Beleidsregels Bijzondere bijstand

Dit is een toekomstige tekst! Geldend vanaf 01-01-2026

Intitulé

Beleidsregels Bijzondere bijstand

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Staphorst;

gelezen het voorstel van 12 november 2025.

gelet op:

  • -

    artikel 7 lid1 onder b, artikel 35 van de Participatiewet;

  • -

    artikel 4:81 lid 1 van de Algemene wet bestuursrecht,

B E S L U I T

vast te stellen de Beleidsregels Bijzondere bijstand

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepaling

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a.

    de wet: de Participatiewet;

  • b.

    het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Staphorst;

  • c.

    bijstand: algemene en bijzondere bijstand;

  • d.

    algemene bijstand: de bijstand ter voorziening in de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan;

  • e.

    bijzondere bijstand: de bijstand, bedoeld in artikel 35 van de wet.

  • f.

    de voorliggende voorziening: elke voorziening buiten de wet waarop de belanghebbende of het gezin aanspraak kan maken, dan wel een beroep kan doen, ter verwerving van middelen of ter bekostiging van specifieke uitgaven;

  • g.

    maatwerk: bijzondere bijstand wordt primair op grond van de wettelijke bepalingen en deze beleidsregels vastgesteld, maar bij (zeer) bijzondere individuele omstandigheden die de persoon, zijn sociale omgeving of zijn gezin of kinderen raken, kan de bijstand worden afgestemd op de individuele situatie;

  • h.

    omgekeerde toets: integrale werkwijze om een besluit op maat te formuleren.

Hoofdstuk 2 Vorm en voorwaarden

Artikel 2 Bijzondere bijstand

  • 1. Bijzondere bijstand is een uitkering voor extra of hoge kosten. Er bestaat alleen recht op bijzondere bijstand als de kosten in het individuele geval noodzakelijk zijn, zijn ontstaan uit bijzondere omstandigheden en de kosten niet (geheel) zelf kunnen worden betaald uit een andere uitkering of regeling of uit het inkomen en vermogen.

  • 2. Op de verstrekking van de bijzondere bijstand noodzakelijke kosten, worden kosten, die voor eenieder algemeen noodzakelijk zijn, in mindering gebracht.

Artikel 3 Vorm van de bijstand

  • 1. De bijzondere bijstand wordt verstrekt als bijstand om niet, tenzij deze beleidsregels anders bepalen.

  • 2. Bijzondere bijstand kan ook worden verleend in de vorm van een geldlening of borgtocht.

  • 3. Op individuele basis kan het college bijzondere bijstand verstrekken waarbij de omstandigheden bepalen of de bijstand in de vorm van een lening of om niet wordt verstrekt. Getoetst wordt of belanghebbende:

    • a.

      naar verwachting binnen twee maanden zelf voldoende middelen heeft om de kosten te betalen;

    • b.

      tekortschietend besef van verantwoordelijkheid vertoont c.q. op onverantwoorde of verwijtbare wijze is ingeteerd op zijn vermogen voorafgaand aan een aanvraag bijzondere bijstand.

    • c.

      de bijzondere bijstand nodig heeft voor een waarborgsom;

    • d.

      heeft kunnen sparen voor duurzame gebruiksgoederen;

Artikel 4 Gebruik Nibud-gids voor bepalen hoogte van de bijstand

  • 1. De hoogte van de bijzondere bijstand wordt bepaald aan de hand van de Nibud-prijzengids, tenzij anders is bepaald in deze beleidsregels.

  • 2. Wanneer meerkosten ten opzichte van de richtprijzen aantoonbaar noodzakelijk zijn, kunnen deze alsnog vergoed worden.

  • 3. In gevallen waarin de Nibud-prijzengids niet voorziet, wordt uitgegaan van de goedkoopste, adequate voorziening.

Artikel 5 Bestedingsverplichting

  • 1. De bijzondere bijstand dient besteed te worden aan het doel waarvoor zij wordt verstrekt.

  • 2. De besteding van alle verstrekte bijzondere bijstand wordt gecontroleerd.

  • 3. Bewijzen van de besteding van de bijzondere bijstand dienen één jaar vanaf de toekennings-beschikking bewaard te worden.

  • 4. Als geen of onvoldoende bewijzen van besteding worden overlegd, kan de gemeente de bijzondere bijstand terugvorderen.

Artikel 6 Voorliggende voorziening

  • 1. Bijzondere bijstand wordt in principe niet toegekend wanneer sprake is van een voorliggende voorziening.

  • 2. Tot een voorliggende voorziening wordt in ieder geval beschouwd:

    • a.

      de Wet langdurige zorg

    • b.

      de Zorgverzekeringswet

    • c.

      de Wet Maatschappelijke Ondersteuning 2015

    • d.

      de Participatiewet voor de kosten van re-integratie

    • e.

      de Wet op rechtsbijstand

  • 3. In afwijking van het eerste lid kan, wanneer een voorliggende voorziening niet de kosten dekt, wel aanvullend bijzondere bijstand worden toegekend.

Hoofdstuk 3 Aanvraag

Artikel 7 Te verstrekken informatie

Bij de aanvraag worden die gegevens ingeleverd die naar het oordeel van het college noodzakelijk zijn om het recht op bijzondere bijstand te kunnen beoordelen.

Artikel 8 Moment indiening aanvraag

  • 1. De aanvraag bijzondere bijstand moet worden ingediend voordat de kosten worden gemaakt.

  • 2. Als de aanvraag later wordt ingediend, dan kunnen de kosten tot maximaal twee maanden voor aanvraagdatum beoordeeld worden, behalve voor medische kosten die altijd vooraf moeten worden aangevraagd.

Hoofdstuk 4 Draagkracht

Artikel 9 Uitgangspunt draagkracht

  • 1. Bij de vaststelling van de bijzondere bijstand dient rekening te worden gehouden met de aanwezige draagkracht in het inkomen. De toeslagen bedoeld in artikel 36 en 36b van de wet worden niet tot de draagkracht gerekend.

  • 2. Het college kan in zeer bijzondere gevallen ten gunste van belanghebbende afwijken van de bepalingen over de draagkracht, als onverkorte toepassing onevenredig is in verhouding tot de met de beleidsregels te dienen doelen.

  • 3. Het vermogen hoger dan de van toepassing zijnde vermogensgrens wordt volledig als draagkracht aangemerkt.

Artikel 10 In aanmerking te nemen inkomen

  • 1. Bij de vaststelling van de draagkracht uit inkomen is vrijlating van middelen, bedoeld in artikel 31 tweede lid van de wet, van overeenkomstige toepassing. Artikel 31 vijfde lid van de wet is niet van toepassing.

  • 2. Het in aanmerking te nemen inkomen wordt verlaagd met zogenaamde buitengewone uitgaven die ten laste van de belanghebbende komen, zoals:

    • a.

      alimentatie- en onderhoudsverplichtingen welke werkelijk zijn voldaan;

    • b.

      eigen bijdrage kinderopvang;

  • 3. Personen die niet feitelijk de beschikking hebben over hun inkomen door beslag of doordat ze in de Wet sanering natuurlijke personen (WSNP) zitten, worden in beginsel geacht géén draagkracht te hebben. Dit geldt ook voor personen die een minnelijke schuldregeling hebben getroffen.

  • 4. Bij de vaststelling van de jaardraagkracht uit inkomen wordt uitgegaan van het inkomen gedurende de laatste drie maanden voorafgaand aan de maand waarin de kosten zijn gemaakt waarop de aanvraag om bijstand betrekking heeft. Bij zelfstandigen wordt gekeken naar het gemiddelde netto-inkomen over het afgelopen boekjaar.

  • 5. Draagkracht inkomen:

    • a.

      0% van het in aanmerking te nemen inkomen tot 110% van de toepasselijke bijstandsnorm;

    • b.

      35% van het in aanmerking te nemen inkomen voor zover dat meer is dan 110% van de toepasselijke bijstandsnorm;

  • 6. Als bijzondere bijstand wordt aangevraagd voor de algemene kosten van levensonderhoud en de woonkostentoeslag, wordt 100% van het in aanmerking te nemen inkomen boven de toepasselijke bijstandsnorm tot draagkracht gerekend.

Artikel 11 In aanmerking te nemen vermogen

  • 1. Het vermogen wordt op dezelfde wijze vastgesteld als bij de algemene bijstand. Aangesloten wordt bij de vermogensgrenzen genoemd in artikel 34, tweede en derde lid van de wet.

  • 2. In afwijking van lid 1 wordt bij het bepalen van het in aanmerking te nemen vermogen niet meegenomen de vrijlating voor één voertuig tot een bedrag van € 5.000.

  • 3. Draagkracht vermogen:

    • a.

      100% van het in aanmerking te nemen vermogen dat de vermogensgrens als bedoeld in artikel 34 van de wet overschrijdt;

    • b.

      Als er sprake is van vermogen dat niet direct ter beschikking is wordt de bijzondere bijstand in de vorm van een lening verstrekt.

    • c.

      Als het aannemelijk is dat sprake is van tekortschietend besef van verantwoordelijkheid wat te wijten is aan het onverantwoord interen van vermogen, zoals beschreven in artikel 3, derde lid onder e, dan zullen de kosten uit het eventueel resterende vermogen voldaan moeten worden.

    • d.

      Als er geen resterend vermogen is als bedoeld onder c. dan wordt de bijzondere bijstand in de vorm van een lening verstrekt.

  • 4. Voor zelfstandigen gelden de vermogensgrenzen zoals bepaald in artikel 3 van het Besluit bijstand zelfstandigen.

Artikel 12 Draagkrachtperiode en de duur van de toekenning van bijzondere bijstand

  • 1. De draagkracht wordt vastgesteld voor een periode van twaalf maanden, beginnend op de eerste dag van de maand waarin de bijstandsaanvraag wordt ingediend of indien van toepassing de eerste maand dat kosten zijn gemaakt.

  • 2. De draagkracht wordt vastgesteld vanaf het moment dat de kosten zich voordoen overeenkomstig de daarvoor geldende regels.

  • 3. De draagkracht kan voor een kortere of langere periode vastgesteld worden, als het inkomen of de periode waarop de kosten waarvoor bijstand is aangevraagd betrekking hebben, daartoe aanleiding geeft.

  • 4. De vastgestelde draagkracht wordt slechts gewijzigd als een wijziging van de persoonlijke of financiële situatie van de belanghebbende daartoe aanleiding geeft. Van een wijziging van de financiële situatie is sprake als het inkomen meer dan 10% is gewijzigd.

  • 5. De bijzondere bijstand wordt toegekend voor een periode van maximaal twaalf maanden.

  • 6. De belanghebbende doet aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging melding van een wijziging van zijn financiële situatie zoals bedoeld in lid 4.

Artikel 13 Periode van declareren

Kosten die zijn gemaakt binnen het draagkrachtjaar, en waarvoor bijzondere bijstand is toegekend, dienen binnen twee maanden na afloop van het draagkrachtjaar te worden gedeclareerd.

Artikel 14 Drempelbedrag en beslag

  • 1. Er wordt geen drempelbedrag gehanteerd.

  • 2. Op bijzondere bijstand wordt geen beslag gelegd.

  • 3. In afwijking van het tweede lid is beslag mogelijk bij periodieke bijzondere bijstand voor levensonderhoud als aanvulling op de bijstandsnorm.

Artikel 15 Advies inwinnen

Het college kan (medisch) advies inwinnen bij derden om de noodzaak van de bijzondere bijstand te bepalen.

Hoofdstuk 5 Soorten bijzondere bijstand

Artikel 16 Zelfstandig of in een instelling wonende jongeren 18 tot 21 jaar

  • 1. Een persoon van 18, 19 of 20 jaar kan slechts aanspraak maken op bijzondere bijstand voor zover de noodzakelijke kosten van het bestaan van de belanghebbende uitgaan boven de toepasselijke bijstandsnorm en voor deze kosten geen beroep gedaan kan worden op de ouders omdat:

    • a.

      de middelen van de ouders niet toereikend zijn of;

    • b.

      ouders van belanghebbende wonen in het (verre) buitenland en zijn daar onbereikbaar of;

    • c.

      de ouders van belanghebbende zijn overleden of;

    • d.

      de belanghebbende redelijkerwijs het onderhoudsrecht naar zijn ouders niet te gelde kan maken.

  • 2. Van noodzakelijke bestaanskosten, die de toepasselijke bijstandsnorm te boven gaan, kan uitsluitend sprake zijn als:

    • a.

      de belanghebbende zelfstandige huisvesting heeft en deze huisvesting noodzakelijk is, of;

    • b.

      de belanghebbende in een instelling verblijft en niet wordt voorzien door de instelling zelf.

