Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR75229
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR75229/2
Drank- en Horecaverordening van de gemeente Hardinxveld-Giessendam
Geldend van 28-11-2013 t/m heden
Intitulé
Drank- en Horecaverordening van de gemeente Hardinxveld-GiessendamDe raad van de gemeente Hardinxveld-Giessendam;
gelezen het voorstel van de burgemeester d.d. 8 augustus 2013, nummer HG 14332 en GemHG/INT/13227;
gelet op de artikelen 108, tweede lid, 147 van de Gemeentewet en de artikelen 4, 25a en 25d van de Drank- en Horecawet;
besluit vast te stellen de volgende verordening:
Drank- en Horecaverordening gemeente Hardinxveld-Giessendam
Hoofdstuk I Begripsbepalingen
Artikel 1 Begripsbepalingen
-
1 Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
a. de wet: Drank- en Horecawet;
b. terras: het buiten de besloten ruimte gelegen deel van een inrichting waarin het horecabedrijf wordt uitgeoefend, waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar bedrijfsmatig of anders dan om niet dranken of spijzen voor gebruik ter plaatse mogen worden verstrekt;
c. vergunning: de vergunning als bedoeld in artikel 3 van de wet;
d. bezoeker: een ieder die zich in een inrichting bevindt, met uitzondering van:
- leidinggevenden in de zin van de wet;
- personen die dienst doen in de inrichting;
- personen wier aanwezigheid in de inrichting wegens dringende redenen noodzakelijk is;
-
2 Voor de toepassing van deze verordening wordt onder de overige begrippen in deze verordening verstaan hetgeen de wet daaronder verstaat.
Hoofdstuk 2 Bepalingen voor horecabedrijven
Paragraaf 2.1 Bepalingen voor de uitoefening van het horecabedrijf
Artikel 2 Voorschriften aan vergunningen om het horecabedrijf uit te oefenen
De burgemeester kan aan een vergunning voor het uitoefenen van het horecabedrijf voorschriften verbinden. Deze voorschriften kunnen alleen worden gesteld in het kader van de volgende belangen:
a. ter bescherming van de volksgezondheid;
b. in het belang van de openbare orde;
Artikel 3 Prijsacties horeca
Ter bescherming van de volksgezondheid en / of in het belang van de openbare orde is het verboden bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende dranken te verstrekken voor gebruik ter plaatse tegen een prijs die voor een periode van 24 uur of korter lager is dan 60% van de prijs die in de betreffende horecalokaliteit of op het betreffende terras gewoonlijk wordt gevraagd.
Paragraaf 2.2 Aanvullende bepalingen voor paracommerciële rechtspersonen
Artikel 4 Schenktijden paracommerciële rechtspersonen
Paracommerciële rechtspersonen verstrekken uitsluitend alcoholhoudende drank gedurende de periode beginnende met één uur voor aanvang en eindigende met één uur na beëindiging van activiteiten die passen binnen de statutaire doelomschrijving van de desbetreffende paracommerciële rechtspersoon. Deze verstrekkingsbeperking is uitsluitend van toepassing indien dit leidt tot oneerlijke mededinging.
Artikel 5 Privé-bijeenkomsten en bijeenkomsten derden
-
1 Het is verboden voor paracommerciële rechtspersonen om alcoholhoudende drank tijdens bijeenkomsten van persoonlijke aard te verstrekken, indien dit leidt tot oneerlijke mededinging.
-
2 Het is verboden voor paracommerciële rechtspersonen om alcoholhoudende drank tijdens bijeenkomsten die gericht zijn op personen die niet of niet rechtstreeks bij de activiteiten van de desbetreffende rechtspersoon betrokken zijn te verstrekken, indien dit leidt tot oneerlijke mededinging.
-
3 Het is verboden om de mogelijkheid tot het houden (waaronder inbegrepen de verhuur van het pand en inventaris) van bijeenkomsten van persoonlijke aard en bijeenkomsten die gericht zijn op personen die niet of niet rechtstreeks bij de activiteiten van de desbetreffende rechtspersoon betrokken zijn, als bedoeld in het eerste lid en tweede lid van dit artikel, openlijk aan te prijzen of onder de aandacht te brengen met bijvoorbeeld posters, brochures, publicaties in kranten of tijdschriften, internet of via social media kenbaar te maken.
Artikel 6 Verbod verstrekken van sterke drank door bepaalde paracommerciële rechtspersonen
Het is verboden bedrijfsmatig of anders dan om niet sterke drank te verstrekken in een inrichting van een paracommerciële rechtpersoon die:
a. deel uitmaakt van een gebouw dat uitsluitend of waarvan een onderdeel uitsluitend of in hoofdzaak wordt gebruikt om onderwijs te geven aan leerlingen die merendeels de leeftijd van achttien jaar nog niet hebben bereikt;
b. deel uitmaakt van een gebouw dat of waarvan een onderdeel uitsluitend of in hoofdzaak in gebruik is bij één of meer jeugdorganisaties of -instellingen dan wel bezocht pleegt te worden door jeugdige personen;
c. deel uitmaakt van een gebouw dat of waarvan een onderdeel uitsluitend of in hoofdzaak in gebruik is bij één of meer sportorganisaties of -instellingen.
Hoofdstuk 3 Bepalingen voor de detailhandel
Artikel 7 Voorschriften aan vergunningen om het slijtersbedrijf uit te oefenen
De burgemeester kan aan een vergunning voor een slijtersbedrijf voorschriften verbinden. Deze voorschriften kunnen alleen worden gesteld in het kader van de volgende belangen:
a. ter bescherming van de volksgezondheid;
b. in het belang van de openbare orde;
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotbepalingen
Artikel 8 Overgangsrecht
-
1 Op het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening vervallen voor paracommerciële rechtspersonen:
a. de voorschriften en beperkingen die tot dat tijdstip op grond van eerdere gemeentelijke verordeningen krachtens de wet zijn gesteld;
b. de ontheffingen die tot dat tijdstip door het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester zijn verleend;
c. de tot dat tijdstip gehanteerde schenk- of taptijden.
-
2 Voorschriften en beperkingen die tot het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening op grond van eerdere gemeentelijke verordeningen krachtens de wet zijn gesteld aan vergunningen van andere dan in het eerste lid bedoelde inrichtingen, blijven van kracht.
-
3 Ontheffingen die tot het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening zijn verleend op grond van eerdere gemeentelijke verordeningen krachtens de wet, behalve de in het eerste lid, onder b., bedoelde ontheffingen, blijven 12 maanden na inwerkingtreding van deze verordening van kracht. Daarna komen deze ontheffingen te vervallen.
Artikel 9 Inwerkingtreding en citeertitel
-
1 De ‘Drank- en Horecaverordening 1993‘ vastgesteld bij raadsbesluit van 6 oktober 1993 wordt ingetrokken met ingang van de in het tweede lid genoemde datum.
-
2 Deze verordening treedt in werking op de achtste dag na die van de bekendmaking.
-
3 Deze verordening wordt aangehaald als de ‘Drank- en Horecaverordening van de gemeente Hardinxveld-Giessendam’.
Toelichting 1 op de drank- en horecaverordening
De toelichting op deze Drank- en Horecaverordening (hierna de verordening) bestaat uit deel A en deel B. Deel A bevat een algemene toelichting op de verordening. Daarbij wordt ingegaan op de volgende onderwerpen:
1. Wijziging van de Drank- en Horecawet
2. Toezicht op de Drank- en Horecawet
3. Hoofdelementen en uitgangspunten van de verordening
4. Totstandkoming van deze verordening
Deel B bevat een artikelsgewijze toelichting op de verordening.
A Algemene toelichting
1. Wijziging van de Drank- en Horecawet
De Drank- en Horecawet ordent de distributie van alcoholhoudende drank. De wet bestaat sinds 1964. Kern van de wet is dat alcoholgebruik kan leiden tot gezondheidsschade, overlast en ongevallen. Daarom is een gemeentelijke vergunning vereist voor het verstrekken van alcoholhoudende drank (ter plaatse) in de horeca en het verstrekken (elders dan ter plaatse) van sterke drank in slijterijen. Voor de detailhandelsverkoop van zwak-alcoholhoudende drank is geen vergunning vereist.
De Drank- en Horecawet stelt voor het verkrijgen van een vergunning enkele eisen: leidinggevenden dienen te voldoen aan leeftijdseisen (21 jaar of ouder), zedelijkheidseisen (geen antecedenten) en eisen ten aanzien van kennis en inzicht in verantwoord verstrekken (meestal Verklaring Sociale hygiëne). Ook de inrichting zelf moet aan enkele basiseisen voldoen.
Om het alcoholgebruik onder jongeren zoveel mogelijk te helpen voorkomen, kent de Drank- en Horecawet al van oudsher leeftijdsgrenzen. Aan jongeren onder de 16 jaar mag geen zwak-alcoholhoudende drank (gedistilleerd met minder dan 15% alcohol, zoals wijn en bier) worden verstrekt. De leeftijdsgrens voor sterke drank (gedistilleerd met 15% alcohol of meer) ligt op 18 jaar. Alle verstrekkers van alcohol (barkeepers, slijters, caissières en dergelijke) dienen de leeftijd van jongeren vooraf vast te stellen.
Nieuwe bepalingen in 2013
Per 1 januari 2013 zijn enige wijzigingen in de Drank- en Horecawet in werking getreden.
De belangrijkste wijziging is dat het toezicht op de naleving van vrijwel alle bepalingen van de Drank- en Horecawet overgaat van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit naar de gemeenten. Het uitgangspunt hierbij is dat gemeenten het toezicht efficiënter in kunnen zetten en vaker toezicht kunnen uitoefenen. De burgemeester wordt voortaan bevoegd gezag. Hij wijst ook gemeentelijke toezichthouders aan.
De gemeenteraad krijgt meer mogelijkheden om op lokaal niveau beter invulling te geven aan het alcoholbeleid, met name om (overmatig) alcoholgebruik onder jongeren tegen te gaan. De bestaande gemeentelijke bevoegdheid om leeftijdsgrenzen voor de horeca vast te stellen wordt uitgebreid. Gemeenten kunnen voortaan een minimum toelatingsleeftijd tot alle horecalokaliteiten en terrassen vaststellen en deze koppelen aan tijdsruimten. Daarnaast krijgen gemeenteraden de mogelijkheid extreme prijsacties in supermarkten en de horeca in een verordening te verbieden. Gemeenteraden krijgen de plicht om uiterlijk 1 januari 2014 een verordening op te stellen waarin de alcoholverstrekking door paracommerciële rechtspersonen wordt gereguleerd.
In de Drank- en Horecawet is opgenomen dat jongeren onder de 16 jaar strafbaar zijn als ze alcohol aanwezig of voor consumptie gereed hebben op voor het publiek toegankelijke plaatsen. Deze landelijke strafbepaling heeft een drieledig doel. Ten eerste is het een beschermingsmaatregel, waarmee het alcoholgebruik onder jongeren onder de 16 jaar wordt tegengegaan. Ten tweede is het een ordemaatregel, waarmee overlastgevende drinkende jeugd op straat kan worden aangepakt. Ten derde is de bepaling een antwoord op het veel voorkomende fenomeen dat een oudere persoon alcohol koopt en deze in de horeca of op straat doorgeeft aan een jongere onder de leeftijdsgrens. Het verbod geldt niet voor het aanwezig hebben van alcoholhoudende dranken in supermarkten, slijterijen en dergelijke. Daar is er immers geen indirecte verstrekking en / of consumptie ter plaatse. Het geldt wel voor het aanwezig hebben (of voor consumptie gereed hebben) van alcoholhoudende drank in horeca-inrichtingen, inclusief de inrichtingen van paracommerciële rechtspersonen.
Het verstrekken en verkopen van alcohol aan jongeren onder de 16 kan als gevolg van de wijziging van de Drank- en Horecawet harder worden aangepakt. Supermarkten en andere detailhandelaren die binnen één jaar drie keer betrapt worden op het verkopen van alcohol aan jongeren onder de leeftijdsgrens, kan het tijdelijk worden verboden om alcoholhoudende drank te verkopen. De burgemeester kan een alcoholverkoopverbod van één tot maximaal twaalf weken opleggen.
De horeca- en slijterijvergunning kan daarentegen al na één overtreding van de leeftijdsgrenzen worden geschorst.
De administratieve lasten voor horeca- en slijtersbedrijven worden fors verminderd. Zo hoeft een ondernemer een nieuwe leidinggevende nog slechts bij de burgemeester te melden en hoeft er in zo een geval ook geen nieuwe vergunning meer te worden aangevraagd.
De Lex silencio positivo in de Drank- en Horecawet
In artikel 28, eerste lid, van de Dienstenwet is bepaald dat de lex silencio positivo van toepassing is op een aanvraag om een vergunning die onder de Dienstenwet valt, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald. De Lex silencio postivo is de regeling waarbij een vergunning automatisch verleend wordt als het bevoegde bestuursorgaan niet tijdig op de aanvraag om een vergunning heeft beslist. Hiermee wil het kabinet tijdige besluitvorming bij vergunningaanvragen bevorderen.
In de gewijzigde Drank- en Horecawet is in artikel 3, tweede lid, artikel 4, zesde lid en artikel 35, vijfde lid bepaald dat de lex silencio positivo (paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht) niet van toepassing is op deze aanvragen.
Ten aanzien van de aanvragen als bedoeld in artikel 30 en artikel 30a, eerste en tweede lid en van de Drank- en Horecawet is niet expliciet bepaald dat de lex silencio positivo niet van toepassing is. De aanname is derhalve dat de lex silencio van toepassing is op deze aanvragen. Dit betekent dus dat een aanvraag binnen de wettelijk gestelde termijn afgewikkeld dient te worden. Indien dit niet gebeurt is de vergunning / de ontheffing van rechtswege verleend.
Beperkte wijziging ten opzichte van de situatie die gold voor 1 januari 2013
In deze verordening zijn bepalingen opgenomen die aansluiten bij de situatie die gold voor 1 januari 2013. Het belangrijkste verschil is dat in het verleden de bepalingen inzake mededinging in de drank- en horecavergunning, in plaats van de Drank- en Horecaverordening, op werden genomen. Het gaat in dezen om de bepalingen als bedoeld in de artikelen 4, 5 en 6 van deze verordening.
Verder is er in artikel 25d van de Drank- en Horecawet o.a. een nieuwe bepaling opgenomen om extreme prijsacties in de horeca tegen te gaan. Deze bepaling is uitgewerkt in artikel 3 van deze verordening.
Tot slot dient opgemerkt te worden dat de bepalingen als bedoeld in artikel 2 en artikel 7 van deze verordening (mogelijkheid om vergunningsvoorschriften op te nemen) vergelijkbaar zijn met de voorschriftbepalingen die zijn opgenomen in de Drank- en Horecaverordening 1993 van de gemeente Hardinxveld-Giessendam.
2. Toezicht op de Drank- en Horecawet
Effectief toezicht heeft over het algemeen een sterk positief effect op de naleving van regels. Dit is niet alleen zo bij snelheidsovertredingen, het betalen van belasting en het dragen van autogordels, maar ook bij het naleven van de leeftijdsgrenzen voor alcoholverkoop en andere bepalingen van de Drank en Horecawet. Bij een pilot in politiedistrict Rivierenland steeg de naleving van de leeftijdsgrenzen voor alcoholverkoop na een jaar intensief decentraal toezicht door twee speciaal daartoe aangestelde gemeentelijke toezichthouders van 20% naar 80%.
Aangezien met de gewijzigde wet belangrijke bevoegdheden om alcoholverstrekking te reguleren zijn gedecentraliseerd naar gemeenten, is het logisch dat het toezicht daarop ook bij gemeenten (in casu de burgemeesters) is gelegd. Veelal is er immers een directe relatie met overlast en openbare orde, waarvoor de burgemeester al verantwoordelijk is. Door de decentralisatie van het toezicht worden gemeenten in staat gesteld om beter in te spelen op de lokale situatie. Verder kunnen gemeenten de toezichtstaak efficiënter en effectiever uitvoeren, waardoor de frequentie van het toezicht naar verwachting wordt verhoogd in vergelijking met de frequentie van het huidige toezicht door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit. Daarnaast komt het toezicht op de brandveiligheid, omgevingsregelgeving, lokale verordeningen en de Drank- en Horecawet in één hand te liggen, wat ook bijdraagt aan een efficiëntere en meer integrale handhaving. Tot slot kunnen de gemeentelijke toezichtstaken een grote bijdrage leveren aan het opzetten van een integraal lokaal of regionaal alcoholbeleid.
Effectief alcoholbeleid levert zowel gezondheidswinst als economische winst op. Het kenmerkt zich door een samenhangend geheel van maatregelen en interventies op het terrein van volksgezondheid en veiligheid. Een strategisch alcoholbeleid is gebouwd op interventies die gedurende een langere tijd worden uitgevoerd. Lokaal alcoholbeleid beoogt primair de schadelijke gevolgen van alcoholgebruik te voorkomen, die niet alleen de gezondheid van een individu betreffen maar ook de veiligheid en de openbare orde binnen een gemeente. Het gaat bij alcoholbeleid om een combinatie van veiligheids- en gezondheidsdoelstellingen. Daarom is een integrale benadering vanuit verschillende beleidsdisciplines binnen de gemeente essentieel voor het voeren van effectief alcoholbeleid.
Veelbelovende alcoholprojecten in Nederland geven inmiddels invulling aan een combinatie van beide beleidsterreinen.
3. Hoofdelementen en uitgangspunten van de verordening
Per 1 januari 2013 hebben gemeenteraden de bevoegdheid bij verordening het volgende te reguleren:
1. Alcoholverstrekking in paracommerciële inrichtingen, zoals sportkantines (artikel 4)
a) Vaststellen van schenktijden, rekening houdend met de aard van de paracommerciële rechtspersoon.
b) Verbod / beperken alcoholverstrekking privé-bijeenkomsten en bijeenkomsten derden, rekening houdend met de aard van de paracommerciële rechtspersoon.
2. De verstrekking van alcoholhoudende drank in horeca/slijterij (artikel 25a)
a) Verstrekkingsverbod of beperkingen aan verstrekking van alcoholhoudende drank (bijvoorbeeld alleen zwak-alcoholhoudende drank):
- voor alle horeca / slijterij of voor horeca / slijterij van bepaalde aard;
- in de gehele gemeente of in een bepaald deel van de gemeente;
- permanent of gedurende bepaalde tijdstippen;
b) Voorschriften door de burgemeester aan vergunning horeca / slijterij.
c) Burgemeester kan de vergunning horeca / slijterij beperken tot zwak-alcoholhoudende drank.
3. Toelatingsleeftijden tot horecalokaliteiten/terrassen (maximaal 21 jaar) (artikel 25b):
a) Voor alle horeca of horeca van bepaalde aard.
b) In de gehele gemeente of in een bepaald deel van de gemeente.
c) Permanent of gedurende bepaalde tijdstippen.
d) Verplichte ID-check bij de toelatingscontrole.
4. Tijdelijk verstrekkingsverbod of tijdelijke beperkingen aan de verstrekking van zwak-alcoholhoudende drank in detailhandel zonder vergunning, zoals supermarkten, snackbars, bierkoeriers, etcetera (artikel 25c):
a) in hele gemeente of in bepaald deel van de gemeente.
5. Verbod extreme prijsacties in de horeca (bijvoorbeeld happy hours) en in de detailhandel (bijvoorbeeld stuntprijzen) (artikel 25d)
a) Eventueel beperkt tot acties van bepaalde aard.
b) In de gehele gemeente of in een bepaald deel van de gemeente.
De eerst genoemde bevoegdheid (vaststellen van een verordening paracommercie) is verplicht en moet door de gemeenteraad zijn vastgesteld binnen één jaar nadat de wet in werking is getreden, dus voor 1 januari 2014.
In deze verordening is een aantal uitgangspunten gehanteerd.
Zo is ervoor gekozen om een deel van de verordenende bevoegdheden die de Drank- en Horecawet aan de gemeenteraad toebedeelt, uit te werken. Het is lokaal maatwerk of bepaalde mogelijkheden haalbaar of wenselijk zijn. Ook gaat deze verordening ervan uit dat alleen een integrale lokale aanpak uiteindelijke effectief zal zijn. Kern daarvan is dat het alcoholgebruik onder jongeren zoveel mogelijk wordt voorkomen (zie ook paragraaf 3).
Een belangrijk uitgangspunt van deze verordening is verder om de gemeenteraad maximaal te ondersteunen met een beleidsrijk model, waar bij elke beleidsoptie een onderbouwde ‘basiskeuze’ is gemaakt.
Deze verordening is opgezet als een aparte verordening. De bevoegdheden die de gemeenteraad per verordening regelt, kunnen ook als aparte afdeling in de Algemene Plaatselijke Verordening Hardinxveld-Giessendam (hierna de APV) opgenomen worden. Een klein voordeel daarvan is dat alle bepalingen die de horeca betreffen (horeca-exploitatievergunning, sluitingstijden (middels een voorschrift) en dergelijke) dan in één verordening staan. Een aparte verordening ligt echter meer voor de hand omdat hier de Drank- en Horecawet de grondslag vormt en niet de Gemeentewet. De bevoegdheden op basis van de Drank- en Horecawet betreffen medebewindbepalingen, vooral gericht op bescherming van de volksgezondheid en de hiermee gepaard gaande verantwoorde alcoholverstrekking. Ook het toezicht en het sanctieregime is geregeld in de Drank- en Horecawet en daarmee anders dan andere APV bepalingen.
Een vierde belangrijk uitgangspunt van deze verordening is een indeling naar domeinen (horeca, slijterijen, paracommerciële rechtspersonen, etcetera) en niet een indeling die de artikelen van de Drank- en Horecawet volgt. Dit sluit beter aan bij de praktijk, waar zaken zich afspelen bij een bepaalde verstrekker in een bepaalde setting. Zo staan alle bepalingen voor een specifieke verstrekker bij elkaar.
Een laatste uitgangspunt is de handhaafbaarheid, vooral ten aanzien van het verplichte onderdeel gericht op paracommerciële inrichtingen. Zo is gekozen voor een insteek die uitgaat van één basisbeleid voor alle paracommerciële inrichtingen.
4. Totstandkoming van deze verordening
Deze verordening is tot stand gekomen in samenwerking tussen de 17 gemeenten van de regio Zuid-Holland-Zuid. Vertegenwoordigers van de sub-regio’s Alblasserwaard en Vijfheerenlanden, Papendrecht / Alblasserdam en Sliedrecht (PAS), de Hoeksche Waard, Dordrecht / Zwijndrecht / Hendrik-Ido-Ambacht en Verzuip jij je toekomst?! (V.j.j.T.) hebben in (sub-)werkgroep verband deze verordening tot stand gebracht. Hierbij is aansluiting gezocht bij het standaardmodel van de STAP.
B Artikelsgewijze toelichting
Hoofdstuk 1 BEGRIPSBEPALINGEN
Artikel 1 Begripsbepalingen
In artikel 1 van deze verordening is een aantal begripsbepalingen opgenomen.
Eerste lid
Door de begripsbepaling ‘de wet’ kan op diverse plaatsen in deze verordening op eenvoudige wijze verwezen worden naar de Drank- en Horecawet.
Voorgesteld wordt ook een begripsbepaling voor ‘terras’ op te nemen. Uit de omschrijving blijkt dat het terras onderdeel uitmaakt van de inrichting waarin het horecabedrijf wordt uitgeoefend, maar dat het terras niet gelegen is in het besloten deel van de inrichting. In de begripsbepaling ontbreekt dat een terras in de open lucht moet zijn gelegen, daar er immers ook sprake kan zijn van een terras in een overdekte winkelstraat. Een terras kan sta- of zitgelegenheid bieden en het moet zijn toegestaan dat daar spijzen en dranken worden verstrekt voor gebruik ter plaatse.
De hier gebruikte begripsbepaling sluit naadloos aan bij de andere begripsbepalingen van de Drank- en Horecawet.
De gemeenteraad kan er evenwel voor kiezen een begripsomschrijving van terras te nemen die aansluit bij de APV (terras: hetgeen de APV daaronder verstaat) of bij de Drank- en Horecawetvergunning (terras: dat deel van de inrichting dat in de Drank- en Horecawetvergunning aangeduid wordt als terras). Hoe dan ook dient het begrip eensluidend te worden gedefinieerd in de verordening, vergunning en APV. In deze verordening is gekozen voor de omschrijving zoals is opgenomen in het standaardmodel van de STAP.
De begripsbepaling ‘vergunning’ verwijst naar artikel 3 van de Drank- en Horecawet. Het gaat derhalve niet alleen om door het bevoegd gezag verleende vergunningen om het horecabedrijf uit te oefenen, maar ook om vergunningen voor de uitoefening van het slijtersbedrijf.
