Regeling vervallen per 02-06-2023

Regeling voor de Provinciale Raad voor de Volksgezondheid in Limburg

Geldend van 10-03-2006 t/m 01-06-2023 met terugwerkende kracht vanaf 08-03-2006

Intitulé

Regeling voor de Provinciale Raad voor de Volksgezondheid in Limburg

REGELING VOOR DE PROVINCIALE RAAD VOOR DE VOLKSGEZONDHEID IN LIMBURG

HOOFDSTUK I Algemene bepalingen

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder: raad: Provinciale Raad voor de Volksgezondheid in Limburg - wet: Gezondheidswet van 18 januari 1956, opgenomen in het Staatsblad van 1956, nr. 51, zoals die sindsdien is gewijzigd; zittingsperiode: het tijdvak, bedoeld in artikel 7, lid 1; inspecteurs: de Inspecteurs van de Volksgezondheid, belast met het Staatstoezicht op de Volksgezondheid, binnen wier ambtsgebied de provincie Limburg gelegen is; directeur: de persoon die door de raad is benoemd tot hoofd van het bureau, als bedoeld in artikel 52 der wet; Provinciale Staten: Provinciale Staten van Limburg; Gedeputeerde Staten:Gedeputeerde Staten van Limburg.

Artikel 2

  • 1.

    Het werkgebied van de raad omvat de provincie Limburg.

  • 2.

    De raad is gevestigd in Maastricht.

  • 3.

    De raad heeft tot taak, hetgeen in artikel 47 der wet is omschreven.

  • 4.

    Onverminderd het bepaalde in het vorige lid is de kernfunctie van de raad het onafhankelijk en deskundig, gevraagd en ongevraagd uitbrengen van zorginhoudelijk advies aan de in artikel 54 der wet genoemde openbare lichamen, particuliere rechtspersonen en natuurlijke rechtspersonen.

HOOFDSTUK II

Paragraaf 1 De samenstelling van de Raad

Artikel 3

De raad bestaat uit tenminste 12 en ten hoogste 16 leden.

Artikel 4

Conform de bepalingen van artikel 48 van de Wet, zal de samenstelling van de PRV zodanig worden geregeld, dat daarin in elk geval zitting hebben leden afkomstig uit de kringen van:

  • a.

    gemeentebesturen;

  • b.

    instellingen voor gezondheidszorg;

  • c.

    personen werkzaam op het terrein van de gezondheidszorg;

  • d.

    personen of organisaties, die de belangen van de gebruikers van voorzieningen voor gezondheidszorg in algemene zin behartigen;

  • e.

    verzekeringsinstellingen op het gebied van de gezondheidszorg;

  • f.

    instellingen voor maatschappelijke dienstverlening.

Artikel 5

  • 1.

    De leden van de raad zijn onafhankelijk in hun functioneren.

    Zij vervullen hun lidmaatschap zonder last of ruggespraak.

  • 2.

    Het lidmaatschap van de raad is niet verenigbaar met het lidmaatschap van Provinciale Staten.

  • 3.

    Het lidmaatschap van de raad is niet verenigbaar met het bekleden van een bezoldigde functie in dienst van de raad.

Artikel 6

  • 1.

    De leden van de raad worden benoemd en ontslagen door Gedeputeerde Staten.

  • 2.

    Benoeming geschiedt op basis van een aanbeveling, gebaseerd op deskundigheid en onafhankelijkheid, van de raad. Afwijking van deze aanbeveling geschiedt niet dan na overleg met de raad.

  • 3.

    Ten behoeve van de in het vorige lid bedoelde aanbeveling hoort de raad inzake de deskundigheid en onafhankelijkheid van zijn leden de door Gedeputeerde Staten na overleg met de raad aan te wijzen organisaties en instellingen voor gezondheidszorg in Limburg.

  • 4.

    De leden van de raad kunnen worden ontslagen op eigen verzoek, dan wel op verzoek van de raad.

  • 5.

    Ontslag op verzoek van de raad is alleen mogelijk op basis van een daartoe strekkend besluit van de raad, dat tot stand gekomen is met steun van tenminste 2/3 der ter vergadering aanwezige leden.

Artikel 7

  • 1.

    De leden van de raad worden benoemd voor een zittingsperiode die eindigt drie maanden na beëindiging van de zittingsperiode van Provinciale Staten.

  • 2.

    De raad draagt zorg dat uiterlijk twee maanden voor het einde van de zittingsperiode van zijn leden een aanbeveling als bedoeld in artikel 6, lid 2 wordt ingediend ter benoeming van de leden voor de volgende zittingsperiode.

  • 3.

    Aftredende leden kunnen worden herbenoemd.

  • 4.

    De raad draagt zorg dat ingeval tussentijds een vacature ontstaat spoedig een aanbeveling wordt ingediend als bedoeld in artikel 6, lid 2, met inachtneming van het bepaalde in lid 3 van dat artikel.

Artikel 8

Onverminderd het hieromtrent bepaalde in de artikelen 6 en 7 eindigt het lidmaatschap van de raad ook door:

  • a)

    overlijden;

  • b)

    vervallenverklaring.

Artikel 9

  • 1.

    Vervallenverklaring geschiedt door Gedeputeerde Staten, indien:

    • a.

      een lid een of meer vereisten voor het lidmaatschap heeft verloren;

    • b.

      een lid de hem in artikel 2.5 van de Algemene wet bestuursrecht opgelegde plicht tot geheimhouding heeft geschonden, tenzij Gedeputeerde Staten hierin geen genoegzame aanleiding vinden om tot vervallenverklaring over te gaan.

  • 2.

    Een besluit tot vervallenverklaring krachtens het bepaalde in het eerste lid onder b wordt niet opgenomen dan nadat de raad terzake is gehoord.

Artikel 10

De op grond van het bepaalde in artikel 9, lid 1 onder b van het lidmaatschap vervallen verklaarde is gedurende twee jaren, te rekenen van de dag der uitspraak, niet tot lid van de raad hernoembaar.

Paragraaf 2 Adviseurs en toehoorders

Artikel 11

Gedeputeerde Staten kunnen een toehoorder aanwijzen om de vergaderingen van de raad bij te wonen. Onverminderd het bepaalde in artikel 49 der wet, kan de raad derden uitnodigen om permanent of ad hoc aan vergaderingen van de raad deel te nemen.

Paragraaf 3 Functies

Artikel 12

  • 1.

    De raad heeft een voorzitter en een ondervoorzitter.

  • 2.

    De voorzitter wordt benoemd en ontslagen door Gedeputeerde Staten; de ondervoorzitter door de raad.

  • 3.

    Tot ondervoorzitter kan alleen iemand benoemd worden, die lid is van de raad.

  • 4.

    Hetgeen in de artikelen 5, 7 lid 1 en 3, alsmede in de artikelen 8, 9 en 10 bepaald is met betrekking tot de leden van de raad, is van overeenkomstige toepassing op de voorzitter van de raad.

  • 5.

    Aan de voorzitter kan door de raad een (onkosten)vergoeding worden toegekend.

Artikel 13

De directeur of de hiervoor in de plaats tredende functionaris is ambtshalve secretaris van de raad.

Artikel 14

  • 1.

    De voorzitter en de secretaris dragen zorg voor een optimaal intern en extern functioneren van de raad.

  • 2.

    De voorzitter, de secretaris, de ondervoorzitter en een of enkele Raadsleden vormen tezamen het presidium van de raad. De taken en bevoegdheden van dit presidium worden vastgelegd in het door de raad vast te stellen huishoudelijk reglement.

HOOFDSTUK III

Paragraaf 1 De bevoegdheden van de raad

Artikel 15

Met inachtneming van het bepaalde in de wet, in het bijzonder in de artikelen 47, 54, de leden 1 en 2, en 57 der wet, alsmede het bepaalde in artikel 2, lid 4 van deze regeling, is de raad bevoegd zich bezig te houden met al hetgeen door hem voor de volksgezondheid in Limburg van belang wordt geacht.

Artikel 16

  • 1.

    De raad besluit tot het verrichten van burgerrechtelijke rechtshandelingen.

  • 2.

    De raad besluit tot het huren, kopen, bezwaren, ruilen of vervreemden van eigendommen.

  • 3.

    Een besluit, als bedoeld in het eerste en tweede lid van dit artikel, behoeft de goedkeuring van Gedeputeerde Staten.

  • 4.

    De raad draagt zorg, dat zijn eigendommen voldoende zijn verzekerd bij een verzekeringsmaatschappij.

Artikel 17

  • 1.

    De raad besluit omtrent het verhuren of op enige andere wijze in gebruik geven van eigendommen, het instellen van rechtsgedingen, het berusten in een tegen de raad ingestelde rechtsvordering, het treffen van dadingen of het opdragen van een geschil aan scheidslieden.

  • 2.

    Een besluit, zoals bedoeld in het vorige lid, behoeft de goedkeuring van Gedeputeerde Staten.

Artikel 18

  • 1.

    De raad is bevoegd tot het doen van uitgaven en het ontvangen van gelden, doch niet dan op grond van een door Gedeputeerde Staten goedgekeurde begroting.

  • 2.

    Indien de begroting nog niet is goedgekeurd, kunnen Gedeputeerde Staten de raad toestemming verlenen uitgaven te doen waartegen bij hen geen bedenkingen bestaan.

  • 3.

    De uitgaven van de raad onder aftrek van de inkomsten, vermeld in de door Gedeputeerde Staten goedgekeurde rekening, worden van provinciewege vergoed.

  • 4.

    Gedeputeerde Staten voorzien de raad bij voorschot van de benodigde geldmiddelen op grond van de door hen goedgekeurde begroting, onder voorbehoud van nadere verrekening.

  • 5.

    De raad draagt zorg, dat de gelden van de raad tegen benadeling zijn verzekerd bij een verzekeringsmaatschappij.

  • 6.

    De controle op de inkomsten en de uitgaven van de raad wordt uitgeoefend door een registeraccountant die door de raad, met goedvinden van Gedeputeerde Staten, wordt aangewezen.

  • 7.

    De in het vorig lid bedoelde registeraccountant dient na afloop van ieder kalenderjaar een accountantsrapport in bij de raad. Tevens controleert hij tussentijds, op ongeregelde tijdstippen, doch tenminste driemaal per jaar, de financiële administratie en de kas. Over deze tussentijdse controles maakt hij proces verbaal op. Dit proces verbaal wordt, mede ondertekend door de directeur, in afschrift toegezonden aan de raad en Gedeputeerde Staten.

  • 8.

    Gedeputeerde Staten zijn bevoegd het geldelijk beheer en de financiële administratie te allen tijde aan een onderzoek te onderwerpen en van hunnentwege een onderzoek te gelasten.

Artikel 19

  • 1.

    Jaarlijks stelt de raad de begroting van inkomsten en uitgaven voor het volgend kalenderjaar vast.

  • 2.

    De raad zendt de begroting, vergezeld van de nodige toelichting, ter goedkeuring aan Gedeputeerde Staten voor het door hen vast te stellen tijdstip.

  • 3.

    De raad draagt zorg, dat de begroting niet wordt overschreden dan met voorafgaande goedkeuring van Gedeputeerde Staten.

  • 4.

    Gedeputeerde Staten kunnen aangaande de inrichting van de begroting voorschriften geven.

  • 5.

    Indien daartoe aanleiding bestaat, kan de raad met goedkeuring van Gedeputeerde Staten een suppletoire begroting vaststellen.

  • 6.

    Is op een suppletoire begroting de goedkeuring van Gedeputeerde Staten verkregen, dan wordt zij geacht met de goedgekeurde begroting een geheel te vormen.

Artikel 20

  • 1.

    Jaarlijks voor 1 oktober stelt de raad de rekening van inkomsten en uitgaven over het afgelopen kalenderjaar vast.

  • 2.

    De rekening wordt, voordat zij wordt vastgesteld, voorzien van een door de in artikel 18, lid 6 bedoelde registeraccountant afgegeven verklaring.

  • 3.

    De raad zendt de rekening zo spoedig mogelijk ter goedkeuring aan Gedeputeerde Staten, vergezeld van het in artikel 18, lid 7 bedoelde accountantsrapport en de nodige toelichting.

  • 4.

    Gedeputeerde Staten keuren de rekening goed, indien de inkomsten en uitgaven door de goedgekeurde begroting worden gedekt.

  • 5.

    Indien Gedeputeerde Staten van de in het vorige lid bedoelde bevoegdheid geen gebruik maken, zijn de leden van de raad, die de uitgaven, voorzover deze niet door de goedgekeurde begroting worden gedekt, uitdrukkelijk hebben bevolen, daarvoor aansprakelijk.