  • 3. De bijzondere bijstand wordt vastgesteld, rekening houdend met de individuele omstandigheden, maar bedraagt maximaal een aanvulling tot de geldende norm voor een alleenstaande (norm zonder vakantiegeld) volgens artikel 21 van de wet.

  • 4. In de onder lid 1, sub a, b en d genoemde gevallen kan verhaal van de bijstand op de onderhoudsplichtige ouders worden gezocht.

Artikel 17 Woonkostentoeslag

  • 1. Als een eigen woning wordt bewoond met hoge lasten in verhouding tot het inkomen of een huurwoning wordt bewoond waarbij geen aanspraak kan worden gemaakt op een (volledige) bijdrage op grond van de Wet op de huurtoeslag, kan de belanghebbende in aanmerking komen voor een woonkostentoeslag voor de maximale duur van twaalf maanden.

  • 2. Aan het verlenen van bijzondere bijstand wordt de voorwaarde verbonden dat alles in het werk wordt gesteld om goedkopere woonruimte te verkrijgen.

  • 3. Als belanghebbende naar vermogen heeft getracht een goedkopere woonruimte te vinden, maar dit niet gelukt is, dan kan de woonkostentoeslag opnieuw met maximaal twaalf maanden verlengd worden.

Artikel 18 (Para-)Medische kosten

  • 1. Voor bijzondere bijstandverlening komen (para)medische noodzakelijke kosten in aanmerking.

  • 2. Uitgesloten van bijzondere bijstand zijn:

    • a.

      alternatieve geneeswijzen;

    • b.

      een ooglaserbehandeling.

    • c.

      kosten mondhygiëne

  • 3. Bij de toekenning van bijzondere bijstand rekening wordt gehouden met de vergoedingen van optimaal aanvullend 3 en tand extra 2 van de aanvullende gemeentelijke collectieve ziektekostenverzekering.

  • 4. Voor (para)medische kosten is artikel 8 lid 2 niet van toepassing.

Artikel 19 Verhuis- en inrichtingskosten en servicekosten

  • 1. Kosten van vervanging of aanschaf van gebruiksgoederen en inrichting behoren in principe tot de algemene kosten van het bestaan, waarvoor men wordt geacht te reserveren. Daarbij wordt de individuele inkomenstoeslag beschouwd als een voorliggende voorziening.

  • 2. Indien sprake is van bijzondere noodzakelijke omstandigheden is bijstandverlening mogelijk in de volgende situaties:

    • a.

      Verhuiskosten in uitzonderlijke, noodzakelijke situaties, niet zijnde de kosten van een verhuisbedrijf;

    • b.

      Eerste inrichting nieuwkomers en noodzakelijke inrichtingskosten andere situaties;

    • c.

      Duurzame gebruiksgoederen en overige inrichtingskosten;

  • 3. Voor het in redelijkheid bepalen van de hoogte van de noodzakelijke kosten bij (complete) woninginrichting, uitgaan van maximaal 50% van de in de Nibud-prijzengids genoemde bedragen;

  • 4. De bijstand wordt in principe verstrekt in de vorm van een renteloze geldlening. De renteloze geldlening wordt na indiening van alle nota’s definitief vastgesteld;

  • 5. De aflossing vangt zo spoedig mogelijk na de toekenning van de bijzondere bijstand aan, in ieder geval uiterlijk met ingang van de eerste maand na toekenning van de bijstand.

Artikel 20 Reis- en parkeerkosten

  • 1. In beginsel zijn reis- en parkeerkosten algemene kosten van bestaan en komen niet in aanmerking voor bijzondere bijstand.

  • 2. Reis- en parkeerkosten, kunnen bij bijzondere omstandigheden worden vergoed als de reisafstand meer bedraagt dan tien kilometer enkele reis:

    • a.

      bij reiskosten in verband met noodzakelijk bezoek (para)medische specialisten (geen huisarts en tandarts);

    • b.

      bij reiskosten voor inburgering;

    • c.

      bij reiskosten naar de rechtbank.

  • 3. De vergoeding betreft:

    • a.

      de werkelijke kosten van openbaar vervoer of;

    • b.

      als eigen vervoer gebruikt is, een vergoeding per kilometer in overeenstemming met de onbelaste vergoeding volgens de Belastingdienst;

    • c.

      eventueel gemaakte (noodzakelijke) parkeerkosten.

Artikel 21 Kosten voor rechtsbijstand, mentorschap en bewindvoering

  • 1. Kosten van door de Raad voor Rechtsbijstand vastgestelde eigen bijdrage voor rechtshulp en kosten griffierecht komen voor vergoeding in aanmerking. Dit geldt als er een toevoeging van de Raad voor de Rechtsbijstand is toegekend.

  • 2. Kosten bewindvoering, mentorschap of curatele worden vergoed op basis van de door de rechtbank vastgestelde vergoedingen.

Artikel 22 Overige kostensoorten

Kostensoorten die zijn uitgesloten van bijzondere bijstand zijn:

  • a.

    Kosten voor scholing/opleiding;

  • b.

    Reiskosten woon-werkverkeer;

  • c.

    Legeskosten; tenzij de legeskosten de verlenging verblijfsvergunning asiel bepaalde tijd en een uittreksel uit het BRP nodig voor de schuldsanering betreffen;

  • d.

    Kosten van naturalisatie;

  • e.

    Schulden.

Hoofdstuk 6 Overige en slotbepalingen

Artikel 23 Slotbepaling

De bevoegdheid tot (periodieke) aanpassing van de in deze beleidsregels genoemde bedragen berust bij de manager afdeling Samenleving.

Artikel 24 Hardheidsclausule

Door of namens het college kan met toepassing van artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende worden afgeweken van deze beleidsregels, indien toepassing hiervan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 25 Citeertitel en inwerkintreding

  • 1. Deze regeling wordt aangehaald als ‘Beleidsregels bijzondere bijstand’.

  • 2. De ‘Beleidsregels bijzondere bijstand’, zoals gepubliceerd in het Gemeenteblad 2023, 354518, wordt bij de inwerkingtreding van deze regeling ingetrokken.

  • 3. Deze regeling treedt na publicatie op 1 januari 2026 in werking.

Ondertekening

Aldus besloten door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Staphorst in zijn vergadering van 2 december 2025.

Het college voornoemd,

de burgemeester,

de gemeentesecretaris,

Toelichting beleidsregels bijzondere bijstand gemeente Staphorst

Algemene toelichting

De verlening van bijzondere bijstand is geregeld in de Participatiewet. In artikel 35 van deze wet is bepaald dat bijzondere bijstand wordt verstrekt voor de noodzakelijk kosten van het bestaan die als gevolg van bijzondere individuele omstandigheden niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de individuele inkomenstoeslag, de individuele studietoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm.

Bij de bijzondere bijstand is niet alleen de aard van de kosten bepalend, maar ook de omstandigheden van belanghebbende. De beoordeling van de noodzaak van kosten en van bijzondere individuele omstandigheden is aan het college van burgemeester en wethouders. Het kan gaan om bijzondere bijstand in de vorm van een lening en om bijzondere bijstand als een gift (om niet).

Bijzondere bijstand in Staphorst

Bijzondere bijstand moet bijdragen aan activering en participatie van belanghebbenden in de maatschappij. En de verhoging van de zelfredzaamheid van belanghebbenden. De (inkomens)ondersteuning die geboden wordt dient zodanig te zijn vormgegeven dat deze terecht komt waar het echt nodig is. Anders gezegd, de ondersteuning is maatwerk.

De individuele uitvoering van de bijzondere bijstand vraagt om richtlijnen die de rechtsgelijkheid en rechtszekerheid bevorderen en die leiden tot uniforme afhandeling van aanvragen bij gelijke situaties. Deze beleidsregels bieden echter ook voldoende ruimte voor noodzakelijk maatwerk.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1. Begripsbepaling

In dit artikel worden enkele relevante begrippen toegelicht.

Artikel 2. Bijzondere bijstand

In principe wordt ervan uitgegaan dat algemene kosten van bestaan kunnen worden bekostigd vanuit de van toepassing zijnde bijstandsnorm. Bijzondere bijstand wordt daarom alleen toegekend voor noodzakelijke kosten die ontstaan zijn uit bijzondere omstandigheden die de aanvrager zelf niet kan bekostigen. Hierop kan aanspraak worden gemaakt voor allerlei kostensoorten.

Artikel 3. Vorm van de bijstand

De bijstand wordt in principe om niet verleend. Dat betekent dat er geen terugbetalingsverplichting is voor de verstrekte bijstand. In bepaalde situaties kan worden gekozen voor een renteloze geldlening.

Indien belanghebbende over voldoende middelen beschikt om de kosten te betalen waarvoor bijzondere bijstand is aangevraagd, komt belanghebbende niet voor bijzondere bijstand in aanmerking.

De beleidsregels bepalen tot slot dat bij tekortschietend besef van verantwoordelijkheid kan worden afgeweken van het verstrekken om niet. We gaan er daarbij vanuit dat mensen alles doen of nalaten om een beroep op bijzondere bijstand te voorkomen. De bijstand is immers het vangnet voor diegene die dat echt nodig hebben. Als men zich onvoldoende inspant om aanspraak op bijzondere bijstand te voorkomen, is sprake van een onnodig beroep op bijzondere bijstand en van tekortschietend besef van verantwoordelijkheid.

Artikel 4. Hoogte bijstand

De hoogte van de te verlenen bijzondere bijstand wordt (individueel) bepaald door de hoogte van de noodzakelijke kosten. Daarbij geldt als uitgangspunt dat, wanneer ter zake van bepaalde kosten meerdere (adequate) voorzieningen mogelijk zijn, voor de goedkoopste voorziening moet worden gekozen.

Als richtlijn wordt hierbij gebruik gemaakt van de Nibud-prijzengids. Gezien de individuele afweging die gemaakt moet worden, kan hier beargumenteerd van worden afgeweken. Wanneer de te maken kosten hoger zijn mogen deze vergoed worden, tenzij de meerkosten ten opzichte van de richtprijzen niet noodzakelijk zijn. Bijvoorbeeld als een luxere, duurdere versie wordt gewenst, maar ook kan worden volstaan met een goedkopere basisuitvoering.

Artikel 5. Bestedingsverplichting

Bijzondere bijstand die wordt verstrekt voor noodzakelijke kosten, dienen ook aan die kosten besteed te worden. De bijzondere bijstand wordt uitbetaald op vertoon van nota of pro-forma nota. Als een pro-forma nota wordt ingediend, wordt de bijzondere bijstand niet eerder uitbetaald dan wanneer de definitieve nota is ingediend. Een uitzondering hierop vormt de lening voor woninginrichting. Belanghebbende moet binnen 3 maanden na het verstrekken van de bijzondere bijstand door middel van bewijsstukken aantonen dat het bedrag verantwoord is besteed. Het niet juist verantwoorde deel wordt teruggevorderd. De bewijzen van de besteding moeten door aanvragers 12 maanden worden bewaard.

Artikel 6. Voorliggende voorziening

Bijzondere bijstand is een vangnet. Dat betekent dat eerst moet worden gekeken of kosten niet op een andere wijze vergoed kunnen worden. Dan is er sprake van een voorliggende voorziening, waar eerst aanspraak op gemaakt moet worden. In dit artikel worden diverse voorliggende voorzieningen opgesomd.

Deze opsomming is niet limitatief. Bij elke aanvraag wordt opnieuw gekeken of er voorliggende voorzieningen zijn.

Artikel 7. Te verstrekken informatie

Dit artikel bepaalt dat het college alle informatie kan opvragen van de aanvrager die nodig is om de aanvraag te kunnen beoordelen.

Artikel 8. Moment indiening aanvraag

In principe dient eerst een aanvraag ingediend en goedgekeurd te worden, voordat kosten gemaakt worden. Dit artikel beschrijft echter ook de handelswijze bij omstandigheden waarbij dat redelijkerwijs niet mogelijk is en geeft de maximale termijn weer waarbinnen aanvragen kunnen worden ingediend.

Artikel 9. Uitgangspunt draagkracht

Draagkracht is dat deel van het vermogen en inkomen dat de aanvrager zelf dient aan te wenden om de bijzondere kosten te voldoen. Uitgangspunt is dat het vermogen en inkomen boven een vastgestelde grens als draagkracht dienen te worden aangemerkt. Het college maakt van zijn bevoegdheid gebruik om de individuele inkomenstoeslag en individuele studietoeslag niet in de draagkrachtbepaling te betrekken.

Artikel 10. In aanmerking te nemen inkomen

In dit artikel is beschreven welke inkomsten meegerekend moeten worden bij het bepalen van de draagkracht van een aanvrager. In artikel 31 lid 5 wordt voor jongeren onder de 27 jaar een onderscheid gemaakt. Voor de toepassing van artikel 10 is dit niet van toepassing. Er worden enkele specifieke kosten genoemd waarmee het inkomen in de berekening verlaagd mag worden.

De CRvB oordeelde in CRvB 19-1-2021, ECLI:NL: CRVB:2021:110 dat inkomen waar beslag op ligt niet in aanmerking moet worden genomen bij de draagkrachtbepaling. De CRvB is hierover duidelijk. Het college kan bij de draagkrachtvaststelling alleen inkomsten en vermogen in aanmerking nemen die feitelijk kunnen worden aangewend om te voorzien in de kosten waarvoor bijzondere bijstand is gevraagd.

Uit artikel 35 lid 1 Participatiewet volgt namelijk dat beoordeeld moet worden of de belanghebbende de betreffende kosten kan voldoen uit de beschikbare middelen.

In het kader van de draagkrachtvaststelling kan niet worden gezegd dat de belanghebbende beschikt of redelijkerwijs kan beschikken over zijn inkomen voor zover daarop executoriaal beslag is gelegd. Hij kan dat inkomensdeel niet feitelijk besteden, is ter zake niet beschikkingsbevoegd en hij kan ook niet de beslagene aanspreken om het bedoeld inkomensdeel aan hem uit te betalen.

Artikel 11. In aanmerking te nemen vermogen

In dit artikel is beschreven welk vermogen meegerekend moet worden bij het bepalen van de draagkracht van een aanvrager. Voor het bepalen van de waarde van een voertuig (auto/brommobiel/motor) wordt gebruik gemaakt van de ANWB-koerslijst. Als er meerdere voertuigen zijn worden deze meegerekend bij de vaststelling van het vermogen. De waarde van één voertuig wordt vrijgelaten tot een maximumbedrag van € 5.000. Deze vermogensvrijlating is ook bij de algemene bijstand van toepassing.

Zelfstandigen kunnen ook een beroep doen op bijzondere bijstand. Het bepalen van het vermogen is bij deze doelgroep anders dan bij personen in loondienst. Uitgangspunt bij het bepalen van het vermogen is het fiscale eigen vermogen. Hierbij wordt uitgegaan van de vermogensgrenzen zoals vastgelegd in artikel 3 van het Bbz. De vermogen grenzen maken onderscheid tussen zelfstandigen geboren vóór en na 1-1-1960. Dit verschil is nog aanwezig tot 1-1-2027 omdat deze groep dan recht op AOW heeft.

Artikel 12. Draagkrachtperiode en de duur van de toekenning van bijzondere bijstand

De draagkracht wordt vastgesteld voor een periode van twaalf maanden. Er kan aanleiding zijn om de draagkracht tussentijds te wijzigen. Afwijken van de periode van twaalf maanden kan ook. Bijvoorbeeld bij wisselende inkomsten kan de draagkrachtperiode worden vastgesteld op 3 of 6 maanden. Of bijvoorbeeld bij woonkostentoeslag die moet worden afgestemd op het verkrijgen van huurtoeslag. Na 12 maanden wordt, als de bijzondere bijstand wordt verlengd, de draagkracht en draagkrachtperiode opnieuw vastgesteld.

De draagkracht wordt bij het beoordelen van de aanvraag om bijzondere bijstand vastgesteld op basis van de informatie die op het moment van de aanvraag beschikbaar en bekend is. Als de financiële situatie van de belanghebbende wijzigt nadat de draagkracht is vastgesteld volgt een aanpassing.

Bij het wijzigen van de draagkracht wordt een drempel van 10% van het inkomen gehanteerd. Dit houdt in dat het verschil in inkomen minimaal 10% moet zijn om de draagkracht aan te kunnen passen.

De draagkracht wordt bij incidentele kosten ineens verrekend met de bijzondere bijstand. Als het periodieke kosten zijn, kan de draagkracht maandelijks verrekend worden.

Periodieke bijzondere bijstand wordt toegekend voor een periode van maximaal 12 maanden. Na deze periode kan het recht op de bijzondere bijstand opnieuw worden vastgesteld. Voor personen met een Participatiewet-uitkering kan de toekenning ambtshalve plaatsvinden. Personen met een andere inkomstenbron moeten opnieuw een aanvraag doen. Deze bepaling is met name gericht op bijzondere bijstand die periodiek wordt uitbetaald (bijv. reiskosten, kosten bewindvoering).

Artikel 13. Periode van declareren

Kosten die zijn gemaakt binnen het draagkrachtjaar, en waarvoor bijzondere bijstand is toegekend, dienen binnen twee maanden na afloop van het draagkrachtjaar te worden gedeclareerd.

Artikel 14. Drempelbedrag

Het college mag bepalen dat de aanvrager de kosten moet opsparen totdat deze in totaal meer bedragen dan een drempelbedrag. In deze beleidsregels is ervoor gekozen geen drempelbedrag te hanteren.

Artikel 15. Advies inwinnen

Het is mogelijk om extern advies in te winnen om te bepalen of kosten daadwerkelijk noodzakelijk en bijzonder zijn. Specifiek worden hierbij medische kosten genoemd, omdat in die gevallen vaker een bewijs van een deskundige gevraagd wordt.

Artikel 16. Zelfstandig of in een instelling wonende jongeren 18, 19 of 20-jarigen

Jongeren tot 21 jaar hebben een lagere bijstandsnorm. In bepaalde situaties kan het echter noodzakelijk zijn om deze norm aan te vullen tot het niveau van iemand van 21 jaar. Dit artikel voorziet in deze mogelijkheid wanneer een jongere zelfstandig woont of in een instelling woont en geen aanspraak kan maken op ouders.

De verstrekte bijzondere bijstand kan verhaald worden op de ouder(s). Dat is in die gevallen waarin er wel aanspraak gemaakt kan worden op de ouders en spoed noodzaakt toch bijzondere bijstand te verstrekken. Dit geldt specifiek voor de periodieke bijzondere bijstand levensonderhoud als aanvulling op de jongerennorm. Voor incidentele bijzondere bijstand en overige periodieke bijzondere bijstand wordt geen verhaal ingesteld.

Artikel 17. Woonkostentoeslag

Per 1 januari 2026 is de Wet op de huurtoeslag gewijzigd. Hierdoor kunnen personen met een huur die meer bedraagt dan de maximale huurgrens toch huurtoeslag krijgen voor het bedrag onder de maximale huurgrens.