De begripsbepaling ‘bezoeker’ heeft betrekking op eenieder die zich in een inrichting bevindt waarin het horeca- of het slijtersbedrijf wordt uitgeoefend, met uitzondering van de leidinggevenden (exploitant, bedrijfsleider, beheerder) en dienstdoende personen, zoals barpersoneel, keukenhulpen, schoonmakers en portiers. Verder zijn uitgezonderd personen van wie de aanwezigheid in de inrichting wegens dringende redenen noodzakelijk is. Het betreft hier bijvoorbeeld ambulancepersoneel dat te hulp is geroepen of een politieagent of toezichthouder die bezig is met wetshandhaving.
Tweede lid
Voor de niet in het eerste lid genoemde begrippen die in deze verordening worden gebruikt wordt verwezen naar de begripsbepalingen opgenomen in artikel 1 van de Drank- en Horecawet.
De vigerende wettekst is te vinden op www.overheid.nl.
Hoofdstuk 2 BEPALINGEN VOOR HORECABEDRIJVEN
§ 2.1 BEPALINGEN VOOR DE UITOEFENING VAN HET HORECABEDRIJF
Artikel 2 Voorschriften aan vergunningen om het horecabedrijf uit te oefenen
In artikel 2 van deze verordening is opgenomen dat de burgemeester bevoegd is voorschriften te verbinden aan vergunningen om het horecabedrijf uit te oefenen. Bepaald wordt wel dat de voorschriften die de burgemeester stelt aan de vergunning voor het uitoefenen van het horecabedrijf zijn:
- ter bescherming van de volksgezondheid;
- in het belang van de openbare orde;
Achtergrond
Artikel 25a van de Drank- en Horecawet biedt gemeenten de mogelijkheid in een verordening op te nemen dat de burgemeester, volgens bij die verordening te stellen regels, vooraf - dat wil zeggen bij de afgifte van de vergunning- voorschriften aan een vergunning kan verbinden of de vergunning kan beperken tot het verstrekken van zwak-alcoholhoudende drank. Dit kan worden bepaald voor horecavergunningen en voor slijterijvergunningen. Deze gemeentelijke bevoegdheid was voorheen opgenomen in artikel 23 van de Drank- en Horecawet, zij het dat destijds aan het college van burgemeester en wethouders die bevoegdheid gegeven kon worden.
In deze verordening wordt de burgemeester voor wat betreft de horecabedrijven uitsluitend de bevoegdheid gegeven de alcoholverstrekking aan voorschriften te verbinden. Hij krijgt niet de bevoegdheid de verstrekking te beperken tot zwak-alcoholhoudende drank. Dit omdat in deze verordening de gemeenteraad al in artikel 6 categorieën inrichtingen van paracommerciële rechtspersonen aanwijst waar geen sterke drank mag worden verstrekt. Zoals hiervoor reeds vermeld beperkt de gemeenteraad verder de bevoegdheid van de burgemeester door te bepalen dat hij slechts voorschriften kan verbinden vanwege twee specifiek genoemde redenen (bescherming volksgezondheid en openbare orde belang).
Voorbeelden van voorschriften die de burgemeester kan verbinden aan de vergunning voor een horecabedrijf zijn:
Ter bescherming van de volksgezondheid:
- Een gevarieerde drankenkaart verplicht stellen.
Dit houdt in dat er naast alcoholhoudende dranken, voldoende betaalbare niet-alcoholhoudende alternatieven moeten worden aangeboden (fris, water, thee, koffie).
- Verlangen dat polsbandjes-systemen worden toegepast.
- Eisen stellen aan het aantal entrees en het aantal portiers.
In het belang van de openbare orde:
- Eisen stellen ten aanzien van het maximaal aantal bezoekers.
Voor de veiligheid kan het aantal bezoekers dat tegelijkertijd in de inrichting aanwezig mag zijn worden gemaximeerd.
Artikel 3 Prijsacties horeca
Artikel 25d, eerste lid, aanhef en onder a. van de Drank- en Horecawet biedt de gemeenteraad de mogelijkheid prijsacties, zoals happy hours, gedeeltelijk te beperken. Happy hours zijn doorgaans afgebakende tijden (enkele uren, één dag in de week) waarop alcohol tegen een gereduceerd tarief wordt aangeboden. In veel gemeenten zijn er uitgaansgelegenheden waar happy hours worden georganiseerd. De maatregel kan, zo bepaalt de Drank- en Horecawet, alleen betrekking hebben op het bedrijfsmatig of anders dan om niet verstrekken van alcoholhoudende dranken voor gebruik ter plaatse tegen een prijs die voor een periode van 24 uur of korter lager is dan 60% van de prijs die in de betreffende horecalokaliteit of op het betreffende terras gewoonlijk wordt gevraagd.
Met dit artikel kan de gemeenteraad bijvoorbeeld ook prijsacties als ‘2 drankjes voor de prijs van 1’ verbieden. Ook kan men er bepaalde arrangementen mee tegengaan, zoals één avond onbeperkt drinken voor € 15,00, althans als het onbeperkt drinken gedurende één avond normaal gesproken voor meer dan € 25,00 wordt aangeboden en er in het kader van een actie tijdelijk een prijs van
€ 15,00 wordt gevraagd.
Het in artikel 3 van deze verordening opgenomen verbod heeft uitsluitend betrekking op prijsacties in horecalokaliteiten en op terrassen en geldt dus niet voor goedkoop verstrekken op andere plaatsen, bijvoorbeeld met een artikel 35-ontheffing tijdens bijzondere gelegenheden van zeer tijdelijke aard (veelal evenementen). Het gaat bij dit verbod ook uitdrukkelijk om de korting op de prijs die normaal in die horecalokaliteit of op dat terras wordt gevraagd. Dat is in de horeca na te gaan door de actieprijs te vergelijken met de prijs die wordt vermeld op de (op grond van het Besluit prijsaanduiding producten) verplichte prijslijst.
De Drank- en Horecawet staat toe dat de gemeenteraad het verbod op extreme prijsacties beperkt tot prijsacties van een bepaalde aard. Bijvoorbeeld alleen een verbod op ladies nights (artikel 25d, tweede lid, van de Drank- en Horecawet). In deze verordening is niet voor deze mogelijkheid gekozen.
