Verordening Toeristenbelasting Oss 2026

Geldend van 17-12-2025 t/m heden

Intitulé

Verordening Toeristenbelasting Oss 2026

De raad van de gemeente Oss;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 28 oktober 2025

gelet op het advies van de raadadviescommissie van 27 november 2025;

gelet op artikel 224 van de Gemeentewet;

besluit:

vast te stellen de: Verordening Toeristenbelasting Oss 2026

Artikel 1. Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • 1.

    vakantieonderkomens: woningen en andere verblijven, niet-zijnde mobiele kampeeronderkomens of stacaravans;

  • 2.

    mobiele kampeeronderkomens:tenten, vouwwagens, kampeerauto’s, toercaravans, en soortgelijke onderkomens dan wel soortgelijke voertuigen;

  • 3.

    kampeerterrein: terrein of terreingedeelte, geheel of gedeeltelijk ingericht, en volgens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van mobiele onderkomens, vakantieonderkomens en/of stacaravans die geheel of nagenoeg geheel worden gebezigd ten behoeve van recreatief nachtverblijf;

  • 4.

    georganiseerdejeugdbeweging: een vereniging of andere organisatie met een doelstelling van sociale, culturele, educatieve of wetenschappelijke aard. Hieronder worden mede scholen begrepen;

  • 5.

    arrangement: periodes in het belastingjaar zoals weergegeven in artikel 6, lid 3 en lid 4;

  • 6.

    maand: een aaneengesloten tijdvak van 30 dagen.

Artikel 2. Belastbaar feit

  • 1. Onder de naam 'toeristenbelasting' wordt een directe belasting geheven voor het houden van verblijf met overnachting binnen de gemeente tegen een vergoeding in welke vorm dan ook door personen die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen zijn ingeschreven.

  • 2. Het houden van verblijf met overnachting binnen de gemeente door personen die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen zijn ingeschreven, indien deze personen gedurende hun verblijf beroeps- of bedrijfsmatige werkzaamheden verrichten voor of in opdracht van anderen.

Artikel 3. Belastingplicht

  • 1. Belastingplichtig is degene die gelegenheid biedt tot het houden van verblijf als bedoeld in artikel 2.

  • 2. De belastingplichtige is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene die verblijf houd als bedoeld in artikel 2.

  • 3. Als er geen persoon is aan te wijzen die gelegenheid biedt tot verblijf, is degene belastingplichtige die verblijf houdt als bedoeld in artikel 2.

  • 4. De belastingplichtige die gelegenheid biedt tot het houden van verblijf als bedoeld in artikel 2, in hem daartoe ter beschikking staande ruimten, dan wel ter beschikking staande terreinen kan ter zake van elk van die ruimten en/of terreinen afzonderlijk in de heffing worden betrokken.

Artikel 4. Vrijstellingen

De belasting wordt niet geheven voor het verblijf:

  • 1.

    van degene die verblijft in een toegelaten instelling als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Wet Toelating Zorginstellingen.

  • 2.

    van een vreemdeling als bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, die rechtmatig in Nederland verblijft in de zin van artikel 8, letters c, d, f, g, h, van voornoemde wet, en voor zover deze persoon verblijf houdt als bedoeld in artikel 1 van de Verordening, onder verantwoordelijkheid van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers.

  • 3.

    Onder verantwoordelijkheid van een georganiseerde jeugdbeweging.

  • 4.

    Op vaartuigen voor welk verblijf watertoeristenbelasting is verschuldigd.

Artikel 5. Maatstaf van heffing

  • 1. De belasting wordt geheven naar het aantal overnachtingen in het belastingjaar. Het aantal overnachtingen wordt gesteld op het aantal overnachtende personen vermenigvuldigd met het aantal nachten, dat zij verblijf houden.

  • 2. In afwijking van het eerste lid, wordt met toepassing van artikel 6, lid 3 en lid 4, de belasting geheven naar een vast bedrag per arrangement.

  • 3. Op een door de belastingplichtige bij de aangifte gedaan verzoek wordt de maatstaf van heffing als bedoeld in het tweede lid vastgesteld op het werkelijk aantal overnachtingen als bedoeld in het eerste lid, als blijkt dat dit resulteert in een lager aanslagbedrag.

Artikel 6. Belastingtarief

  • 1. Het tarief bedraagt per persoon, per overnachting: € 2,00.

  • 2. In afwijking van het eerste lid, bedraagt het tarief € 1,15 per persoon, per overnachting op een kampeerterrein, als gebruik wordt gemaakt van mobiele kampeeronderkomens of stacaravans of vakantieonderkomens die niet door de exploitant ter beschikking worden gesteld.

  • 3. In afwijking van het tweede lid kan de belasting voor het houden van verblijf op een kampeerterrein als;

    • a.

      gebruik wordt gemaakt van mobiele kampeeronderkomens of stacaravans of vakantieonderkomens die niet door de exploitant ter beschikking worden gesteld

    • b.

      en die gedurende de gehele arrangementsperiode worden gebruikt door dezelfde persoon of personen

  • bij de aangifte gebruik worden gemaakt van de in lid 4 opgenomen tarieven per arrangement.