Als men (tijdelijk) geen of onvoldoende huurtoeslag ontvangt of de woonkosten om een andere reden te hoog zijn, dan kan men aanspraak maken op een woonkostentoeslag. Dit kan zowel van toepassing zijn voor huurders als voor woningbezitters. Bij het toekennen van een woonkostentoeslag wordt vastgesteld of een verhuisplicht kan worden opgelegd. Na 12 maanden moet opnieuw worden beoordeeld of iemand in aanmerking komt voor woonkostentoeslag. Daarbij wordt onder andere getoetst of men zich voldoende heeft ingespannen om aan de opgelegde verhuisverplichting te voldoen. De toekenning kan meermaals opnieuw beoordeeld en toegekend worden, maar elke keer maximaal voor 12 maanden.

Bij de berekening van de woonkostentoeslag voor eigen woningen wordt uitgegaan van:

  • -

    De hypotheekrente (dus niet de aflossing of premie spaarhypotheek of levensverzekering)

  • -

    De premie opstalverzekering

  • -

    Het eigenaarsdeel onroerendzaakbelasting;

  • -

    Een vast bedrag voor woningonderhoud van € 80 per maand.

Een (eventuele voorlopige) aanslag renteaftrek van de Belastingdienst wordt niet bij het inkomen opgeteld, maar van de woonkostentoeslag afgetrokken.

Permanente bewoning van recreatiewoningen is niet toegestaan. Wanneer men in een recreatiewoning woont, kan er geen aanspraak worden gemaakt op huurtoeslag. Er kan ook geen aanspraak worden gemaakt op woonkostentoeslag.

Artikel 18. Medische kosten

Voorbeelden zijn medische behandelingen of ingrepen, tandarts, pedicure of fysiotherapie. Ook meerkosten als gevolg van ziekte of handicap kunnen voor bijzondere bijstand in aanmerking komen. Voorbeelden zijn meerkosten voor dieet, schoeisel maaltijdvoorziening. De hoogte van de kosten worden bepaald aan de hand van de Nibudprijzengids.

Om voor vergoeding voor medische kosten in aanmerking te komen moet de aanvraag ingediend worden voordat de kosten gemaakt zijn. Artikel 8 lid 2 is niet van toepassing op medisch kosten.

De vergoedingen vanuit de Zvw en de Wlz zijn voorliggende voorzieningen die passend en toereikend worden geacht. Als de voorliggende voorziening de kosten niet vergoedt, zijn deze niet noodzakelijk en kan daarvoor ook geen bijzondere bijstand worden verleend.

Het uitgangspunt voor medische kosten is dat eenieder zich moet verzekeren op het voorzieningenniveau van de basis- en aanvullende zorgverzekering. Als iemand ervoor kiest zich niet te verzekeren tegen een algemeen aanvaard “risicopakket”, komen deze kosten niet voor bijzondere bijstand in aanmerking. Onder een algemeen aanvaardbaar “risicopakket” wordt een pakket bedoeld vergelijkbaar met het Optimaal Aanvullend 3/Tand 2-pakket van de collectieve zorgverzekering van Zilveren Kruis. Wanneer aanvragers deze verzekering niet hebben afgesloten geldt deze toch als basis waaraan aanvragen worden gerelateerd.

Bij het ontbreken van een aanvullende verzekering of bij een verzekering van een lager niveau kan worden gesproken van tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan. Als men nalaat zich aanvullend te verzekeren volgens bovengenoemde richtlijn, dan wordt er bij de verlening van bijzondere bijstand van uitgegaan alsof men wel aanvullend verzekerd is.

Hoortoestellen

De vergoeding vanuit het Optimaal aanvullend 3 pakket van de gemeentepolis van het Zilveren Kruis is passend en toereikend.

Bijzondere bijstand voor eventuele meerkosten is alleen mogelijk als:

  • -

    Kan worden aangetoond dat de meerkosten noodzakelijk zijn;

  • -

    De kosten niet (volledig) vergoed zouden worden als belanghebbende het optimaal 3 pakket van de gemeentepolis van het Zilveren Kruis zou hebben.

Brillen (montuur en glazen)

De vergoeding vanuit het Optimaal aanvullend 3 pakket van de gemeentepolis van het Zilveren Kruis is passend en toereikend.

Bijzondere bijstand voor eventuele meerkosten is alleen mogelijk als:

  • -

    Kan worden aangetoond dat de meerkosten noodzakelijk zijn;

  • -

    De kosten niet (volledig) vergoed zouden worden als belanghebbende het optimaal 3 pakket van de gemeentepolis van het Zilveren Kruis zou hebben.

Fysiotherapie

De vergoeding vanuit het Optimaal aanvullend 3 pakket van de gemeentepolis van het Zilveren Kruis is passend en toereikend.

Bijzondere bijstand voor eventuele meerkosten is alleen mogelijk als:

  • -

    Kan worden aangetoond dat de meerkosten noodzakelijk zijn;

  • -

    De kosten niet (volledig) vergoed zouden worden als belanghebbende het optimaal 3 pakket van de gemeentepolis van het Zilveren Kruis zou hebben.

Voor Wmo-voorzieningen kan een eigen bijdrage worden berekend. Deze eigen bijdrage komt niet voor bijzondere bijstand in aanmerking1.

Bij verblijf in een AWBZ (Wlz) instelling dient een belanghebbende een eigen bijdrage te betalen; deze is inkomens- en vermogensafhankelijk. Deze bijdrage komt niet voor vergoeding in aanmerking2.

De bijzondere bijstand voor een maaltijdvoorziening wordt alleen verstrekt voor de meerkosten. De noodzaak hiervan moet wel medisch zijn vastgesteld. De meerkosten zijn de extra kosten hoger dan het bedrag dat mensen met een gelijke leeftijd volgens het NIBUD uitgeven aan een warme maaltijd.

Reumapatiënten behoeven soms een gelijkmatige, hoge temperatuur in huis en daardoor hogere verwarmingskosten. De noodzaak hiervan moet wel medisch zijn vastgesteld.

Ook blinden kunnen een beroep doen op de bijstand voor de kosten van extra verwarming. Immers pas bij een hogere temperatuur kunnen brailleletters goed worden onderscheiden. Hiervoor geldt geen aantoonbaar medische noodzaak.

De ziektekostenpremie kan voor de eerste maand om niet verstrekt worden en ten laste van de bijzondere bijstand komen. Dit wordt veroorzaakt door een wijziging in de betaling systematiek van het inkomen (meestal van vooruit betalen naar achteraf). Verstrekking vindt plaats tot de eerste van de eerstkomende maand (na vestiging) én de eerste volledige maand (dus maximaal 2 maanden). Indien zorgtoeslag wordt ontvangen voor de periode waarover de gemeente vergoedt dan wordt dit verrekend dan wel teruggevorderd op grond van artikel 58 Participatiewet.

Alternatieve geneeswijzen, ooglaserbehandeling en kosten mondhygiëne worden expliciet uitgesloten. Daarnaast is er veel variatie in therapieën, behandelingen en medicatie. Voor mogelijke vergoeding op grond van de bijzondere bijstand wordt aangesloten bij de vergoedingen van de basis- en aanvullende verzekering. Met andere woorden, als deze alternatieve behandelingen en medicatie niet worden vergoed vanuit deze verzekeringen, wordt hiervoor ook geen bijzondere bijstand verstrekt. Dit geldt ook voor zogeheten zelfmedicatie: medicijnen die in de vrije handel te koop zijn zonder indicatie van de (huis)arts (bijvoorbeeld paracetamol of homeopathische middelen).

Artikel 19. Verhuis- en inrichtingskosten en servicekosten

Het hebben van schulden alleen, is geen reden om niet te kunnen reserveren. Zoals toegelicht in het algemene deel, wordt de reserveringscapaciteit van een bijstand ontvangende in principe gesteld op 5% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm inclusief vakantietoeslag. In de overweging wordt wel rekening gehouden met de voorzienbaarheid van de verhuizing. Bij verhuizing naar een andere gemeente komen de verhuistransportkosten voor rekening van de vertrekgemeente. De inrichtingskosten komen voor rekening van de gemeente van vestiging. De meeste gemeenten conformeren zich aan deze handelswijze. Bij een verhuizing van een gehandicapte wegens ergonomische beperkingen is niet de Participatiewet, maar de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) van toepassing.

Bij onvoorziene en bijzondere omstandigheden kan de huur voor de eerste maand om niet verstrekt worden en ten laste van de bijzondere bijstand komen. Dit wordt veroorzaakt door een wijziging in de betaling systematiek van het inkomen (meestal van vooruit betalen naar achteraf). Verstrekking vindt plaats tot de eerste van de eerstkomende maand (na vestiging) én de eerste volledige maand (dus maximaal 2 maanden). Indien huurtoeslag wordt ontvangen voor de periode waarover de gemeente vergoedt dan wordt dit verrekend dan wel teruggevorderd op grond van artikel 58 Participatiewet. Deze systematiek is identiek aan de te betalen zorgverzekeringspremie en de te ontvangen zorgtoeslag.

Het verstrekken van een lening voor vervanging van duurzame gebruiksgoederen is in principe alleen aan de orde bij vervanging.

Artikel 20. Reis- en parkeerkosten

Reis- en parkeerkosten vallen in principe onder algemene bestaanskosten. Dit artikel beschrijft diverse gevallen waarin desondanks aanspraak kan worden gemaakt op bijzondere bijstand. Daarbij wordt uitgegaan van de kortste route volgens de ANWB-routeplanner.

Voor hogere reiskosten voor kinderen in verband met school is het kind gebonden budget en het leerlingenvervoer een passende en toereikende voorliggende voorziening. Wanneer dit toch onvoldoende blijkt te zijn, kan aanspraak worden gemaakt op een aanvullende vergoeding vanuit de bijzondere bijstand. Echter, in principe worden kinderen geacht per fiets naar school te gaan en tien kilometer enkele reis wordt daarbij normaal gevonden.

Gezinsleden die reiskosten maken voor bezoek aan elders verpleegden/verzorgden, omgangsregeling of uit huis geplaatsten, komen in aanmerking voor bijzondere bijstand. De noodzaak en frequentie wordt op individuele basis vastgesteld en wordt alleen toegekend voor gezinsleden.

Reiskosten voor familiebezoek, ziekenbezoek in ziekenhuisbezoek in detentie, bijwonen van een uitvaart (binnen- en buitenland) en dergelijke behoren tot de algemene bestaanskosten en komen niet in aanmerking voor bijzondere bijstand.

Bijzondere bijstand voor reis- en parkeerkosten wordt ééns per twee maanden vastgesteld.

Artikel 21. Kosten voor rechtsbijstand en bewindvoering

In bepaalde gevallen kan bijzondere bijstand worden verstrekt voor de kosten van rechtsbijstand en bewindvoering. In lid 1 is vastgelegd dat aanspraak kan worden gemaakt op bijzondere bijstand voor kosten van rechtsbijstand. Hiervoor is een toevoeging van de raad van rechtsbijstand noodzakelijk. Dat is het geval wanneer sprake is van een strafzaak, een asielzaak en een bestuurlijke sanctie of als het alleen om de griffiekosten gaat. Ook geldt dit bij de gang naar een hogere instantie in een civiele of bestuursrechtelijke zaak.

Een toevoeging (van een advocaat) vindt slechts plaats als de Raad voor de Rechtsbijstand de rechtsprocedure noodzakelijk acht. Als de Raad voor de Rechtsbijstand de rechtsprocedure noodzakelijk acht, dan vergoedt de Wet op de rechtsbijstand de kosten van een op grond van deze wet toegevoegde advocaat. Als een belanghebbende gebruik maakt van een advocaat, is een eigen bijdrage verschuldigd en soms komen daar ook nog andere kosten bij zoals griffierecht en uittreksel BRP.

De hoogte van de eigen bijdrage die wordt opgelegd is afhankelijk van het inkomen en vermogen van belanghebbende. Uit vaste jurisprudentie van de CRvB volgt dat de noodzaak voor het verlenen van rechtsbijstand en het maken van kosten van griffierecht in beginsel kan worden aangenomen, als er op grond van de Wrb een advocaat is toegevoegd.

De tarieven voor bewindvoerders worden jaarlijks vastgesteld in de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren. Het bewindvoeringstarief voor problematische schulden kan alleen worden vergoed als problematische schulden worden genoemd in de beschikking van de rechtbank of na inlevering van een ingewilligd beloningsverzoek.

Uitgezonderd is de onderbewindstelling op grond van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. De gevraagde eigen bijdrage op grond van de WSNP is afgestemd op het inkomen van de belanghebbende. Daarnaast geldt de regel dat de eigen bijdrage voor de bewindvoering met voorrang uit het inkomen moet worden betaald. Daarna komen de schuldeisers aan de beurt. Daarom is er geen aanleiding om bijzondere bijstand te verlenen voor deze kosten, tenzij de kosten niet voldaan kunnen worden uit de boedel.

Artikel 22. Overige kostensoorten

Dit artikel geeft een niet-limitatieve opsomming van diverse kosten waarvoor bijzondere bijstand verstrekt kan worden.

Het derde lid noemt een aantal kostensoorten waarvoor bijzondere bijstand niet mogelijk is. Met betrekking tot de legeskosten wordt wel bijzondere bijstand toegekend voor legeskosten voor verlenging verblijfsvergunning (meerkosten ten opzichte van de kosten van een ID-kaart) voor een uittreksel uit het BRP nodig voor de schuldsanering.

Artikel 13, lid 1, sub g Participatiewet vermeldt dat het niet mogelijk is ter gedeeltelijke of volledige aflossing van een schuldenlast bijzondere bijstand te verlenen. Op grond van artikel 49 Participatiewet bestaat de mogelijkheid om in zeer individuele omstandigheden hiervan af te wijken. In geval van schuldproblematiek worden cliënten verwezen naar de consulent schuldhulpverlening. Hoewel de wet de mogelijkheid biedt, wordt voor schulden geen bijstand verleend.

De kosten van een begrafenis of crematie kunnen niet worden geacht te behoren tot de noodzakelijke bestaanskosten van de overledene zelf, zodat bijstandsverlening voor deze kosten aan de overledene niet mogelijk is. Middelen om een begrafenis/crematie te kunnen bekostigen zijn:

  • Verzekeringen op het leven, zoals begrafenis-, levensverzekering;

  • Lidmaatschap van een speciale vereniging;

  • Overlijdensuitkering;

  • Spaargelden, minus het vrij te laten vermogen;

  • Nalatenschap. Bij een huwelijk in gemeenschap van goederen bestaat de nalatenschap uit de helft van het aanwezige vermogen. Deze helft mag in zijn geheel worden aangesproken ook al valt deze helft binnen de grenzen van het vermogen.

Wanneer een voorziening zoals hierboven genoemd beschikbaar is, bestaat geen recht op bijzondere bijstand. Bij het ontbreken van voldoende middelen komen tekorten ten laste van de erven. Vaak zijn dat de overgebleven partner en de eigen kinderen van de overledene. Door het aanvaarden van de erfenis is het de verantwoordelijkheid van de erven om voor de afhandeling van de begrafenis of crematie zorg te dragen.

Als de erven over onvoldoende middelen beschikken om hun evenredig aandeel in de kosten te voldoen, dan hebben zij, gelet op het aanvaarden van de erfenis, geen recht op bijzondere bijstand.

Wanneer de erfgenamen de nalatenschap verwerpen en/of er geen nabestaanden zijn die de begrafenis of crematie willen verzorgen, dan is op grond van de Wet op de lijkbezorging de gemeente verplicht toe te zien op de lijkbezorging. Als de Wet op de lijkbezorging is toegepast, dan is bijstand voor deze kosten niet meer mogelijk. Er is dan reeds in deze kosten voorzien. De Wet op de lijkbezorging kent de mogelijkheid om het bedrag op de nabestaanden te verhalen.

Voor de kosten van een begrafenis of crematie in het buitenland wordt geen bijzondere bijstand verstrekt (territorialiteitsbeginsel).

Tijdens verblijf van een alleenstaande in een inrichting kan bijzondere bijstand worden verleend voor de doorlopende vaste lasten ten gevolge van het (noodzakelijk) aanhouden van de woning. Met de nutsbedrijven moet worden overlegd om het termijnbedrag lager te stellen (omdat tijdens het verblijf in de inrichting geen gas, water en licht wordt gebruikt). De bijstand wordt in principe slechts voor de periode van zes maanden verstrekt. Verstrekking gedurende een langere periode is alleen mogelijk als er een reëel uitzicht bestaat op spoedige terugkeer in de woning.

Iedereen vanaf 14 jaar moet zich met een geldig identiteitsbewijs kunnen legitimeren. Hiervoor worden uitsluitend een identiteitskaart, een paspoort, een rijbewijs of een vreemdelingenpas (verblijfsvergunning) geaccepteerd. Deze kosten behoren tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan en komen niet voor bijzondere bijstand in aanmerking.

De kosten van kleding behoren tot de algemeen noodzakelijke kosten van bestaan en dienen normaal gesproken uit het reguliere inkomen betaald te worden. Er kunnen zich echter bijzondere omstandigheden voordoen, waardoor de kosten voor kleding als bijzondere noodzakelijke bestaanskosten kunnen worden aangemerkt. Deze omstandigheden kunnen gelegen zijn in een sociale situatie en/of het onvoorziene karakter van de noodzakelijke kledingaanschaf, bijvoorbeeld:

  • het door ziekte sterk vermageren (of dikker worden), waardoor de aanwezige kleding niet meer past;

  • meer dan normale kledingslijtage ten gevolge van incontinentie, lichamelijke gebreken e.d.;

  • bij plotselinge opname in het ziekenhuis, waardoor bijvoorbeeld pyjama’s en kamerjas aangeschaft moet worden.

In bovengenoemde gevallen en als de verzekering het niet dekt, is verlening van bijzondere bijstand om niet mogelijk, rekening houdend met de draagkracht.

Vreemdelingen die zich tijdelijk of permanent in Nederland willen vestigen dienen daartoe een verblijfsvergunning aan te vragen. Hiervoor zijn legeskosten verschuldigd. Voor zover het de kosten van een verlenging of wijziging van een verblijfsvergunning betreft, geldt dat de legale vreemdeling zonder een geldige verblijfsvergunning zijn (werk- en inkomens)rechten verliest, en daarmee de mogelijkheid om in zijn bestaan te voorzien. Daarom wordt aangenomen dat deze kosten behoren tot de noodzakelijke kosten van het bestaan.


Noot
1

Per 1 januari 2026 gaat de hoogte van de Wmo-eigen bijdrage voor instellingen sterk veranderen, waarbij het precieze bedrag afhankelijk wordt van het inkomen en vermogen. Bijzondere bijstand is niet mogelijk omdat er al is gekeken naar het inkomen.

Noot
2

De eerste 4 maanden in een instelling betaalt met de lage eigen bijdragen bijdrage WLZ. Na 4 maanden wordt dat de hoge eigen bijdrage. Bij een nog thuiswonende partner blijft met de lage eigen bijdrage verschuldigd. Bijzondere bijstand is niet mogelijk omdat er al gekeken is naar het inkomen.