Verordening riool- en waterzorgheffing Land van Cuijk 2026

Geldend van 17-12-2025 t/m heden

Intitulé

Verordening riool- en waterzorgheffing Land van Cuijk 2026

De raad van de gemeente Land van Cuijk;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 28 oktober 2025;

gelet op artikel 228a van de Gemeentewet;

besluit:

  • 1.

    in te trekken de Verordening rioolheffing Land van Cuijk 2025;

  • 2.

    vast te stellen de navolgende verordening overeenkomstig de volgende bepalingen:

Verordening riool- en waterzorgheffing Land van Cuijk 2026

Artikel 1. Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    gemeentelijke riolering: een voorziening of combinatie van voorzieningen voor inzameling, verwerking, zuivering of transport van afvalwater, hemelwater of grondwater, in eigendom, in beheer of in onderhoud bij de gemeente;

  • b.

    verbruiksperiode: de periode waarop de afrekening van het waterbedrijf betrekking heeft;

  • c.

    water: huishoudelijk afvalwater, bedrijfsafvalwater, hemelwater, grondwater of oppervlaktewater;

Artikel 2. Aard van de belasting

Onder de naam rioolheffing wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:

  • a.

    de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater, alsmede de zuivering van huishoudelijk afvalwater; en

  • b.

    de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het ingezamelde hemelwater, alsmede het treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.

Artikel 3. Belastbaar feit en belastingplicht

  • 1. De belasting wordt naar afzonderlijke grondslagen geheven van:

    • a.

      degene die bij het begin van het belastingjaar het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van een perceel, verder te noemen: eigenarendeel; en

    • b.

      degene die een perceel al dan niet krachtens eigendom, bezit of beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt en van waaruit water, niet zijnde hemelwater, direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd verder te noemen: gebruikersdeel woning.

    • c.

      degene die een perceel van waaruit water direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd al dan niet krachtens eigendom, bezit of beperkt of persoonlijk recht gebruikt en welke niet tot bewoning dient, verder te noemen: gebruikersdeel niet-woning

  • 2. Voor het eigenarendeel wordt als het perceel een onroerende zaak is, als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van het belastingjaar als zodanig in de basisregistratie Kadaster is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.

  • 3. Voor het gebruikersdeel wordt:

    • a.

      gebruik van een perceel door de leden van een huishouden aangemerkt als gebruik door het door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar aangewezen lid van dat huishouden;

    • b.

      gebruik door degene aan wie een deel van een perceel in gebruik is gegeven, aangemerkt als gebruik door degene die dat deel in gebruik heeft gegeven;

    • c.

      het ter beschikking stellen van een perceel voor volgtijdig gebruik aangemerkt als gebruik door degene die dat perceel ter beschikking heeft gesteld.

Artikel 4. Voorwerp van de belasting

  • 1. Voorwerp van de belasting is een perceel.

  • 2. Als perceel wordt aangemerkt:

    • a.

      de onroerende zaak, bedoeld in hoofdstuk III van de Wet waardering onroerende zaken;

    • b.

      de roerende zaak, welke duurzaam aan een plaats gebonden is;

    • c.

      een gedeelte van een in onderdeel b bedoelde roerende zaak dat blijkens zijn indeling is bestemd om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt;

    • d.

      een samenstel van twee of meer in onderdeel b bedoelde roerende zaken of in onderdeel c bedoelde gedeelten daarvan die bij dezelfde persoon in gebruik zijn en die, naar de omstandigheden beoordeeld, bij elkaar behoren;

    • e.

      het binnen de gemeente gelegen deel van de in onderdeel b bedoelde roerende zaak, van een in onderdeel c bedoeld gedeelte daarvan of van een in onderdeel d bedoeld samenstel.

Artikel 5. Maatstaf van heffing

  • 1. Het eigenarendeel wordt geheven naar een vast bedrag per perceel;

  • 2. De belasting als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel b, wordt, voor een perceel dat in hoofdzaak tot woning dient, geheven naar het aantal bewoners, volgens de Basisregistratie Personen (BRP) bij aanvang van het belastingjaar, of indien dit later is, het aantal bewoners bij aanvang van de belastingplicht.

  • 3. De belasting als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel b, wordt, voor percelen die niet behoren tot de in het tweede lid bedoelde categorie, geheven naar het aantal kubieke meters water dat vanuit het perceel wordt afgevoerd.

  • 4. Het aantal kubieke meters water dat wordt afgevoerd wordt gesteld op het aantal kubieke meters leidingwater, grondwater en oppervlaktewater dat aan het begin van het belastingjaar voorafgaande verbruiksperiode naar het perceel is toegevoerd of opgepompt. Als de verbruiksperiode niet gelijk is aan een periode van twaalf maanden, wordt de hoeveelheid water door herleiding naar tijdsgelang bepaald. Bij die herleiding wordt een gedeelte van een kalendermaand voor een volle maand gerekend.

  • 5. Als gebruik wordt gemaakt van een pompinstallatie moet die pompinstallatie zijn voorzien van een:

    • a.

      watermeter, waarvan de hoeveelheid opgepompt water kan worden afgelezen, of

    • b.

      bedrijfsurenteller, waarvan het aantal uren dat een pompinstallatie met vaste capaciteit in bedrijf is geweest kan worden afgelezen. De eerste volzin is niet van toepassing indien vaststelling van de hoeveelheid opgepompt water geschiedt op grond van enige andere wettelijke bepaling.

  • 6. De op de voet van het vierde en vijfde lid berekende hoeveelheid toegevoerd of opgepompt water wordt verminderd met de hoeveelheid water die niet is afgevoerd;

  • 7. Ten aanzien van percelen als bedoeld in het derde lid welke in de WOZ-administratie van de gemeente Land van Cuijk geregistreerd staan als agrarische objecten worden die percelen ingedeeld in de klasse als bedoeld in het vierde lid onder letter a. van artikel 6;

  • 8. Voor woningen die bestemd zijn voor recreatieve doeleinden en waar sprake is van volgtijdig gebruik is het tarief zoals genoemd in artikel 6, lid 2, van overeenkomstige toepassing;

  • 9. Als de gegevens in het vierde lid voor een perceel niet bekend zijn, wordt het aantal kubieke meters water voor dat perceel door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b van de Gemeentewet bedoelde ambtenaar ingedeeld in de klasse als bedoeld in het vierde lid onder letter a van artikel 7.

Artikel 6. Belastingtarieven

  • 1. Het tarief van het eigenarendeel bedraagt € 131,28

  • 2. Het tarief van het gebruikersdeel woning bedraagt voor een perceel € 140,16

  • 3. In afwijking in zoverre van het bepaalde in lid 2 bedraagt het gebruikersdeel woning voor een perceel dat wordt bewoond door één persoon € 72,84

  • 4. Het tarief van het gebruikersdeel niet-woning bedraagt voor de overige percelen voor elke volle eenheid van 250 kubieke meters water bij een hoeveelheid water:

    a.

    van 0 t/m 250 m3

    € 140,16

    b.

    van 251 m3 tot en met 1.000 m3

    € 134,52

    c.

    van 1.001 m3 tot en met 2.500 m3

    € 129,00

    d.

    van 2.501 m3 tot en met 5.000 m3

    € 123,36

    e.

    van 5.001 m3 tot en met 10.000 m3

    € 117,84

    f.

    van 10.001 m3 tot en met 50.000 m3

    € 101,04

    g.

    van 50.001 m3 tot en met 100.000 m3

    € 78,60

    h.

    van 100.001 m3 tot en met 250.000 m3

    € 45,00

    i.

    van 250.001 m3 of meer

    € 17,04

  • 5. Voor de berekening van het recht wordt een gedeelte van de in het vorige lid genoemde eenheid als een volle eenheid gerekend.

  • 6, Voor percelen waarbij bij de bepaling van de waarde, de waarde buiten aanmerking wordt gelaten en bij percelen met een WOZ-waarde tot € 20.000, bedraagt het eigenarendeel en het gebruikersdeel € 0,00

Artikel 7. Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 8. Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 9. Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1. De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of voor het gebruikersdeel, als dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2. Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel voor het gebruikersdeel in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd over zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde gebruikersdeel als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3. Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel voor het gebruikersdeel in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde gebruikersdeel als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven tenzij het bedrag van de ontheffing minder bedraagt dan € 10,00.

  • 4. Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander perceel in gebruik neemt.

  • 5. Belastingbedragen van minder dan € 10,00 worden niet geheven of ingevorderd;

  • 6. Voor de toepassing van het bepaalde in het vijfde lid wordt het totaal van de op één aanslagbiljet verenigde bedragen rioolheffing of andere heffingen aangemerkt als één belastingbedrag.

Artikel 10 Termijnen van betaling

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid van de Invorderingswet 1990 moet een aanslag worden betaald uiterlijk op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagte¬kening van het aanslagbiljet is vermeld.

  • 2. In afwijking in zoverre van het eerste lid geldt, ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan gelijk of meer is dan € 35,00 of gelijk of minder dan € 10.000,00 dat de aanslagen moeten worden betaald in drie gelijke termijnen waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgende op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later;

  • 3. In gevallen bedoeld in het tweede lid geldt in afwijking in zoverre van het aldaar bepaalde, zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische incasso van de betaalrekening van de belastingschuldige kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in elf gelijke termijnen waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgende op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later;

  • 4. In geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan minder is dan € 35,00 of meer is dan € 10.000,00 en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso van de betaalrekening van de belastingschuldige kunnen worden afgeschreven, worden de verschuldigde bedragen in één keer afgeschreven, volgende in de maand na dagtekening van het aanslagbiljet;

  • 5. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 11. Overgangsrecht

De navolgende:

De ‘Verordening rioolheffing Land van Cuijk 2025’ vastgesteld bij raadsbesluit van 12 december 2024, of zoals laatstelijk gewijzigd, wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 12, tweede lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

Artikel 12. Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking.

  • 2. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2026.

Artikel 13. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als 'Verordening riool- waterzorgheffing Land van Cuijk 2026'.

Ondertekening

Aldus besloten door de raad van de gemeente Land van Cuijk

in zijn openbare vergadering van 11 december 2025.

De griffier,

Olof Mudde

De voorzitter,

Marieke Moorman