  • 4. Het tarief bedraagt, per arrangement voor verblijf tussen:

    • a.

      Eén maand en drie maanden: € 40,00;

    • b.

      Drie maanden en zes maanden: € 95,00;

    • c.

      Zes maanden en negen maanden: € 195,00;

    • d.

      Negen en twaalf maanden: € 230,00.

Artikel 7. Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 8. Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 9. Aanslaggrens

Geen aanslag wordt vastgesteld indien het aantal overnachtingen, waartoe gelegenheid wordt of is gegeven, gedurende het belastingjaar minder dan 10 heeft belopen.

Artikel 10. Kwijtschelding

Bij de invordering van toeristenbelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 11. Termijnen van betaling

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld, en de tweede termijn twee maanden later.

  • 2. Het bedrag inzake een bestuurlijke boete moet worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.

  • 3. Indien een machtiging voor automatische incasso is afgegeven en zolang de verschuldigde bedragen via automatische incasso kunnen worden afgeschreven, moet(en) de aanslag(en) en de bestuurlijke boete(s) worden betaald in twee gelijke termijnen, waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.

  • 4. In afwijking van het derde lid is betaling via automatische incasso alleen mogelijk voor zover het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde belastingaanslagen en bestuurlijke boetes minder is dan € 5.000,00.

  • 5. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 12. Nadere regels door het Dagelijks Bestuur

Het Dagelijks Bestuur van de Belastingsamenwerking Oost-Brabant kan nadere regels geven voor de heffing en de invordering van de toeristenbelasting.

Artikel 13. Aanmeldplicht

  • 1. De belastingplichtige bedoeld in artikel 3, eerste lid, is gehouden, voordat hij voor de eerste maal na het in werking treden van deze verordening gelegenheid tot overnachten verschaft, zulks schriftelijk te melden aan de door het College van burgemeester en wethouders aangewezen gemeenteambtenaren, bedoeld in artikel 232, vierde lid, onderdelen a en c, van de Gemeentewet.

  • 2. De verplichting als bedoeld in het voorgaande lid geldt niet voor de aangifte-/ belastingplichtige die met betrekking tot het belastingjaar voorafgaand aan het betrokken belastingjaar zich heeft aangemeld.

Artikel 14. Aangifteplicht

  • 1. De belastingplichtige, bedoeld in artikel 3, eerste lid, is gehouden, indien hij niet binnen vier weken na afloop van het belastingjaar een uitnodiging heeft ontvangen tot het doen van aangifte, binnen twee weken na afloop van deze termijn schriftelijk aan de aangewezen ambtenaar, bedoeld in artikel 232, vierde lid, onderdelen a en c, van de Gemeentewet, te verzoeken tot een uitnodiging tot het doen van aangifte.

  • 2. De Belastingsamenwerking Oost-Brabant behoudt zich te allen tijde het recht voor alsnog een uitnodiging tot het doen van aangifte te verzenden, dan wel, bij gebrek aan een (tijdige) aangifte door belastingplichtige, de grondslag voor de berekening van de toeristenbelasting te schatten en de belasting middels een ambtshalve aanslag op te leggen.

  • 3. Indien beschikbaar zal de grondslag voor de aanslag als bedoeld in het voorgaande lid tenminste gelijk zijn aan de grondslag van het voorgaande belastingjaar.

Artikel 15. Registratieplicht

  • 1. De belastingplichtige, bedoeld in artikel 3, eerste lid, is gehouden verblijfhoudenden te registreren in een daarvoor bestemd nachtverblijfregister.

  • 2. De vorm van het nachtverblijfregister is vrij, maar bevat tenminste met betrekking tot een ieder aan wie gelegenheid tot overnachten wordt verschaft, de volgende gegevens:

    • a.

      naam, adres en woonplaats van de (hoofd)persoon die overnacht;

    • b.

      aantal van het gezin of de groep waarmee men reist;

    • c.

      datum van aankomst en datum van vertrek;

    • d.

      het aantal overnachtingen ter zake waarvan belasting verschuldigd is.

  • 3. De verplichting als bedoeld in de voorgaande leden geldt niet voor zover de belastingplichtige gebruik maakt van de vaste tarieven van de heffingsmaatstaf als bedoeld in artikel 6, lid 3 en lid 4 van deze verordening. In dit geval is de in het eerste lid genoemde verplichting beperkt tot de in het tweede lid onder sub a en c genoemde gegevens tezamen met de aanduiding (naam of nummer) van de standplaats waar wordt overnacht.

  • 4. Voor zover op grond van andere wet- of regelgeving geen langere termijn geldt, geldt voor het nachtverblijfregister een bewaartermijn van 5 jaar.

  • 5. Bij gebreke aan een in het eerste lid genoemde verblijfsadministratie treedt de sanctie van artikel 14, tweede en derde lid in werking.

Artikel 16. Overgangsbepaling, inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. De “Verordening Toeristenbelasting Oss 2017” van 15 december 2016, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2026.

  • 4. Deze verordening kan worden aangehaald als “Verordening Toeristenbelasting Oss 2026”.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad, gehouden op 11 december 2025.

De griffier,

drs. P.H.A. van den Akker

De voorzitter,

F.T. de Jonge