  • 6.

    Gedeputeerde Staten zijn met de rechtsvordering tot schadevergoeding belast.

  • 7.

    Na verantwoording van de teruggevorderde bedragen keuren Gedeputeerde Staten de rekening alsnog goed.

Artikel 21

De raad beslist tegen welke vergoeding aan natuurlijke personen en particuliere rechtspersonen en instellingen een advies wordt uitgebracht.

Artikel 22

De raad is bevoegd besturen van instellingen of hun vertegenwoordiger op het gebied van de volksgezondheid in de provincie Limburg bijeen te roepen, teneinde deze te raadplegen met betrekking tot problemen op het gebied der volksgezondheid. De raad is bevoegd tot het laten verrichten van wetenschappelijk onderzoek ten behoeve van de door haar te verstrekken adviezen met inachtneming van het gestelde in artikel 15 en 16 lid 1 en 3.

Artikel 23

Voor zover de wet bepaalde bevoegdheden niet imperatief aan de raad heeft toegekend kan hij die bevoegdheid delegeren aan het presidium en hier regels aan verbinden.

Artikel 24

  • 1.

    Overeenkomstig artikel 50 der Wet kan de raad zich doen bijstaan van commissies van advies en bijstand welke deskundig zijn op een bijzonder gebied van de volksgezondheid.

  • 2.

    De in lid 1 bedoelde commissies kunnen een permanent, maar zullen bij voorkeur een tijdelijk karakter dragen. Zij functioneren als klankbordgroepen.

  • 3.

    De raad bepaalt de werkwijze van de in lid 1 bedoelde commissies en benoemt de leden.

Artikel 25

De raad bepaalt in overleg met Gedeputeerde Staten de plaats van vestiging van het bureau.

Artikel 26

  • 1.

    In spoedeisende gevallen zijn de voorzitter en de secretaris bevoegd tot alle handelingen, welke voor een geregelde gang van zaken of ter bescherming van de belangen van de raad noodzakelijk blijken.

  • 2.

    Van de in het vorige lid bedoelde handelingen doen de voorzitter en de secretaris mededeling aan de raad in diens eerstvolgende vergadering en verstrekt alle inlichtingen die daaromtrent door de leden van de raad worden gevraagd.

HOOFDSTUK IV De werkwijze van de raad

Artikel 27

  • 1.

    De raad vergadert tenminste twee maal per jaar.

  • 2.

    De voorzitter leidt de vergaderingen van de raad en het presidium.

  • 3.

    Bij ontstentenis of afwezigheid van de voorzitter worden de vergaderingen van de raad en het presidium geleid door de ondervoorzitter.

  • 4.

    De raad stelt een reglement van orde vast voor zijn vergaderingen.

Artikel 28

  • 1.

    In alle rechtsgedingen en buitenrechtelijke handelingen wordt de raad vertegenwoordigd door de voorzitter.

  • 2.

    De voorzitter kan deze bevoegdheid voor bepaalde gevallen in overleg met de raad aan een der leden van de raad of aan de secretaris overdragen.

Artikel 29

  • 1.

    Alle stukken, uitgaande van de raad worden ondertekend door de voorzitter en de secretaris.

  • 2.

    Bij ontstentenis van de voorzitter worden de in het vorige lid bedoelde stukken ondertekend door de ondervoorzitter.

  • 3.

    Bij ontstentenis van de secretaris worden de in het vorige lid bedoelde stukken alleen ondertekend door de voorzitter.

Artikel 30

  • 1.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 60 der wet, zendt de raad jaarlijks zijn verslag van werkzaamheden tevens aan:

    • a.

      Gedeputeerde Staten;

    • b.

      Provinciale Staten;

    • c.

      de gemeentebesturen in Limburg;

    • d.

      de besturen van organisaties en instellingen voor gezondheidszorg in Limburg, zoals vermeld in artikel 6, lid 3;

    • e.

      de geneeskundige inspecteur van de volksgezondheid in Limburg;

    • f.

      de inspecteurs;

    • g.

      andere personen en besturen van organisaties, die naar zijn oordeel daarvoor in aanmerking komen.

  • 2.

    Het in het vorige lid bedoelde verslag kan door de raad algemeen verkrijgbaar worden gesteld tegen betaling van een door hem te bepalen vergoeding.

Artikel 31

  • 1.

    Indien door bijzondere omstandigheden, zoals bedoeld in artikel 7 van de Noodwet Geneeskundigen, de raad niet bijeen kan komen, is de directeur gemachtigd de adviserende taak van de raad namens de raad uit te oefenen.

  • 2.

    De directeur zal na daartoe te zijn aangewezen de functie vervullen van voorzitter van de provinciale adviescommissie als bedoeld in artikel 5 van de Noodwet Geneeskundigen.

Artikel 32

  • 1.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 19 zullen aan de leden van de raad en het presidium vacatiegelden alsmede een vergoeding wegens reiskosten worden verstrekt, overeenkomstig de “Verordening regelende de geldelijke en andere voorzieningen ten behoeve van Staten en Commissieleden".

  • 2.

    In bijzondere gevallen kan door de raad aan leden van commissies zoals bedoeld in artikel 24 lid 1 een vergoeding van reiskosten worden verstrekt, doch niet dan nadat Gedeputeerde Staten hiertoe toestemming hebben verleend.

HOOFDSTUK V De Directeur en de overige functionarissen van het bureau

Artikel 33

In de ambtelijke ondersteuning kan worden voorzien door benoeming van eigen personeel danwel door het aantrekken van personeel op detacheringsbasis, danwel door middel van het aangaan van een dienstverleningsovereenkomst met derden. Voor zover er sprake is van eigen personeel, wordt dat personeel door de raad benoemd, geschorst en ontslagen.

Artikel 34

Voor de benoeming van een lid van het overige personeel kan met een enkelvoudige aanbeveling van de directeur worden volstaan, tenzij de raad een aanbeveling van tenminste twee personen verlangt.

Artikel 35

In zijn instructie wordt het toezicht van de directeur op de werkzaamheden van het overige personeel en zijn verantwoordelijkheid voor het beheer van de gelden van de raad geregeld.

Artikel 36

De bezoldiging van de directeur en de overige functionarissen van het bureau wordt (onder goedkeuring van Gedeputeerde Staten) door de raad vastgesteld.

Artikel 37

  • 1.

    Onverminderd het bepaalde bij het tweede en derde lid van artikel 52 der wet, worden de arbeidsvoorwaarden, waaronder het personeel voor zover in dienst van de raad zijn betrekking vervult, vastgesteld door de raad.

  • 2.

    De besluiten, ingevolge het eerste lid opgenomen, behoeven de goedkeuring van Gedeputeerde Staten.

Artikel 38

Bij de uitvoering van de krachtens de artikelen 36 en 37 geldende voorschriften wordt door de raad aansluiting gezocht bij het door Gedeputeerde Staten ten aanzien van het provinciaal personeel terzake gevoerde beleid.

Artikel 39

  • 1.

    Ingeval van verhindering of afwezigheid van de directeur kan deze zich onder zijn verantwoordelijkheid en met goedkeuring van de voorzitter doen vervangen door een personeelslid van het bureau, dat daartoe telkenmale door hem wordt aangewezen.

  • 2.

    Bij ontstentenis van de directeur kan de raad diens tijdelijke vervanging regelen.

Artikel 40

De raad kan de directeur machtigen tot de administratieve behandeling en afdoening van een of meer nader door de raad te bepalen aangelegenheden.

HOOFDSTUK VI Slot en overgangsbepalingen

Artikel 41

  • 1.

    In gevallen, waarin deze regeling niet voorziet, beslist de raad, na daartoe de goedkeuring van Gedeputeerde Staten te hebben gekregen.

  • 2.

    Gedeputeerde Staten kunnen in deze gevallen door dat college nader aangegeven ontheffing verlenen van danwel kunnen voorwaarden verbinden aan de door de raad krachtens deze regeling in acht te nemen voorschriften.

Artikel 42

Deze regeling kan worden aangehaald als "Regeling voor de provinciale raad voor de volksgezondheid in Limburg".

Artikel 43

Deze regeling treedt in werking op 8 maart 2006.

Ondertekening

Gedeputeerde Staten voornoemd, L.J.P.M. Frissen, voorzitter
drs. W.L.J. Weijnen, secretaris
 
Uitgegeven, 9 maart 2006 De Secretaris,
drs. W.L.J. Weijnen