Verhuiskostenvergoedingsverordening

Geldend van 01-01-1973 t/m heden

Intitulé

Verhuiskostenvergoedingsverordening

De raad van de Gemeente Hardinxveld-Giessendam;gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 3 april 1973, no. 2044;b e s l u i tvast te stellen de volgende Verordening, regelende de vergoedingen te verstrekken aan huurders, die hun woning moeten verlaten, omdat deze moet worden afgebroken ten behoeve van de uitvoering van een gemeentelijk openbaar werk of een stedebouwkundige maatregel

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder:huurder : hij die op grond van een huurovereenkomst een zelfstandige woning als hoofdbewoner bewoont;woningen : zelfstandige woonruimten;huurprijs : het bedrag dat op de dag van verhuizing verschuldigd is voor het enkele gebruik van de te verlaten woning en van de te betrekken woning.

Artikel 2

Burgemeester en wethouders kunnen op schriftelijk verzoek aan huurders, wier woningen moeten worden afgebroken ten behoeve van de uitvoering van een gemeentelijk openbaar werk of een stedebouwkundige maatregel, onder de voorwaarden in deze verordening genoemd, een financiële tegemoetkoming verlenen in de kosten van verhuizing, wederinrichting en huur van de te betrekken woning.

Artikel 3

De in deze verordening vervatte regeling is alleen van toepassing voor huurders, van wie men redelijkerwijs kan aannemen, dat toen zij een af te breken woning betrokken, hen niet bekend was, dat de woning voor afbraak bestemd was.

Artikel 4

  • 1 De in artikel 2 bedoelde tegemoetkoming bestaat uit:a. een vergoeding van de aangetoonde kosten voor het overbrengen van de inboedel, doch minimaal € 68,07 (ƒ 150,00);b. een bedrag van 2/3 van de huurprijs per jaar van de te betrekken woning als opknap- en inrichtingskosten, met een minimumbedrag gelijk aan het maximum van schaal 71 van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijks Ambtenaren;c. een huurvergoeding over het eerste jaar van 100% van het verschil tussen de huurprijs van de af te breken woning en van de te betrekken woning.

  • 2 De voormelde tegemoetkoming, berekend op de wijze, vermeld in het eerste lid, bedraagt in totaal maximaal € 1815,12 (ƒ 4.000,00).

Artikel 5

a. Indien de huurder na ontruiming van de af te breken woning een eigen woning betrekt, dan wordt voor hem als huurprijs van de te betrekken woning aangehouden een bedrag, gelijk aan de huurprijs van een woningwetwoning, welke is te vergelijken met de door hem te betrekken woning.b. Indien de huurder na ontruiming van de af te breken woning geen zelfstandige woonruimte betrekt, wordt als vergoeding als bedoeld in artikel 4 onder b. toegekend het maximum van genoemde schaal en wordt als vergoeding als bedoeld onder c. een bedrag toegekend van € 136,13 (ƒ 300,00).

Artikel 6

Van de op grond van artikel 4 toegekende tegemoetkoming zullen in mindering worden gebracht de bijdragen in de kosten, die voortvloeien uit het verlaten van de af te breken woning en van het bewonen van de na verlating van de woning in gebruik genomen andere woonruimte, waarop de huurders op grond van enige andere regeling van overheidswege aanspraak kunnen maken.

Artikel 7

De in artikel 4 bedoelde tegemoetkoming dient te worden aangevraagd vóór de verhuizing heeft plaatsgevonden en wordt -bij toekenning- na de verhuizing uitbetaald.

Artikel 8

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 1973.Zij kan worden aangehaald onder de naam “Verhuiskostenvergoedingsverordening”.

Artikel 9

Op het tijdstip dat deze verordening in werking treedt vervalt het raadsbesluit van 23 juni 1970, waarbij is vastgesteld:a. de regeling, waarbij burgemeester en wethouders zijn gemachtigd in voorkomende gevallen aan huurders, die een woning, welke moet worden afgebroken ten behoeve van de uitvoering van een gemeentelijk openbaar werk of een stedebouwkundige maatregel, vrijwillig ontruimen, een tegemoetkoming toe te kennen in de verhuis- en inrichtingskosten;b. de regeling, waarbij burgemeester en wethouders zijn gemachtigd tot het eventueel treffen -op kosten van de gemeente- van voorzieningen aan de te betrekken woning, indien zulks noodzakelijk is om de ontruiming van de te verlaten woning mogelijk te maken.