Welstandsnota Oirschot 2010

Geldend van 01-10-2010 t/m heden

Intitulé

Welstandsnota Oirschot 2010

Paragraaf 1 INLEIDING

 

 

Sub-paragraaf 1.1 Aanleiding voor de nota

Per 1 oktober 2010 is de Algemene wet bepalingen omgevingsrecht in werking getreden. De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht regelt de omgevingsvergunning die in de plaats komt van een reeks vergunningen of toestemmingen voor het realiseren van een fysiek project.

De meest bekende daarvan zijn:- de bouwvergunning- de aanlegvergunning- de sloopvergunning- de monumentenvergunning- de milieuvergunning- de kapvergunningDe Wet algemene bepalingen omgevingsrecht beoogt tegemoet te komen aan het belang van een snellere dienstverlening.

 

Deze wijziging is bedoeld om de welstandsnota aan te passen op de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. De wijzigingen in de welstandsnota zijn slechts redactioneel; beleidswijzigingen worden niet doorgevoerd.

 

Redelijke eisen van welstand en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.De Woningwet is bij de Invoeringswet van de Algemene wet bepalingen omgevingsrecht aangepast; zowel het vergunningstelsel als het daarbij behorende toestsingskader is overgeheveld naar de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

 

In artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is geregeld dat er voor de activiteit ‘bouwen’ een omgevingsvergunning moet worden aangevraagd bij het college van burgemeester en wethouders. In artikel 2.10 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht zijn de weigeringsgronden voor een aanvraag voor een omgevingsvergunning opgenomen. Onder d van voor voornoemd artikel is bepaald dat een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor de activiteit ‘bouwen’ moet worden geweigerd als het bouwplan niet voldoet aan de redelijke eisen van welstand. Het Besluit omgevingsrecht verplicht ons om elke aanvraag voor een omgevingsvergunning voor de activiteit ‘bouwen’ voor advies voor te leggen aan de welstandscommissie tenzij er voor het bouwwerk geen redelijke eisen van welstand gelden.

 

Sub-paragraaf 1.2 Totstandkoming van de nota

De welstandsnota uit 2004 was het eindproduct van een integrale werkgroep. Om de burger daadwerkelijk te betrekken bij het welstandsbeleid is toendertijd bij de totstandkoming van de nota bovendien een klankbordgroep opgericht. Deze groep is door de gemeente samengesteld en bevat vertegenwoordigers van verschillende organisaties die bij de bouw, het onderhoud of het beheer ervan betrokken zijn.  

De welstandsnota Oirschot 2010 is een voortzetting van de welstandsnota van 2007. De uitgangspunten zijn gelijk gebleven aan de eerste versie; beleidswijzigingen worden niet doorgevoerd. De wijziging is slechts redactioneel. Beleidswijzigingen zijn ook niet nodig omdat in de praktijk is gebleken dat de huidige welstandsnota voldoet. In de achterliggende periode hebben zich nauwelijks excessen voorgedaan. De gemeente Oirschot hanteert bij het toepassen van deze excessenregeling het criterium dat er sprake moet zijn van een buitensporigheid in het uiterlijk die ook voor niet-deskundigen evident is en die afbreuk doet aan de ruimtelijke kwaliteit van een gebied. Er worden dan ook geen beleidswijzigingen doorgevoerd.

 

Sub-paragraaf 1.3 Positie van welstand

Welstandsbeleid is eigenlijk de ‘finishing touch’ van het ruimtelijk beleid: het ligt in het verlengde van structuurvisies, bestemmingsplannen en andere ruimtelijke beleidsstukken. Zo is er het structuurplan voor bepaling van de grote lijnen en nieuwe ontwikkelingen, het bestemmingsplan als een meer gedetailleerde uitwerking daarvan en eventueel het daaraan gekoppelde beeldkwaliteitplan voor de uiterlijke verschijningsvorm. Dan is er het monumentenbeleid van het rijk, de provincie en de gemeente voor de historische aspecten. Het welstandsbeleid vormt daarop een aanvulling en heeft meer de trekken van beheersinstrument voor bestaande gebieden. Toch is welstandsbeleid ook een instrument voor vernieuwing en verbetering met name van bestaande gebieden.

 

Sub-paragraaf 1.4 Leeswijzer

De nota is als volgt opgebouwd.Hoofdstuk 2 bevat de uitleg van de beoordeling van bouwplannen. Hoofdstuk 3 behandeld de algemene welstandscriteria en een overzicht van de verschillende soorten criteria. Hoofdstuk 4 beschrijft de gebiedstypen. Gebiedstypen zijn gebieden met eenzelfde bouwvorm en verkavelingsvorm. De voor het gebied geldende welstandsniveau en de welstandscriteria zijn daar te vinden. De gebiedstypen zijn op kaarten aangegeven door middel van kleuren. Met deze gebiedstypenkaarten corresponderen de welstandsniveaukaarten.

 

 

Paragraaf 2 TOETSINGSKADER

 

 

Sub-paragraaf 2.1 Aanpak toetsingskader

Volgens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht moet het plan voldoen aan redelijke eisen van welstand, aan algemene welstandscriteria.

Deze eisen betreffen: • het bouwwerk sociaal – cultureel• het bouwwerk in zijn omgeving• het bouwwerk op zichzelf

• de details, de materialen en kleuren

 

Op dit moment zijn deze algemene eisen niet meer voldoende om een welstandsadvies op te baseren. Deze dienen nader te worden bepaald, afhankelijk van de categorie waartoe het plan behoort.

 

De wetgever onderscheidt twee categorieën plannen:- de omgevingsvergunningsvrije bouwwerken- de omgevingsvergunningsplichtige bouwwerkenVoor de laatste categorie bouwwerken is het mogelijk om welstandseisen te stellen.

 

Aan de welstandsbeoordeling zitten twee kanten, namelijk: • Wat wordt beoordeeld? Waarnaar kijkt de commissie bij de beoordeling? • En hoe wordt er beoordeeld? Met welke ogen kijkt de commissie: waarop is de beoordeling gericht, op behoud, op verbetering? Hoe streng of soepel kijkt de commissie?

 

Waarnaar de commissie kijkt, hangt behalve van het plan zelf, af van de omgeving van het plan. Betreft het een bestaande omgeving, dan wordt het toetsingskader daaraan ontleend. Is het een nieuwe ontwikkeling, dan wordt het kader ontleend aan de (stedenbouwkundige) randvoorwaarden, of het beeldkwaliteitplan. Deze nota gaat in op het toetsingskader voor de bestaande bebouwde omgeving.

 

Sub-paragraaf 2.2 Samenhang criteria

De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht maakt onderscheid in vier soorten criteria: de algemene welstandscriteria, de gebiedsgerichte criteria, de criteria voor bepaalde typen bouwwerken en de objectcriteria. De algemene welstandscriteria gelden voor alle bouwwerken en zijn gebaseerd op de algemene kenmerken van gebouwen. De gebiedsgerichte welstandscriteria gelden voor bepaalde gebieden en zijn gebaseerd op de kenmerken van die gebieden. De criteria voor bepaalde typen bouwwerken zijn op de specifieke kenmerken van die bouwwerken gebaseerd en gelden voor die typen. Om samenhang te brengen in de criteria is het nodig om ordening aan te brengen in de kenmerken van de gebieden, de bouwwerken en de objecten. Daarnaast is het nodig de toetsing in een vaste volgorde te laten verlopen.

 

Sub-paragraaf 2.3 Ordening kenmerken

GebiedenHet grondgebied van de gemeente verdelen wij in gebiedstypen, dat wil zeggen gebieden die de dezelfde kenmerken dragen. Voorbeelden zijn: historische dorpslinten, tuindorpverkavelingen en dergelijke. Vervolgens maken wij een waardering van de gebieden. Sommige gebieden kennen al zo’n waardering. Het zijn de Beschermde stads- en dorpsgezichten en de Beschermde Buitenplaatsen. De redengevende omschrijvingen worden in de nota van toepassing verklaard voor de welstandstoets. Voor de gebieden in ontwikkeling bestaan veelal reeds randvoorwaarden in de vorm van een beeldkwaliteitplan. Ook deze plannen verklaren wij in de nota van toepassing.

 

GebouwenEr zijn gebouwen (of ensembles van gebouwen) die zich niet laten vangen in een gebiedsbeschrijving. Wanneer zij een apart type vormen, omschrijven wij deze en geven een bijbehorende waardering. Hetzelfde geldt voor ensembles van gebouwen. Voorbeelden daarvan zijn specifieke boerderijtypen. Er zijn ook groepen bouwwerken die een aparte waardering kennen. Dat zijn de monumentenlijsten van rijk en gemeente.

 

Sub-paragraaf 2.4 Toetsingniveau

Hoe de welstandscommissie naar de plannen kijkt, hangt af van de waarde die wij aan het gebied, gebouw of object hechten. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten heeft voor de algemene indeling van deze waarderingsniveaus een voorzet gedaan met een indicatie over wat voor soort gebieden het gaat. Oirschot neemt deze indeling over.

De indeling luidt als volgt:Niveau 1 : hoge toetsing Niveau 2 : normale toetsing Niveau 3 : lage toetsing Niveau 4 : welstandsvrij

 

Niveau 1 hoge toetsingDeze toetsing houdt in dat de gemeente de bijzondere kwaliteiten van het betreffende gebied wil behouden en/of verbeteren, ofwel een gebied met bijzondere kwaliteiten wil realiseren. Dat betekent voor nieuwe plannen, wijzigingen en toevoegingen dat deze een bijdrage dienen te leveren aan het gestelde doel. Het zijn de gebieden die van cruciale betekenis zijn voor het totaalbeeld van de gemeente (bijvoorbeeld het centrumgebied) en van het landschap (bijvoorbeeld waardevolle boerderijen), of gebieden met een hoge cultuurhistorische waarde (bijvoorbeeld een beschermd stads- en dorpsgezicht).

 

Niveau 2 normale toetsingDeze toetsing beoogt handhaving en continuering van de huidige kwaliteit van een gebied. Dat betekent voor nieuwe plannen, wijzigingen en toevoegingen dat deze moeten passen in de omgeving. Het zijn met name enkele woongebieden met een planmatig karakter en dorpslinten.

 

Niveau 3 lage toetsing

Deze toetsing beoogt de basiskwaliteit van het betreffende gebied te handhaven. Dat betekent voor nieuwe plannen, wijzigingen en toevoegingen, dat deze niet storend dienen te zijn voor de omgeving. dit geldt voor gebieden met een beperkte betekenis voor de openbare ruimte die zonder al te veel problemen afwijkingen kunnen verdragen.

 

Niveau 4 welstandsvrije gebiedenEr worden geen eisen gesteld. De aanleiding kan tweeledig zijn: vrijheid in de betreffende gebieden zonder nadere eisen te stellen, omdat daar geen publiek belang mee gemoeid is. Vrijheid kan ook betekenen dat de gemeente de verantwoordelijkheid legt bij de burger. Dit is de gedachte achter het besluit van de gemeenteraad in december 2006.

 

Sub-paragraaf 2.5 Toetsingstraject

Om de verschillende soorten criteria goed te kunnen hanteren is het nodig de toetsing in een vaste volgorde te laten verlopen.Eerst wordt gekeken of het plan omgevingsvergunningvrij voor de activiteit ‘bouwen’ is. Is dat het geval dan wordt het plan niet preventief getoetst. Op verzoek kan het plan wél getoetst worden.

 

Is het plan niet omgevingsvergunningvrij voor de activiteit ‘bouwen’, dan is het plan omgevingsvergunningsplichtig. Wij leggen het plan dan aan de welstandscommissie voor ter beoordeling. Deze toetst het plan aan de gebiedsgerichte criteria of criteria voor bepaalde typen bouwwerken. Voldoet het plan daaraan dan is het akkoord. Voldoet het daar niet aan, dan is het plan – afgezien van de mogelijkheid tot aanhouding – niet akkoord.

 

Sub-paragraaf 2.6 Hardheidsclausule

Het kan voorkomen dat een plan niet voldoet aan de gebieds- of gebouwtypecriteria. Toch kan de commissie oordelen, dat het plan op grond van meer dan gewone eigen kwaliteiten, een bijdrage levert aan de betreffende omgeving. Gedacht kan bijvoorbeeld worden aan een plan met gevels van een afwijkend materiaal dat wel prefect past in de maat en schaal van de omgeving. Daarbij beroept zij zich op de algemene welstandscriteria die altijd de basis vormen voor de andere welstandscriteria. De commissie adviseert dan Burgemeester en Wethouders, voorzien van goede argumenten waarom dit plan afwijkt van de gebieds- en gebouwtypecriteria, toch met het plan akkoord te gaan.

 

Sub-paragraaf 2.7 Excessenregeling

Tenslotte kunnen ook achteraf excessen worden onderworpen aan een beoordeling. Het moet dan gaan om bouwwerken waarvan de negatieve invloed op de omgeving breed gedragen wordt. Vaak heeft dit betrekking op vermeend omgevingsvergunningvrije bouwwerken met een storende uitwerking op de omgeving door slecht materiaalgebruik, sterk afwijkend of contrasterend kleurgebruik of te opvallende of ondoelmatige reclame¬uitingen etc. Deze excessenregeling voorziet dan achteraf in het ongedaan maken of herstellen van de schadelijke gevolgen van het betreffende bouwwerk. Burgemeester en wethouders kunnen de eigenaar aanschrijven en het bouwwerk laten verwijderen of aanpassen. Om te voorkomen dat men achteraf geconfronteerd wordt met de excessenregeling, kan de eigenaar van het te bouwen voor de omgevingsvergunningvrije bouwwerk toch laten toetsen door welstand, de vrijwillige welstandstoets.

 

De gemeente Oirschot hanteert bij het toepassen van deze excessenregeling het criterium dat er sprake moet zijn van een buitensporigheid in het uiterlijk die ook voor niet-deskundigen evident is en die afbreuk doet aan de ruimtelijke kwaliteit van een gebied.

Vaak heeft dit betrekking op: • het visueel of fysiek afsluiten van een bouwwerk voor zijn omgeving• het ontkennen of vernietigen van architectonische bijzonderheden bij aanpassing van een bouwwerk• armoedig materiaalgebruik• toepassing van felle of contrasterende kleuren• te opdringerige reclames of • een te grove inbreuk op wat in de omgeving gebruikelijk is (zie daarvoor de gebiedsgerichte welstandscriteria)

 

Ten aanzien van omgevingsvergunningsvrije bouwactiviteiten mag nog worden opgemerkt dat deze in elk geval niet in strijd met redelijke eisen van welstand zijn wanneer ze voldoen aan de welstandscriteria voor veel voorkomende kleine bouwplannen.

 

 

Paragraaf 3 WELSTANDSCRITERIA

Sub-paragraaf 3.1 Algemene welstandscriteria

Artikel 3.1.1 Inleiding

De algemene welstandscriteria ontleent men aan het vakmanschap van het architectonisch en stedenbouwkundig ontwerp, alsmede aan algemeen aanvaarde normen van fatsoen. Deze criteria laten zich niet beperken tot hetgeen omgevingsvergunningplichtig is, maar hebben betrekking op de hele gebouwde omgeving met inbegrip van de inrichting van het private en publieke domein. Deze algemene criteria liggen ten grondslag aan elke planbeoordeling en vormen dus ook de onderlegger voor gebiedsgerichte en objectgerichte welstandscriteria, zoals verder in de nota uitgewerkt. De algemene welstandscriteria laten zich als volgt onderverdelen: • het bouwwerk sociaal – cultureel • het bouwwerk en omgeving • het bouwwerk op zich

Artikel 3.1.2 Bouwwerk sociaal cultureel

Een bouwwerk voldoet aan redelijke eisen van welstand als verwijzingen en associaties zorgvuldig zijn gebruikt en uitgewerkt. Vormen van of aan gebouwen die regelmatig worden herhaald of geciteerd, krijgen een zelfstandige betekenis: zuilen doen denken aan een klassieke omgeving, een gevel van staal en glas aan de moderne tijd. Daardoor kunnen ze zich geheel los maken van de andere uitgangspunten bij de vormgeving van een gebouw of de omgeving, maar ook van de actuele culturele context waarin ze tot stand komen. Aan een raadhuis stelt men andere eisen dan aan een agrarisch bedrijfsgebouw! Bij restauratie is sprake van herstel van elementen uit het verleden, maar bij verbouw of nieuwbouw in een monumentale omgeving dient duidelijk te zijn wat is hersteld en wat is geïnterpreteerd. Een door een bepaalde stijlperiode geïnspireerd ontwerp is dan ook iets anders dan het kopiëren van oude vormen. Bij geregistreerde monumenten is de beoordeling van de historische aspecten onderscheiden van de welstandsaspecten. In Oirschot functioneert hiervoor een afzonderlijke commissie. De monumentencommissie toetst het plan volgens de regelen van de monumentenverordening aan de monumentenwet, met andere woorden of het plan de omschreven historische waarden respecteert. De monumentencommissie toetst het plan tevens aan welstandseisen, met andere woorden of de voorgestelde wijziging en/of toevoeging op zichzelf een goed totaalbeeld oplevert, dat past in de omgeving.

Artikel 3.1.3 Bouwwerk en omgeving

Van alle welstandscriteria zijn de ‘omgevingscriteria’ het best te objectiveren. Immers de bestaande of te projecteren kenmerken kunnen worden geformuleerd, zonder veel subjectieve invloed. Het gebouw of de wijziging aan het gebouw voldoet aan redelijke eisen van welstand als het een positieve bijdrage levert aan de kwaliteit van die omgeving en er de juiste houding in aanneemt. Daarbij worden hogere eisen gesteld naarmate de betekenis van het bouwwerk of van de omgeving groter is: met andere woorden, de sociaal-culturele context waarin het bouwwerk geplaatst wordt speelt daarbij een rol. Hoe wij die omgeving beoordelen en op welk niveau, geven wij aan in het hoofdstuk gebiedsgerichte criteria.

Artikel 3.1.4 Bouwwerk op zich

Een bouwwerk voldoet aan redelijke eisen van welstand, als het toont ‘wat het is’, hoe het gemaakt is en hoe het is samengesteld, en als het tegelijk beantwoordt aan eigen compositieregels van de architectuur. Het welstandstoezicht is gericht op het uiterlijk van het bouwwerk, maar bij de beoordeling daarvan zijn onderliggende relaties tussen constructie of structuur en vorm, en relaties tussen gebruik en vorm mede bepalend. Tot het eigen domein van de architectuur behoren beheersing van maat en schaal en daarmee samenhangend eenvoud of complexiteit; voorts de vorm van het gebouw, en het gebaar dat een gebouw maakt naar de omgeving. Het uiterlijk van een gebouw wordt mede bepaald door de toegepaste materialen en kleuren. Deze dienen de andere genoemde aspecten van het gebouw te ondersteunen en te versterken, zodat een afleesbare samenhang tot stand komt van alle aspecten.

Artikel 3.1.5 Aspecten van de welstandscriteria

Maat en schaal Doorgaans geeft het bestemmingsplan al minimum en maximum maten voor de bouwwerken; Voorzover dat niet het geval is, beoordeelt de commissie of het bouwwerk ‘op maat’ is, dus niet te groot of te klein. Schaal is een typisch welstandscriterium; het gaat om de onderverdeling van een bouwwerk in kleinere eenheden; dat kunnen volumes zijn of gevelverdelingen of zelfs kleinere dingen als stenen, pannen of kozijnstijlen. Het bepaalt de eenvoud / complexiteit van een bouwwerk. Maat en schaal vormen een onafscheidelijk duo, dat wij altijd bij een welstandsbeoordeling betrekken.  

Vorm en gebaarVorm heeft te maken met recht schuin of rond, dus met kap of plat, vlak of plastisch, en dergelijke. Het gebaar of de ‘houding’ van een gebouw wordt bepaald door allerlei aspecten samen, zoals de positie van een gebouw, de entree en het gezicht, symmetrie of asymmetrie en dynamiek. Vorm en gebaar spelen vaak samen een rol en dragen vaak bij aan de betekenis van een gebouw.  

Stijl en detailBeeldbepalende details bepalen juist als bij alle andere producten, de ‘stijl’. Hierdoor verraadt het bouwwerk zijn leeftijd, het beschikbare materiaal en de bouwwijze. Naast details die de stijl bepalen zijn er ondergeschikte details aan een bouwwerk te onderscheiden; deze zijn vooral belangrijk als er hoge eisen aan een bouwwerk gesteld worden; het zijn bijvoorbeeld materiaalovergangen, ontmoetingen van materialen op de hoek.  

Materiaal en kleur Het toegepaste materiaal bepaalt het karakter van een bouwwerk; de wijze waarop het wordt toegepast, bepaalt de kwaliteit (ook letterlijk: weerbestendigheid). De kleur is een laatste maar erg belangrijk beoordelingsaspect: namelijk licht of donker, en de kleursoort als rood, geel, blauw, e.d. kan praktisch nooit buiten beschouwing worden gelaten. Ook op grote afstand kan juist een kleur invloed hebben op de omgeving.

 

Sub-paragraaf 3.2 Criteria gebiedstypen (bouwstenen)

Artikel 3.2.1 Werkwijze

De bebouwing die in de gemeente voorkomt onderscheiden zich op grond van kenmerken (gebiedstypen). Typering van de bebouwing op grond van kenmerken leidt tot een indeling in gebieden, waarbinnen het type verkaveling, de vorm en het uiterlijk van de bebouwing en (soms ook) de toegepaste materialen en kleuren overeenkomen. Voor deze gebiedstypen (of bouwstenen) is een bestaande systematiek voorhanden. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten maakte er een voorstel voor. De nota gaat hiervan uit.

Artikel 3.2.2 Typering gebieden

Van ieder gebiedstype beschrijven wij de volgende gegevens: de kenmerken, de bij dit type passende waarden, toetsingsniveau en de toetsingscriteria. Per locatie kunnen nuances ontstaan in de waardering en het toetsingsniveau, bijvoorbeeld door de ligging van het gebiedstype in een groter verband, of door andere bijzonderheden. Deze worden dan bij de betreffende locatie vermeld.

 

KenmerkenDeze behandelen wij volgens de indeling van de Wet algemene bepaling omgevingsrecht, namelijk de omgeving van het bouwwerk, het bouwwerk zelf en de details, het materiaal en de kleur, vertaald in de concrete rubrieken en samengevat in een matrix.

 

Kenmerkenmatrix

Wegen en profiel

De ontwikkelingsvorm van het gebied gegroeid of gepland, het verkavelingsprincipe en het profiel.

Bebouwing

Gevarieerd of uniform, per pand, per blok of per hele buurt. Enkelvoudig of samengesteld, hoogte, kapvorm en geveltype.

Stijl en detail

Gevarieerd of uniform, gegroeid of ontworpen, traditioneel of industrieel.

Materiaal en kleur

Afhankelijk van de mate waarin deze overeenkomen, met name genoemd.

 

De gebiedstypen staan tevens aangegeven op een gebiedstypenkaart. De gebruikte kleuren sluiten aan bij het kleurenvoorstel, dat is gedaan door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en is toegesneden op de gemeente.  

Per gebiedstype beschrijven wij de volgende onderdelen:

WaardenWelke kenmerken voor het beeld van belang zijn komt hierbij aan bod. Tevens vindt een gemotiveerde waardering plaats aan het gebiedstype.

 

ToetsingsniveauBij de gebiedstypen behoort doorgaans een algemeen toetsingsniveau. Onder het kopje toetsingsniveau beschrijven wij dit, bijvoorbeeld hoe wij met het toetsingsniveau omgaan. Bij het toetsingniveau behoort een toetsingskaart, waarop de niveaus middels kleuren zijn aangegeven, eveneens volgens de standaard kleurenset van de VNG.

 

ToetsingscriteriaDeze hanteren wij altijd in combinatie met de beschreven kenmerken. Zij vormen het toetsingskader voor het betreffende gebied: naar welke zaken de commissie kijkt. Het toetsingsniveau kleurt de criteria in: hoe de commissie kijkt. Tenslotte wordt aangegeven waar de criteria van toepassing zijn (bijvoorbeeld verschil in voorkant / achterkant) samengevat in een matrix:

 

Criteriamatrix

 

Omgeving

Onderscheid voor - achter Aandachtspunten. 

Maat en schaal

"Overeenkomstig" bij hoog toezicht ... 

Vorm en gebaar

"Passend" bij normaal toezicht ... 

Stijl en detail

"Niet storend" bij laag toezicht ...

Materiaal en kleur

Waarna de uit de kenmerken volgende aandachtspunten volgen. 

 

De gebiedscriteria vormen het beoordelingskader voor bouwwerken in het betreffende gebied. Het houdt geenszins in, dat die klakkeloos moeten worden overgenomen – een goed ontwerp is meer dan kijken naar de omgeving – maar de commissie dient rekening te houden met in die mate die voor het gebied in kwestie geldt.

 

Sub-paragraaf 3.3 Criteria gebouwtypen (ensembles)

Artikel 3.3.1 Werkwijze

Het onderscheiden van gebieden leidt niet voor alle bouwvormen tot voldoende nauwkeurige criteria. Met name in het buitengebied is het soms beter bepaalde typen bouwwerken of ensembles bijvoorbeeld boerderijen of buurtschappen als uitgangspunt te nemen.

Artikel 3.3.2 Typering gebouwen

Van ieder gebouwtype beschrijven we de volgende gegevens: de kenmerken, de bij dit type passende waarden, toetsingsniveau en de toetsingscriteria. Per locatie kunnen nuances ontstaan in de waardering en het toetsingsniveau, bijvoorbeeld door de ligging van het gebouwtype in een groter verband, of door andere bijzonderheden. Deze worden dan bij de betreffende locatie vermeld.

 

KenmerkenDeze behandelen wij volgens de indeling van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, namelijk de omgeving van het bouwwerk, het bouwwerk zelf en de details, het materiaal en de kleur, vertaald in de concrete rubrieken en samengevat in een matrix:

 

Kenmerkenmatrix

Wegen en profiel

Het type bouwwerk in zijn omgeving.

Bebouwing

Beschrijving en varianten. Enkelvoudig of samengesteld, hoogte kapvorm en geveltype.

Stijl en detail

Gevarieerd of uniform, gegroeid of ontworpen, traditioneel of industrieel.

Materiaal en kleur

Afhankelijk van de mate waarin deze overeenkomen, met name genoemd.

 

Waarden Welke kenmerken voor het beeld van belang zijn komt hierbij aan bod. Tevens vindt een gemotiveerde waardering plaats aan het gebouwtype. 

 

ToetsingsniveauBij de gebouwtypen behoort doorgaans een algemeen toetsingsniveau. Dit wordt gemotiveerd of er wordt aangegeven hoe er anderszins (bijvoorbeeld per locatie) met het toetsingsniveau wordt omgegaan.

 

ToetsingscriteriaDeze hanteren wij in combinatie met de beschreven kenmerken. Zij vormen het toetsingskader voor het betreffende gebouwtype: naar welke zaken de commissie kijkt. Het toetsingsniveau kleurt de criteria in: hoe de commissie kijkt. Tenslotte geven wij aan waar de criteria van toepassing zijn (bijvoorbeeld verschil in voorkant / achterkant), samengevat in een matrix:

 

Criteriamatrix

Omgeving

Onderscheid voor - achter Aandachtspunten.

Maat en schaal

"Overeenkomstig" bij hoog toezicht ...

Vorm en gebaar

"Passend" bij normaal toezicht ...

Stijl en detail

"Niet storend" bij laag toezicht ...

Materiaal en kleur

Waarna de uit de kenmerken volgende aandachtspunten volgen.

 

 

De criteria per gebouwtype vormen het beoordelingkader voor bouwwerken met betrekking tot het betreffende type. Het houdt geenszins in, dat die klakkeloos moeten worden overgenomen – een goed ontwerp is meer dan kijken naar dat gebouwtype – maar er dient rekening mee gehouden te worden in die mate die voor het gebouwtype in kwestie geldt.

 

 

Paragraaf 4 GEBIEDSTYPEN

Sub-paragraaf 4.1 Landelijk gebied

Het landelijk gebied is het beste te onderscheiden in gebiedstypen.

 

De volgende landelijke gebiedstypen komen aan bod:

 

• Landgoederen• De Mortelen• Beekdalen en oude akkercomplexen• Jonge heideontginningen• Bos en heide• Grootschalige recreatie• Legerplaats

 

Dit zijn dus gebiedstypen (bouwstenen) met bebouwing met eigen kenmerken, waarden, niveaus en criteria.

 

Binnen de verschillende gebiedstypen zijn bebouwingstypen te onderscheiden, namelijk: • Monumenten• Streekgebonden typen boerderijen 

De kenmerken, waarden, niveaus en criteria zijn daar te vinden.

Artikel 4.1.1 Landgoederen

Landgoederen:• Landgoed Heerenbeek• Landgoed Baest• Landgoed 'sHeerenvijvers

 

HeerenbeekHeerenbeek vormt een onderdeel van het kleinschalige, natte ontginningsgebied ‘de Mortelen’. Op het landgoed staan verschillende gebouwen, waaronder een kasteelachtig landhuis uit 1864 met latere aanbouwen, een woonhuis met koetshuis en enkele tot boerderijen omgebouwde tiendschuren en een bakhuis met stal. Rond het woonhuis bevinden zich de restanten van een tuin in Engelse landschapsstijl met onder meer een eendenvijver met een waterloop, enkele gazons en sierbomen. De percelering is sedert 1940 nauwelijks veranderd. De oorspronkelijke agrarische functie is deels verdwenen ten gunste van natuurontwikkeling. De bepalende gebouwen zijn als beschermd gemeentelijk monument geregistreerd; de overige hebben een beeldondersteunende functie.

 

BaestBaest is een onderdeel van het Beerzendal. Ontstaan en ontwikkeling zijn verweven met dit natte gebied, dat zijn ruimtelijke opbouw en structuur aan de ontginning vanuit Baest te danken heeft. De perceelindeling van de landbouwgronden is sinds 1900 nauwelijks gewijzigd. Het centraal gelegen landhuis dateert in de kern uit 1548 en is in 1854 verbouwd en uitgebreid. Recent is een tuin in historiserende stijl rond het landhuis aangelegd. Rondom het landhuis liggen verscheidene Brabantse langgevel boerderijen uit de periode 1700 -1800, waaronder de Eikenhoef en de Beukenhoef. Verder bevinden zich op het terrein nog een aantal boerderijen, enkele dienstwoningen, een koetshuis, een tuinhuis en een kapel. Op het noordelijk deel van het landgoed staat een veel oudere kapel uit 1854, welke is gebouwd op nog veel oudere fundamenten uit de periode 1400-¬1500. Het gehele gebied is een van rijkswege beschermde buitenplaats. De meeste gebouwen zijn als beschermd rijksmonument geregistreerd.

 

'sHeerenvijvers'sHeerenvijvers is gelegen ten zuidwesten van de kern Oirschot, aan de rand van het gebied met een historisch ontginningspatroon. Het is een klein landgoed met loofbossen, graslanden, vijvers en grachten, doorsneden door eiken ¬en beukenlanen. Het woonhuis en de schuur dateren van voor 1900. Westelijk bevindt zich een rechthoekig grachtenstelsel. Dit stelsel sluit aan op een grote vijver met centraal een eilandje, waarop een zogenaamde folly, een ‘gebouwtje voor de grap’, in de vorm van een hardstenen ruïne is geplaatst. In dit deel bevindt zich ook een uitzichtheuvel temidden van een ring van beuken. De genoemde gebouwfragmenten hebben historische waarde (typerend voorbeeld van tuininrichting) en dienen overeenkomstig te worden beoordeeld.

 

Kenmerken landgoederenVoor landgoederen is wel het meest typerend de nauwe relatie tussen gebouwen en omgeving. Een landgoed is ontworpen om te laten zien, dat een bepaald gebied bij een huis behoort. De bebouwing is in geringe dichtheid aanwezig en is soms sterk gespreid. Plaatselijk komen ensembles voor van landhuizen, bijgebouwen en tuinen, die via monumentale lanenstelsels, waterpartijen en of zichtassen zijn verankerd in de landschappelijke context. Pachtboerderijen zijn door luikenbeschildering, dakpanpatronen en of naamborden, verbonden aan het desbetreffende landgoed en zijn vaak in hun oorspronkelijke vorm behouden. Het sterk gevarieerde landschapsbeeld (landbouwgronden en bos wisselen elkaar op korte afstand af) wordt gekenmerkt door vrijstaande solitairen en monumentale boomgroepen in landbouwpercelen.

 

Algemene waardering landgoederen De waarde van de landgoederen is vooral cultuurhistorisch en architectuurhistorisch. Zij vormen immers de verklaring voor de ontwikkelingsgeschiedenis van het gebied, tonen de diverse vormen van grondgebruik. Thans zijn zij vooral ook van betekenis voor natuurbeheer en recreatie. Voor de waardebepaling van het landgoed Heerenbeek en monumenten zijn de redengevende omschrijvingen van toepassing.

 

Toetsingniveau landgoederenniveau 1 hoge toetsing

 

Criteriatekst landgoederen De criteria altijd hanteren in combinatie met de beschreven kenmerken. De criteria zijn daarbij dezelfde als die voor monumenten, namelijk: het behoud van het beeld en de afleesbaarheid van de geschiedenis staan voorop; wijzigingen zijn alleen mogelijk als deze noodzakelijk zijn voor de instandhouding en de waarden niet worden aangetast maar bij voorkeur wél versterkt. Voor beschermde buitenplaatsen wordt bovendien naar de betreffende redengevende omschrijvingen verwezen.

 

Criteriamatrix landgoederen

 

Omgeving

Verzorging erf en groene omgeving. Streekeigen verhardingen afrasteringen, hekken en poorten nastreven.

Maat en schaal

Geen onderbrekingen van doorgaande dakvlakken. Kleinschalige onderverdelingen gevels.

Vorm en gebaar

Centrale dominerende positie van het landhuis ten opzichte van het landgoed en de overige gebouwen respecteren, volgens de redengevende omschrijvingen.

Stijl en detail

Wijzigingen en toevoegingen volgens de traditie en volgens de eigen bouwperiode!

Materiaal en kleur

Traditioneel: baksteen, keramische pan, riet, hout! Kozijnen, boeiboorden en windveren lichte tinten! Houten gevels: luiken, voordeuren en deel-deuren in gedekte / donkere tinten.

 

Artikel 4.1.2 De Mortelen

Kenmerken De MortelenDe Mortelen is een voormalig beekoverloopgebied, dat nu grotendeels is ontgonnen. Het is nog steeds een zeer nat gebied en bebouwing staat alleen langs de iets hoger gelegen wegen, zoals de Oude Grintweg. Door een mengvorm van agrarische percelen, bospercelen en houtwallen heeft het gebied een landgoedachtig karakter. De bebouwing bestaat echter vooral uit langgevel boerderijen en later toegevoegde agrarische bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen.

 

Waarden De MortelenDe waarde van dit gebied is landschaps- en cultuurhistorisch. De bebouwing is onlosmakelijk verbonden met het landschap en dient mede in die samenhang te worden beoordeeld.

 

Algemeen toetsingsniveau de Mortelenniveau 2 normale toetsingUitzondering losstaande bedrijfsgebouwen niveau 3 lage toetsing.

 

Voor plannen in deze gebieden is een normaal toetsingsniveau vastgesteld voor het behoud van bepalende details, dit met uitzondering van de monumenten en de streekgebonden typen boerderijen (beide hoog).

 

Criteriatekst de MortelenCriteria hebben betrekking op de overige bebouwing in het gebied met uitzondering van de monumenten en de streekgebonden typen boerderijen. Hoofdvorm, karakter, materiaal en kleur en plaats in het landschap zijn daar belangrijker dan de indeling van gevels. Ook aan- en bijgebouwen van minder waarde behoren daartoe. Voor deze gelden dezelfde criteria.

 

Criteriamatrix landelijk gebied 

Omgeving

Compacte clusters volgens "spelregels". Passende relatie gebouw - omgeving. 

Maat en schaal

Passend in omgeving.

Vorm en gebaar

Gesloten dakvlakken. Geen verbrokkelde bouwvormen. Passend in omgeving.

Stijl en detail

Nieuwe objecten: passend in landelijke omgeving. Wijzigingen en toevoegingen passend bij het bestaand gebouw.

Materiaal en kleur

Passend in omgeving. Rustige gedekte (onverzadigde) kleuren op grote vlakken.

 

Artikel 4.1.3 Beekdalen en oude akkercomplexen

Kenmerken Oude akkercomplexen en Beekdalen De ontginningsgebieden van ruwweg vóór 1900 vormen één geheel met vooral overeenkomstige kenmerken wat de gebouwen betreft. Zij bestaan uit een geleidelijk gegroeid stelsel van wegen, verkaveling en bebouwing, waarvan de samenhang nog aanwezig is of minstens afleesbaar. De Beekdalen zijn (op kaart) onderscheiden van de overige gebieden, omdat deze landschappelijk een ander type vertegenwoordigen, maar de bebouwing verschilt niet noemenswaard. Veel gebouwen worden thans anders gebruikt en veel landbouwgronden anders georganiseerd en bewerkt dan uit het patroon kan worden afgelezen; toch hebben de vaak vele eeuwen oude routes, percelen en bewoonde plaatsen hun historische bagage opmerkelijk goed behouden. De plaats en de vorm van de gebouwen, de erven en structuur van de bewerkte gronden zijn in hoofdzaak nog aanwezig; latere toevoegingen en wijzigingen zijn als zodanig herkenbaar.

 

Waarden Oude akkercomplexen en BeekdalenDe waarde van deze gebieden is landschaps- en cultuurhistorisch; de bijbehorende oorspronkelijke bebouwing vormt daarin een onlosmakelijk onderdeel. Deze bebouwing heeft ensemblewaarde, dat wil zeggen de plaatsing van gebouwen ten opzichte van elkaar én samen in relatie tot het landschap. De rijks- en gemeentelijke monumenten in het buitengebied bevinden zich naast de landgoedmonumenten haast uitsluitend in dit gebied. Voor plannen in deze gebieden geldt een laag toetsingsniveau met uitzondering van de monumenten en de streekgebonden typen boerderijen (hoog).

 

Toetsingniveau Oude akkercomplexen en Beekdalenniveau 2 normale toetsingUitzondering losstaande bedrijfsgebouwen niveau 3 lage toetsing

 

Criteriatekst Oude akkercomplexen en BeekdalenDe welstandscriteria altijd hanteren in combinatie met de beschreven kenmerken. Nieuwbouw in de eigen stijl passend in de complexvorm en de landelijke omgeving. Wijzigingen en aan- en bijgebouwen passend bij de stijl van het betreffende hoofd- of bijgebouw.

 

Criteriamatrix Oude akkercomplexen en Beekdalen

 

Omgeving

Geen onderscheid in het zicht / buiten het zicht. Verzorging erf en groene omgeving. 

Maat en schaal

Eenvoudige bouwvormen. Geconcentreerde plaatsing bevorderen.

Vorm en gebaar 

 Eenvoudige hoofdvorm nastreven. Verbrokkeling complex vermijden! Gericht op eigen erf! Indien van toepassing: onderscheid woon- en bedrijfsgedeelte!

Stijl en detail

 Eenvoudige stijl en passende details voor een landelijke omgeving. Wijzigingen en toevoegingen passend bij de eigen bouwperiode!

Materiaal en kleur 

 Traditioneel: overwegend natuurlijke materialen en rustige kleuren passend in de landelijke omgeving. Landelijke kleuren: gevels en daken met onverzadigde tinten en een gemiddelde helderheid.

 

Artikel 4.1.4 Jonge heideontginningen

Kenmerken jonge heideontginningenDe heideontginningen van na de vorige eeuwwisseling hebben een heel ander karakter. Het patroon van ontginningswegen is recht en eenvormig; de verkaveling groot van schaal; de boerderijen liggen verder uiteen. Een deel van deze ontginningen is een omzetting in bos; eveneens in grote percelen en nagenoeg geen bebouwing.

 

Waarden jonge heideontginningenRuimtelijk zijn deze gebieden belangrijk, omdat tegen deze achtergrond zich de gebieden met een kleinere schaal aftekenen. De afwisseling in schaal maakt de onderscheiden gebieden juist herkenbaar. Daarnaast hebben grote bossen en open landbouwgebieden met een grote schaal hun eigen kwaliteiten. De relatie tussen bebouwing en landschap is echter minder gevoelig. De boerderijen zijn van recente datum (vanaf 1920) en maar bij uitzondering van waarde. De positie van de gebouwen is nog wel volgens spelregels, waardoor de ontwikkeling herkenbaar uit die tijd stamt. Het grootste deel van dit gebied is onbebouwd.

 

Toetsingniveau jonge heideontginningenniveau 2 normale toetsingUitzondering losstaande bedrijfsgebouwen niveau 3 lage toetsing.

 

Criteriatekst jonge heideontginningenDe welstandscriteria altijd hanteren in combinatie met de beschreven kenmerken. Nieuwbouw in de eigen stijl passend in de complexvorm en de landelijke omgeving. Wijzigingen en aan- en bijgebouwen passend bij de stijl van het betreffende hoofd- of bijgebouw.

 

Criteriamatrix jonge heideontginningen

 

Omgeving

Geen onderscheid in het zicht / buiten het zicht. Verzorging erf en groene omgeving.

Maat en schaal

Eenvoudige bouwvormen. Geconcentreerde plaatsing bevorderen.

Vorm en gebaar

Eenvoudige hoofdvorm nastreven. Verbrokkeling complex  vermijden! Gericht op eigen erf! Indien van toepassing: onderscheid woon- en bedrijfsgedeelte!

Stijl en detail

Eenvoudige stijl en passende details voor een landelijke omgeving. Wijzigingen en toevoegingen passend bij de eigen bouwperiode!

Materiaal en kleur

Traditioneel: overwegend natuurlijke materialen en rustige kleurern passend in de landelijke omgeving. Landelijke kleuren: gevels en daken met onverzadigde tinten en een gemiddelde helderheid.

 

Artikel 4.1.5 Bos en heide

Kenmerken bos en heideDe bos en heidegebieden zijn het restant van de niet ontgonnen gebieden. Deze gebieden vormen thans de omlijsting van de ontgonnen gebieden. Er komt maar zeer sporadisch bebouwing voor en dan nog voor het grootste deel opgenomen in het groen.

 

Waarden bos en heideJuist het ontbreken van bebouwing bepaalt de aantrekkelijkheid van deze gebieden. In tegenstelling tot de ontgonnen gebieden is er geen nauwe relatie tussen de weinige bebouwing en de landschapsstructuur.

 

Toetsingniveau bos en heideniveau 2 normale toetsingUitzondering losstaande bedrijfsgebouwen niveau 3 lage toetsing.

 

Criteriatekst bos en heideDe welstandscriteria altijd hanteren in combinatie met de beschreven kenmerken. Nieuwbouw in de eigen stijl passend in de complexvorm en de landelijke omgeving. Wijzigingen en aan- en bijgebouwen passend bij de stijl van het betreffende hoofd- of bijgebouw.

 

Criteriamatrix (overige bebouwing) landelijk gebied

Omgeving

Geen onderscheid in het zicht / buiten het zicht. Verzorging erf en groene omgeving.

Maat en schaal

 Eenvoudige bouwvormen. Geconcentreerde plaatsing bevorderen.

Vorm en gebaar 

 Eenvoudige hoofdvorm nastreven. Verbrokkeling complex vermijden! Gericht op eigen erf! Indien van toepassing: onderscheid woon- en bedrijfsgedeelte!

Stijl en detail

 Eenvoudige stijl en passende details voor een landelijke omgeving. Wijzigingen en toevoegingen passend bij de eigen bouwperiode!

Materiaal en kleur

 Traditioneel: overwegend natuurlijke materialen en rustige kleuren passend in de landelijke omgeving. Landelijke kleuren: gevels en daken met onverzadigde tinten en een gemiddelde helderheid.

 

Artikel 4.1.6 Grootschalige recreatie

Kenmerken grootschalige recreatieHet gaat hier om grotere gebieden buiten de kernen met een recreatieve bestemming. In Oirschot behoort alleen Stille Wille hiertoe. Voor deze terreinen is inpassing in het landschap voor welstand belangrijker als de aard en kwaliteit van de bebouwing op zichzelf. Goede inplanting van deze gebieden is een vaak toegepast hulpmiddel voor de beeldkwaliteit maar ook voor de recreanten zelf.

 

Waarden grootschalige recreatieDe waardering van de bebouwing is afhankelijk van het landschap waarin ze is gelegen. Van het geïsoleerd gelegen bungalowpark ‘Stille Wille’ is alleen de buitenrand van belang voor het landschap.

 

Algemeen toetsingsniveaualgemeen niveau 4 welstandsvrijZichtzijde bebouwing vanaf de openbare weg: niveau 3 lage toetsing.

 

Criteriatekst grootschalige recreatieGebouwde voorzieningen voor deze terreinen dienen zo mogelijk geheel in het landschap te worden opgenomen, mede door onopvallende kleuren en materiaalgebruik en een juiste beplanting.

 

Criteriamatrix grootschalige recreatie

 

Omgeving

Verzorging openbaar groen. Passende aansluiting gebouw - omgeving

Maat en schaal

Positieafhankelijk; niet storend voor omgeving.

Vorm en gebaar

Positieafhankelijk; niet storend voor omgeving.

Stijl en detail

Nieuwe objecten: niet storend voor omgeving. Wijzigingen en toevoegingen niet storend voor bestaand gebouw.

Materiaal en kleur

Niet storend voor omgeving.

