.

Artikel 7.2: Overgangsrecht

  • 1 De op de dag voorafgaande aan de datum van inwerkingtreding van deze verordening geldende besluiten die op grond van de Vaarwegenverordening provincie Utrecht 2008 zijn genomen, blijven van kracht zolang het bevoegde bestuursorgaan niet anders beslist.

  • 2 Op procedures op grond van de verordening, genoemd in het eerste lid, die zijn aangevangen voor de inwerkingtreding van deze verordening, blijft het op dat moment geldende recht van toepassing.

Artikel 7.3: Aanbrengen doorlopende nummering; aanpassing aanhalingen

Voor de plaatsing in het provinciaal blad stellen gedeputeerde staten de nummering van de artikelen van deze verordening opnieuw vast en brengen zij de in deze verordening voorkomende aanhalingen van de artikelen met de nieuwe nummering in overeenstemming en brengen zij de in deze verordening voorkomende aanhalingen van de artikelen van de wet en het Waterbesluit met de nieuwe nummering van de wet en het Waterbesluit in overeenstemming.

Artikel 7.4: Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op het tijdstip waarop de wet van 29 januari 2009, houdende regels met betrekking tot het beheer en gebruik van watersystemen (Waterwet), in werking treedt.

Artikel 7.5: Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Waterverordening provincie Utrecht 2009.

Ondertekening

R.C. ROBBERTSEN, voorzitter

L.C.A.W. GRAAFHUIS, griffier

Uitgegeven 21 december 2009 gedeputeerde staten van Utrecht namens hen

H.H. SIETSMA, secretaris

1 Provinciaal blad van Utrecht 1996, 51

2 Provinciaal blad van Utrecht 1998, 29

De bijbehorende bijlagen liggen ter inzage op het Provinciehuis Utrecht, Pythagoraslaan 101, 3584 BB Utrecht:

Bijlage.1:

Lijst A als bedoeld in artikel 1.1 en artikel 2.3, tweede lid, van de Waterverordening provincie Utrecht 2009;

Bijlage. 2:

Lijst B als bedoeld in artikel 1.1 en artikel 2.3, tweede lid, van de Waterverordening provincie Utrecht 2009;

Bijlage. 3:

Kaart als bedoeld in artikel 1.1 van de Waterverordening provincie Utrecht 2009 (Lijst A)

Bijlage. 4:

Kaart als bedoeld in artikel 1.1 van de Waterverordening provincie Utrecht 2009 (Lijst B)