Regeling vervallen per 12-02-2015

Reglement van Orde voor Provinciale Staten 2010

Geldend van 30-11-2010 t/m 01-11-2012

REGLEMENT VAN ORDE VOOR PROVINCIALE STATEN 2010 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen 

Artikel 1 Begripsbepalingen 

In dit reglement wordt verstaan onder:

  • a.

    Voorzitter: de voorzitter van Provinciale Staten;

  • b.

    Vicevoorzitter: de vicevoorzitter van Provinciale Staten;

  • c.

    Presidiumvoorzitter: de voorzitter van het Presidium;

  • d.

    Hamerstukken: voorstellen die blijkens unaniem advies van de desbetreffende Statencommissie geen

    behandeling door Provinciale Staten meer behoeven;

  • e.

    Gedragscode Bestuurlijke Integriteit: gedragscode vastgesteld bij besluit van Provinciale Staten van

    5 maart 2004;

  • f.

    Statencommissie: een commissie als bedoeld in artikel 80 van de Provinciewet.

Artikel 2 De voorzitter 

De voorzitter is belast met:

  • a.

    Het schriftelijk oproepen van de Statenleden tot de vergadering;

  • b.

    Het leiden van de vergadering;

  • c.

    Het handhaven van de orde in de vergadering;

  • d.

    Het doen naleven van dit reglement van orde;

  • e.

    Hetgeen de wet of dit reglement hem verder opdraagt.

Artikel 3 De griffier 

  • 1 De griffier is in elke vergadering van Provinciale Staten aanwezig.

  • 2 Bij zijn verhindering of afwezigheid wordt de griffier vervangen door de waarnemend griffier, daartoe

    aangewezen door het Presidium.

Artikel 4 Het Presidium en het seniorenconvent. 

  • 1.

    Provinciale Staten stellen een Presidium in.

  • 2.

    Het Presidium is een Statencommissie als bedoeld in art. 82 Provincie Wet.

  • 3.

    De werkzaamheden van het Presidium worden vastgelegd in een huishoudelijk reglement; zij

    betreffen in elk geval de agenda en de dagorde van de vergadering van Provinciale Staten,

    huishoudelijke zaken betreffende de werkzaamheden van Provinciale Staten en de

    Statencommissies, de organisatie en het functioneren van de griffie en de begroting van de griffie.

  • 4.

    Het Presidium bestaat uit de voorzitters van de fracties uit Provinciale Staten of hun plaatsvervangers

    en de vicevoorzitter van Provinciale Staten; de voorzitter van Provinciale Staten is adviseur van het

    Presidium.

    Elk lid van het Presidium heeft een stem. De Presidiumvoorzitter en de voorzitter van Provinciale

    Staten hebben een adviserende stem.

  • 5.

    De vicevoorzitter van Provinciale Staten fungeert als presidiumvoorzitter.

  • 6.

    De griffier of diens vervanger is in elke vergadering van het Presidium aanwezig. De griffier draagt

    zorg voor de ondersteuning van het Presidium.

  • 7.

    De voorzitter stelt de agenda samen voor de vergaderingen van het Presidium. In principe worden

    alle onderwerpen achter gesloten deuren behandeld. De voorzitter legt m.b.t. stukken, die achter

    gesloten deuren behandeld worden, op grond van artikel 91, lid 2 Provinciewet, vertrouwelijkheid op

    tot het Presidium een besluit genomen heeft zoals bedoeld in lid 8 van dit artikel.

  • 8.

    Voor afloop van de besloten vergadering besluit het Presidium op grond van artikel 91, eerste lid van

    de Provinciewet of omtrent de inhoud van de stukken en het verhandelde geheimhouding zal gelden.

    Van alle punten, waaromtrent geen geheimhouding wordt opgelegd, wordt een openbare

    besluitenlijst gepubliceerd, voorzien van alle daarop betrekking hebbende voorstellen.

  • 9.

    Er is een seniorenconvent. Het seniorenconvent is een commissie ex art.82 Provinciewet. Het wordt

    voorgezeten door de Commissaris van de Koningin. De leden zijn de fractievoorzitters uit Provinciale

    Staten. De vicevoorzitter van Provinciale Staten is adviserend lid en plaatsvervangend voorzitter van

    het seniorenconvent. Het Presidium kan nadere regels stellen m.b.t. de werkwijze van het

    seniorenconvent.

     

De leden 7 en 8 van dit artikel zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 5 De agendacommissie 

Er is een agendacommissie met als leden de voorzitters van de Statencommissies en de controlecommissie en hun vervangers; de commissie wordt voorgezeten door de voorzitter van het Presidium.

  • 1.

    De agendacommissie overlegt over en coördineert de agendering van de vergaderingen van de

    Statencommissies alsmede de werkwijze van de commissies en de activiteitenplanning; zij ziet toe

    op een juiste toedeling en evenwichtige spreiding van de onderwerpen in de commissie.

    De agendacommissie heeft daarnaast tot taak de bewaking en afstemming van de voorraadagenda

    van de Statencommissies; bij ontbreken van eenstemmigheid beslist het Presidium.

  • 2.

    De commissie adviseert voorts het Presidium over de voorraadagenda van Provinciale Staten.

Artikel 6 Onderzoek geloofsbrieven; beëdiging 

  • 1 Ten behoeve van het onderzoek van de geloofsbrieven van de door Statenverkiezingen gekozen

    Statenleden stelt de voorzitter van Provinciale Staten uit hun midden twee commissies van elk vijf

    leden in.

  • 2 In geval van tussentijdse benoeming van één of meer Statenleden stelt de voorzitter van Provinciale

    Staten ten behoeve van het onderzoek van de geloofsbrieven uit hun midden een commissie van drie

    leden in.

  • 3 De commissies als bedoeld in het eerste en tweede lid onderzoeken de geloofsbrieven en alle naar

    aanleiding van de verkiezingen ingekomen of daarop betrekking hebbende stukken, die door de

    voorzitter ter hand worden gesteld.

  • 4 De commissies als bedoeld in het eerste en tweede lid brengen na hun onderzoek onmiddellijk

    mondeling verslag uit aan Provinciale Staten en doen daarbij een voorstel voor een besluit. Van een

    minderheidsstandpunt wordt melding gemaakt.

  • 5 Na een Statenverkiezing roept de voorzitter de toegelaten Statenleden op om in de eerste

    vergadering van Provinciale Staten in nieuwe samenstelling, bedoeld in artikel 18 van de

    Provinciewet, de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

  • 6 In geval van een tussentijdse vacaturevervulling roept de voorzitter een nieuw benoemd Statenlid op

    voor de vergadering van Provinciale Staten, waarin over diens toelating wordt beslist om de

    voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

  • 7 Een commissie als bedoeld in lid 2 van dit artikel wordt ook ingesteld in geval een kandidaatgedeputeerde

    wordt voorgedragen, die geen lid van Provinciale Staten is. De commissie onderzoekt

    de geloofsbrieven van de kandidaat. Van deze geloofsbrieven maken ook een verklaring omtrent

    gedrag alsmede de bevindingen van de Commissaris van de Koningin omtrent de kandidaat uit. De

    Commissaris van de Koningin draagt er zorg voor dat zijn bevindingen tijdig beschikbaar zijn. De

    commissie rapporteert aan Provinciale Staten en brengt advies uit.

Artikel 7 Fractie 

  • 1 De Statenleden, die door het centraal stembureau op dezelfde kandidatenlijst verkozen zijn verklaard,

    worden bij de aanvang van de zitting als één fractie beschouwd. Is onder een lijstnummer slechts één

    Statenlid verkozen, dan wordt dit Statenlid als een afzonderlijke fractie beschouwd.

  • 2 Van veranderingen die nadien in de samenstelling van een fractie optreden, doet de fractie

    mededeling aan de voorzitter.

  • 3 Elke fractie doet van de samenstelling van haar bestuur mededeling aan de voorzitter.

  • 4 Statenleden kunnen slechts lid zijn van één fractie.

  • 5 Indien een of meer leden van een fractie als zelfstandige fractie gaan opereren, twee of meer fracties

    als een fractie gaan optreden, een of meer leden van een fractie zich aansluiten bij een andere

    fractie, wordt dit zo spoedig mogelijk schriftelijk aan de voorzitter van Provinciale Staten meegedeeld.

Hoofdstuk 2 De vergadering 

Artikel 8 Vergaderfrequentie 

  • 1 Het Presidium stelt vóór aanvang van ieder kalenderjaar een schema vast van de data en tijdstippen

    waarop in het betreffende jaar vergaderingen van Provinciale Staten en de Statencommissies

    plaatsvinden.

  • 2 De vergaderingen van Provinciale Staten vinden in de regel plaats in het Gouvernement.

  • 3 De voorzitter kan in bijzondere gevallen een andere dag en/of aanvangsuur bepalen of een andere

    vergaderplaats aanwijzen. Hij voert hierover, tenzij er sprake is van een spoedeisende situatie,

    overleg met het Presidium.

Artikel 9 Oproep 

  • 1 De voorzitter zendt ten minste negen dagen vóór een vergadering de Statenleden en de leden van

    Gedeputeerde Staten een schriftelijke oproep onder vermelding van de dag, het tijdstip en de plaats

    van de vergadering. In spoedeisende gevallen kan de voorzitter de schriftelijke oproep minder dan

    negen dagen voor de vergadering verzenden.

  • 2 De voorlopige agenda en de daarbij behorende statenstukken respectievelijk initiatiefvoorstellen

    worden zoveel mogelijk tegelijkertijd met de schriftelijke oproep aan de Statenleden verzonden met

    uitzondering van de stukken bedoeld in artikel 25 van de Provinciewet.

  • 3 De voorzitter kan een aanvulling op de voorlopige agenda versturen. Deze wordt zo spoedig mogelijk

    verzonden samen met de daarbij behorende stukken. Indien de aanvullende agenda betrekking heeft

    op voorstellen van Gedeputeerde Staten worden de agenda en de voorstellen uiterlijk 48 uur voor

    aanvang van de vergadering toegestuurd.

  • 4 Indien omtrent statenstukken op grond van artikel 25, eerste dan wel tweede lid, van de Provinciewet

    geheimhouding is opgelegd, blijven deze achterliggende stukken onder berusting van de griffier en

    verleent de griffier de Statenleden inzage.

Artikel 10 De agenda 

  • 1 Voordat de schriftelijke oproep wordt verzonden, stelt het Presidium de voorlopige agenda van de

    vergadering vast.

  • 2 Bij aanvang van de vergadering stellen Provinciale Staten de agenda vast. Provinciale Staten kunnen

    op voorstel van een Statenlid of de voorzitter bij de vaststelling van de agenda besluiten onderwerpen

    op de agenda te plaatsen of van de agenda te verwijderen.

  • 3 De hamerstukken worden geclusterd als eerste vermeld op de agenda onder de rubriek

    "statenvoorstellen".

  • 4 Brieven van derden alsook van Gedeputeerde Staten of van een lid van het college worden op de

    agenda onder de rubriek “ingekomen stukken” geplaatst, voorzien van een voorstel tot afdoening.

  • 5 De agenda bevat voor zover mogelijk tevens de concept-voorlopige agenda's van de volgende

    vergaderingen.

  • 6 Op voorstel van een Statenlid of van de voorzitter kunnen Provinciale Staten de volgorde van

    behandeling van de agendapunten wijzigen.

  • 7 Onverminderd het bepaalde in de artikelen 34 en 37 en spoedeisende omstandigheden daargelaten

    kan een Statenlid tot uiterlijk een week voor de dag van de vergadering het Presidium schriftelijk

    verzoeken een onderwerp op de voorlopige agenda te plaatsen. Het onderwerp dient voldoende

    nauwkeurig omschreven te zijn en betrekking te hebben op een actuele ontwikkeling van provinciaal

    beleid. In geval van spoedeisende omstandigheden, zulks ter beoordeling van de voorzitter, kan van

    deze termijn worden afgeweken 

Artikel 11 Collegevoorstel 

  • 1 Een voorstel van Gedeputeerde Staten gericht aan Provinciale Staten kan door het Presidium –

    gehoord de agendacommissie en blijkens advies van Gedeputeerde Staten - ter afdoening in handen

    worden gesteld van een Statencommissie behoudens in gevallen dat de Algemene wet bestuursrecht

    of een andere wettelijke regeling zich hiertegen verzet.

  • 2 Het Presidium stelt Gedeputeerde Staten en Provinciale Staten van zijn besluit in kennis.

Artikel 12 Jaarverslagen 

Jaarverslagen die aan Provinciale Staten worden aangeboden worden behandeld door de desbetreffende Statencommissie. Vervolgens worden ze onder de rubriek ingekomen stukken ter kennisneming opgenomen op de agenda voor Provinciale Staten.

Artikel 13 Burgerinitiatief 

Dit artikel is vervallen bij de vaststelling van de Verordening Burgerinitiatief Provincie Limburg 2009.

Artikel 14 Ter inzage leggen van stukken 

  • 1 Achterliggende stukken, die ter toelichting van de onderwerpen of voorstellen de agenda dienen,

    worden zo spoedig mogelijk voor een ieder bij de griffie ter inzage gelegd. De voorzitter maakt van de

    terinzagelegging melding in de openbare kennisgeving bedoeld in artikel 19 van de Provinciewet.

    Indien na het verzenden van de schriftelijke oproep stukken ter inzage worden gelegd, wordt hiervan

    mededeling gedaan aan de Statenleden en zo mogelijk in een openbare kennisgeving.

  • 2 Een origineel van een ter inzage gelegd stuk wordt niet buiten het Gouvernement gebracht.

  • 3 Indien omtrent stukken op grond van artikel 25, eerste dan wel tweede lid, van de Provinciewet

    geheimhouding is opgelegd, blijven deze achterliggende stukken onder berusting van de griffier en

    verleent de griffier de Statenleden inzage.

Hoofdstuk 3 Vergaderorde 

Artikel 15 Presentielijst 

Bij binnenkomst in de vergaderzaal tekent ieder Statenlid presentielijst. Aan het einde van elke vergadering wordt die lijst door de voorzitter en de griffier door ondertekening vastgesteld.

Artikel 16 Zitplaatsen 

De voorzitter, de Statenleden en de griffier hebben een vaste zitplaats te bepalen door de voorzitter. Voor de leden van Gedeputeerde Staten zijn zitplaatsen gereserveerd.

Artikel 17 Opening 

Aan het begin van een vergadering spreekt de voorzitter de volgende tekst uit: "Aan het begin van deze vergadering, waarin wij samenkomen om de belangen van de provincie Limburg en haar inwoners te dienen, spreken wij de hoop uit, dat onze arbeid vrucht zal dragen. Mogen wij kracht en inspiratie putten uit onze geloofs- en levensovertuiging met juiste waardering voor elkaars mening. Dat is onze bede aan God of elkaar".

Artikel 18 Spreekrecht burgers 

  • 1 Na de opening van de vergadering kunnen burgers gezamenlijk gedurende maximaal dertig minuten

    het woord voeren over geagendeerde voorstellen of onderwerpen.

  • 2 Het woord kan niet gevoerd worden:

    • a.

      over een bezwaar in de zin van hoofdstuk 7 van de Algemene wet bestuursrecht tegen een

      besluit van het provinciebestuur;

    • b.

      over benoemingen, keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen;

    • c.

      over een klacht in de zin van hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht over een

      gedraging van het provinciebestuur;

    • d.

      een onderwerp waarover door dezelfde persoon c.q. instantie in een vergadering van een

      Statencommissie is of wordt ingesproken;

    • e.

      brieven geplaatst op de lijst van ingekomen stukken als bedoeld in artikel 20, eerste lid.

  • 3 Degene, die van het spreekrecht gebruik wil maken, meldt dit ten minste 48 uur voor de aanvang van

    de vergadering schriftelijk aan de voorzitter. Hij vermeldt daarbij zijn naam, adres, telefoonnummer en

    het onderwerp, waarover hij het woord wil voeren.

  • 4 De voorzitter kan de ingediende bijdrage verwijzen naar een commissie, indien naar zijn oordeel de

    behandeling van de ingediende bijdrage door een commissie gewenst is. De voorzitter stelt degene

    die van het spreekrecht gebruik wil maken en Provinciale Staten hiervan in kennis.

  • 5 De voorzitter geeft het woord op volgorde van aanmelding. De voorzitter kan van de volgorde

    afwijken, indien dit in het belang is van de orde van de vergadering.

  • 6 Elke spreker krijgt maximaal vijf minuten het woord. De voorzitter verdeelt de spreektijd evenredig

    over de sprekers als er meer dan zes sprekers zijn. De voorzitter kan in bijzondere gevallen afwijken

    van de maximale lengte van de spreektijd.

  • 7 De spreker voert het woord, nadat de voorzitter hem dit heeft verleend. De voorzitter of een Statenlid

    doet een voorstel voor de behandeling van de inbreng van de burger.

Artikel 19 Notulen 

  • 1. De ontwerpnotulen van de voorgaande vergadering worden, zo mogelijk, aan de leden toegezonden

    gelijktijdig met de schriftelijke oproep. De ontwerpnotulen worden gelijktijdig aan de overige personen

    die tijdens deze vergadering het woord gevoerd hebben, toegezonden.

  • 2. Bij het begin van de vergadering worden de notulen van de vorige vergadering vastgesteld.

  • 3. Een Statenlid of de voorzitter van Provinciale Staten kan een voorstel tot verandering van de notulen

    doen, indien de notulen naar zijn oordeel onjuistheden bevatten of niet duidelijk weergeven hetgeen

    gezegd of besloten is. Een voorstel tot verandering wordt uiterlijk 48 uur voor aanvang van de

    vergadering bij de griffier ingediend.

  • 4. De voorzitter meldt de voorgestelde wijziging tijdens de vergadering waarin de desbetreffende

    ontwerpnotulen geagendeerd zijn. De tekstwijzigingen worden aangebracht in de notulen die

    berusten bij de griffie. Bovendien wordt van deze wijzigingen melding gemaakt in de notulen van de

    vergadering waarin deze zijn opgenomen.

  • 5. Overige personen die tijdens de vergadering het woord hebben gevoerd kunnen eveneens tot 48 uur

    voor aanvang van de vergadering de voorzitter verzoeken aan Provinciale Staten voor te stellen de

    notulen te wijzigen, indien die naar hun oordeel onjuistheden bevatten of niet duidelijk weergeven

    hetgeen gezegd of besloten is.

  • 6. De notulen moeten ten minste inhouden:

    • a. de namen van de voorzitter, de griffier en de in de vergadering aanwezige Statenleden, alsmede

      van de Statenleden die afwezig waren en andere aanwezigen die het woord gevoerd hebben;

    • b. een vermelding van de zaken die aan de orde zijn geweest;

    • c. een zakelijke samenvatting van het gesprokene met vermelding van de namen van aanwezigen

      die het woord voerden;

    • d. een overzicht van het verloop van elke stemming, met vermelding van de namen van de

      Statenleden die voor of tegen stemden bij hoofdelijke stemming, onder aantekening van de

      namen van de Statenleden die zich overeenkomstig de Provinciewet of de Gedragscode

      Bestuurlijke Integriteit van stemming hebben onthouden;

    • e. de tekst van de ter vergadering ingediende en/of behandelde initiatiefvoorstellen, voorstellen van

      orde, moties, amendementen en subamendementen;

    • f. bij het desbetreffende agendapunt de naam en de hoedanigheid van die personen aan wie het op

      grond van artikel 25 toegestaan is deel te nemen aan de beraadslagingen;

    • g. de tekst van de genomen besluiten.

  • 7. De notulen worden opgesteld onder de zorg van de griffier.

  • 8. De vastgestelde notulen worden door de voorzitter en de griffier ondertekend of gewaarmerkt.

Artikel 20 Ingekomen stukken 

  • 1 De aan Provinciale Staten of aan de leden van Provinciale Staten gerichte brieven worden op de lijst

    van ingekomen stukken geplaatst. Elke brief wordt op de lijst voorzien van een afdoeningsvoorstel

    van het Presidium. De lijst en het afdoeningsvoorstel maken deel uit van de vergaderstukken. De

    brieven worden direct na ontvangst digitaal aan de leden van Provinciale Staten ter kennis gebracht

    met de mededeling dat ze op de lijst met ingekomen stukken zullen worden geplaatst.

  • 2 Ingekomen brieven, waarvan de griffier constateert dat agendering in een Statencommissie voor de

    hand ligt, worden bij de informerende stukken geplaatst als de agenda van de desbetreffende

    Statencommissie eerder verzonden wordt dan de agenda van de eerstvolgende Statenvergadering.

  • 3 Brieven ontvangen na verzending van de agenda van de Statenvergadering en die binnenkomen tot

    uiterlijk 48 uur voor de aanvang van de Statenvergadering worden op een lijst geplaatst; deze lijst

    wordt aan de agenda toegevoegd en -voorzien van een afdoeningsvoorstel- op de dag van de

    vergadering zelf aan de Statenleden uitgedeeld. Brieven, die binnen 48 uur voor de

    Statenvergadering binnen komen, maar betrekking hebben op een agendapunt van die

    Statenvergadering worden alsnog ter kennis van de Statenleden gebracht.

  • 4 Ingekomen stukken, die Provinciale Staten doorverwijzen naar een Statencommissie worden daar zo

    spoedig mogelijk geagendeerd. 

Artikel 21 Volgorde sprekers 

  • 1 Behoudens in het geval er sprake is van een hamerstuk kunnen de leden zich als spreker op de

    daartoe bestemde sprekerslijst laten inschrijven, zodra de voorlopige agenda is gepubliceerd. Ieder

    lid dat zich als spreker laat inschrijven geeft daarbij een indicatie van de totale spreektijd, die hij aan

    het betreffende voorstel wenst te besteden. Daarbij geldt als uitgangspunt dat de spreektijd in tweede

    termijn een derde bedraagt van die in eerste termijn.

  • 2 24.00 uur voorafgaande aan het begin van de vergadering wordt de sprekerslijst gesloten.

  • 3 Een Statenlid voert het woord na het aan de voorzitter gevraagd en van hem verkregen te hebben.

    De voorzitter verleent het woord in de volgorde van intekening tenzij de voorzitter anders besluit.

  • 4 In voorkomende gevallen kan het Presidium besluiten in afwijking van de voorgaande leden de

    spreektijd fractiegewijs toe te delen, waarbij de grootte van de fractie richtinggevend is voor deomvang van de spreektijd.

  • 5 In het belang van de vergaderorde kan de voorzitter besluiten af te wijken van de gevraagde

    spreektijden.

  • 6 De volgorde van sprekers kan worden gewijzigd, wanneer een Statenlid het woord vraagt over een

    persoonlijk feit of over de orde van de vergadering.

  • 7 De voorzitter verleent het woord voor een persoonlijk feit niet dan na een voorlopige aanduiding van

    dat feit. De beslissing of iets een persoonlijk feit vormt, berust bij de voorzitter.

  • 8 Een voorstel over de orde van de vergadering kan door de voorzitter of door een Statenlid worden

    gedaan. Over een voorstel over de orde van de vergadering beslissen Provinciale Staten terstond.

  • 9 De leden 1 tot en met 3 zijn niet van toepassing op de voorzitter, het lid van Gedeputeerde Staten dat

    met de verdediging van een voorstel is belast, en de indiener van een initiatiefvoorstel. De voorzitter

    kan voor hen een spreektijd bepalen die in verhouding staat tot die van de leden.

Artikel 22 Aantal spreektermijnen 

  • 1 De beraadslaging over een onderwerp of voorstel geschiedt in ten hoogste twee termijnen, tenzij

    Provinciale Staten anders beslissen.

  • 2 Elke spreektermijn wordt door de voorzitter afgesloten.

  • 3 Een Statenlid mag, behoudens interrupties, in een termijn niet meer dan één keer het woord voeren

    over hetzelfde onderwerp of voorstel.

  • 4 Het derde lid is niet van toepassing op:

    • a.

      de gedeputeerde, die in het bijzonder is belast met het in behandeling zijnde onderwerp;

    • b.

      de rapporteur van een commissie;

    • c.

      het Statenlid dat een (sub)amendement, een motie of een initiatiefvoorstel heeft ingediend, voor

      wat betreft dat amendement, die motie of dat voorstel.

  • 5 Bij de bepaling hoeveel malen een Statenlid over hetzelfde onderwerp of voorstel het woord heeft

    gevoerd, wordt niet meegerekend het spreken over een persoonlijk feit of over de orde van de

    vergadering.

Artikel 23 Handhaving orde 

  • 1 Een spreker mag in zijn betoog niet worden gestoord, tenzij:

    • a.

      de voorzitter het nodig oordeelt hem aan het opvolgen van dit reglement te herinneren;

    • b.

      een Statenlid hem interrumpeert; de voorzitter kan bepalen dat de spreker zonder verdere

      interrupties zijn betoog zal afronden.

  • 2 Indien een spreker zich beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen veroorlooft, afwijkt van het in

    behandeling zijnde onderwerp, of indien een andere spreker herhaaldelijk interrumpeert, dan wel

    anderszins de orde verstoort, wordt deze door de voorzitter tot de orde geroepen. Indien de

    desbetreffende spreker hieraan geen gevolg geeft, kan de voorzitter hem gedurende de vergadering,

    waarin zulks plaats heeft, over het aanhangige onderwerp het woord ontzeggen.

Artikel 24 Schorsing of sluiting van de vergadering 

  • 1 Met het oog op de handhaving van de orde in de vergadering kan de voorzitter de vergadering voor

    een door hem te bepalen tijd schorsen of haar sluiten.

  • 2 De voorzitter kan de vergadering eveneens schorsen indien door een of meer Statenleden daarom

    wordt verzocht in verband met nader beraad.

Artikel 25 Deelname aan de beraadslaging door anderen 

Provinciale Staten kunnen beslissen dat anderen dan de in de vergadering aanwezige Statenleden of de voorzitter deelnemen aan de beraadslaging. Een beslissing daartoe wordt op voorstel van de voorzitter of een Statenlid genomen voordat met de beraadslaging over het desbetreffende onderwerp of voorstel een aanvang wordt genomen.

Artikel 26 Stemverklaring 

  • 1 Wanneer de voorzitter vaststelt dat een onderwerp of voorstel voldoende is behandeld, sluit hij de

    beraadslaging. Na het sluiten van de beraadslaging en voordat Provinciale Staten tot stemming

    overgaan, heeft ieder Statenlid het recht zijn uit te brengen stem kort te motiveren.

  • 2 Een zelfde recht komt het Statenlid toe bij een hamerstuk.

Artikel 27 Algemene bepalingen over stemming 

  • 1 De voorzitter vraagt of stemming wordt verlangd. Indien geen stemming wordt gevraagd en ook de

    voorzitter dit niet verlangt, stelt de voorzitter vast dat het voorstel zonder hoofdelijke stemming is

    aangenomen of verworpen.

  • 2 Indien geen stemming plaatsvindt kunnen in de vergadering aanwezige Statenleden aantekening in

    de notulen vragen, dat zij geacht worden te hebben tegen- of voorgestemd of zich van stemming te

    hebben onthouden.

  • 3 Indien een Statenlid daarom vraagt of op voorstel van de voorzitter vindt de stemming plaats met de

    elektronische stemapparatuur. Indien de elektronische stemmachine om technische redenen niet in

    werking gesteld kan worden, vindt de stemming plaats door het opsteken van de hand of door zitten

    en opstaan.

  • 4 Heeft een Statenlid zich bij het uitbrengen van zijn stem vergist, dan kan hij deze vergissing nog

    herstellen vóórdat het volgende Statenlid heeft gestemd. Bemerkt het Statenlid zijn vergissing pas

    later, dan is herstel niet meer mogelijk, maar kan hij nadat de voorzitter de uitslag van de stemming

    bekend heeft gemaakt aantekening ervan vragen dat hij zich heeft vergist.

  • 5 De voorzitter deelt de uitslag na afloop van de stemming mee, met vermelding van het aantal voor en

    tegen uitgebrachte stemmen. Hij doet daarbij tevens mededeling van het genomen besluit.

Artikel 28 Hoofdelijke stemming 

  • 1 Indien de voorzitter of een Statenlid dat verlangt, vindt stemming plaats door hoofdelijke oproeping.

    Bij hoofdelijke stemming is ieder ter vergadering aanwezig Statenlid, dat zich niet van deelneming

    aan de stemming onthoudt, verplicht zijn stem uit brengen.

  • 2 Bij hoofdelijke stemming roept de griffier de Statenleden bij naam op hun stem uit te brengen. Het lot

    bepaalt welk Statenlid als eerste zijn stem uitbrengt. Wordt de vergadering door de vicevoorzitter

    voorgezeten, dan brengt deze als laatste zijn stem uit.

  • 3 De Statenleden brengen hun stem uit door het woord ‘voor’ of ‘tegen’ uit te spreken, zonder enige

    toevoeging.

  • 4 De voorzitter maakt de uitslag van de stemming bekend met vermelding van het aantal voor en tegen

    uitgebrachte stemmen.

Artikel 29 Stemming over amendementen en moties 

  • 1 Indien een amendement op een aanhangig voorstel is ingediend, wordt eerst over dat amendement

    gestemd.

  • 2 Indien op een amendement een subamendement is ingediend, wordt eerst over het subamendement

    gestemd en vervolgens over het amendement.

  • 3 Indien twee of meer amendementen of subamendementen op een aanhangig voorstel zijn ingediend,

    bepaalt de voorzitter de volgorde waarin hierover zal worden gestemd. Daarbij geldt de regel, dat het

    meest verstrekkende amendement of subamendement het eerst in stemming wordt gebracht.

  • 4 Indien over een aanhangig voorstel een motie is ingediend, wordt eerst over het voorstel gestemd en

    vervolgens over de motie.

  • 5 Ten aanzien van hetzelfde voorstel komen achtereenvolgens eerst de subamendementen en de

    amendementen, het ontwerpbesluit en als laatste moties in stemming.

  • 6 Indien het ontwerpbesluit bij (sub-)amendement gewijzigd is, leest de voorzitter de nieuwe tekst eerst

    voor alvorens het in stemming wordt gebracht.

  • 7 Over moties die geen verband houden met een op de agenda opgenomen onderwerp of voorstel

    wordt aan het eind van de vergadering gestemd. De artikelen 26 t/m 28 zijn dan van

    overeenkomstige toepassing.

Artikel 30 Stemming over personen 

  • 1 Wanneer een stemming over personen voor het doen van een voordracht of het opstellen van een

    voordracht of aanbeveling moet plaatshebben, benoemt de voorzitter 3 Statenleden tot stembureau.

  • 2 Ieder ter vergadering aanwezig Statenlid dat zich niet op grond van de Provinciewet of de daaruit

    voortvloeiende Gedragscode bestuurlijke Integriteit van stemming moet onthouden is verplicht een

    stembriefje in te leveren. De stembriefjes dienen identiek te zijn.

  • 3 Er hebben zoveel stemmingen plaats als er personen zijn te benoemen, voor te dragen of aan te

    bevelen. De vergadering kan op voorstel van de voorzitter beslissen dat bepaalde stemmingen

    worden samengevat op één briefje.

  • 4 Het stembureau onderzoekt of het aantal ingeleverde stembriefjes gelijk is aan het aantal

    Statenleden dat ingevolge het tweede lid verplicht is een stembriefje in te leveren. Wanneer de

    aantallen niet gelijk zijn worden de stembriefjes vernietigd zonder deze te openen en wordt een

    nieuwe stemming gehouden.

  • 5 Voor het bepalen van de volstrekte meerderheid, bedoeld in artikel 30 van de Provinciewet, worden

    Statenleden geacht geen stem te hebben uitgebracht die geen behoorlijk stembriefje hebben

    ingeleverd. Onder een niet behoorlijk ingevuld stembriefje wordt verstaan:

    • -

      een blanco ingeleverd stembriefje;

    • -

      een ondertekend stembriefje;

    • -

      een stembriefje waarop meer dan één naam is vermeld,

    • -

      een stembriefje waarbij, indien het een benoeming of voordracht betreft, op een persoon wordt

      gestemd die niet is voorgedragen;

    • -

      een stembriefje waarbij op een andere persoon wordt gestemd dan die waartoe de stemming is

      beperkt.

  • 6 In geval van twijfel over de inhoud van een stembriefje beslissen Provinciale Staten, op voorstel van

    de voorzitter.

  • 7 Onder de zorg van de griffier worden de stembriefjes onmiddellijk na vaststelling van de uitslag

    vernietigd.

Artikel 31 Herstemming over personen bij meervoudige voordracht 

  • 1 Wanneer bij de eerste stemming niemand de volstrekte meerderheid heeft verkregen, wordt tot een

    tweede stemming overgegaan.

  • 2 Wanneer ook bij deze tweede stemming door niemand de volstrekte meerderheid is verkregen, heeft

    een derde stemming plaats tussen de twee personen, die bij de tweede stemming de meeste

    stemmen op zich hebben verenigd. Zijn bij de tweede stemming de meeste stemmen over meer dan

    twee personen verdeeld, dan wordt bij een tussenstemming uitgemaakt tussen welke twee personen

    de derde stemming zal plaatshebben.

  • 3 Indien bij tussenstemming of bij de derde stemming de stemmen staken, beslist terstond het lot.

Artikel 32 Beslissing door het lot 

  • 1 Wanneer het lot moet beslissen, worden de namen van hen tussen wie de beslissing moet

    plaatshebben, door de voorzitter op afzonderlijke, geheel gelijke, briefjes geschreven.

  • 2 Deze briefjes worden, nadat zij door het stembureau zijn gecontroleerd, op gelijke wijze gevouwen, in

    een stembokaal gedeponeerd en omgeschud.

  • 3 Vervolgens neemt de voorzitter een van de briefjes uit de stembokaal. Degene wiens naam op dit

    briefje voorkomt, is gekozen.

Hoofdstuk 4 Rechten van Statenleden

Artikel 33 Amendement 

  • 1 Een amendement is een voorstel tot wijziging van een ontwerpverordening of ontwerpbeslissing, naar

    de inhoud en de vorm geschikt om daarin letterlijk te worden opgenomen. Het maakt deel uit van de

    beraadslagingen zodra het, ondertekend door tenminste een lid, bij de voorzitter is ingediend.

  • 2 Een subamendement is een voorstel tot wijziging van een aanhangig amendement, naar de inhoud

    en de vorm geschikt om letterlijk te worden opgenomen in het amendement, waarop het betrekking

    heeft.

  • 3 Ieder Statenlid kan tot het sluiten van de beraadslagingen (sub)amendementen indienen. Een

    (sub)amendement kan het voorstel inhouden om een geagendeerd voorstel in één of meer

    onderdelen te splitsen, waarover afzonderlijke besluitvorming zal plaatsvinden.

  • 4 Er kan alleen beraadslaagd worden over (sub)amendementen die ingediend zijn door Statenleden,

    die de presentielijst getekend hebben en in de vergadering aanwezig zijn.

  • 5 Een (sub)amendement wordt schriftelijk bij de voorzitter ingediend, tenzij de voorzitter - met het oog

    op het eenvoudige karakter van het voorgestelde - oordeelt, dat met een mondelinge indiening kan

    worden volstaan.

  • 6 Intrekking, door de indiener(s), van het (sub)amendement is mogelijk, totdat de besluitvorming door

    Provinciale Staten heeft plaatsgevonden.

Artikel 34 Motie 

Een motie is een korte en gemotiveerde verklaring over een onderwerp waardoor een oproep, oordeel, wens of verzoek wordt uitgesproken. Een motie kan geen opdracht aan Gedeputeerde Staten of de Commissaris van de Koningin bevatten. Hij maakt deel uit van de beraadslagingen zodra hij ondertekend door tenminste een lid bij de voorzitter is ingediend.

  • 1.

    Ieder Statenlid kan ter vergadering een motie indienen.

  • 2.

    Een motie wordt schriftelijk bij de voorzitter ingediend.

  • 3.

    De behandeling van een motie over een aanhangig onderwerp of voorstel vindt tegelijk met de

    beraadslaging over dat onderwerp of voorstel plaats.

  • 4.

    De behandeling van een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp vindt plaats nadat

    alle op de agenda voorkomende onderwerpen zijn behandeld.

  • 5.

    Er kan alleen beraadslaagd worden over moties die zijn ingediend door Statenleden die de

    presentielijst hebben getekend en die in de vergadering aanwezig zijn.

Artikel 35 Initiatiefvoorstel 

  • 1 Een initiatiefvoorstel is een voorstel voor een verordening of een kaderstellend voorstel.

  • 2 Ieder Statenlid heeft het recht voorstellen aan Provinciale Staten te doen, die buiten de agenda

    vallen.

  • 3 Een initiatiefvoorstel wordt gemotiveerd en voorzien van een ontwerpbesluit schriftelijk bij de

    voorzitter ingediend. Het dient ondertekend te zijn door de indiener(s).

  • 4 Voordat een initiatiefvoorstel kan worden ingediend, wordt het ontwerpinitiatief eerst in de

    desbetreffende Statencommissie ter sondering besproken. Gedeputeerde Staten worden voor en

    tijdens de commissiebehandeling in de gelegenheid gesteld op het ontwerpinitiatief hun reactie te

    geven.

  • 5 Het initiatiefvoorstel wordt zo spoedig mogelijk na indiening met in achtneming van termijnen voor de

    desbetreffende Statencommissie geagendeerd.

  • 6 Gedeputeerde Staten krijgen de gelegenheid tot het geven van schriftelijk commentaar op het

    initiatiefvoorstel tot 14 dagen voor de vergadering van Provinciale Staten, waar het geagendeerd

    wordt.

  • 7 De voorzitter plaatst het initiatiefvoorstel op de agenda van de eerstvolgende vergadering na de

    commissiebehandeling.

  • 8 De behandeling van het voorstel vindt plaats voordat alle op de agenda voorkomende onderwerpen

    of voorstellen worden behandeld, tenzij Provinciale Staten oordelen dat het voorstel met het oog op

    de orde van de vergadering tezamen met een ander geagendeerd onderwerp of voorstel wordt

    behandeld.

Artikel 36 Bestuursopdracht  

  • 1 Een bestuursopdracht is een initiatiefvoorstel, waarin een opdracht aan Gedeputeerde Staten wordt

    gegeven.

  • 2 In de bestuursopdracht worden de te bereiken doelen, de wijze van aanpak, de termijnen, de

    beschikbare middelen en overige randvoorwaarden concreet aangegeven.

  • 3 Gedeputeerde Staten moeten door de indiener(s) in de gelegenheid worden gesteld om ter zake hun

    wensen en bedenkingen te uiten alvorens het ontwerpvoorstel in de commissie geagendeerd wordt.

    De voorzitter van Provinciale Staten ziet hier op toe.

  • 4 De behandeling is voorts conform artikel 35 van dit reglement van orde.

Artikel 37 Vragenuur mondelinge vragen 

  • 1 Aan het begin van elke reguliere vergadering van Provinciale Staten bestaat gedurende maximaal

    een uur de gelegenheid voor Statenleden mondeling vragen te stellen aan Gedeputeerde Staten, de

    Commissaris der Koningin ofwel aan andere Statenleden over actuele onderwerpen betreffende het

    gevoerde bestuur.

  • 2 Het Statenlid dat tijdens het vragenuur vragen wil stellen, meldt dit onder aanduiding van het

    onderwerp en vermelding van de te stellen vragen uiterlijk vóór 14.00 uur de dag voorafgaand aan de

    vergadering bij de voorzitter.

    De voorzitter kan beslissen een vraag niet aan de orde te stellen, indien hij het onderwerp niet

    voldoende nauwkeurig acht aangegeven, indien het een onderwerp betreft dat niet te maken heeft

    met provinciaal bestuur of het actualiteit ontbeert. Hij kan eveneens beslissen een vraag niet aan de

    orde te stellen indien het onderwerp reeds via schriftelijke vragen als bedoeld in artikel 38 van dit

    reglement aan Gedeputeerde Staten is voorgelegd of het onderwerp reeds voor een vergadering van

    een Statencommissie of van Provinciale Staten geagendeerd is. Een verzoek tot het stellen van

    vragen wordt eveneens afgewezen indien het een onderwerp of schriftelijk stuk betreft waarvoor door

    Provinciale Staten, de Statencommissie, of Gedeputeerde Staten geheimhouding is opgelegd.

  • 3 De voorzitter beslist vóór 15.00 uur of het verzoek wordt ingewilligd. Bij afwijzing van het verzoek stelt

    hij de vragensteller terstond van zijn beslissing in kennis.

  • 4 De voorzitter bepaalt de volgorde waarin aangemelde onderwerpen, tijdens het vragenuur, aan de

    orde worden gesteld.

  • 5 De voorzitter bepaalt per onderwerp de spreektijd voor de vragensteller, voor de Commissaris der

    Koningin, voor de gedeputeerden en voor de Statenleden. Indien een onderwerp naar het oordeel

    van de voorzitter genoegzaam is behandeld sluit hij de behandeling van de vraag.

  • 6 Per onderwerp wordt aan de vragensteller het woord verleend om één of meer vragen te stellen en

    een korte toelichting daarop te geven.

  • 7 Na de beantwoording door Gedeputeerde Staten, de Commissaris der Koningin of een ander

    Statenlid krijgt de vragensteller desgewenst het woord om aanvullende vragen te stellen.

  • 8 Vervolgens kan de voorzitter aan andere Statenleden het woord verlenen om aan de vragensteller,

    Gedeputeerde Staten, de Commissaris der Koningin ofwel aan andere Statenleden vragen te stellen

    over hetzelfde onderwerp.

  • 9 Vragen die vanwege tijdgebrek niet meer mondeling kunnen worden beantwoord worden schriftelijk

    beantwoord binnen twee weken na de vergadering.

  • 10 Tijdens het vragenuur kunnen noch door de vragensteller noch door een ander Statenlid moties

    worden ingediend.

Artikel 38 Schriftelijke vragen 

  • 1 Een Statenlid kan door tussenkomst van de voorzitter van Provinciale Staten aan Gedeputeerde

    Staten alsmede de Commissaris der Koningin schriftelijk vragen stellen betreffende het door

    Gedeputeerde Staten c.q. de Commissaris der Koningin gevoerde bestuur.

  • 2 Bij de vragen wordt aangegeven, of schriftelijke of mondelinge beantwoording wordt verlangd. De

    voorzitter draagt er zorg voor dat de vragen zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige

    Statenleden worden gebracht, behoudens indien het een onderwerp of een schriftelijk stuk betreft

    waarvoor door Provinciale Staten, de Statencommissie of Gedeputeerde Staten geheimhouding is

    opgelegd. In dat laatste geval doet de voorzitter hiervan onverwijld schriftelijk mededeling aan het

    Statenlid.

  • 3 Schriftelijke beantwoording vindt zo spoedig mogelijk plaats, in ieder geval binnen dertig dagen nadat

    de vragen zijn binnengekomen. Mondelinge beantwoording vindt plaats in de eerstvolgende

    Statenvergadering. Indien beantwoording niet binnen deze termijnen kan plaatsvinden, stelt de

    verantwoordelijke gedeputeerde of de Commissaris der Koningin voor het verstrijken van de termijn

    de vragensteller hiervan gemotiveerd in kennis. Daarbij wordt aangegeven binnen welke termijn

    beantwoording alsnog zal plaatsvinden.

  • 4 De antwoorden worden door Gedeputeerde Staten c.q. de Commissaris der Koningin aan de leden

    van Provinciale Staten toegezonden.

  • 5 De vragensteller kan, bij schriftelijke beantwoording, in de eerstvolgende Statenvergadering en bij

    mondelinge beantwoording in dezelfde Statenvergadering, na de behandeling van de op de agenda

    voorkomende onderwerpen, nadere inlichtingen vragen over het door de Commissaris der Koningin

    of Gedeputeerde Staten gegeven antwoord.

Artikel 39 Voorstel van orde 

  • 1 De leden van Provinciale Staten hebben het recht zowel mondeling als schriftelijk een voorstel van

    orde te doen, betrekking hebbende op de orde van de vergadering.

  • 2 De beraadslaging en de beslissing over een voorstel van orde hebben onmiddellijk na het indienen

    plaats, tenzij Provinciale Staten anders besluiten.

Artikel 40 Interpellatie 

  • 1 Een Statenlid kan Provinciale Staten verlof vragen om over een onderwerp dat niet vermeld staat op

    de agenda, bedoeld in artikel 11, eerste lid, inlichtingen aan Gedeputeerde Staten of de Commissaris

    der Koningin te vragen.

  • 2 Het verzoek tot het houden van een interpellatie wordt, behoudens in naar het oordeel van de

    voorzitter spoedeisende gevallen, ten minste achtenveertig uur voor de aanvang van de vergadering

    schriftelijk bij de voorzitter ingediend. Het verzoek bevat een duidelijke omschrijving van het

    onderwerp waarover inlichtingen worden verlangd alsmede de te stellen vragen.

  • 3 De voorzitter brengt de inhoud van het verzoek zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige

    Statenleden en – voor zover het het beleid of bestuur van het college betreft – de leden van

    Gedeputeerde Staten. Het verzoek wordt geagendeerd onder ''vaststelling agenda''. Bij de

    vaststelling van de agenda van de eerstvolgende vergadering na indiening van het verzoek wordt

    zonodig via stemming besloten of en zo ja wanneer de interpellatie zal worden gehouden.

  • 4 De interpellant voert niet meer dan tweemaal het woord, de

    overige Statenleden niet meer dan eenmaal, tenzij Provinciale Staten hun hiertoe verlof geven.

Hoofdstuk 5 Besloten vergadering 

Artikel 41 Algemeen 

Op een besloten vergadering zijn de bepalingen van dit reglement van overeenkomstige toepassing, voor zover deze bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering.

Artikel 42 Notulen besloten vergadering 

  • 1 De notulen van een besloten vergadering worden niet rondgedeeld, maar liggen uitsluitend voor de

    Statenleden en de overige personen die ter vergadering het woord hebben gevoerd ter inzage bij de

    griffier.

  • 2 Deze notulen worden zo spoedig mogelijk in een besloten vergadering ter vaststelling aangeboden.

    Tijdens deze vergadering nemen Provinciale Staten een beslissing over het al dan niet openbaar

    maken van deze notulen. De vastgestelde notulen worden door de voorzitter en de griffier

    ondertekend.

Artikel 43 Geheimhouding 

Vóór de afloop van de besloten vergadering beslissen Provinciale Staten overeenkomstig artikel 25, eerste lid, van de Provinciewet of omtrent de inhoud van de stukken en het verhandelde geheimhouding zal gelden. Provinciale Staten kunnen de geheimhouding opheffen. Artikel 44 Opheffen geheimhouding Indien Provinciale Staten op grond van artikel 25, derde en vierde lid, of artikel 55, tweede en derde lid, of artikel 91, tweede lid, van de Provinciewet, voornemens zijn de geheimhouding op te heffen wordt, indien het orgaan dat de geheimhouding heeft opgelegd dit verzoekt, in een besloten vergadering met het desbetreffende orgaan overleg gevoerd over de opheffing van de geheimhouding.

Hoofdstuk 6 Toehoorders en pers 

Artikel 45 Publieke tribune 

  • 1 De toehoorders en vertegenwoordigers van de pers kunnen uitsluitend op de voor hen bestemde

    plaatsen openbare vergaderingen van Provinciale Staten bijwonen.

  • 2 Indien de orde in de vergadering door toehoorders of vertegenwoordigers van de pers op enigerlei

    wijze wordt verstoord kan de voorzitter deze doen vertrekken of indien nodig de publieke en deperstribune volledig doen ontruimen.

Artikel 46 Geluid- en beeldregistraties 

Degenen die in de vergaderzaal tijdens de Statenvergadering geluid- dan wel beeldregistraties willen maken doen hiervoor tijdig een verzoek aan de griffier en gedragen zich naar zijn aanwijzingen.

Hoofdstuk 7 Slotbepalingen 

Artikel 47 Uitleg reglement 

In de gevallen waarin dit reglement niet voorziet of bij twijfel over de toepassing van het reglement, beslissen Provinciale Staten op voorstel van de voorzitter.

Artikel 48 Overgangsbepaling 

Het reglement van Orde van Provinciale Staten 2009, zoals laatstelijk gewijzigd op 18 december 2008 wordt vervallen verklaard met ingang van de in werking treding van dit reglement. Dit besluit treedt in werking de dag na plaatsing in het Provinciaal Blad.  

Artikel 49 Citeertitel 

Dit reglement kan worden aangehaald als “Reglement van Orde voor Provinciale Staten 2010”.

Ondertekening

Provinciale Staten voornoemd,  

Dhr. L.J.P.M. Frissen, voorzitter  

Mw. Drs. J.J. Braam, griffier  

 

Uitgegeven,  

De griffier,  

Maastricht, 29 november 2010