 

Sub-paragraaf 4.1.7 Legerplaats

Kenmerken legerplaatsLegerplaatsen worden gekenmerkt door een geheel eigen wegenpatroon en daaraan gerelateerde bebouwing. Aan de openbare weg is meestal slechts bij de omgeving van de inritten iets van de bebouwing zichtbaar. De ‘Legerplaats Oirschot’ is gelegen aan de rand van de Oirschotse Heide. Van het van de Eindhovensedijk zichtbare gedeelte is het gebouw op de hoek in Delftseschool stijl gebouwd. Ook de legergebouwen met rode pannen daken zijn hieraan verwant.

 

Kenmerkenmatrix legerplaats

 

Wegen en profiel

Planmatige wegen en paden.

Bebouwing

Positieafhankelijk: inhet oog springend of onopvallend. Permanente bebouwing overwegend uniform of in series gelijk.

Stijl en detail

Meest eenvoudig, uniform.

Materiaal en kleur

Meest uniform, baksteen, hout en pannen of leien.

 

 

Waarden legerplaatsDe omschreven gebouwen zijn van waarde als nog gave voorbeelden uit genoemde periode. Voor het overige is de bebouwing niet van belang voor de openbare weg.

 

Algemeen toetsingsniveau legerplaatsalgemeen niveau 4 welstandsvrij Zichtzijde bebouwing vanaf de openbare weg: niveau 3 lage toetsing. Delftseschool architectuur: niveau 1 hoge toetsing.

 

Criteriatekst legerplaatsDe welstandscriteria altijd hanteren in combinatie met de beschreven kenmerken. Nieuwbouw niet storend voor de omgeving. Wijzigingen en toevoegingen niet storend voor de stijl van het hoofdgebouw. De ordelijke inrichting van het terrein is belangrijk voor het beeld; afhankelijk van de positie van de bebouwing in het complex, het al dan niet in het zicht komen van (delen) ervan, dienen bij de beoordeling betrokken te worden. Bij ondergeschikte wijzigingen is de kwaliteit van de bestaande bebouwing ten minste uitgangspunt.

 

Criteriamatrix legerplaats 

 

Omgeving

Onderscheid binnenzijde - buitenzijde - Delftseschool architectuur: vrij - laag - hoog. Verzorging openbaar groen. Niet storende aansluiting gebouwen - omgeving.

Maat en schaal

Positieafhankelijk; niet storend voor omgeving.

Vorm en gebaar

Positieafhankelijk; passend bij de ontwerpseries.

Stijl en detail

Nieuwe objecten: niet storend voor omgeving. Wijzigingen en toevoegingen niet storend voor bestaand gebouw.

Materiaal en kleur

Afhankelijk van positie passend in omgeving of bij betreffende ontwerpserie. Zichtzijden vanuit het landschap: rustige onverzadigde kleuren toepassen.

Sub-paragraaf 4.2 Gegroeide bebouwing

Artikel 4.2.1 Inleiding

De huidige omvang van de gemeente Oirschot is van recente datum: het is een samenvoeging van de voormalige gemeente Oost- West- en Middelbeers (de Beerzen) en de gemeente Oirschot. Deze tweedeling is goed afleesbaar in de uitbreidingen van de grotere kernen. In Oirschot overheersen de rijtjeshuizen en hebben de buurten zorgvuldig ontworpen openbaar groen en beplanting. In ‘de Beerzen’ overheersen vrijstaande huizen of tweekappers; de openbare ruimte is minder ‘ontworpen’, maar de eenvoudiger straatprofielen zijn niet ‘minder waard’ maar eerder informeler. Ook het welstandstoezicht is in het verleden verschillend ingevuld geweest. De historische kerngedeelten zelf laten zich vooral afzonderlijk beschrijven. Evenals voor het buitengebied zijn voor de kernen gebiedstypen (bouwstenen) onderscheiden, gericht op het onderscheid in bebouwing op zich, bebouwing in zijn omgeving, en qua detail, materiaal en kleur.

Artikel 4.2.2 Beschrijving Kernen

4.2.2.1. Kern Oostelbeers

Akkernederzetting, centraal gelegen temidden van omliggende oudere buurtschappen en lintbebouwing. Oostelbeers is in de late 19e eeuw uitgegroeid tot kerkdorp, rondom de meerdere malen vervangen vroegere schuurkerk. De kern is eerst in twee fasen uitgebreid aan de westzijde volgens traditionele blokverkavelingen. Aan de oostzijde is het uitbreidingsplan Haagakkers in ontwikkeling.

 

4.2.2.2. Kern Middelbeers

Tiendakkernederzetting. Een qua structuur nog herkenbare akkernederzetting met een langgerekte ‘plaatse’ (Doornboomstraat). De nog oorspronkelijke bebouwing rond de plaatse bestaat veelal uit eenlaagse woonhuizen en bedrijfsgebouwen, daterend van circa 1900 – 1920. Aan de oostelijke zijde bevindt zich het tweelaagse voormalig raadhuis uit 1880. Haaks op de zuidzijde van de Doornboomstraat sluit de Willibrordstraat aan, een klinkerweg voorzien van historische bestrating met rabat. Aan de uiterste westzijde staat de Willibrorduskerk (1400), die is omgeven door een ommuurd kerkhof. Vlak daarnaast staan enkele eenlaagse woonhuizen en boerderijen (1880 – 1950). Verder naar het oosten staan meer vrij gelegen woonhuizen (1900 – 1920) met voortuinen. De Willibrorduskerk met aangrenzend de pastorie (1865) ligt aan een bescheiden plein aan de noordzijde.

 

Na 1950 zijn het karakter van de plaatse, de infrastructuur en het omringende bebouwingsbeeld sterk gewijzigd; rondom de oude kerk is het bebouwingsbeeld goed bewaard gebleven. Aan de oostzijde staat eenzaam op de akkers een kerktoren als relict van de voormalige tiendakkernederzetting waar Middelbeers deel van uitmaakte. De kern is concentrisch met woonwijken in traditionele blokverkaveling. Het laatste woongebied De Hille is nog in ontwikkeling. Bebouwing met een bedrijfsmatig karakter ligt aan de zuidzijde en dringt qua vormentaal door tot aan het Doornboomplein (Boerenbondwinkel). Dit verstoort de historische lintbebouwing.

 

4.2.2.3. Kern Oirschot

 

KernBaannederzetting. Een voormalige hoofdplaats van het kwartier Kempenland van de Meierij van ’s-Hertogenbosch waarvan de huidige vorm, met markt en Vrijthof, dateert van na de dorpsbranden in 1462, 1566 en 1623 waarbij, door een verbod op herbouw de huidige pleinwanden ontstonden. De nagenoeg rechthoekige Markt wordt gedomineerd door de Sint-Petrusbandenkerk (1500). De Markt is via een klein straatje verbonden met het zuidelijke gelegen Vrijthof, het oorspronkelijke plein van de nederzetting rondom een romaanse kerk. (1100). De Markt wordt bereikt via in tracé gebogen straten (Koestraat, Nieuwstraat, Sint-Odulphusstraat, Rijksluisstraat, Molenstraat), welke deels onderling verbonden zijn door smalle stegen.

 

De bebouwing in de nederzetting heeft zijn oorspronkelijke aanzien grotendeels behouden. Aan de Markt bevinden zich overwegend tweelaagse woonhuizen (1600 – 1940) met voorgevels (overwegend uit 1850 – 1900), raadhuis (1513 + 1938), ten noorden van de kerk het voormalige kantongerecht (1908); aan deze zijde is de bebouwing van na de oorlog. Aan het Vrijthof, oorspronkelijk niet aan de noordzijde bebouwd, eveneens tweelaagse woonhuizen (1600 – 1850) met verspringende rooilijnen en hardstenen stoepen. Verder van de Markt af meer eenlaagse bebouwing van meer recente datum (1700 – 1940).

 

Karakteristiek zijn de smalle en zeer diepe achtertuinen veelal met restanten van boomgaarden. Langs en op de Markt maar ook in historische straten laanbeplanting met kastanjes en jonge linden. De aankleding van de historische wegen van oudsher uitgevoerd als klinkerwegen en kasseibestrating met rabatten is met name op de Markt gewijzigd. Op enkele plaatsen zijn er projectmatige invullingen ter vervanging van uitgeplaatste bedrijven. (Moriaan, Kappittelhof).

 

Direct rond de historische kern liggen gebieden met een gemengde bebouwing. Uitbreidingswijken uit diverse perioden liggen ten noorden en oosten van de kern. Het kanaal belemmerde uitbreiding in zuidelijke richting. Op dit moment wordt het eerste deel van het plan Moorland uitgevoerd. Gekoppeld aan het nieuw aansluitpunt op de A58 ontstond hier reeds het bedrijventerrein, De Scheper met zichtlocaties langs de snelweg. Voor Kanaalzone, Moorland en De Scheper is een apart beeldkwaliteitplan ontwikkeld. 

(Historische) dorpslinten Oirschot Voor de structuur van het huidige Oirschot zijn de linten erg belangrijk. Zij vormen een welkome onderbreking van de planmatige woonvelden in het noordwesten. Typerend voor de linten is de variatie in bebouwing; samen vormt deze een tijdsbeeld en bevat veel informatie over de geschiedenis van het gebied.

 

In noordwestelijke richting loopt de Spoordonkseweg. Aan het begin staan karakteristieke villa’s uit de dertiger jaren. Verderop verraden langgevels het agrarisch verleden van het gebied. Een belangrijke zijtak is de Boterwijksestraat, een van de fraaie veldlinten in het landelijke gebied. De openheid tussen de linten is een karakteristiek om zuinig op te zijn. Bovendien is aan deze zijde de kern Oirschot nog te zien zoals in het verleden.

 

In noordoostelijke richting is er de Oude Grintweg. Hieraan zijn de eerste sociale huurwoningen gebouwd en meer naar buiten staan opnieuw langgevelboerderijen. Opvallend is het rechte verloop van deze oude landweg.

 

In oostelijke richting sluit de Rijkesluisstraat aan op de Bestseweg. De genoemde straat is zeker het fraaiste dorpslint deels buiten het beschermde dorpsgezicht. Veel aanliggende panden zijn Rijks- of Gemeentelijk monument. De Bestseweg is nog herkenbaar aan de vooroorlogse bebouwing en vindt zijn vervolg in de Oude Bestseweg temidden van villa’s op vrije kavels. Hier is alleen de route nog aanwezig, en pas bij de Notel komt het lintkarakter weer tevoorschijn. Vele langgevelboerderijen verlevendigen het beeld en vormen markante onderbrekingen in het zicht op de enorme bolle akker in de richting van Straten – De Bollen.

 

In zuidoostelijke richting loopt de Eindhovensedijk, waarvan de aantakking aan de Oirschotse zijde van het kanaal het Standaardplein vormt.

 

In het verlengde van de Molenstraat loopt in zuidelijke richting het Slingerbos, maar de aanleg van het Wilhelminakanaal knipte het lint door. Ook hier getuigen een aantal langgevels van het agrarisch heden en verleden in dit voormalige natte gebied (Moorland = moerasland). Overigens is dit kanaal een prachtig element, dat thans door nieuwe plannen en een beeldkwaliteitplan wordt omgeven.

 

Tenslotte, in het verlengde van de Koestraat met daaraan het Hof van Solms en als dominant einde het Klooster Nazareth, loopt Den Heuvel in westelijke richting. Door de aanleg van het kanaal wordt deze route niet meer als zodanig ervaren.

 

Planmatige uitbreidingenNa WO II komt voor Oirschot een periode van enorme expansie. Vooroorlogs zijn alleen de Dr. Feijstraat, de Vier Uitersten, en de Lindenlaan. In die tijd worden parallelstraatjes aangelegd waaraan nieuwe woningen geplaatst worden.

 

De gildewijk De eerste grotere planmatige uitbreidingen liggen ter weerszijden van de oude grintweg. Bedoeld is het gebied tussen de Oude Grintweg, de Spoordonkseweg, en de Kempenweg dit met uitzondering van de noordwesthoek, die van recente datum is (thematische woningbouw). Het zijn buurten die ontworpen zijn als stratenplan met een tuindorpprofiel, waaraan vervolgens seriematige woningbouw werd geplaatst.

 

De Korenaar en de DrossaardDe volgende slag bestaat uit de buurten De Korenaar tussen de Kempenweg, en de Raffendonkstraat ten zuidwesten van de groenzone bij de molen en de Drossaard. Behalve de Bestseweg (een dorpslint) en aansluitend de drie ‘hoven’ is dit gebied ontworpen volgens de principes van Het Nieuwe Bouwen. Een opvallend element is de hoogspanningslijn die de Korenaar in twee stukken knipt. Typerend zijn de ‘stempels’ de vaste patronen, waarin de bouwblokken zijn geplaatst en bij de Drossaard bovendien de dubbele ontsluiting van de woningen.

 

De Notel De grootste planmatige uitbreiding tot heden is De Notel, genoemd naar het oostelijke gelijknamige dorpslint. Dit ruim opgezette woongebied wordt doorsneden door groenzones; één daarvan bevat de molen en een oude landweg. De vormgeving van de rijtjes en tweekappers is aangenaam terughoudend in vormgeving, en in rustige lichte tinten en materialen uitgevoerd.

 

Moorland Ten zuiden van het Wilhelminakanaal is het nieuwste woongebied in uitvoering/ontwikkeling. Voor deze thematisch opgezette buurt is een beeldkwaliteitplan van kracht, waarin de welstandscriteria zijn verwoord.

 

Overige uitbreidingen De kern Oirschot kent een ouder bedrijventerrein ‘de Stad’, een terrein waar de gebruiksaspecten overheersen. Er wordt voor dit gebied gewerkt aan een revitaliseringplan, dat een beter klimaat beoogt te scheppen voor het ondernemen; daarbij behoort ook het verbeteren van de beeldkwaliteit.

 

Een recent terrein is De Scheper, een zichtlocatie aan de A58, waarvoor een beeldkwaliteitplan geldt. De welstandscriteria zijn in dit plan verwoord.

 

Het recreatiegebied De Kemmer is een half open gebied met een bosstrook afgeschermd van de A58 met daarin een groot sportcomplex, een bosbad en een camping. Veranderingen aan de bebouwing zullen hier niet snel in het oog springen. Veel strakker en formeler is het Sportpark Moorland.

 

4.2.2.4. Kern Spoordonk

Kasteelnederzetting. Een eertijds bescheiden kasteelnederzetting bij het nu verdwenen aan de Beerze gelegen kasteel Ten Bergh van de heren van Oirschot. Spoordonk is waarschijnlijk in de late middeleeuwen ontstaan op de oostelijke oeverwal van genoemde beek. Na circa 1300 doorliep Spoordonk een verdere ontwikkeling als kerkdorpnederzetting met een onverhard plein en een concentratie van bebouwing aan de Spoordonkseweg. Het plein met de daaraan gelegen H. Bernadettekerk, pastorie en school grenst aan de gebogen weg met een en tweelaagse vrijstaande woonhuizen met kap en voortuin in overwegend naoorlogse (Delfse school) stijl. Het profiel is in die tijd verbreed en nog enkele oudere huizen en een boerderij staan in de oorspronkelijke rooilijn. De recente uitbreidingen naar het westen zijn in dezelfde trant gerealiseerd. Met name aan de zuidzijde werd de kern in beperkte mate uitgebreid.

 

4.2.2.5. Straten – De Bollen

Akkernederzetting met plaatse. Oostelijk nabij Oirschot gelegen akkernederzetting met plaatse op een dekzandrug. Straten is in een gebied gelegen met open akkerbodems, bij de samenkomst van twee wegen. (Straten, de Bollen). Zowel de structuur als het bebouwingsbeeld zijn nog erg gaaf. Centraal ligt een driehoekige onverharde plaatse met een aan Sint-Antonius Abt gewijde kapel en een beplanting van populieren, linden en beuken. De bebouwing concentreert zich rond de plaatse en bestaat overwegend uit langgevelboerderijen en bijgebouwen daterend uit de periode van 1600 tot 1925; voortuinen en erven zijn veelal met beukenhagen omgeven. Aan de Oirschotse zijde lopen twee uitlopers om een grote bolle akker heen. Aan Straten ligt een kleine cluster van lang- en kortgevelboerderijen; aan de Bollen verspreid veelal evenwijdig aan de weg gelegen langgevelboerderijen.

 

De Kern Straten – De Bollen is een Beschermd Stads- en Dorpsgezicht.

Artikel 4.2.3 Historische dorpskern Oirschot

Kenmerken historische dorpskernenDe oude dorpskern ontleent zijn kenmerken aan een langere periode van ontwikkeling, een relatief open en kleinschalige bebouwing met een grote variatie aan bouwvormen en stijlen van doorgaans één tot twee bouwlagen met kap. Het zijn tevens de dragers van de identiteit van de betreffende kern: daar bevinden zich de kenmerkende gebouwen. In de gemeente kent alleen de kern Oirschot een verdichting die neigt naar stedelijkheid. De bebouwing is als regel direct met een rabatstrook aan de weg geplaatst, met naar de weg gekeerde gevels. Deze krijgen zo alle nadruk, terwijl de zij- en achtergevels veel minder bewerkt zijn. De bebouwing is één tot twee lagen met kap, hoge uitzonderingen daargelaten. Traditionele materialen als baksteen, keramische pan, hout en zink overheersen.

 

Kenmerkenmatrix Historische dorpskern Oirschot

 

Wegen en profiel

Gegroeide bebouwing. Gevarieerde rooilijn Dorps- / tuindorps.

Bebouwing

Gegroeid per pand. 1 tot 2 bouwlagen + kap met lage goot.

Stijl en detail

Gevarieerd; eenvoudig; meest landelijk. Gatengevels. Onderverdeelde ramen.

Materiaal en kleur

Gevarieerd; meest natuurlijk: baksteen, keramische pan en hout. Kozijnen, ramen, goten en boeidelen: meest lichte tinten en traditioneel groen.

 

 

Waarden historische dorpskern Oirschot Deze gebieden hebben een hoge belevingswaarde, zijn de dragers van de streekkenmerken en vertellen van hun geschiedenis en cultuur. Het gevarieerde karakter en de kleine schaal worden hoog gewaardeerd. Het centrum van de kern Oirschot is een Beschermd stads- en dorpsgezicht.

 

Algemeen toetsingsniveau historische dorpskern Oirschot:algemeen niveau 1 hoge toetsing Dit geldt met name voor die kenmerken, waaraan de kern zijn identiteit ontleent en waaraan de geschiedenis is af te lezen. Aan de achterzijde: niveau 2 normale toetsing

 

Criteriatekst dorpskernen en lintenDe welstandscriteria altijd hanteren in combinatie met de beschreven kenmerken. Een kern of lint vraagt om het open houden van zijtuinen en om het voorkomen van herhaling van bouwvormen en het aaneenbouwen. Nieuwbouw in de eigen stijl in overeenstemming met de landelijke omgeving. Wijzigingen en aan- en bijgebouwen volgens de stijl van het hoofdgebouw. De wijzigingen en toevoegingen dienen dit beeld te versterken, en een eigentijdse bijdrage te leveren aan dat beeld. Op alle aspecten worden de plannen getoetst en alle typen criteria zijn voor deze gebieden van toepassing.

 

Criteriamatrix dorpskernen

Omgeving

Onderscheid voor - achter. Straatprofiel respecteren.

Maat en schaal

Variatie volgens bestaande landelijke omgeving.

Vorm en gebaar

In overeenstemming met straatgerichte gevels met kap.

Stijl en detail

Nieuwbouw volgens bestaande kenmerken. Wijzigingen volgens stijl en details van het bestaand gebouw.

Materiaal en kleur

Overeenkomstig landelijke omgeving. Volgens bestaande materialen en kleuren: baksteen, keramische pan, hout in lichte of traditionele tinten.

 

Artikel 4.2.4 (Historische) dorpse bebouwingslinten

Kenmerken (historische) dorpse bebouwingslintenLangs oude hoofdwegen en invalswegen zijn vanuit de historische kernen in de loop van de tijd bebouwingslinten ontstaan. Dat is het geval in Oirschot en Middelbeers. Soms zijn recente bebouwingslinten tot kern uitgegroeid, zoals in Spoordonk en Oostelbeers. Er zijn ook fragmenten van linten in het buitengebied te vinden.

 

Kenmerkenmatrix (historische) dorpse bebouwingslinten

 

Wegen en profiel

Gegroeide linten; gevarieerde rooilijn Dorps- / tuindorps.

Bebouwing

Gegroeid per pand. 1 tot 2 bouwlagen + kap met lage goot.

Stijl en detail

Gevarieerd; eenvoudig; meest landelijk. Gatengevels. Onderverdeelde ramen.

Materiaal en kleur

Gevarieerd; meest natuurlijk: baksteen, keramische pan en hout. Kozijnen, ramen, goten en boeidelen: meest lichte tinten en traditioneel groen.

 

Waarden (historische) dorpse bebouwingslintenHet gevarieerde beeld door positie, vorm en materiaal van de gebouwen en door het variabele beplantingsbeeld wordt gewaardeerd, maar de verkeersdruk heeft veel straatprofielen minder aantrekkelijk gemaakt voor het wonen en het langzaam verkeer. Op andere plaatsen zijn de wegbeplanting zelf (lanen) of herinrichting van het wegprofiel succesvol en van waarde.

 

Algemeen toetsingsniveau (historische) dorpse bebouwingslintenalgemeen niveau 2 normale toetsingBouwwerken gesitueerd op het achtererf en/of achterdakvlak: niveau 4 welstandsvrij

 

Uitzondering Beschermd Stads- en Dorpsgezicht Straten – De Bollen: Algemeen niveau 1 hoge toetsing, ook aan achterzijde.

 

Bij beoordeling van wijzigingen en toevoegingen in deze gebieden is het historisch aspect een belangrijk criterium in die mate dat historische bebouwing voorkomt.

 

Criteriatekst (historische) dorpse bebouwingslintenDe welstandscriteria altijd hanteren in combinatie met de beschreven kenmerken. Een lint vraagt om het open houden van zijtuinen; geen herhaling van bouwvormen; niet aaneenbouwen. Nieuwbouw in de eigen stijl in overeenstemming met de landelijke omgeving. Wijzigingen en aan- en bijgebouwen volgens de stijl van het hoofdgebouw. Dit houdt geenszins in, dat nieuwe ingrepen, mits van enige omvang, geen eigen gezicht mogen hebben. De bestaande omgeving is immers ook gegroeid en gevarieerd. Afwijken van de aspecten die juist de samenhang in deze gebieden uitmaken, zoals maat en schaal, de spelregels van rooilijnbebouwing, overwegend mét kap, rustig ‘natuurlijk’ materiaal en kleurgebruik vormen de leidraad. Stijl en detail zijn aspecten waar juist variatie zit; maar deze dienen dan wel niveau te hebben. Het versterken van het historisch kader wordt vooral gezocht in het in stand houden c.q. restaureren van karakteristieke panden, alsmede in de inrichting van rabatstroken, erven, straatprofielen en beplantingen.

 

Criteriamatrix (historische) dorpse bebouwingslinten:

Omgeving

Onderscheid voor - achter: normaal - vrij. Straatprofiel respecteren.

Maat en schaal

Variatie volgens bestaande landelijke omgeving.

Vorm en gebaar

Straatgerichte gevels met kap.

Stijl en detail

Nieuwbouw volgens  bestaande kenmerken. Wijzigingen volgens stijl en details bestaand gebouw.

Materiaal en kleur

In overeenstemming met de landelijke omgeving. Volgens bestaande materialen en kleuren: baksteen, keramische pan, hout in lichte of traditionele tinten.

 

Artikel 4.2.5 Gemengde bebouwing

Kenmerken gemengde bebouwingIn en rondom historische kernen heeft in de loop der tijd een verdichting van de bebouwing plaatsgevonden. Omdat deze verdichting een langere periode beslaat, is de bebouwing gevarieerd van karakter. Deze vorm van verdichting leidt alleen in de kern Oirschot tot een afzonderlijke aanduiding.

 

Kenmerkenmatrix gemengde bebouwing

 

Wegen en profiel

Gegroeid deels planmatig. Dorps/- tuindorps.

Bebouwing

Gegroeid per pand / per rijtje. 1 tot 2 bouwlagen + kap met lage goot.

Stijl en detail

Gevarieerd; eenvoudig, meest landelijk. Gatengevels. Meest onderverdeelde ramen.

Materiaal en kleur

Gevarieerd; meest natuurlijk: baksteen, meest keramische pan en hout. Kozijnen en ramen, goten en boeidelen: meest lichte tinten en traditioneel groen.

 

 

Waarden gemengde bebouwingDe waardering van deze gebieden is geheel afhankelijk van de kwaliteiten van de aanwezige bebouwing. Wat het in Oirschot aangeduide gebied betreft is de waardering hoog, door de nabijheid van de historische kern een daarbij passend bebouwingsbeeld.

 

Algemeen toetsingsniveau gemengde bebouwingalgemeen niveau 2 normale toetsingBouwwerken gesitueerd op het achtererf en/of achterdakvlak: niveau 4 welstandsvrij.

 

Criteriatekst gemengde bebouwingDe welstandscriteria altijd hanteren in combinatie met de beschreven kenmerken. De variatie in bebouwing in deze gebieden is groot. Bij toetsing van wijzigingen en toevoegingen ligt in dit gebied de nadruk op de kenmerken van het hoofdgebouw. Bij grotere ingrepen speelt de nabijheid van het centrum de hoofdrol. De criteria komen op hoofdlijnen met dat gebied overeen.

 

Criteriamatrix gemengde bebouwing

 

Omgeving

Onderscheid voor - achter: hoog - normaal. Straatprofiel respecteren.

Maat en schaal

Variatie overeenkomstig de bestaande omgeving.

Vorm en gebaar

Doorgaand profiel. Straatgerichte gevels met overeenkomstige dakvorm.

Stijl en detail

Nieuwbouw in overeenstemming met de bestaande kenmerken. Wijzigingen en toevoegingen overeenkomstig de bestaande stijl en details.

Materiaal en kleur

In overeenstemming met landelijke omgeving. Overeenkomstige materialen en kleuren: zoals baksteen, keramische pan, hout in lichte of traditionele tinten.

 

Artikel 4.2.6 Tuinwijken

Kenmerken tuinwijkenTyperend voor alle ‘tuinwijken’ zijn de voortuinstroken en de symmetrische straatprofielen. Daaraan ontlenen deze woongebieden hun karakter. Gedurende de hele vorige eeuw zijn er in diverse perioden plannen volgens dit principe gebouwd; tussen 1930 en 1950 heeft de architectuur een eigen karakter. Traditionele architectuur en ambachtelijk materiaalgebruik gecombineerd met een vaste kleurstelling: rode gevels, rode pannen, en witte kozijnen met vaak ingedeelde ramen bepalen het beeld.

 

Kenmerkenmatrix tuinwijken

 

Wegen en profiel

Planmatige buurten. Tuindorps; tuinenzone de hoek om. Voortuinen met hagen afgezet.

Bebouwing

Planmatig per pand of rijtje; gesloten bebouwing. 1 tot 2 bouwlagen + kap met lage goot.

Stijl en detail

Traditioneel; eenvoudig; meest landelijk. Gatengevels. Meest onderverdeelde ramen.

Materiaal en kleur

Rode baksteen; rode keramische pan. Kozijnen en ramen hout meest lichte tinten; houten bakgoten en boeidelen. Deuren en panelen soms traditioneel groen.

 

 

Waarden tuinwijkenDe woongebieden uit genoemde periode worden zonder uitzondering hoog gewaardeerd; met name om de sfeerbepalende details die bij deze architectuur een belangrijke rol spelen, en bij renovaties nog al eens sneuvelen.

 

Algemeen toetsingsniveau tuinwijkenalgemeen niveau 2 normale toetsingBouwwerken gesitueerd op het achtererf en/of achterdakvlak: niveau 4 welstandsvrij.

 

Criteriatekst tuinwijkenCriteria worden ontleend aan het zorgvuldige materiaal- en kleurgebruik en detaillering. De woningen bestaan vooral uit rode baksteen, rode keramische pan en witgeschilderd hout. Bij (vervangende) nieuwbouw, wijzigingen en toevoegingen rekening houden met de kenmerken van de bebouwing uit deze periode. Alle aspecten van de welstandsbeoordeling zijn van toepassing. Met name de combinatie van baksteen, hout en pannen met de verfijnde details zijn een belangrijk bij toetsing. Voor ondergeschikte aanpassingen zijn deze uitgangspunt. Bij ingrijpender wijzigingen is een zorgvuldige ontwerpbenadering nodig.

criteriamatrix tuinwijken

 

Omgeving

Onderscheid voor - achter: normaal - vrij. Tuinddorpprofiel respecteren, ook op de hoeken. Groene voortuinen en hagen! Doorgaand profiel en rooilijn!

Maat en schaal

Overeenkomstig de stedelijke schaal, metselwerk gatengevels! Repeterende dakkapellen!

Vorm en gebaar

Grote eenvoudige hoofdvormen en dak! Straatgerichte gevels!

Stijl en detail

Nieuwbouw met een overeenkomstig de verfijnde details, in overeenstemming met de omgeving. Wijzigingen en toevoegingen in overeenstemming met de eigen stijlperiode. Onderverdeelde deur- en raamopeningen!

Materiaal en kleur

Overeenkomstig bruin / rood metselwerk en oranjerode / grijze pannen! Kozijnen en ramen: lichten tinten! Pui- en raamvullingen: lichte tinten!

 

Artikel 4.2.7 Traditionele blokverkaveling

Kenmerken traditionele blokverkavelingNaast de bebouwing ‘langs oude wegen’ zijn bij de in het gebied voorkomende kernen planmatige uitbreidingen gemaakt. Alleen de omvang en het groeitempo verschilt sterk van elkaar. Deze uitbreidingen dragen de stedenbouwkundige kenmerken van de vooroorlogse ‘tuindorpen’ met symmetrische straatprofielen met voortuinstroken en op de hoeken zijtuinstroken, woningen in twee bouwlagen met langskap, in tweekaptypen of rijtjes. De architectuur richt zich naar verschillende perioden, maar dit leidt alleen in de kern Oirschot tot duidelijk verschillende buurten. Hoe hoger het groeitempo des te uniformer de architectuur per periode. Voor Oirschot staat traditionele blokverkaveling voor de periode van ’45 tot ’65. In de andere kernen zijn de planmatige uitbreidingen onder deze kop bijeengevoegd. Met name in de kern Oirschot is het planmatige karakter te zien aan de herhaling van uniforme rijtjes en de herhaling van kopkanten van de rijtjes. Straten zijn zorgvuldig ontworpen en hebben veelal een rustig en groen karakter.

 

Kenmerkenmatrix traditionele blokverkaveling

 

Wegen en profiel

Planmatige buurten. Tuindorptype; tuinenzone de hoek om. Voortuinen bij voorkeur met groen.

Bebouwing

Planmatig per pand of rijtje. 1 tot 2 bouwlagen + kap met lage goot.

Stijl en detail

Gevarieerd per pand of rijtje. Meest traditioneel, eenvoudig en meest landelijk. Gatengevels of ondergeschikte puien.

Materiaal en kleur

Meest baksteen; pannen; hout. Kozijnen en ramen meest lichte tinten; goten zink of hout. Deuren en panelen gedekte tinten.

 

 

Waarden traditionele blokverkavelingDe groene buitenruimten in deze gebieden worden gewaardeerd. Wel is er kwaliteitsverschil (ook letterlijk) tussen de woningen en de detaillering en materiaaltoepassing.

 

Algemeen toetsingsniveau traditionele blokverkavelingniveau 4 welstandsvrij 

Criteriatekst traditionele blokverkaveling De welstandscriteria altijd hanteren in combinatie met de beschreven kenmerken. Nieuwbouw in de eigen stijl in overeenstemming met de landelijke omgeving. Wijzigingen bijgebouwen volgens de stijl van het hoofdgebouw. Groene erfafscheidingen zijn erg belangrijk voor het aanzien van de buurt. Soms worden voortuinen als parkeerplaats gebruikt en erfafscheidingen weggehaald. De te klein geachte binnenruimte leidt tot veel aanvragen voor aan- uitbouwen waarmee het groene karakter afneemt. Belangrijk is daarbij te letten op hoeksituaties; de achtergevels van hoekwoningen dus te behandelen als voorgevels. De doorgaande dakvlakken vormen het ‘frame’ van het gebied: Aantasting met te veel dakkapellen verminderen de helderheid. Meestal is het metselwerk van de gevels de belangrijkste drager van de hoofdindeling, terwijl raamverdelingen en puien minder belangrijk zijn. Bij woonblokken die stedenbouwkundig en architectonisch één geheel vormen, dienen wijzigingen en toevoegingen ondergeschikt te blijven een de hoofdindeling ervan. Een eenmaal toegevoegde uitbreiding is leidraad voor de volgende. Bij dergelijke bouwaanvragen dienen eerdere wijzigingen altijd mee bekeken te worden.

 

Criteriamatrix traditionele blokverkaveling

 

Omgeving

Voor / achter: normaal / laag. Tuindorpprofiel respecteren. Inrichting en erfafscheidingen passend.

Maat en schaal

Doorgaande dakvlakken en dichte metselwerkvlakken respecteren.

Vorm en gebaar

Doorgaand profiel en rooilijn! Straatgerichte gevels!

Stijl en detail

Nieuwbouw passend in bestaande omgeving. Wijzigingen en toevoegingen passend bij bestaande stijl en details.

Materiaal en kleur

Passend in de omgeving. Metselwerk niet schilderen. Pui- en raamvullingen: lichte tinten.

 

Artikel 4.2.8 Het Nieuwe Bouwen

Kenmerken Het Nieuwe BouwenWoongebieden die geïnspireerd zijn op het nieuwe bouwen worden gekenmerkt door een consequente scheiding van functies van wonen en werken, maar ook van verkeerssoorten en bestemming van het openbare gebied. Met verkavelingvormen wordt geëxperimenteerd en etagebouw wordt soms gecombineerd met laagbouw. Herhalingen van gelijke blokken en gelijke structuren (stempels) zijn ook kenmerkend. Hoewel industriële bouwmethoden vaak de hoofdopzet van de gebouwen bepalen, is er toch een eigen abstracte esthetiek aan te ontdekken. Het architectonische uiterlijk van de gebouwen staat onder druk, omdat met de noodzakelijk geachte modernisering ook die abstracte vormen dreigen te verdwijnen.

 

Kenmerkenmatrix Het Nieuwe Bouwen

 

Wegen en profiel

Planmatige buurten; scheiding verkeerssoorten. Stempelstedenbouw; alzijdige blokplaatsing. Evenwaardig voor en achter. Tuinen aan wegen; aan paden; aan openbaar groen.

Bebouwing

Planmatig per buurt / rijtje / blok. 1 tot 2 bouwlagen + kap.

Stijl en detail

Seriematig. Gevelinvulling: industrieel / traditioneel.

Materiaal en kleur

Baksteen; paneelvullingen met plaatmaterialen. Kozijnen en ramen meest lichten tinten.

 

 

Waarden Het Nieuwe BouwenDe heldere structuur van deze buurten wordt gewaardeerd.

 

Algemeen toetsingsniveau Het Nieuwe Bouwenniveau 4 welstandsvrij

 

Criteriatekst Het Nieuwe BouwenDe soms tweezijdige ontsluiting is van praktisch nut, maar rijen garages komen soms erg in het zicht. Aan de uiteinden van de ‘stempels’ verschijnen soms door gebrek aan privacy allerlei tuinschermen. Over de architectuur lopen de meningen uiteen, van helder tot schraal. Voor beide opvattingen is iets te zeggen. ‘Helder’ staat voor de hele lay-out en ‘schaal’ voor de detaillering van de gevels.

 

Criteriamatrix Het Nieuwe Bouwen

 

Omgeving

Tuindorpprofiel respecteren. Inrichting tuinen belangrijk voor het beeld.

Maat en schaal

Omgeving respecteren. Passende maat en schaal.

Vorm en gebaar

Doorgaand profiel en rooilijn respecteren.

Stijl en detail

Nieuwbouw passend in de planmatige omgeving. Wijzigingen en toevoegingen passend ten opzichte van bestaand.

Materiaal en kleur

Passend; doorgaans natuurlijke materialen en kleuren. Gedekte tinten op grote vlakken.

 

 

 

Artikel 4.2.9 Forumbeweging (woonerven)

Kenmerken forumbeweging (woonerven)De woongebieden uit deze periode hebben een grillig stratenpatroon en weinig doorgaande wegen. De woningen zijn geclusterd rond woonerven, waarbij het onderscheid tussen privé en openbaar ontbreekt, evenals duidelijke vóór- en achterzijden. Er grenzen veel tuinen aan openbaar gebied, hetgeen veel informele erfafscheidingen tot gevolg heeft. Typisch zijn ook de garages of bergingen, die een belangrijke plek hebben. De architectuur uit deze periode is sober, vaak voorzien van grote, gelede dakvlakken, die eindigen met lage goten aan de erfzijde. Het is moeilijk uitbreidingen aan deze woningen te maken die niet aan een woonerf of pad grenzen. Rustige kleuren en materialen overheersen zoals bleekrode baksteen en grijze betonpannen.

 

kenmerkenmatrix forumbeweging (woonerven)

 

Wegen en profiel

Planmatige buurten. Evenwaardig voor en achter. Vermenging prive - openbaar. Voortuinen bij voorkeur met groen.

Bebouwing

Planmatig per pand of rijtje. 1 tot 2 bouwlagen + kap met lage goot. Vaak ingesneden kapvormen.

Stijl en detail

Weinig variatie over meerdere panden rijtjes. Materialen meest traditioneel. Gevelindelingen industrieel; dunne details.

Materiaal en kleur

Bleke baksteen meest grijpe betonpan matte tinten. Kozijnen en ramen hout meest lichte tinten; goten en boeidelen zink en hout.

 

Waarden forumbeweging (woonerven)Door het naar binnen gekeerde karakter van deze woonclusters is het een aantrekkelijk woonmilieu. Het publieke belang van ingrepen is daarom beperkt tot de eigen omgeving.

 

Algemeen toetsingsniveau forumbeweging (woonerven)niveau 4 welstandsvrij

 

Criteriatekst forumbeweging (woonerven)De welstandscriteria altijd hanteren in combinatie met de beschreven kenmerken. Nieuwbouw passend in de ontworpen omgeving. Wijzigingen bijgebouwen volgens de stijl van het hoofdgebouw. Toch zijn wijzigingen aan de woningen in het algemeen moeilijker inpasbaar en vooral aan de tuinzijde kunnen deze ongewild erg op de voorgrond treden. Zelfs ondergeschikte ingrepen als erfafscheidingen, verhardingen, carports en schuurtjes kunnen het beeld snel verstoren als er niet zorgvuldig mee wordt omgegaan. Goede voorlichting en vooral goede standaardoplossingen zijn zeer aan te bevelen.

 

Criteriamatrix forumbeweging (woonerven)

 

Omgeving

Evenwaardige voor- en achterzijde! Ontmoeting (woon)erf openbaar gebied! Bij voorkeur groene afscheidingen. Aandacht voor parkeerplaatsen en carports.

Maat en schaal

Grootschalige doorgaande dakvlakken en kleinschalige gevelvullingen! Kleinschalige begane grond!

Vorm en gebaar

Alzijdige gerichtheid woonerven. Doorgaande dakvlakken respecteren.

Stijl en detail

Nieuwbouw passend in bestaande omgeving. Wijzigingen en toevoegingen passend bij bestaande bouw.

Materiaal en kleur

Passend bij bestaande bouw. Overwegend grijze daken en bleke geveltinten! Kozijnen lichte tinten; draaiende delen en invullingen variabel.

 

Artikel 4.2.10 Thematische woningbouw

Kenmerken thematische woningbouwDeze woongebieden dragen een meer uitgesproken stempel. Conform ‘de wens uit de markt’ krijgen de woningen in groepjes of rijtjes een individueler gezicht en worden voorzien van bewust gewilde motieven. De erven zijn klein in relatie tot de bouwvolumes. Zijdelingse aanbouwen zijn uniform of aaneengebouwd. Er wordt uit alle voorgaande perioden ‘geciteerd’, hetgeen voorbeelden van onderling zeer verschillende kwaliteit oplevert. Het heldere stratenpatroon is weer terug en er wordt weer onderscheid gemaakt tussen openbare ruimten en privé tuinen. Soms vindt men historische routes of waterlopen terug en er is veel aandacht aan de inrichting van het straatprofiel besteed.Kenmerkenmatrix thematische woningbouw

 

Wegen en profiel

Planmatige buurten tuindorpprofiel.

Bebouwing

Planmatig; herhaling per rijtje / straatwand e.d. (ontwerpseries). Woningen aan inritten. 1 en 2 lagen + kap of studio.

Stijl en detail

Gevarieerd per ontwerpeenheid. Citatenarchitectuur.

Materiaal en kleur

Gevarieerd; afhankelijk van citaat.

 

 

WaardenDe karakteristiek van deze gebieden biedt een hedendaags antwoord op de woonwensen en een individueler beeld. Samen met een zorgvuldig ingericht openbaar domein zijn dat hoog gewaardeerde kwaliteiten.

 

Algemeen toetsingsniveau thematische woningbouwniveau 4 welstandsvrij

 

Criteriatekst thematische woningbouwDe welstandscriteria altijd hanteren in combinatie met de beschreven kenmerken. Nieuwbouw passend bij de bestaande ontwerpseries. Wijzigingen en aan- en bijgebouwen passend bij de stijl van het hoofdgebouw. Ook bij deze uitbreidingen is de erfafscheiding en erfinrichting belangrijk. Door de vele op- en afritten is er weinig plaats voor tuinaanleg aan de voorzijde. Soms worden hele voorerven verhard. Bomenlanen zijn dan erg belangrijk. Mee ontworpen erfafscheidingen vooral handhaven. Bij het veranderen of uitbreiden van de woningen dient rekening gehouden te worden met de andere ‘identieke’ woningen. Ook hier zijn goede standaarden voor veel gevraagde wijzigingen aan te bevelen. Bij nieuwe aanvragen dienen ook eerdere wijzigingen te worden mee bekeken.

 

Criteriamatrix thematische uitbreidingen

 

Omgeving

Profielgerichte straten met inritten! Bij voorkeur: groene voortuinen en hagen.

Maat en schaal

Ontwerpseries herkenbaar houden. Passend in maat en schaal per serie. Open ruimten tussen de woningen respecteren.

Vorm en gebaar

Woningen aan inritten: straatgericht! Diversiteit aan dakvormen! Wijzigingen en toevoegingen op herhaling richten.

Stijl en detail

Nieuwbouw passend bij de serie. Wijzigingen en toevoegingen passend bij de eigen stijl en details. Aansluiten op eerdere identieke wijzigingen.

Materiaal en kleur

Wijzigingen volgens de eigen materialen en kleuren.

 

Artikel 4.2.11 Individuele woningbouw

Kenmerken individuele woningbouwDeze bestaat uit vrijstaande, gevarieerde woningen in een of twee bouwlagen met kap op eigen kavels. De straten hebben een informeel groen karakter en de karakterverschillen door de jaren heen (periode ’65 tot ’90) hebben een beperkte invloed op de openbare weg. Het groen overheerst en de architectuur van de woningen is nauwelijks zichtbaar. Na ’90 worden de kavels snel kleiner en de woningen groter, waardoor meer samenhang in architectuur nodig is. Bij de nieuwste plannen is beeldregie, soms in combinatie met meer standaardisatie, onvermijdelijk. Lichtere kleuren en uitgesproken materialen en vormen leiden tot een nieuw gezicht, dat om diezelfde reden moeilijker te wijzigen is. Iedere wijziging komt in het zicht door de ondiepe voortuinen; er is minder groen aanwezig en ook mogelijk. Doorgaande straatprofielen vragen om beheerst materiaal en kleurgebruik aan de naar de weg gekeerde zijde. Erfafscheidingen zijn net als in de ‘30er jaren wijken belangrijk.

 

Kenmerkenmatrix individuele woningbouw

 

Wegen en profiel

Planmatige buurten. Tuinddorpprofiel.

Bebouwing

Gegroeid; gevarieerd; meest landelijk. 1 en 2 lagen + kapvorm e.d. lage goten.

Stijl en detail

Eenvoudig; gevarieerd per pand.

Materiaal en kleur

Meest rustige tinten en natuurlijke materialen.

 

 

Waarden individuele woningbouwDe waardering voor deze gebieden is voor meer dan de bewoners alleen van belang. Op den duur als het groen van de tuinen goed is uitgegroeid, dan fungeren deze gebieden als parken voor de wijdere omgeving. Met name dat groene karakter wordt alom gewaardeerd.

 

Algemeen toetsingsniveau individuele woningbouwniveau 4 welstandsvrij

 

Criteriatekst individuele woningbouwDe welstandscriteria altijd hanteren in combinatie met de beschreven kenmerken. Nieuwbouw in de eigen stijl in overeenstemming met de landelijke omgeving. Wijzigingen en aan- en bijgebouwen volgens de stijl van het hoofdgebouw. Voor deze woongebieden is gevarieerd welstandsbeleid mogelijk. De invloed van de architectonische kwaliteit is beperkter naarmate de kavels groter zijn. Aan de buitenzijde van woongebieden waar deze aan waardevol landschap grenst, dient speciaal gelet te worden op de hoofdkleur en materiaal. Deze dient zich te voegen naar het landschap en in het algemeen rustig en ‘natuurlijk’ te zijn. Bij kleine plukjes woningen of in die gevallen waarbij andere dan de vrije sectorwoningen onderdeel zijn van een buurt, is de toetsing conform de omgeving aangegeven.

 

Criteriamatrix individuele woningbouw

 

Omgeving

Voor - achter: normaal / laag. Open linten; openhouden zijtuinen. Informeel groen straatprofiel; informele rooilijn! Verzorging groene voortuinen en hagen.

Maat en schaal

Nieuwbouw individueel; passend in omgeving. Aaneenbouwen vermijden. Herhaling vermijden.

Vorm en gebaar

Kap of gelijkwaardig motief! Gericht op eigen erf! Gezicht naar de straat.

Stijl en detail

Nieuwbouw passend in omgeving. Wijzigingen en toevoegingen passend bij bestaand gebouw.

Materiaal  en kleur

Kleuren en materialen passend bij bestaand gebouw en omgeving.

 

Artikel 4.2.12 Bedrijventerrein

Kenmerken bedrijventerreinEen bedrijventerrein is vooral bedoeld om de bedrijfsactiviteiten uit te oefenen; een doelmatige ontsluiting vanaf de weg en veel verhard terrein en opslag buiten bepalen vaak het beeld. De terreinen zijn vaak met een hek afgezet soms met een groene berm of beplanting. Reclame uitingen zijn divers en niet altijd effectief. De bebouwing op deze terreinen heeft een veel minder geordend karakter; doorgaans bestaat een bedrijf uit een of meerdere hallen met een kantoorgedeelte aan de straatzijde. Materiaal en kleur bepalen het beeld en niet zozeer de gevelindeling en de details. Voor het bedrijventerrein De Scheper wordt veel aandacht besteed aan de kwaliteit van gebouwen en buitenruimten. Hier geldt een beeldkwaliteitsplan.

 

Kenmerkenmatrix bedrijventerrein

 

Wegn en profiel

Planmatig patroon. Wegen met grasbermen / parkeerzones.

Bebouwing

Gevarieerd per perceel. Hallen 1 laag; combinatie hal - kantoor (1 en 2 lagen).

Stijl en detail

Traditioneel gestapeld/industrieel plaatmateriaal. Gatengevels respectievelijk gevels met lichtstroken of bandramen.

Materiaal en kleur

Gevarieerd; meest gedekte lichte tinten.

 

 

WaardenDe waardering als verblijfsgebied is beperkt. De gebruiksaspecten bepalen meer de omgeving. Toch is ook een werkgebied met kwaliteit van belang voor de gebruikers en bezoekers. Vooral een ordelijk, representatief openbaar domein wordt gewaardeerd.

 

Toetsingsniveau bedrijventerreinniveau 4 welstandsvrij

 

Criteriatekst bedrijventerreinDe welstandscriteria altijd hanteren in combinatie met de beschreven kenmerken. Nieuwbouw passend in de omgeving. Wijzigingen en toevoegingen (bijgebouwen) volgens de stijl van het hoofdgebouw. Met uitzondering van de zichtlocaties aan hoofdwegen en gevelwanden die direct aan het buitengebied grenzen, wordt het beeld als minder belangrijk ervaren. Daar dient aandacht te worden gegeven aan het effect van de gebouwen op grotere afstand. Met name de kleur (voor het buitengebied gedekt!) en een zekere eenvoud van compositie en materiaaltoepassing vragen aandacht. Hoofdkleur, materiaal en de hoofdgeleding zijn van belang, evenals de inrichting van voorterreinen, reclames, afrasteringen.

 

Criteriamatrix bedrijventerrein

 

Omgeving

Doelmatige ordelijke terreininrichting. Verzorgde hekken en reclame-uitingen.

Maat en schaal

Onderscheiden eenheden! Verbrokkeling bouwvormen vermijden. Eenheid in bouwhoogte bevorderen.

Vorm en gebaar

Onderscheid hal en kantoorgedeelte! Kantoorgedeelte aan de straat! Entrees en routes aangeven.

Stijl en detail

Onderscheid platengevels (bandramen) en gestapelde gevels (gatengevels).

Materiaal en kleur

Grote vlakken zeer rustige (uniforme) tinten. Materiaalkeuze in overeenstemming met de gevelindeling.

 

Artikel 4.2.13 Groengebieden

4.2.13.1. sport en recreatie

 

Kenmerken sport en recreatieHet groen binnen de bebouwde kom, vindt zijn oorsprong op diverse wijzen: oude vormen van kerngroen zijn brinken, begraafplaatsen, kerk- ¬en marktpleinen, ingesloten landgoederen, boerenerven of grote tuinen van villa’s. Sportcomplexen worden vanaf de dertiger jaren doelbewust ontworpen en opgenomen in de bebouwing. De naoorlogse groengebieden zijn mee ontworpen, eerst als restgroen, later als kerngroen of als buffer voor verkeerslawaai. Zonder uitzondering nemen de onbebouwde groene gebieden een zeer belangrijke plaats in het bebouwde gebied. De daarin geplaatste bebouwing die vaak van meer kanten zichtbaar is, kan ook erg bepalend zijn.

 

Kenmerkenmatrix sport en recreatie

 

Wegen en profiel

Planmatige wegen en paden

Bebouwing

Planmatig per pand. Individueel gelegen. Positieafhankelijk: in het oog springend of onopvallend.

Stijl en detail

Divers en gevarieerd per pand.

Materiaal en kleur

Divers en gevarieerd.

 

 

Waarden sport en recreatieDe kwaliteit van de groene zones op zich is wisselend. Onderhoud is niet altijd doeltreffend. Verwaarloosd of verwilderd groen haalt een buurt snel naar beneden. De waarde van oudere bomen gaat vaak uit boven de waarde en de levensduur van de bebouwing.

 

Algemeen toetsingsniveau sport en recreatie: normale toetsingniveau 4 welstandsvrij

 

Criteriatekst parken en sportterreinenDe welstandscriteria altijd hanteren in combinatie met de beschreven kenmerken. Nieuwbouw passend in de omgeving. Wijzigingen en toevoegingen volgens de stijl van het hoofdgebouw. De positie van het groen - meer of minder zichtgroen - de mate waarin het een publieke functie heeft en waarvoor het gebruikt wordt zijn belangrijke criteria. De positie van de bebouwing in het groen is belangrijk en het al dan niet in het zicht komen van (delen) ervan. Bij ondergeschikte wijzigingen is de kwaliteit van de bestaande bebouwing ten minste uitgangspunt.

 

Criteriamatrix parken en sportterreinen

 

Omgeving

Verzorging openbaar groen. Passende aansluiting gebouw - omgeving.

Maat en schaal

Positieafhankelijk: passend omgeving.

Vorm en gebaar

Positieafhankelijk: passend omgeving.

Stijl en detail

Nieuwe objecten: niveau afhankelijk van positie. Wijzigingen en toevoegingen passend bij bestaand gebouw.

Materiaal en kleur

Afhankelijk van positie en rol passend in de omgeving.

 

 

4.2.13.2. Kanaalzone (kern Oirschot)

 

Kenmerken KanaalzoneDit gebied is in ontwikkeling. Voor dit gebied hebben wij een beeldkwaliteitsplan opgesteld. Voor de criteria wordt naar het plan verwezen. Het beoordelingsniveau is hoog, omdat het plan gericht is op verbetering van de bestaande waarden.

 

4.2.13.3. Landelijk gebied (kernen)

 

Kenmerken landelijk gebied (kernen)Deze restgebieden ontstaan door de formele kerngrenzen, maar zij behoren bij het aangrenzende buitengebied. Voor de kenmerken, waarden, niveaus en criteria wordt daarnaar verwezen.

Artikel 4.2.14 Bijzondere gebouwtypen

4.2.14.1. monumenten

Kenmerken en waarden monumentenRijksmonumenten en gemeentelijke monumenten zijn gebouwen van in de regel 50 jaar of ouder, waaraan, hetzij het Rijk hetzij de gemeente historische waarde aan hecht en waarop wettelijke bescherming rust tegen wijziging of sloop. De historische waarden en de motivering van de bescherming zijn vastgelegd in de redengevende omschrijving. Deze vormt voor wat betreft de historische kant ook de basis voor de beoordeling van wijzigingen en toevoegingen. Voor de toetsing aan de monumentenwet is dat de enige leidraad bij de beoordeling. Voor de toetsing aan de woningwet is vooral de omgeving en de relatie oud – nieuw van belang. Dus naast de historische waarden geldt bij de toetsing de omgeving van het bouwwerk en de voorgestelde wijziging uit oogpunt van architectuur als belangrijk criterium (de gebiedscriteria dus, en indien nodig de algemene welstandscriteria).

 

Kenmerkenmatrix Monumenten

 

Wegen en profiel

Doorgaans oude landwegen. Volgens omschrijving.

Bebouwing

Positieafhankelijk. Volgens omschrijving.

Stijl en detail

Historisch materiaalgebruik volgens de betreffende stijl en details volgens omschrijving.

Materiaal en kleur

Meest natuurlijk, baksteen, hout en pannen of leien en kleurgebruik volgens de stijlperiode en omschrijving.

 

 

Toetsingsniveau Monumentenniveau 1 hoge toetsing

 

Criteriatekst Monumenten De welstandscriteria altijd hanteren in combinatie met de beschreven kenmerken. Nieuwbouw overeenkomstig de historische context. Wijzigingen en toevoegingen overeenkomstig de stijl en de details van het hoofdgebouw. Bij beoordeling van wijzigingen en toevoegingen aan of bij deze gebouwen is de karakteristiek en het historisch aspect een belangrijke toets; dit houdt geenszins in, dat nieuwe ingrepen, mits van enige omvang, geen eigen gezicht mogen hebben. Het bestaande gebouw is immers ook nogal eens gegroeid in de tijd. Afwijken van de aspecten die juist de samenhang in deze gebouwen uitmaken zoals maat en schaal, overwegend mét kap, rustig ‘natuurlijk’ historisch verantwoord materiaal en kleurgebruik vormen de leidraad. Stijl en detail zijn aspecten waar juist variatie zit; maar deze dienen dan wel niveau te hebben.

 

Criteriamatrix Monumenten

 

Omgeving

Geen onderscheid voor - achter: beide hoge toetsing. Verzorging openbaar groen. Overeenkomstige aansluiting gebouwen - omgeving.

Maat en schaal

Positieafhankelijk: volgens de omgeving.

Vorm en gebaar

Positieafhankelijk: volgens de bij de ontwerpserie(s).

Stijl en detail

Nieuwe objecten: in overeenstemming met de omgeving. Wijzigingen en toevoegingen overeenkomstig het bestaande gebouw.

Materiaal en kleur

Afhankelijk van positie overeenkomstig de omgeving of de betreffende ontwerpserie. Zichtzijden vanuit het landschap: rustige onverzadigde kleuren toepassen.

 

 

4.2.14.2. streekgebonden typen boerderijen

 

Langgevelboerderij

In de gemeente Oirschot komt de karakteristieke Brabantse langgevelboerderij veel voor. Voor dit type gebouw is een aparte omschrijving gemaakt. Vele daarvan zijn op de monumentenlijst geplaatst. Maar ook voor de andere gebouwen gelden onderstaande teksten.

 

Beschrijving Kortgevel- en LanggevelboerderijDe boerderijen in dit gebied zijn in hoofdzaak ‘langgevelboerderijen’. De oudste exemplaren hebben in hun kern nog een zogenaamde ‘ankerbalkgebint’ afkomstig van het hallehuis, de basis van alle boerderijen in zuidelijke en oostelijke streken van Nederland. Dit Hallehuis was oorspronkelijk korter, maar vanwege de vergroting van het bedrijfsgedeelte worden in Brabant de gebouwen langer. Het gebint, dat constructief op zichzelf staat en waaromheen de (vakwerk)gevels worden gebouwd, wordt in de 19e eeuw in Brabant aan de lange zijde ingekort, waardoor de ‘lange’ gevels hoger kunnen worden opgebouwd en van deuren en ramen voorzien. Ook de deeldeuren worden aan deze zijde geplaatst. De latere exemplaren (eind 19e eeuw) worden ook uitgevoerd als nieuwbouw soms met Mansardekap. Deze hebben dragende gevels en bouwmuren en lichte kapspanten. Uiteraard ontbreekt het genoemde gebint. Veel van deze gebouwen staan op de gemeentelijke of rijksmonumentenlijst. De ‘kortgevelboerderij’ die sporadisch in de gemeente voorkomt, is qua indeling eigenlijk het oudste type. De kern is weer zo’n ankerbalkgebint. De gevel met voordeur en ramen bevindt zich aan de ene korte zijde. Aan de andere korte zijde bevinden zich de deeldeuren. De beide lange zijden zijn zo laag (zo’n anderhalve meter) dat zich daar geen grote openingen bevinden. De authentieke exemplaren hebben doorgaans de monumentstatus. In de wederopbouwperiode zijn wel boerderijen gebouwd met dezelfde uiterlijke kenmerken, maar binnen ontbreekt het gebint. Specifiek voor de gemeente Oirschot is het doorlopen van het gebint tot in het woongedeelte. Elders in Brabant komt dit niet voor of is grotendeels verdwenen. Ook het potdekselen van het bedrijfsgedeelte is typisch voor dit gebied. In de langgevelboerderijen kan de schouw met schoorsteen op de scheiding staan van het woon- en bedrijfsgedeelte, maar ook kunnen schouwen staan ter weerszijden van een bouwmuur in het woongedeelte. Voorkomende schuren zijn de ‘schop’ een twee- of driebeukige midden-of zijdwarsdeelschuur, en de ‘Vlaamse schuur’ de driebeukige zij¬langsdeelschuur.

 

Kenmerkenmatrix streekgebonden typen boerderijen

 

Wegen en profiel

Gegroeid wegenpatroon. Landelijk profiel; met grasbermen - fietspaden of stroken e.d. Erfbeplantingen inlands assortiment.

Gebouwen

Gebaseerd op of afgeleid van het hallehuis. Soms nog voorzien van gebint. Grote doorgaande dakvlakken meestal afgewolfd. Lage goten. Gevels metselwerk of vakwerk. Bijgebouwen vaak eveneens traditioneel; soms geheel van hout.

Stijl en detail

Traditionele (streekeigen) boerderijstijl. Houten kozijnen; meerruits ramen; houten boeidelen. Details volgens traditie in baksteen, riet en hout.

Materiaal en kleur

Baksteen rood; houten vlakken naturel, geteerd of gedekt geschilderd; kozijnen en ramen gebroken wit, deuren andere (traditionele) kleur; luiken soms in landgoedkleuren.

 

 

Waarden streekgebonden typen boerderijenDe beschreven gebouwen zijn van grote historische waarde en afhankelijk van hun gaafheid hebben zij dan ook de monumentstatus. Zo niet, dan nog is hun positie in het landschap van belang.

 

Niveaus en criteria niveau 1 hoge toetsing

 

 

BIJLAGE 1 KAARTEN WELSTANDSNOTA 1

BEGRIPPENLIJST 2

A Aanbouwen: Grondgebonden toevoeging meestal van één bouwlaag aan een gevel van een gebouw.

Aangekapt: Met kap bevestigd aan dakvlak.

Aardtinten: Rood/bruine tinten.

Achtergevellijn: Denkbeeldige lijn die strak loopt langs de achtergevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen

Achterkant: De achtergevel, het achtererf en het dakvlak aan de achterzijde van een gebouw; de zijgevel, het zijerf en het dakvlak aan de zijkant van een gebouw voor zover die zijde (zijdelings) niet gekeerd is naar de weg of het openbaar groen

Afdak: Hellend dak, hangend of op stijlen aangebracht tegen een gebouw of een muur, om als gedeeltelijke beschutting te dienen.

Afstemmen: In overeenstemming brengen met.

Antennedrager: Antennemast of andere constructie bedoelt voor de bevestiging van een antenne.

Antenne-installatie: Installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

Asymmetrische kap: Zadeldak met twee ongelijke dakvlakken.

Authentiek: Overeenstemmend met het oorspronkelijke, origineel, eigen kenmerken dragend, oorspronkelijk.

B

Band: Horizontale versiering in de gevel in afwijkend materiaal, meestal natuursteen, kunststeen of baksteen

Bebouwing: Eén of meer gebouwen en/of andere bouwwerken.

Beschot: Houten bekleding van een muur, inwendig als een lambrisering, meestal niet tot de volle hoogte.

Bedrijfsbebouwing: Gebouwen ten behoeve van bedrijven zoals hallen, werkplaatsen en loodsen; hebben meestal een utilitair karakter. Behouden: handhaven, bewaren, in stand houden.

Belendende: Naastgelegen, (direct) grenzend aan. Bijgebouwen: Grondgebonden gebouw meestal van één bouwlaag dat los van het hoofdgebouw op het erf of kavel staat; meestal bedoeld als schuur, tuinhuis of garage.

Blinde wand, muur of gevel: Gevel of muur zonder raam, deur of andere opening.

Boeiboord: Opstaande kant van een dakgoot of dakrand, meestal uitgevoerd in hout of plaatmateriaal.

Boerderij: Gebouw/gebouwen op een erf met een (oorspronkelijk)agrarische functie en het daarbij horende woonhuis.

Borstwering: Lage dichte muur tot borsthoogte.

Bouwblok: Een geheel van geschakelde bebouwing.

Bouwen: Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen of het vergroten van een bouwwerk.

Bouwlaag: Horizontale reeks ruimten in een gebouw.

Bouwvergunning: Vergunning als bedoeld in artikel 40, eerste lid van deWoningwet.

Bouwperceel: Een aaneengesloten terreinoppervlak, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegestaan.

Bouwwerk: Algemene benaming voor alle soorten gebouwde objecten.

Bovenbouw: Bovenste, uit een oogpunt van gebruik meestal belangrijkste gedeelte van een gebouw, meestal in tegenstelling tot de onderbouw, het dragende gedeelte, fundament.

Bungalow: Meestaal vrijstaande woning waarvan alle vertrekken op de begane grond zijn gesitueerd. 

C

Carport: Afdak om de auto onder te stallen, meestal bij of grenzend aan een woning.

Classicisme: Stroming in de bouwkunst, bouwstijl.

Conformeren: Zich voegen naar, gelijkvorming maken, aanpassen aan, afstemmen op.

Context: Omgeving, situatie, geheel van omringende ruimtelijke kenmerken.

Contrasteren: Een tegenstelling vormen.

D

Dak: Overdekking van een gebouw of onderdeel ervan, bestaande uit één of meer hellende vlakken (schilden) of uit een horizontaal vlak.

Dakafdekking: Vlak of hellend dak van een gebouw, waarop dakbedekking is aangebracht.

Dakhelling: De hoek van het dakvlak.

Dakkapel: Ondergeschikte toevoeging aan een dakvlak, vooral bedoeld om de lichttoevoer te verbeteren en het bruikbaar woonoppervlak te vergroten.

Daknok: Hoogste punt van een schuin dak. Horizontale snijlijn van twee dakvlakken, de hoogste lijn van het dak

Dakopbouw: Een toevoeging aan de bouwmassa door het verhogen van de nok of dakrand van het dak, die het silhouet van het oorspronkelijke dak verandert.

Dakraam: Raam in een dak.

Daktrim: Afwerking bovenzijde dakrand ten behoeve van waterkering.

Dakvlak: Een vlak van het dak/kap.

Dakvoet: Laagste punt van een schuin dak. Het snijpunt van de daklijn en de onderliggende gevellijn.

Damwandprofiel: Metalen beplatingmateriaal met een damwandprofilering.

Detail: Ontmoeting/aansluiting van verschillende bouwdelen zoals gevel en dak of gevel en raam.

Detaillering: Uitwerking, weergave van de verschillende onderdelen c.q. aansluitingen.

Diversiteit: Verscheidenheid, afwisseling, variatie.

Drager en invulling: De drager is de constructie van een gebouw, waaraan de invulling is toegevoegd om te beschermen tegen weer en wind (heeft vooral betrekking op gebouwen uit de jaren vijftig en zestig, waarbij het verschil tussen drager en invulling werd gebruikt om de woning in een groot gebouw of rij huizen te onderscheiden).

E

Ensemble: Architectonisch en stedenbouwkundig compositorisch geheel.

Erf: al dan niet bebouwd perceel of een gedeelte daarvan dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan van toepassing is, de bestemming deze inrichting niet verbied. Voorerf: gedeelte van het erf dat aan de voorzijde van het gebouw is gelegen Achtererf: gedeelte van het erf dat aan de achterzijde van het gebouw is gelegen Zijerf: gedeelte van het erf dat aan de zijkant van het gebouw is gelegen

Eerste verdieping: Tweede bouwlaag van de woning of het woongebouw, een souterrain of kelder niet daaronder begrepen.

Erker: Kleine toevoeging van meestal één bouwlaag aan de gevel van een gebouw, op de begane grond meestal uitgevoerd in metselwerk, hout en glas.

F

Flat: Groot gebouw met meerdere verdiepingen/woonlagen. De appartementen in de flat zijn meestal gelijkvloers en worden op hun beurt flat/flatjes genoemd.

G

Galerij: Gang aan de buitenkant van een (flat)gebouw die toegang verschaft tot de afzonderlijke woningen.

Gebouw: Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

Gepotdekseld: Horizontaal gedeeltelijk over elkaar vallende gevelbeplating (oorspronkelijk houten planken).

Gevel: Verticaal scheidingsvlak van een gebouw tussen buiten en binnen.

(Gevel)geleding: Onderverdeling van de gevel in kleinere vlakken. Verticale, horizontale of figuratieve indeling van de gevel door middel van gevelopeningen, metselwerk, verspringingen of andere gevelkenmerken en -detailleringen.

Gevelmakelaar: Decoratieve bekroning van een geveltop.

Goot: Waterafvoer, veelal tussen gevel en dakvlak.

Goothoogte: zie bepalingen gemeentelijk bestemmingsplan

Gootklos: Zie klossen.

Gootlijn: Veelal horizontale lijn die een goot of meerdere goten aan de gevel vormen.

H

Hoekaanbouw: Grondgebonden toevoeging meestal van één bouwlaag aan de hoek van een gebouw.

Hoek- en kilkeper: snijlijn van twee aansluitende dakvlakken.

Hoofdgebouw: Een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken

I

Industriebebouwing: Bebouwing met een industriële bestemming.

Installatie: set van beeld- en/of geluidsapparatuur, het aanbrengen van technische toestellen (montage) en/of deze toestellen zelf

K

Kap: Samenstel van houten, ijzeren of betonnen onderdelen dat de dakbedekking draagt.

Kavel: Grondstuk, kadastrale eenheid.

Keper: Snijlijn van twee aansluitende dakvlakken.

Kern: Veelal kleinschalig stedelijk gebied, ook wel centrum van een dorp of stad.

Klossen: Uit de muur stekende houten of gemetselde blokjes ter ondersteuning van uitstekende onderdelen van een gebouw zoals dakgoten.

Koofbord: Gebogen vlak dat de overgang vormt van en vlakke zoldering of vlak plafond naar de muur.

Kop: In het algemeen gebruikt om de smalle kant van een rechthoekige vorm aan te duiden, bijvoorbeeld bij een gebouw.

L

Lak: Afwerklaag van schilderwerk.

Landschappelijke waarde: De aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, dat wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van (niet levende en levende) natuur.

Latei: Draagbalk boven gevelopening.

Lessenaarsdak: Dak met één hellend, niet onderbroken, dakvlak.

Lichtkoepel: Raamconstructie meestal in een plat dak, in de vorm van een koepel.

Lichtstraat: Langgerekte, uit segmenten samengestelde lichtkoepel.

Lijst: Een meestal versierde en geprofileerde rand als bekroning van de bovenzijde van een gevel. Kroonlijst, gootlijst.

Lineair: Rechtlijnig, langgerekt.

Lint(bebouwing): Langgerekte lijn van (veelal vrijstaande) bebouwing langs een weg of waterverbinding.

Luifel: afdak buiten tegen de muur van een gebouw aangebracht en verder niet ondersteund, meestal boven een deur, raampartij of gehele pui.

M

Maaiveld: Bovenzijde van het terrein dat een bouwwerk omgeeft, de grens tussen grond en lucht, de gemiddelde hoogte van het terrein, grenzend aan de gevels, op het tijdstip van de aanvraag om bouwvergunning.

Mansardekap: Een dak met aan twee zijden onder een stompe hoek geknikt of gebroken dakvlak.

Markies: Opvouwbaar zonnescherm.

Massa: Zichtbaar volume van bebouwing.

Metselverband: Het zichtbare patroon van metselwerk.

Middenstijl: Verticaal deel in het midden van een deur- of raamkozijn.

Monument: Aangewezen onroerend goed als bedoeld in artikel 3 van de Monumentenwet 1988, zoals deze luidt op het tijdstip van het in ontwerp ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan.

Muurdam: Op de erfgrens aan de gevel gemetselde muur.

N

Natuurlijke waarde: De aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.

Negge: Het vlak c.q. de maat tussen de buitenkant van de gevel en het kozijn.

O

Ondergeschikt: Voert niet de boventoon.

Onderbouw: Het onderdeel van een gebouw; heeft meestal betrekking op de begane grond van een huis met meerdere verdiepingen.

Ontsluiting: De toegang tot een gebouw, gebied of een terrein.

Oorspronkelijk: Origineel, aanvankelijke vorm, authentiek.

Oorspronkelijke gevel: Gevel van een gebouw zoals deze nieuw is gebouwd.

Openbaar groen: Met het openbaar groen wordt bedoeld hetgeen daaronder in het normale spraakgebruik wordt verstaan, zoals parken plantsoenen en speelveldjes, die het gehele jaar (of een groot deel van het jaar) voor het publiek toegankelijk zijn. Een weiland, bos of water kan in dit verband niet worden aangemerkt als openbaar groen.

Orthogonaal: Rechthoekig.

Oriëntatie: De hoofdrichting van een gebouw.

Overkapping: Kapconstructie

Overstek: Bouwdeel dat vooruitsteekt ten opzichte van het eronder gelegen deel.

P

Paneel: Rechthoekig vlak, geplaatst in een omlijsting.

Penant: Gemetselde steunpilaar van het fundament van een gebouw, metselwerk in een gevel langs openingen.

Pilaster: Weinig uitspringende muurpijler, die dient om een boog of hoofdgestel te dragen.

Plaatmateriaal: Materiaal van kunststof, staal, hout meestal ten behoeve van gevelbekleding.

Plint: Een duidelijk te onderscheiden horizontale lijn aan de onderzijde van een gebouw.

Profiel: omtrek van een gebouw of bouwdeel (bijvoorbeeld kozijn) of een doorsnede daarvan

Profilering: aangebrachte vorm en maatvoering van profiel

Portiek: Gemeenschappelijke trappenhuis en/of een terugspringende ruimte voor de straat- of toegangsdeur.

R

Raamdorpel: Horizontal stenen element onder de onderdorpel van een houten kozijn, dat ervoor zorgt dat water onder het kozijn buiten het muurvlak wordt afgevoerd.

Raamhout: Hout waaruit ramen vervaardigd worden of omlijsting waarbinnen het paneel van een deur of beschot wordt ingesloten. Ook wel draaiende of schuivende delen van kozijn/post.

Referentiekader: Het geheel van waarden en normen binnen een bepaalde groep waarnaar verwezen kan worden.

Renovatie: Vernieuwing.

Respecteren: Met eerbied behandelen, eerbiedigen, waarderen.

Rijenwoningen: Geschakelde eengezinswoningen in een rij.

Ritmiek: Regelmatige herhaling.

Rollaag: Een in verband gemetselde laag van op hun kant of kop gemetselde stenen. Horizontale of gebogen rij stenen of betonbalk boven een gevelopening of aan de bovenzijde van een gemetselde wand.

Rooilijn: Lijn die in het bestemmingsplan of bouwverordening aangeeft waarbinnen gebouwd mag worden.

S

Schilddak: Dak, gevormd door twee driehoekige schilden aan de smalle en twee trapeziumvormige aan de lange zijde.

Slagenlandschap: Een landschap met langgerekte ontginningslinten met haaks daarop een stelsel van smalle kavels gescheiden door afwateringssloten.

Situering: Plaats van het bouwwerk in zijn omgeving.

Speklaag: lichte natuurstenen band als afwisseling in baksteenmetselwerk, doorgaans van Brabantse arduin, later ook van zandsteen.

Stijl: Architectuur of vormgeving uit een bepaalde periode of van een bepaalde stroming.

T

Tactiel: Met de tastzin verbonden.

Tent-, punt- of piramidedak: Dak gevormd door vier driehoekige dakschilden die in één punt bijeenkomen.

Textuur: De waarneembare structuur van een materiaal (bij metselwerk dus de oneffenheden van de steen en het voegwerk).

Tympaan: Driehoekig of segmentvormige bekroning van een (klassiek) gebouw of van een onderdeel daarvan.

U

Uitbouw: Aan het gebouw vastzittend bouwwerk dat rechtstreeks vanuit het gebouw toegankelijk is.

V

Verdieping: bouwlaag

Volant: Strook stof als afronding en versiering van zonnescherm of markies.

Voorgevellijn: Denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een bouwwerk tot aan de perceelsgrenzen.

Voorgevelrooilijn: Voorgevelrooilijn als bedoeld in het bestemmingsplan dan wel de gemeentelijke bouwverordening.

Voorkant: De voorgevel, het voorerf en het dakvlak aan de voorzijde van een gebouw; de zijgevel, het zijerf en het dakvlak aan de zijkant van een gebouw voor zover die zijde (zijdelings) gekeerd is naar de weg of het openbaar groen.

W

Weg: Weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994.

Windveer: Plank bevestigd langs de kanten van een met riet of pannen gedekt dak ter afdekking van de voorrand. Worden soms aan de bovenzijde over elkaar gekeept.

Woning: Een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijke huishouding.

Wolfdak/wolfeinden: Meestal een zadeldak waarvan één of beide dakschilden op de kop een afgeknot dakschild heeft (wolfeind).

Z

Zadeldak: Een dak dat aan twee zijden schuin is met een symmetrischprofiel.

Zijgevellijn: Denkbeeldige lijn die strak looptlangs de zijgevel van een bouwwerk tot aan de perceelsgrenzen.

 

Kaarten

welstand deelgebieden BEERZEN

afbeelding binnen de regeling

welstand deelgebieden GEBIEDSTYPEN LANDELIJK GEBIED

afbeelding binnen de regeling

welstand deelgebieden OIRSCHOT

afbeelding binnen de regeling

welstand deelgebieden SPOORDONK

afbeelding binnen de regeling

Overzichtskaart - Beschermd Stads- en Dorpsgezicht

afbeelding binnen de regeling