Gemeenteraden kunnen deze bepaling alleen inzetten ter bescherming van de volksgezondheid of in het belang van de openbare orde.
Achtergrond
Met de nieuwe verordenende bevoegdheid krijgen gemeenteraden voor het eerst de mogelijkheid om invloed uit te oefenen op prijsacties in de horeca. Prijs en betaalbaarheid zijn belangrijke factoren voor alcoholconsumptie (Meijer, e.a., 2008). De conclusie uit verschillende onderzoeken naar het effect van prijs op consumptie is helder: hoe lager de prijs hoe hoger de consumptie. Happy hours zijn een bekend voorbeeld van een tijdelijke prijsverlaging van alcoholhoudende drank. Tijdens happy hours wordt de consumptie van drank direct en actief gestimuleerd. Uit veldonderzoek is gebleken dat prijsacties voorkomen in 26% van de Nederlandse cafés (STAP, 2009).
Het grote voordeel van de inzet van dit artikel is dat gemeenten een effectieve alcoholpreventie-maatregel in handen krijgen. De Wereldgezondheidsorganisatie geeft al jaren aan dat het beïnvloeden van de prijs het meest effectief is in het terugdringen van (schadelijk) alcoholgebruik. Consequentie van het toepassen van dit artikel is dat het ook gehandhaafd dient te worden. De gemeente zal met de toezichthouders / handhavers een werkwijze daarvoor moeten ontwikkelen.
§ 2.2 AANVULLENDE BEPALINGEN VOOR PARACOMMERCIËLE RECHTSPERSONEN
Een paracommerciële rechtspersoon is een rechtspersoon - geen NV of BV zijnde - die zich naast activiteiten van recreatieve, sportieve, sociaal-culturele, educatieve, levensbeschouwelijke of godsdienstige aard richt op de exploitatie in eigen beheer van een horecabedrijf. Hieronder vallen onder meer: sportkantines, dorps- en buurthuizen, kerkelijke centra, studentenverenigingen, etcetera. Wanneer een stichting/vereniging ervoor kiest de exploitatie van de kantine te verpachten of in een BV (of NV) onder te brengen is geen sprake van het uitoefenen van het horecabedrijf door een paracommerciële rechtspersoon.
In deze paragraaf wordt uitvoering gegeven aan artikel 4 van de Drank- en Horecawet waarin aan de gemeenteraad de verplichting wordt opgelegd in een verordening regels vast te stellen voor paracommerciële rechtspersonen. De regels hebben als doel het voorkomen van oneerlijke mededinging en gelden bij het verstrekken van alcoholhoudende drank.
De volgende onderwerpen moeten volgens de wet in elk geval geregeld worden:
- de schenktijden voor alcoholhoudende drank;
- het verstrekken van alcoholhoudende drank tijdens bijeenkomsten van persoonlijke aard, zoals bruiloften en partijen;
- het verstrekken van alcoholhoudende dranken tijdens bijeenkomsten gericht op personen die niet of niet rechtstreeks bij de activiteiten van de betreffende rechtspersoon betrokken zijn.
Volgens de memorie van toelichting bij de wijziging van de Drank- en Horecawet mogen de lokale regels rond paracommercialisme naar de aard van de paracommerciële rechtspersoon verschillend zijn. Dit betekent dat aan studentenverenigingen andere regels kunnen worden opgelegd, dan aan sportverenigingen of buurthuizen. Wel is uitdrukkelijk opgenomen dat het niet is toegestaan onderscheid te maken tussen stichtingen en verenigingen uit Nederland en die uit andere lidstaten, evenals rechtspersonen uit de Europese Economische Ruimte (1) en Zwitserland. De regering verwacht dat de nieuwe wettelijke eis dat elke gemeente een paracommerciële verordening moet vaststellen, zal leiden tot een maatschappelijke discussie op gemeentelijk niveau.
De gemeente kan daarbij recht doen aan de verschillen tussen bijvoorbeeld sportverenigingen en overige paracommerciële rechtspersonen. De regering gaat er vanuit dat gemeenten bij deze afweging de belangrijke maatschappelijke functie van de verschillende paracommerciële rechtspersonen in acht neemt en geen onnodige beperkingen zullen opleggen daar waar de mededinging niet in het geding is en er geen sprake is van onverantwoorde verstrekking van alcohol, met name aan jongeren. In deze verordening is niet gekozen om onderscheid naar de aard van de paracommerciële rechtspersonen te maken.
(1) Tot de Europese Economische Ruimte (EER) behoren de volgende landen:alle landen van de Europese Unie, Liechtenstein; Noorwegen en IJsland.
Artikel 4 Schenktijden paracommerciële rechtspersonen
Artikel 4 is gebaseerd op artikel 4 (derde lid, aanhef en onder a.) van de Drank- en Horecawet. Dit artikel behandelt de schenktijden voor paracommerciële rechtspersonen. In deze verordening is onder andere ervoor gekozen om voor deze rechtspersonen één schenktijd op te nemen. Een algemeen schenktijdenregime met specifieke uitzonderingen daarop voor bepaalde paracommerciële rechtspersonen (zie artikel 5) lijkt beter handhaafbaar dan een indeling met categorieën waarbij elke categorie zijn eigen schenktijd heeft. De lijst van mogelijke soorten paracommerciële rechtspersonen is schier oneindig en zal ook sterk verschillen per gemeente of regio. Ook zijn er allerlei combinaties van paracommerciële rechtspersonen denkbaar in bijvoorbeeld multifunctionele accommodaties. Maatwerk is dus noodzakelijk. Een meerderheid van de inrichtingen van paracommerciële rechtspersonen, met name die waar veel jeugd komt en die dus relevant zijn voor de toezichthouder, past echter wel in één regime. Deze inrichtingen vallen onder het standaardregime waar dit artikel over gaat.
In artikel 4 wordt gekozen om schenktijden op te nemen, waarin bepaald is dat paracommerciële rechtspersonen uitsluitend alcoholhoudende drank mogen verstrekken gedurende de periode beginnende met één uur voor aanvang en eindigende met één uur na beëindiging van activiteiten die passen binnen de statutaire doelomschrijving van de desbetreffende paracommerciële rechtspersoon.
De voornoemde formulering sluit aan bij de uitgangspunten inzake de schenktijden die zijn opgenomen in de beleidsuitgangspunten paracommercialisme van het Horecabeleid 2012-2016.
Achtergrond
De gewijzigde Drank- en Horecawet legt de gemeenteraad de plicht op om in een verordening de schenktijden van de paracommerciële rechtspersonen te reguleren. Door invoering van deze maatregel vervalt de in november 2000 in de Drank- en Horecawet opgenomen eis dat paracommerciële rechtspersonen in een bestuursreglement (huisreglement) schenktijden opnemen. Ook vervalt de eis dat dagen en tijdstippen waarop geschonken wordt duidelijk zichtbaar zijn.
Met het reguleren van de schenktijden van de paracommerciële rechtspersonen kan worden bewerkstelligd dat het verstrekken van alcoholhoudende drank een nevenactiviteit van de vereniging blijft naast de primaire activiteiten van recreatieve, sportieve, sociaal culturele, educatieve, levensbeschouwelijke of godsdienstige aard. Deze maatregel past binnen het uitgangspunt van de wijziging van de Drank- en Horecawet om de verantwoordelijkheid voor het lokale alcoholbeleid, en dus ook de schenktijden van paracommerciële rechtspersonen, meer een zaak van de gemeenteraad te laten worden dan tot op heden het geval was. Het waren tot nu toe in de praktijk toch veelal de paracommerciële rechtspersonen zelf die hun schenktijden bepaalden (en vastlegden in het bestuursreglement). Het gevolg was dat een aantal paracommerciële rechtspersonen een enorm ruime schenktijd hanteerden die regelmatig overeenkwam met de commerciële horeca.
Het bestuursreglement blijft overigens wel verplicht. In het reglement dient in elk geval vastgelegd te worden welke normen het bestuur stelt aan de voorlichtingsinstructie die de barvrijwilligers krijgen. Ook moet in het bestuursreglement opgenomen worden hoe wordt toegezien op de naleving van het reglement.
Vanwege het feit dat de horecafunctie een ondersteunende rol vervult aan de hoofdactiviteit van de paracommerciële rechtspersoon, is gekozen om de schenktijden vast te stellen op één uur voor, tijdens en één uur na deze hoofdactiviteit, indien de verstrekking binnen statutaire doelstelling van de paracommerciële rechtspersoon past. Dit was tot 1 januari 2013 een veel voorkomende bepaling.
Tot 1 januari 2013 nam het college deze schenktijden als een standaardvoorschrift in de drank- en horecavergunning op.
Artikel 5 Privé-bijeenkomsten en bijeenkomsten derden
Artikel 5 gaat over bijeenkomsten van persoonlijke aard en bijeenkomsten derden.
Met bijeenkomsten van persoonlijke aard wordt gedoeld op: bijeenkomsten, waarbij meestal alcoholhoudende drank wordt verstrekt en genuttigd, die geen direct verband houden met de activiteiten van de desbetreffende paracommerciële rechtspersoon, zoals bruiloften, feesten, partijen, recepties, jubilea, verjaardagen, bedrijfsfeesten, koffietafels, condoleancebijeenkomsten en dergelijke. Voor zover die bijeenkomsten ook een zakelijk karakter hebben dat direct verband houdt met de activiteiten van de rechtspersoon, zoals het afscheid van de voorzitter van een vereniging, vallen deze niet onder het bereik van deze bepaling.
Bij bijeenkomsten die gericht zijn op personen die niet of niet rechtstreeks bij de activiteiten van de desbetreffende rechtspersoon betrokken zijn, kan worden gedacht aan: activiteiten die niet verenigingsgebonden zijn. Dit doet zich voor als een paracommerciële rechtspersoon zijn kantine of een andere ruimte verhuurt aan derden om bijvoorbeeld een feest te geven (voor niet-leden van de vereniging of niet-betrokkenen bij de stichting). Als daarbij alcohol wordt verstrekt kan er oneerlijke mededinging ontstaan met de reguliere horeca. Of dat het geval is hangt sterk af van de plaatselijke situatie; als de lokale horeca daarvoor geen passende faciliteiten te bieden heeft, zal er niet snel / geen sprake zijn van oneerlijke mededinging en is er dus geen reden om beperkingen op te leggen.
In aanvulling op hetgeen hierboven is beschreven, is in het derde lid van dit artikel bepaald dat het verboden is om de mogelijkheid tot het houden (waaronder inbegrepen de verhuur van het pand en inventaris) van bijeenkomsten van persoonlijke aard en bijeenkomsten die gericht zijn op personen die niet of niet rechtstreeks bij de activiteiten van de desbetreffende rechtspersoon betrokken zijn, als bedoeld in het eerste lid en het tweede lid van artikel 5, openlijk aan te prijzen of onder de aandacht te brengen met bijvoorbeeld posters, brochures, publicaties in kranten of tijdschriften, internet of via social media kenbaar te maken. De opname van deze bepaling zorgt ervoor dat de verbodsbepalingen, zoals zijn opgenomen in het eerste en tweede lid, worden versterkt. Met deze formulering wordt het openlijk aanprijzen of onder aandacht brengen van de in het eerste en het tweede lid opgenomen verboden, zonder dat sprake is van de daadwerkelijke verstrekking van alcohol, verboden.
Zoals eerder vermeld, is er alleen aanleiding om beperkingen op te leggen aan deze soorten bijeenkomsten bij paracommerciële rechtspersonen ter voorkoming van oneerlijke mededinging. Derhalve is gekozen voor de formulering in artikel 5 van deze verordening. Door deze formulering zijn alle bijeenkomsten die leiden tot oneerlijke mededinging verboden. Wanneer er geen sprake is of kan zijn van oneerlijke mededinging, is de bijeenkomst dus toegestaan. Dit komt er op neer dat bruiloften, feesten en dergelijke bij sportverenigingen, dorpshuizen , musea en dergelijke in beginsel zijn toegestaan wanneer er geen reguliere horeca in de omgeving aanwezig is die een reëel alternatief biedt. De burgemeester kan door middel van beleidsregels aangeven welke activiteiten van paracommerciële rechtspersonen in ieder geval niet tot oneerlijke mededinging leiden.
Artikel 6 Verbod verstrekken van sterke drank door bepaalde paracommerciële rechtspersonen
Dit artikel verbiedt het verstrekken van sterke drank in inrichtingen van paracommerciële rechtspersonen. Het verbod om sterke drank te verstrekken geldt voor de volgende categorieën inrichtingen van paracommerciële rechtspersonen:
a. deel uitmaakt van een gebouw dat uitsluitend of waarvan een onderdeel uitsluitend of in hoofdzaak wordt gebruikt om onderwijs te geven aan leerlingen die merendeels de leeftijd van achttien jaar nog niet hebben bereikt;
b. deel uitmaakt van een gebouw dat of waarvan een onderdeel uitsluitend of in hoofdzaak in gebruik is bij één of meer jeugdorganisaties of –instellingen dan wel bezocht pleegt te worden door jeugdige personen;
c. deel uitmaakt van een gebouw dat of waarvan een onderdeel uitsluitend of in hoofdzaak in gebruik is bij één of meer sportorganisaties of –instellingen.
Achtergrond
Dit artikel verbiedt het verstrekken van sterke drank in inrichtingen van bepaalde paracommerciële rechtspersonen. In deze verordening is daarvoor als basisbepaling gekozen, omdat de bovengenoemde inrichtingen van paracommerciële rechtspersonen veel door jongeren worden bezocht. Bovendien is het wenselijk een duidelijk onderscheid te maken tussen paracommerciële rechtspersonen en commerciële horeca waaraan zwaardere eisen worden gesteld, zoals de eis dat een leidinggevende altijd aanwezig dient te zijn gedurende de openingstijden van het horeca- of slijtersbedrijf.
Deze bevoegdheid is gebaseerd op artikel 25a van de Drank- en Horecawet.
Hoofdstuk 3 BEPALINGEN VOOR DE DETAILHANDEL
Artikel 7 Voorschriften slijterijen
In artikel 7 van deze verordening is opgenomen dat de burgemeester bevoegd wordt bij het verlenen van vergunningen voor de uitoefening van het slijtersbedrijf voorschriften aan de vergunning te verbinden. Bepaald wordt wel dat de voorschriften die de burgemeester stelt in het kader van de volgende belangen zijn:
- ter bescherming van de volksgezondheid;
- in het belang van de openbare orde.
Achtergrond
In de toelichting bij artikel 2 van deze verordening is reeds aangegeven dat artikel 25a van de Drank- en Horecawet de gemeenteraad de mogelijkheid biedt bij verordening te bepalen dat de burgemeester vooraf, dat wil zeggen bij de afgifte van de vergunning, voorschriften aan een vergunning kan verbinden of de vergunning kan beperken tot het verstrekken van zwak-alcoholhoudende drank. Dit kan worden bepaald voor horeca-vergunningen en voor slijterij-vergunningen. In artikel 7 van deze verordening wordt de burgemeester bevoegd voorschriften aan slijterijvergunningen te verbinden. Hij krijgt niet de mogelijkheid de slijterijvergunning te beperken tot zwak-alcoholhoudende drank. Net als in artikel 2, waarin een vergelijkbare bevoegdheid aan de burgemeester wordt gegeven t.a.v. horecavergunningen, beperkt de raad deze mogelijkheid echter door te bepalen dat e.e.a. alleen kan om twee specifiek genoemde redenen (bescherming volksgezondheid en openbare orde belang).
Voorbeelden van voorschriften die de burgemeester kan verbinden aan de vergunning voor een slijtersbedrijf zijn:
Ter bescherming van de volksgezondheid:
- Eisen stellen ten aanzien van reclame buiten de inrichting.
Bijvoorbeeld het verbieden van losse reclameborden en andere staande reclame-uitingen buiten de inrichting als die slijterij ligt binnen een straal van 200 meter van een school met veel leerlingen onder de 18 jaar.
- Eisen dat er toegangscontrole is op bepaalde tijdstippen.
Bijvoorbeeld zaterdag aan het einde van de middag moet bij de deur op leeftijd worden gecontroleerd.
- Eisen dat effectieve leeftijdscontrole wordt toegepast.
Bijvoorbeeld verlangen dat controlesystemen worden ingezet die bewezen vrijwel sluitend zijn, zoals het systeem met leeftijdscontrole op afstand.
In het belang van de openbare orde:
- Eisen stellen ten aanzien van het maximaal aantal klanten.
Voor de veiligheid kan het aantal klanten dat tegelijkertijd in de inrichting aanwezig mag zijn worden gemaximeerd.
Hoofdstuk 4 OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
Artikel 8 Overgangsrecht
Eerste lid
In het eerste lid van artikel 8 is opgenomen dat alle oude voorschriften en beperkingen op grond van gemeentelijke verordeningen komen te vervallen op het moment van inwerkingtreding van de nieuwe plaatselijke verordening rond de paracommercie. Deze bepaling voor paracommerciële rechtspersonen is in lijn met het overgangsrecht zoals is opgenomen in art III van de wet die de Drank- en Horecawet heeft gewijzigd. Daarin is bepaald dat op het moment van inwerkingtreding van de plaatselijke verordening rond paracommercie de oude voorschriften en beperkingen met betrekking tot oneerlijke mededinging komen te vervallen. Voor paracommerciële rechtspersonen gelden nieuwe gemeentelijke bepalingen. Zo nodig zendt de burgemeester een paracommerciële rechtspersoon een gewijzigde vergunning.
Tweede en derde lid
In het tweede en derde lid is overgangsrecht opgenomen voor alle andere verstrekkers. De kern is dat voorschriften en beperkingen die aan horecabedrijven en slijterijen zijn gesteld op grond van oude gemeentelijke Drank- en Horecaverordeningen van kracht blijven en dat alle ontheffingen op grond van deze oude verordeningen één jaar na inwerkingtreding van de nieuwe gemeentelijke verordening komen te vervallen. Vanzelfsprekend kan op verzoek van betrokkene de ontheffing ook eerder komen te vervallen.
Literatuur:
Meier , P. et al. (2008). The independent review of the effects of alcohol pricing and promotion. Summary of Evidence to Accompany Report on Phase 1: Systematic Reviews. School of Health and Related Research, University of Sheffield, UK.
STAP (2009). Happy hours en andere prijsacties in de Nederlandse horeca in 2009. Utrecht: STAP
Universiteit Twente(2007). Happy hours en andere prijsacties in de Nederlandse horeca. Utrecht: STAP.
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl