Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR748079
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR748079/1
LLO-regeling Maatschappelijke initiatieven (NPG)
Geldend van 28-11-2025 t/m heden
Intitulé
LLO-regeling Maatschappelijke initiatieven (NPG)GEDEPUTEERDE STATEN VAN DE PROVINCIE GRONINGEN
Overwegende dat:
- -
Provinciale Staten het Provinciaal programmaplan Nationaal Programma Groningen 2024-2029 als kader hebben vastgesteld;
- -
het Provinciaal programmaplan inhoudelijk aansluit op keuzes in het Hoofdlijnenakkoord 2023-2027;
- -
Gedeputeerde Staten een uitvoeringsprogramma hebben ingediend bij het Nationaal Programma Groningen om middelen vrij te maken om subsidie te verstrekken aan projecten die maatschappelijke initiatieven ondersteunen en stimuleren op het gebied van leven lang ontwikkelen;
- -
Gedeputeerde Staten uit het Nationaal Programma Groningen een bijdrage hebben ontvangen voor het ondersteunen van projecten waarvoor een subsidieregeling dient te worden opgesteld.
- -
over het algemeen projecten in het kader van deze maatschappelijke LLO activiteiten zonder overheidssteun nog niet rendabel zijn;
- -
andere partijen en overheden in de provincie kunnen leren van de ervaringen.
Gelet op:
- -
titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht;
- -
artikel 3, derde lid, van de Kaderverordening subsidies provincie Groningen 2017;
- -
de Procedureregeling subsidies provincie Groningen 2018;
Besluiten:
Vast te stellen de LLO-regeling Maatschappelijke initiatieven (NPG), luidende als volgt:
Artikel 1 Begripsbepaling
In deze regeling wordt verstaan onder:
- -
adviescommissie: commissie als bedoeld in artikel 18;
- -
AGVV: verordening 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014, waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard, laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EU) 2023/1315 van de Commissie van 23 juni 2023;
- -
Awb: Algemene wet bestuursrecht;
- -
de-minimisverordening: verordening (EU) 2023/2831 van de Commissie van 13 december 2023 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun;
- -
evidence based leren en werken: voortdurend proces van (evidence based) afstemming/ bijstelling (tussen de partijen binnen het samenwerkingsverband indien hier sprake van is) op basis van wetenschappelijk onderzoek, professionele ervaring en de wensen van de doelgroep;
- -
LLO-activiteiten: leer- of ontwikkelactiviteiten of reeks van activiteiten gericht op het versterken van het LLO-ecosysteem;
- -
LLO-ecosysteem: het samenhangend geheel van partijen die in de regio het verschil willen maken in het bevorderen van LLO om de leercultuur, de bestaande en innovatieve leerinfrastructuur te versterken ten behoeve van de brede welvaart voor allen en ter bevordering van het verdienvermogen van de regio;
- -
programmaplan: meest recente editie van het programma Werken aan Ontwikkeling geschreven vanuit de basis van het Provinciaal Programmaplan 2024-2029;
- -
Procedureregeling: Procedureregeling subsidies provincie Groningen 2018
- -
provincie: provincie Groningen;
- -
publieke organisaties: een organisatie die deel uitmaakt van of wordt gefinancierd door de overheid en een publiekrechtelijke taak uitvoert. Hieronder vallen onder meer overheidsinstanties zoals rijksoverheid, provincies, gemeenten en waterschappen, evenals instellingen voor publiek bekostigd onderwijs, waaronder basisscholen, middelbare scholen, mbo-instellingen, hogescholen en universiteiten.
- -
regio: de arbeidsmarktregio Groningen als bedoeld in het Besluit werkgebieden UWV 2024;
- -
samenwerkingsverband: verband dat geen rechtspersoonlijkheid bezit, bestaande uit twee of meer van elkaar losstaande organisaties
- -
VwEU: Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, Rome, 25-03-1957
Artikel 2 Doel subsidieregeling
Het doel van de subsidieregeling is het versterken van het LLO-ecosysteem in de regio door maatschappelijke initiatieven te ondersteunen die de ontwikkeling van vaardigheden en kennis bevorderen bij inwoners. De regeling ondersteunt initiatieven die bijdragen aan het stimuleren en het creëren van duurzame leeromgevingen voor de versterking van de regionale (veranderende) arbeidsmarkt en de duurzame inzetbaarheid van (toekomstige) werkenden vergroten.
Artikel 3 Doelgroep
Subsidie kan aangevraagd worden door privaatrechtelijke rechtspersonen, publieke organisaties en samenwerkingsverbanden.
Artikel 4 Subsidievorm
Gedeputeerde staten verstrekken subsidies in de vorm van een geldbedrag.
Artikel 5 Penvoerder
-
1. Bij een samenwerkingsproject wordt door de projectpartners een penvoerder aangewezen.
-
2. Betalingen worden aan de penvoerder gedaan, tenzij deze failliet is verklaard, in surséance van betaling verkeert, dan wel indien op hem de Wet schuldsanering natuurlijke personen van toepassing is verklaard.
Artikel 6 Subsidiabele activiteiten
-
1. Voor subsidie komen activiteiten in aanmerking die bijdragen aan het ontwikkelen van LLO-activiteiten.
-
2. Subsidiabele activiteiten zijn gericht op de volgende onderdelen:
- a.
stimulering van deelname aan LLO;
- b.
om-, bij- en nascholing;
- c.
versterking van de startpositie op de arbeidsmarkt;
- d.
versterking van de positie van werkenden en werkzoekenden;
- e.
bevordering van toegang tot de arbeidsmarkt en loopbaanbegeleiding;
- f.
aansluiting onderwijs en arbeidsmarkt;
- g.
samenwerkingsversterking;
- h.
vraagverkenning en -articulatie; of
- i.
verkenning van haalbaarheid of rendabiliteit van projecten of LLO-oplossingen.
- a.
Artikel 7 Staatssteun
Geen subsidie wordt verstrekt als er sprake is van staatssteun als bedoeld in artikel 107, eerste lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, tenzij deze is toegelaten op grond van:
- a.
de de-minimisverordening; of
- b.
de AGVV
Artikel 8 Subsidieaanvraag
-
1. Een aanvraag wordt ingediend via het door gedeputeerde staten vastgestelde digitale aanvraagformulier, beschikbaar op de website www.provinciegroningen.nl, als bedoeld in artikel 4:4 van de Algemene wet bestuursrecht
-
2. In aanvulling op artikel 2.1 lid 2 van de Procedureregling subsidies provincie Groningen 2018 bevat een aanvraag mede:
- a.
een projectplan en een begroting conform het beschikbaar gestelde format;
- b.
een korte omschrijving van het project verstrekt, die geschikt is voor publicatie en bedoeld is om het project op toegankelijke wijze aan een breed publiek te presenteren
- c.
een steunanalyse conform het beschikbaar gestelde format;
- d.
een mkb-verklaring;
- e.
verklaring geen financiële moeilijkheden;
- f.
verklaring geen bevel tot terugvordering;
- g.
de-minimisverklaring indien in de aanvraag gebruikt wordt gemaakt van art. 7 sub a als staatssteunkader;
- h.
een samenwerkingsovereenkomst (indien van toepassing).
- a.
Artikel 9 Subsidieplafond en wijze van verdeling
-
1. Gedeputeerde staten stellen een subsidieplafond vast op € 14.450.000,-.
-
2. Gedeputeerde staten verdelen het bedrag op volgorde van ontvangst van de aanvragen.
-
3. Voor zover door verstrekking van subsidie voor complete aanvragen, die op dezelfde dag zijn ontvangen, het subsidieplafond wordt overschreden, wordt de onderlinge rangschikking van die aanvragen vastgesteld door middel van loting.
Artikel 10 Aanvraagperiode
Een aanvraag kan worden ingediend in de periode vanaf 19 november 2025 tot en met 31 december 2028.
Artikel 11 Starttermijn en doorlooptijd
-
1. Met de uitvoering van de op grond van deze regeling gesubsidieerde projecten wordt gestart binnen zes maanden na dagtekening van de verleningsbeschikking.
-
2. De uitvoering van het project is voor 1 juli 2029 voltooid.
-
3. Op verzoek van de subsidieontvanger kan gedeputeerde staten deze termijnen verlengen.
Artikel 12 Hoogte subsidie
-
1. Het subsidiepercentage bedraagt maximaal 70% van de subsidiabele kosten.
-
2. In afwijking van het eerste lid kan de hoogte van het subsidiepercentage of de maximale subsidie per aanvrager worden beperkt, indien de regels van de AGVV of de de-minimisverordening daartoe aanleiding geeft.
-
3. De subsidie bedraagt minimaal € 100.000 per project.
-
4. De subsidie bedraagt maximaal € 4.000.000 per project.
-
5. De hoogte van de subsidie voor activiteiten genoemd in artikel 6, tweede lid, sub i bedraagt maximaal € 10.000,- per project.
Artikel 13 Subsidiabele kosten
-
1. Voor zover zij direct verbonden zijn met de uitvoering van activiteiten als bedoeld in artikel 6 van deze regeling, zijn de volgende kosten subsidiabel:
- a.
loonkosten inclusief overheadkosten;
- b.
kosten van door een subsidieontvanger verrichte eigen arbeid; en
- c.
andere kosten waarvoor een factuur of document met gelijkwaardige bewijskracht kan worden overgelegd;
- a.
Artikel 14 Berekening loonkosten en eigen arbeid
-
1. De loonkosten, inclusief overhead, worden berekend:
- a.
door het aantal aan het project te besteden uren te vermenigvuldigen met een vast uurtarief van € 60,-;
- b.
als een vast percentage van een maandtarief van € 8.500 per werknemer, bij een voltijd dienstverband van 1.720 uur per jaar, of een evenredig deel daarvan bij een deeltijd dienstverband, overeenkomstig het vooraf vastgestelde vaste percentage van de tijd dat werknemers per maand aan het project hebben gewerkt en zonder verplichting om een afzonderlijk arbeidstijdregistratiesysteem op te zetten.
- a.
-
2. In afwijking van het eerste lid maken kennisinstellingen gebruik van een uurtarief berekend op basis van een door de Minister van EZK goedgekeurde integrale kostensystematiek als bedoeld in artikel 12, eerste lid, van het Kaderbesluit nationale EZK- en LNV-subsidies, indien zij daarover beschikken. Het gebruik van de integrale kostensystematiek is niet toegestaan indien binnen een project wordt gekozen voor de berekening van de loonkosten inclusief overhead, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c.
-
3. Indien op grond van het tweede lid gebruik wordt gemaakt van de integrale kostensystematiek (IKS), zijn artikel 12, derde lid, van het Kaderbesluit nationale EZK- en LNV subsidies en artikel 1.2, eerste lid, van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies, van overeenkomstige toepassing.
-
4. De subsidieontvanger stelt een document op met vermelding van de namen van de werknemers, bedoeld in het eerste lid onder b, en het vaste percentage, bedoeld in dat onderdeel, waaruit akkoord blijkt van de werkgever en de werknemers, en houdt dat document beschikbaar in zijn administratie.
Artikel 15 Niet-subsidiabele kosten
Onverminderd artikel 1.5 van de Procedureregeling komen de volgende kosten in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:
- a.
winstopslagen binnen een groep of samenwerkingsverband;
- b.
fooien en geschenken;
- c.
representatiekosten en -vergoedingen;
- d.
kosten van personeelsactiviteiten;
- e.
kosten van overboekingen en annuleringen;
- f.
gratificaties en bonussen;
- g.
kosten van outplacementtrajecten; en
Artikel 16 Cumulatie
Indien reeds door een bestuursorgaan of de Europese Commissie subsidie is verstrekt voor de subsidiabele kosten of een deel daarvan, wordt slechts een zodanig bedrag aan subsidie verstrekt dat het totale bedrag aan subsidies niet meer bedraagt dan het bedrag dat volgens het toepasselijke Europese steunkader is toegestaan.
Artikel 17 Weigeringsgronden
-
1. Onverminderd de artikelen 4:25 en 4:35 Awb en de artikelen 2.5 en 2.6 van de Procedureregeling wordt subsidie geweigerd indien:
- a.
het project niet aantoonbaar aansluit bij de doelstellingen en uitgangspunten van het programmaplan Werken aan Ontwikkeling
- b.
het betreft een aanvrager tegen wie een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerdere beschikking van de Europese Commissie waarin de steun onrechtmatig en onverenigbaar met de interne markt is verklaard;
- c.
de subsidieverstrekking in strijd zou zijn met een Europees steunkader omdat:
- I.
subsidie verstrekt zou worden aan een aanvrager die een onderneming drijft die in moeilijkheden verkeert als bedoeld in het desbetreffende steunkader, of
- II.
de subsidie geen stimulerend effect heeft als bedoeld in het desbetreffende steunkader.
- I.
- d.
de Europese Commissie overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het VwEU heeft vastgesteld dat de subsidie onverenigbaar is met de interne markt;
- e.
de subsidieverstrekking naar het oordeel van gedeputeerde staten niet verenigbaar is met de artikelen 107 en 108 van het VWEU;
- a.
-
2. De weigeringsgrond van artikel 2.5, eerste lid onder e, van de Procedureregeling is niet van toepassing.
-
3. Voorts wordt een subsidie geweigerd indien:
- a.
het project niet voldoet aan de voorwaarden in deze subsidieregeling
- b.
de activiteiten niet worden uitgevoerd in de regio of de resultaten niet aantoonbaar ten goede komen aan de regio;
- c.
de financiering van het project, met uitzondering van de gevraagde subsidie, niet aantoonbaar sluitend is;
- d.
er een gegronde reden bestaat om aan te nemen dat de aanvrager doelstellingen nastreeft of activiteiten ontplooit die in strijd zijn met de wet, het algemeen belang, de goede zeden of de openbare orde;
- e.
de kosten van de activiteit niet in een redelijke verhouding staan tot het te bereiken resultaat.
- f.
op grond van de beoordelingscriteria de aanvraag onvoldoende wordt beoordeeld.
- a.
Artikel 18 Beoordelingscriteria
-
1. Subsidieaanvragen worden beoordeeld op basis van de volgende criteria:
- a.
de mate waarin het project bijdraagt aan de ambities van het programma Werken aan Ontwikkeling (missiegedreven);
- b.
de mate van sociale innovatie;
- c.
de kwaliteit van het project;
- d.
de mate waarin het project evidence-based werkt;
- e.
de bijdrage aan duurzame ontwikkeling en aan maatschappelijke-sociale impact
- a.
-
2. De criteria zijn nader uitgewerkt in de toelichting van deze regeling. De beoordeling wordt uitgedrukt in een kwalitatieve score die leidt tot een oordeel voldoende of onvoldoende.
Artikel 19 Adviescommissie
-
1. Gedeputeerde staten stellen een onafhankelijke adviescommissie in die tot taak heeft subsidieaanvragen te beoordelen en hierover advies uit te brengen. Een adviescommissie heeft tot taak de provincie te adviseren omtrent de inhoudelijke beoordeling van aanvragen om subsidie.
-
2. Een adviescommissie bestaat uit ten minste drie leden die op voordracht van de Stuurgroep Werken aan Ontwikkeling worden benoemd en van wie de vergoeding wordt vastgesteld op grond van het Besluit vergoedingen adviescolleges en commissies.
-
3. In het benoemingsbesluit van de adviescommissie worden in elk geval de zittingsduur en de vergoedingen van de voorzitter en de leden vastgesteld.
-
4. Een adviescommissie stelt haar eigen werkwijze schriftelijk vast.
-
5. Een lid van een adviescommissie neemt geen deel aan de voorbereiding en vaststelling van een advies, indien dat lid een persoonlijk of zakelijk belang heeft bij de beschikking op de aanvraag, of een persoonlijk of zakelijk belang heeft bij de beschikking op een andere aanvraag in dezelfde onderlinge rangschikking. Voorafgaand aan elke vergadering ondertekenen de commissieleden een verklaring inzake belangenverstrengeling.
-
6. Het advies van de commissie vormt een zwaarwegende grondslag voor het besluit tot subsidieverlening door gedeputeerde staten.
Artikel 20 Bevoorschotting en betaling
-
1. Gedeputeerde staten verstrekken vooruitlopend op het starten van de projectactiviteiten, een voorschot van 40% van het verleende subsidiebedrag met een maximum van € 500.000,-.
-
2. Gedeputeerde staten kunnen onderbouwd afwijken van de in het eerste lid genoemde verstrekking van het voorschot. In ieder geval wordt geen voorschot verleend wanneer de verleningsbeschikking een of meer opschortende of ontbindende voorwaarden bevat. Dit is altijd het geval als de financiering niet zeker is gesteld.
-
3. Gedeputeerde staten verstrekken op aanvraag opvolgende voorschotten op basis van gemaakte en betaalde kosten. Het voorschot bedraagt de in de rapportage verantwoorde gemaakte en betaalde subsidiabele kosten, vermenigvuldigd met het toegekende subsidiepercentage.
-
4. De voorschotten bedragen in totaal maximaal 80% van het verleende subsidiebedrag.
-
5. In afwijking van het vierde lid kan een voorschot tot een maximum van 100% van de maximaal verleende subsidie worden verstrekt, indien:
- a.
het zeer aannemelijk is dat het project conform de subsidievoorwaarden op afzienbare termijn kan worden afgerond;
- b.
het aannemelijk is dat de kosten die nog gemaakt worden subsidiabel gesteld zullen worden; en
- c.
het niet toekennen van het voorschot onredelijke gevolgen voor de liquiditeitspositie van de aanvragende onderneming heeft.
- a.
Artikel 21 Verplichtingen
Aan de subsidieontvanger(ers) worden de volgende verplichtingen opgelegd:
- a.
het project wordt boekhoudkundig afgerond uiterlijk voor 1 juli 2029 of de in de aanvraag genoemde looptijd, gerekend vanaf het moment van subsidieverlening;
- b.
de subsidieontvanger overlegt jaarlijks een tussentijds voortgangsverslag, indien de periode van uitvoering van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt meer dan twaalf maanden bedraagt;
- c.
De penvoerder, of indien geen penvoerder is aangewezen: de subsidieontvanger, verleent gedurende de looptijd van de regeling op verzoek van de provincie medewerking aan regionale of sectorale bijeenkomsten om aldaar de opgedane inzichten van het project toe te lichten.
- d.
De penvoerder, of indien geen penvoerder is aangewezen: de subsidieontvanger, verleent gedurende vijf jaar na de datum van de beschikking tot subsidieverlening medewerking aan een evaluatie van de doeltreffendheid en de effecten van de aan hem verleende subsidie, voor zover medewerking redelijkerwijs van hem kan worden verlangd.
- e.
De penvoerder, of indien geen penvoerder is aangewezen: de subsidieontvanger, verleent opdrachten aan derden voor uitvoering van de activiteiten, of een deel daarvan, op basis van transparante criteria en tegen marktconforme tarieven en houdt zich aan de toepasselijke wet- en regelgeving.
Artikel 22 Vaststelling van de subsidie
-
1. Na afronding van het project dient de begunstigde binnen 13 weken een verzoek tot subsidievaststelling in, dit verzoek gaat gepaard met een inhoudelijk en financieel eindverslag.
-
2. Hoofdstuk 3 van de Procedureregeling is van toepassing op de overige vereisten rondom de subsidievaststelling.
-
3. De administratie en de daartoe behorende bescheiden worden gedurende zeven jaren na de vaststelling van de subsidie bewaard.
Artikel 23 Citeertitel
Deze subsidieregeling wordt aangehaald als: LLO-regeling Maatschappelijke initiatieven (NPG).
Artikel 24 Inwerkingtreding
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na bekendmaking in het Provinciaal blad.
Ondertekening
Groningen, 18 november 2025
Gedeputeerde Staten van Groningen:
René Paas, voorzitter
Hans Schrikkema, secretaris
Toelichting I. algemeen
1.Inleiding en doel
In 2019 is het Nationaal Programma Groningen gestart om Groningers perspectief te bieden. In dit programma werken inwoners, gemeenten, provincie, het Rijk, maatschappelijke organisaties en het bedrijfsleven samen aan brede welvaart voor alle Groningers en aan het imago van Groningen.
Vanuit de Provincie Groningen is er onder meer gericht op gezondheid, economie, landschap en onderwijs, onderwerkpen die voor alle inwoners van Groningen belangrijk zijn. Daarvoor heeft de provincie een provinciaal programmaplan opgesteld. Dit programmaplan dient als kader voor het toekennen van middelen vanuit het Nationaal Programma Groningen.
Vanuit de programmalijn 'Werken aan Ontwikkeling' worden de middelen voor deze regeling beschikbaar gesteld.
De regionale arbeidsmarkt staat de komende jaren voor grote uitdagingen. Het verdienvermogen van de regio blijft achter en heeft versterking nodig. Binnen de programmalijn 'Werken aan Ontwikkeling' wordt de verbinding gelegd tussen de drie domeinen die voor de toekomstige arbeidsmarkt van belang zijn: het missie gedreven innovatiebeleid, de inclusiviteitsagenda in het sociale domein en de toegang tot leven lang ontwikkelen.
De arbeidsmarktregio Groningen kent door de demografische ontwikkelingen - zoals ontgroening en vergrijzing, groei in de Stad en krimp in de Ommelanden met de druk die daarbij ontstaat op de lokale economie, voorzieningen en leefbaarheid - extra uitdagingen. De krappe arbeidsmarkt raakt mensen in hun dagelijks bestaan en werkgevers bij de uitvoering van hun werkzaamheden. Deze krapte op de arbeidsmarkt zal de komende decennia aanhouden. Met 'Werken aan ontwikkeling' wordt op zoek gegaan naar het versterken van de gehele arbeidsmarkt met oog voor economische innovatie en de leefbaarheid van het gehele gebied.
2.Projecten
Deze regeling richt zich specifiek op maatschappelijke organisaties, waarbij de initiatieven gericht zijn op het versterken van het regionale ecosysteem voor Leven Lang Ontwikkelen (LLO). Ze sluiten aan op de maatschappelijke behoefte om inwoners – werkenden, werkzoekenden, toekomstige werkenden èn zelfstandigen en werkgevers – beter toe te rusten op een veranderende arbeidsmarkt door middel van loopbaanoriëntatie, skills ontwikkeling en duurzame, inclusieve en toegankelijke leeromgevingen.
De projecten creëren laagdrempelige initiatieven die ook ruimte bieden aan mensen met minder kansen (laagopgeleiden, ouderen, migranten, etc.), en sluiten aan bij individuele leerbehoeften.
De initiatieven zijn gericht op het aanleren van vaardigheden en kennis die concreet aansluiten bij regionale (arbeidsmarkt)behoeften, zoals digitale vaardigheden, sectorale tekorten of sociale innovatie.
De projecten dragen bij aan het versterken van de positie van inwoners op de arbeidsmarkt – of dat nu door scholing, omscholing of het ontwikkelen van soft skills is.
Een belangrijk onderliggend doel is het veranderen van houding en gedrag ten opzichte van leren: het normaliseren en stimuleren van continu ontwikkelen.
3.Vormgeving
De aanvragen worden op volgorde van ontvangst in de openstellingsperiode beoordeeld, volgens het zogenaamde ‘molenaarsprincipe’. Aanvragen worden na compleetheid beoordeeld op grond van vooraf kenbaar gemaakte criteria. Projecten die voldoen aan de minimale vereisten, waaronder een voldoende kwalitatieve bijdrage aan het programma, worden op volgorde van ontvangst beschikt totdat het voor deze subsidietitel geldende subsidieplafond is bereikt.
Bij de beoordeling van de subsidieaanvraag wordt gebruik gemaakt van een adviescommissie. De adviescommissie adviseert Gedeputeerde Staten. Een belangrijk punt dat samenhangt met de inschakeling van een adviescommissie is het feit dat de beoordeling (advisering) bestaat uit drie fasen. Eerst wordt een compleetheidstoets gedaan door het de Provincie Groningen. Vervolgens wordt het project voorgelegd aan de adviescommissie die het project inhoudelijk op kwaliteit beoordeelt en advies geeft ten aanzien van de criteria die zijn opgenomen in artikel 18.
Indien Gedeputeerde Staten, op advies van de adviescommissie, besluit het project als voldoende te beoordelen, wordt ten slotte in de derde stap het project financieel-technisch getoetst. Beoordeeld wordt of het project voldoet aan de eisen om los van de beoordelingscriteria, voor subsidie in aanmerking te komen. Denk hierbij aan de staatssteunregelgeving, de uitvoeringsperiode, de maximaal gevraagde subsidie en sluitendheid van de financiering. In dit kader wordt ook getoetst of de begrote projectkosten voldoen aan de van toepassing zijnde regelgeving. Als na de inhoudelijke toetsing ook de financieel-technische toetsing positief blijkt, dan kan subsidie worden verleend en volgt de verleningsbeschikking. Indien hiertoe aanleiding is kan een afwijkende werkwijze worden gevolgd.
4.Staatssteun
Het is noodzakelijk dat er toetsing plaatsvindt op staatssteunaspecten. In artikel 6 van deze regeling zijn alle relevante artikelen uit de Algemene groepsvrijstellingverordening opgenomen die van toepassing kunnen worden verklaard. De Provincie Groningen beoordeelt de projecten bij aanvraag op de regionale bepalingen en beoordeelt of het verlenen van staatssteun geoorloofd is.
Er kan ten aanzien van staatssteun in het algemeen sprake van zijn drie situaties: geen staatssteun (geen economische activiteiten), geoorloofde staatssteun of ongeoorloofde staatssteun. Steun kan worden verleend wanneer geen sprake is van staatssteun of wanneer de steun past binnen geldende staatssteunregels. De bepaling van de (maximale) steun wordt per begunstigde uitgevoerd, wat inhoudt dat de (maximale) subsidiepercentages kunnen verschillen tussen de projectpartners. Op basis van deze berekening wordt vervolgens het subsidiepercentage en subsidiebedrag voor het project als geheel bepaald.
De steunanalyse of er sprake is van staatssteun in de aanvraag, en indien dat zo is welke grondslag tot geoorloofde staatssteun van toepassing is, is een verplicht onderdeel van de aanvraag. De steunanalyse dient dus door de aanvrager te worden aangeleverd. Het verdient aanbeveling deze te laten opstellen door een deskundige in dit specifieke rechtsgebied. De steunanalyse wordt door de Provincie Groningen beoordeeld als onderdeel van de financieel-technische toets. Wanneer op grond van staatssteunbeperkingen (Algemene groepsvrijstellingsverordening of de de-minimisverordening) een lager maximumpercentage aan subsidie geldt dan het subsidiepercentage als genoemd in de regeling, het geldende (lagere) percentage wordt aangehouden bij de subsidieverlening
II.Toelichting artikelen
Artikel 1 Begripsbepaling
Dit artikel legt de definities vast voor zover daar in deze subsidietitel aan wordt gerefereerd. Daar waar van toepassing is de herkomst van de definities weergegeven.
Artikel 6 Subsidiabele activiteiten
Voor subsidie komen activiteiten in aanmerking die bijdragen aan het ontwikkelen van LLO-activiteiten.
Subsidiabele activiteiten zijn gericht op één of meerdere van de volgende onderdelen:
Stimulering van deelname aan LLO
Activiteiten die gericht zijn op het stimuleren van deelname aan scholing, vaardigheidsontwikkeling en leer- en ontwikkeltrajecten, met bijzondere aandacht voor werkenden, werkzoekenden, en de toekomstige beroepsbevolking.
Om-, bij- en nascholing
Het ontwikkelen, verbeteren of toegankelijk maken van trajecten gericht op om-, bij- of nascholing, afgestemd op veranderende beroepen, sectoren en transities op de arbeidsmarkt.
Versterking van de startpositie op de arbeidsmarkt
Activiteiten die gericht zijn op het verbeteren van basisvaardigheden, zelfvertrouwen en leerhouding, onder andere via aanvullende educatie, bijlessen en praktijkgerichte leeractiviteiten.
Versterking van de positie van werkenden en werkzoekenden
Activiteiten die gericht zijn op het verbeteren van de arbeidsmarktkansen van werkende en werkzoekenden, zoals toeleiding naar leer-werktrajecten, activerende leerprogramma’s of het wegnemen van belemmeringen voor deelname aan scholing.
Bevordering van toegang tot de arbeidsmarkt en loopbaanbegeleiding
Activiteiten die gericht zijn op het ondersteunen van mensen bij het (her)vinden van een plek op de arbeidsmarkt, onder andere via loopbaanoriëntatie, individuele ontwikkeladviezen, begeleiding bij overstappen naar ander werk of sector, en arbeidsmarkttoeleiding.
Aansluiting onderwijs en arbeidsmarkt
Activiteiten die gericht zijn op het verbeteren van de aansluiting tussen het onderwijsaanbod en de vraag vanuit de arbeidsmarkt, bijvoorbeeld via het aanpassen van curricula, ontwikkelen van nieuwe leerroutes of versterken van praktijkcomponenten in opleidingen.
Samenwerkingsversterking
Het opzetten, uitbouwen of verduurzamen van samenwerkingsstructuren en -processen gericht op gezamenlijke LLO-aanpakken, zoals gezamenlijke programmering, kennisdeling en afstemming tussen betrokken partijen.
Vraagverkenning en -articulatie
Activiteiten die bijdragen aan het inzichtelijk maken van actuele en toekomstige leer- en ontwikkelbehoeften, zoals gezamenlijke verkenningen, behoeftenanalyses en het vormgeven van leertrajecten op basis van praktijkgerichte vraagstukken.
Verkenning van haalbaarheid of rendabiliteit van projecten of LLO-oplossingen
Activiteiten die bestaan uit onderzoek of analyse gericht op het bepalen van de uitvoerbaarheid, haalbaarheid, rendabiliteit of potentiële impact van (nieuwe) LLO-projecten of oplossingen.
Artikel 10 Aanvraagperiode
Van belang is dat de complete subsidieaanvraag uiterlijk ingediend moet zijn op 31 december 2028 17.00 uur. De verdeling van het beschikbare budget vindt plaats via het zogenoemde molenaarsprincipe: 'wie het eerst komt, wie het eerst maalt'. Het is daarmee mogelijk dat het beschikbare budget voor 31 december 2028 op is.
Artikel 11 Starttermijn en doorlooptijd
In de verleningsbeschikking zal een einddatum voor het project worden opgenomen, gebaseerd op hetgeen in de aanvraag is aangegeven als de datum waarop het project reëel voltooid zal zijn. De einddatum is medebepalend voor de periode waarin subsidiabele kosten gedeclareerd kunnen worden. Het is aan de aanvrager om in de aanvraag voldoende te onderbouwen dat de opgegeven periode noodzakelijk is voor het project en dat het project binnen de opgegeven periode volledig kan worden afgerond.
Een project duurt tot maximaal 36 maanden na dagtekening van de verleningsbeschikking, met als uiterste einddatum 1 juli 2029. Indien gedurende de projectperiode blijkt dat door onvoorziene omstandigheden een project toch enkele maanden langer de tijd nodig heeft om volledig te worden afgerond, dan kan een verzoek tot verlenging van de projectperiode worden ingediend bij de Provincie Groningen.
Artikel 13 Subsidiabele kosten
- 1.
Loonkosten
- ○
Salarissen en vergoedingen voor medewerkers die direct betrokken zijn bij de uitvoering van de LLO-activiteiten, zoals projectmanagers, trainers, coaches, en administratief personeel.
- ○
Kosten voor tijdelijke medewerkers die specifiek worden ingehuurd voor het uitvoeren van LLO-gerelateerde activiteiten, zoals ontwikkelaars van opleidingsmateriaal, of coördinatoren van werkplekken of stages.
- ○
Vergoedingen voor werknemers die extra taken verrichten in het kader van het project, zoals interne medewerkers die betrokken zijn bij de coördinatie, organisatie, of begeleiding van de activiteiten.
- ○
- 2.
Opleidings- en trainingskosten
- ○
Kosten voor de ontwikkeling van opleidingsprogramma’s, inclusief lesmateriaal, cursuslocaties, en het inhuren van trainers of docenten.
- ○
Kosten voor het uitvoeren van trainingssessies, workshops, en andere onderwijsactiviteiten die specifiek gericht zijn op het verbeteren van vaardigheden of kennis in de regio.
- ○
- 3.
Praktijkcomponenten
- ○
Kosten voor werkplekken of praktijkmodules, zoals het aanbieden van stageplekken of praktijkgerichte leeromgevingen.
- ○
Kosten voor begeleiding van lerenden tijdens hun praktijkervaringen.
- ○
- 4.
Onderzoeks- en analysekosten
- ○
Kosten voor marktonderzoek, behoefteanalyses of andere vormen van verkenning die nodig zijn om de vraag en de haalbaarheid van de voorgestelde LLO-activiteiten vast te stellen.
- ○
Kosten voor het uitvoeren van haalbaarheidsonderzoeken, pilots, of verkenningen naar de rendabiliteit van de voorgestelde LLO-oplossingen.
- ○
- 5.
Communicatie- en wervingskosten
- ○
Kosten voor het werven van deelnemers voor LLO-activiteiten, bijvoorbeeld via advertenties, promotiemateriaal, bijeenkomsten, festivals, online campagnes of andere communicatie-inspanningen.
- ○
Kosten voor het ontwikkelen van informatiemateriaal over de activiteiten en hun voordelen.
- ○
- 6.
Begeleidings- en coachingskosten
- ○
Kosten voor het aanbieden van persoonlijke begeleiding, adviesbegeleiding, loopbaanbegeleiding, of mentorschap aan de deelnemers van de LLO-activiteiten.
- ○
Kosten voor coaching van werkzoekenden, werknemers of andere doelgroepen die deelnemen aan het project.
- ○
- 7.
Huur- en materiaalkosten
- ○
Kosten voor het huren van externe ruimtes voor bijeenkomsten, trainingen, workshops of vergaderingen die nodig zijn voor de uitvoering van de activiteiten.
- ○
Kosten voor het aanschaffen of huren van materialen, apparatuur of software die wordt gebruikt voor de uitvoering van de LLO-activiteiten.
- ○
- 8.
Administratieve en projectmanagementkosten
- ○
Kosten voor de projectadministratie, zoals rapportage, monitoring en evaluatie van de voortgang van de activiteiten.
- ○
Kosten voor accountant, indien hoogte subsidie een accountantsverklaring vereisen;
- ○
Kosten voor de organisatie en coördinatie van het project, inclusief interne vergaderkosten en het bijhouden van projectdocumentatie.
- ○
- 9.
Evaluatiekosten
- ○
Kosten voor het uitvoeren van evaluaties om de impact van de activiteiten te meten, bijvoorbeeld het verzamelen van feedback van deelnemers of het analyseren van de behaalde resultaten
- ○
Artikel 17 Weigeringsgronden
De projectresultaten van het project dienen ten goede te komen aan de Provincie Groningen. Indien dit niet het geval is, zal de aanvraag worden afgewezen.
Ook van belang is dat een project technisch en economisch haalbaar is. Hierop wordt het project expliciet beoordeeld. Een project dient obstakelvrij te zijn om voor subsidie in aanmerking te kunnen komen. Dit houdt in dat er geen wezenlijke formele, juridische en financiële aspecten mogen zijn die uitvoering van het project in de weg staan. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan benodigde vergunningen of milieueisen waar het project aan moet voldoen. De aanvrager dient aannemelijk te maken dat deze aspecten de start van het project op de voorziene datum niet in de weg zullen staan. In geval van vergunningverlening dient bijvoorbeeld expliciet in de aanvraag aangegeven te worden of hier sprake van is en in welke fase de vergunningverlening zich bevindt. De haalbaarheid van het project dient aldus expliciet door de aanvrager aannemelijk gemaakt te worden.
Verder moet duidelijk zijn dat het project fysiek voltooid moet kunnen zijn of dat alle concrete acties (de projectactiviteiten) volledig ten uitvoer kunnen worden gelegd binnen 36 maanden na dagtekening van de verleningsbeschikking, met als uiterste einddatum 1 juli 2029. Tevens dient te worden onderbouwd dat de opgegeven uitvoeringsduur noodzakelijk is om het project geheel ten uitvoer te kunnen leggen.
Artikel 18 Beoordelingscriteria
- 1.
De projecten worden beoordeeld aan de hand van de volgende beoordelingscriteria (tweede lid): −
- A.
De mate waarin het project bijdraagt aan de ambities van het programma Werken aan Ontwikkeling (missiegedreven);
- B.
De mate van sociale innovatie;
- C.
De kwaliteit van het project;
- D.
De mate waarin het project evidence-based werkt;
- E.
De bijdrage aan duurzame impact
- A.
Het is van groot belang dat de aanvrager zorgdraagt voor een gedegen kwantitatieve en kwalitatieve onderbouwing van de in de aanvraag gepresenteerde zaken. Dit geldt in het bijzonder ten aanzien van de beoordelingscriteria. Een complete en gedegen onderbouwing borgt dat de adviescommissie zich een goed oordeel kan vormen over een project en de mate waarin het project scoort op de beoordelingscriteria. Op basis van alle informatie die de aanvrager per criterium geeft, vormt de adviescommissie vervolgens een oordeel. De beoordeling wordt uitgedrukt in een kwalitatieve score die twee gradaties kent: voldoende en onvoldoende. Aanvragen met een voldoende totaalbeoordeling en het voldoen aan de knock-out criteria worden gehonoreerd.
- A.
De mate waarin het project bijdraagt aan de ambities van het programma Werken aan Ontwikkeling (missiegedreven)
Bij het beoordelen van dit criterium wordt een oordeel gegeven over de passendheid van de aanvraag in uitvoeringsprogramma Werken aan Ontwikkeling en meer specifiek de bijdrage aan de doelstellingen waar de openstelling op ziet.
De beoordeling op dit punt wordt nadrukkelijk gekoppeld aan de kwalitatieve onderbouwing die in de aanvraag wordt gegeven. Er wordt bezien in welke mate de activiteiten corresponderen met de actie waar deze uitvoeringsregeling op gericht is. Bij de beoordeling wordt gekeken hoe de regio van dit project profijt heeft. Binnen het projectconsortium is ruimte voor partijen van buiten de regio, indien deze partijen over belangrijke expertise en kennis beschikken die van toegevoegde waarde zijn voor de uitvoering van het project
- B.
De mate van sociale innovatie
Hierbij wordt met name gelet op in hoeverre het project betrekking heeft op innovatie in de manier van werken. De subsidie moet dus zorgen voor een vernieuwde impuls voor de regio.
- C.
De kwaliteit van het project
Hierbij wordt met name gelet op de elementen:
- -
In hoeverre is er in de aanvraag rekening gehouden met veranderende omstandigheden tijdens de uitvoering van het project. Het project moet flexibel en wendbaar zijn, met de mogelijkheid om onderdelen bij te stellen als blijkt dat bepaalde onderdelen niet of onvoldoende werken. Er moet dus een mechanisme zijn voor bijsturing en het aanpassen van de activiteiten indien nodig.
- -
De aanvraag moet voldoen aan alle formele eisen op het gebied van verantwoording, staatssteun, wet- en regelgeving. Dit betekent dat de subsidie in lijn moet zijn met de Europese staatssteunregels en dat de betrokken partijen beschikken over de benodigde administratieve en juridische structuren om de uitvoering van het project transparant en volgens de regels te waarborgen.
- -
De aanvraag moet inzicht geven in de kostenstructuur van het project. Er moet duidelijkheid zijn over de cofinanciering van het project (in cash of in kind), zodat een deel (minimaal 30%) van de kosten door de samenwerkende partijen zelf wordt gedragen. Dit zorgt voor betrokkenheid en verantwoording bij de uitvoering van de activiteiten.
- -
Het project moet worden uitgevoerd met heldere rapportages over voortgang, resultaten en besteding van de middelen. De personeelskosten en kosten derden moeten aantoonbaar redelijk zijn t.o.v. de reguliere gangbare bedragen. Hiervoor worden door de Provincie Groningen formats ter beschikking gesteld.
- -
- D.
De mate waarin het project evidence-based werkt
- -
De aanvraag moet evidence-based werken en leren omvatten, wat betekent dat het project aantoont hoe het leert van de van de activiteiten als ook van de actoren binnen het samenwerkingsverband. Het project moet bijdragen aan de opbouw van kennis en expertise die verder wordt gedeeld.
- -
- E.
De bijdrage aan duurzame impact
- -
Het project moet duurzaam impact hebben, wat betekent dat de resultaten van de subsidie op lange termijneffect moeten hebben op de regio, de arbeidsmarkt of het onderwijsaanbod.
- -
Artikel 20 Bevoorschotting en betaling
Indien aan een project een subsidie is toegekend zonder ontbindende/opschortende voorwaarden, kan vooruitlopend op het starten van het project worden verzocht om een voorschot van 40 procent van de verleende subsidie, met een maximum van € 500.000,-. Dit kan ook als bij projecten met ontbindende/opschortende voorwaarden, aan alle ontbindende/opschortende voorwaarden is voldaan.
Het derde lid geeft aan dat bevoorschotting plaatsvindt op basis van een verzoek dat tegelijkertijd met het indienen van een volledige voortgangsrapportage wordt gedaan. Bij een verzoek tot bevoorschotting worden de tot dan toe gemaakte, betaalde en gerapporteerde kosten als basis gebruikt voor de bepaling van het bedrag dat wordt uitbetaald. De Provincie Groningen kan ten opzichte van het verzoek kosten niet meenemen bij de berekening van het voorschot waarvan de Provincie Groningen van mening is dat deze kosten niet subsidiabel zijn of dat nog niet duidelijk is of deze kosten aan het eind van het project subsidiabel gesteld kunnen worden. Op basis van de kosten die overblijven wordt vervolgens het uit te keren voorschotbedrag bepaald. Deze kosten worden hiertoe vermenigvuldigd met het effectieve subsidiepercentage, volgend uit de toegekende subsidie gedeeld door de totale subsidiabele kosten uit de aanvraag. Uit het feit dat een voorschot wordt verstrekt over kosten, volgt niet noodzakelijkerwijs dat deze kosten subsidiabel gesteld zullen worden bij de vaststelling van de subsidie.
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl