Verordening lijkbezorgingsrechten gemeente Lochem 2026

Dit is een toekomstige tekst! Geldend vanaf 01-01-2026

Intitulé

Verordening lijkbezorgingsrechten gemeente Lochem 2026

De raad van de gemeente Lochem;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 21 oktober 2025, nr. 2209658;

gelet op de artikel 156, tweede lid, aanhef en onderdeel h en op artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b, van de Gemeentewet;

B E S L U I T :

vast te stellen de volgende verordening:

Verordening op de heffing en de invordering van lijkbezorgingsrechten gemeente Lochem 2026.

Artikel 1 Definities

  • 1.

    De definities uit de Wet op de lijkbezorging en de Beheersverordening begraafplaatsen 2011 zijn van overeenkomstige toepassing op wat in deze verordening is bepaald.

  • 2.

    In aanvulling op het eerste lid verstaat deze verordening onder:

    • algemeen urnengraf: een graf bij de gemeente in beheer waarin gelegenheid wordt geboden tot het doen bijzetten van asbussen met of zonder urnen;

    • particuliere verstrooiingsplaats: een plaats waarvoor aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend om daarop as te doen verstrooien;

    • kindergraf: een graf bestemd voor het begraven van een levenloos geboren of overleden kind, jonger dan één jaar, met een afmeting van 1 bij 0,5 meter;

    • éénpersoonsgraf: een graf bestemd voor het begraven van het lijk van één persoon;

    • tweepersoonsgraf: een graf bestemd voor het begraven van de lijken van twee personen;

    • keuzegraf: een tweepersoons graf waarvan de belanghebbende/rechthebbende zelf de plaats op de begraafplaats kan uitzoeken binnen de door de beheerder aangegeven ruimte;

    • keuzegraf op klasseafdeling: keuzegraf op de vrije keuze afdeling A, B of F in Lochem;

    • buitengewone uren: de uren op maandag tot en met vrijdag vóór 09.00 uur en na 16.00 uur en op zaterdag, zondag en algemeen erkende feestdagen.

Artikel 2 Belastbaar feit

Op basis van deze verordening worden rechten geheven voor het gebruik van de begraafplaats en voor het door of vanwege de gemeente verlenen van diensten in verband met de begraafplaats.

Artikel 3 Belastingplicht

Belastingplichtig is de aanvrager of de persoon voor wie de aanvraag is gedaan dan wel voor wie de dienst wordt verricht of van de persoon die van de bezittingen, werken of inrichtingen gebruik maakt.

Artikel 4 Vrijstellingen

De rechten worden niet geheven voor:

  • a.

    het lichten van een lijk of asbus op rechterlijk gezag;

  • b.

    het begraven of bijzetten van doodgeboren kinderen of van zuigelingen die met de overleden moeder in één kist of urn worden begraven of bijgezet.

Artikel 5 Maatstaf van heffing en belastingtarief

  • 1.

    De rechten worden geheven naar de maatstaven en de tarieven, opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel.

  • 2.

    Voor de berekening van de rechten wordt een gedeelte van een in de tarieventabel genoemde eenheid als een volle eenheid aangemerkt.

Artikel 6 Belastingjaar

Met betrekking tot de rechten die per jaar worden geheven is het belastingjaar gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 7 Wijze van heffing

De rechten worden geheven bij wege van aanslag met dien verstande dat per belastbaar feit een afzonderlijke aanslag kan worden opgelegd.

Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang voor de verschuldigde onderhoudsrechten

  • 1.

    De onderhoudsrechten, bedoeld in onderdeel 3.2 van de tarieventabel zijn verschuldigd bij de aanvang van het belastingtijdvak of, als dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2.

    Als de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak aanvangt zijn de rechten, bedoeld in de onderdeel 3.2 van de tarieventabel verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde rechten als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3.

    Als de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor de rechten, bedoeld in onderdeel 3.2 van de tarieventabel voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde rechten als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven, tenzij het bedrag van de ontheffing minder bedraagt dan € 5,-.

Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld voor de overige rechten

Andere rechten dan die bedoeld in onderdeel 3.2 van de tarieventabel zijn verschuldigd bij de aanvang van de dienstverlening of bij de aanvang van het gebruik van de bezittingen, werken of inrichtingen.

Artikel 10 Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet een aanslag worden betaald uiterlijk op de laatste dag van de eerste maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.

  • 2.

    In afwijking in zoverre van het eerste lid geldt, als het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, meer is dat € 50,-, maar minder is dan € 10.000,- en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische incasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in zoveel gelijke termijnen als er na de maand van dagtekening van het aanslagbiljet nog maanden in het belastingjaar waarin de aanslagen worden opgelegd overblijven, met dien verstande dat het aantal termijnen ten minste drie en ten hoogste tien bedraagt. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 3.

    De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 11 Overdracht van bevoegdheden

Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd tot het wijzigen van deze verordening, als de wijzigingen:

  • a.

    van zuiver redactionele aard zijn;

  • b.

    een gevolg zijn van nieuwe of gewijzigde rijksregelgeving die in werking treedt binnen drie maanden na de officiële bekendmaking van de inwerkingtreding ervan in het Staatsblad of de Staatscourant;

een en ander voor zover met deze wijzigingen niet al bij het vaststellen of latere wijziging van deze verordening bij raadsbesluit rekening is gehouden.

Artikel 12 Overgangsrecht

De Verordening lijkbezorgingsrechten 2025, vastgesteld door de raad van Lochem op 25 november 2024, wordt ingetrokken met ingang van 1 januari 2026, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

Artikel 13 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2026.

  • 2.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2026.

Artikel 14 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als: Verordening lijkbezorgingsrechten gemeente Lochem 2026.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Lochem op 8 december 2025.

De griffier,

P. de Boer

De voorzitter,

F.T.J.M. Backhuijs

Toelichting Verordening lijkbezoringsrechten gemeente Lochem 2026

De gemeente Lochem hanteert als uitgangspunt voor het opstellen van de verordening de modelverordening van de VNG. Op onderdelen wijkt Lochem af. Voor de toelichting wordt verwezen naar de modeltoelichting van de VNG zoals die onder meer te vinden is op www.decentraleregelgeving.nl. De afwijkingen worden hieronder toegelicht.

Artikel 1, eerste lid

De modelverordening van de VNG kent uitgebreide definities. Voor de eenvoud en consistentie wordt nu aangesloten bij bestaande definities uit de Wet op de lijkbezorging en de Beheersverordening. Verder zijn er definities opgenomen voor kindergraf, een- en tweepersoonsgraf, keuzegraf en keuzegraf op klasseafdeling. In de tarieventabel is daar namelijk onderscheid naar gemaakt.

Artikel 2

Aangezien in Lochem geen crematoria zijn is het onderdeel uit de modelbepaling dat betrekking heeft op crematoria niet overgenomen. In verband met het kunnen laten uitvoeren van (onderhouds)werkzaamheden door anderen dan de gemeente, is de redactie is hierop toegesneden.

Artikel 4

Het VNG-model kent geen vrijstellingsbepalingen. Lochem hanteert, net als veel andere gemeenten, een vrijstelling voor opgraven van lijken of asbussen op rechterlijk gezag. Wellicht is deze bepaling zelfs overbodig omdat in die gevallen mogelijk geen sprake is van dienstverlening als bedoeld in artikel 229 van de Gemeentewet en legesheffing dus überhaupt niet mogelijk is. De bepaling is voor de zekerheid opgenomen. Verder is uit piëteit een vrijstelling opgenomen voor het begraven van een doodgeboren kindje dat samen met de moeder begraven wordt. De werkzaamheden en daarmee samenhangende kosten zijn in zo'n geval vrijwel gelijk aan het begraven van één overledene.

Artikel 7

In Lochem worden alle lijkbezorgingsrechten bij wege van aanslag geheven. Het VNG-model kent daarnaast de mogelijkheid voor heffing door middel van een schriftelijke kennisgeving.

Artikel 10

In de gemeente Lochem geldt, conform de harmonisatie van betaaltermijnen binnen Tribuut belastingsamenwerking, de mogelijkheid om in een termijn te betalen. Daarnaast bestaat onder bepaalde voorwaarden de mogelijkheid om via automatische incasso in maandelijkse termijnen de belasting te voldoen. Het VNG-model gaat uit van betalen in twee termijnen, zonder automatische incassomogelijkheid. Dit maakt het ook mogelijk om deze belastingaanslagen te combineren met andere heffingen met dezelfde betaaltermijn, zoals de OZB.

Artikel 11

Dit artikel stemt overeen met de vergelijkbare bepaling in de Legesverordening en maakt het mogelijk dat het college van B&W redactionele aanpassingen doorvoert in de verordening. Het VNG-model kent deze bepaling niet.