Regeling ongewenste omgangsvormen

Geldend van 03-03-2006 t/m heden

Intitulé

Regeling ongewenste omgangsvormen

REGELING ONGEWENSTE OMGANGSVORMEN

Paragraaf 1 Begripsbepalingen en toepasselijkheid

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    ongewenste omgangsvormen:

    gedrag waarbij verbaal, non-verbaal of fysiek de persoonlijke integriteit van de ander wordt aangetast, bijvoorbeeld door pesterijen, het vestigen van gezag of populariteit ten koste van een ander, het opzettelijk en bewust valselijk een klacht indienen en door seksuele intimidatie, agressie en geweld en discriminatie, zoals hierna onder b t/m d omschreven;

  • b.

    seksuele intimidatie:

    ongewenste seksuele toenadering, verzoeken om seksuele gunsten of ander verbaal, non-verbaal of fysiek gedrag waarbij tevens sprake is van een van de volgende punten:

  • -

    onderwerping aan dergelijk gedrag wordt hetzij expliciet, hetzij impliciet gehanteerd als voorwaarde voor de tewerkstelling van een persoon;

  • -

    onderwerping aan of afwijzing van dergelijk gedrag door een persoon, wordt gebruikt als basis voor beslissingen die het werk van deze persoon raken;

  • -

    dergelijk gedrag heeft tot doel de werkprestaties van een persoon aan te tasten en/of een intimiderende, vijandige of onaangename werkomgeving te creëren, dan wel heeft tot gevolg dat de werkprestaties van een persoon worden aangetast en een intimiderende, vijandige of onaangename werkomgeving wordt gecreëerd;

  • c.

    agressie en geweld:

    voorvallen waarbij een werknemer psychisch of fysiek wordt lastig gevallen, bedreigd of aangevallen onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met het verrichten van arbeid;

  • d.

    discriminatie:

    het maken van onderscheid op grond van godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht, nationaliteit, seksuele geaardheid, burgerlijke staat, handicap of chronische ziekte of op grond van andere hoedanigheden, zonder dat daarvoor een objectieve rechtvaardigingsgrond is aan te wijzen;

  • e.

    klacht:

    een klacht als bedoeld in artikel 9:1 van de Algemene wet bestuursrecht;

  • f.

    melding:

    de melding kennis te hebben genomen van of slachtoffer te zijn van ongewenste omgangsvormen;

  • g.

    klager:

    degene die een melding doet of een klacht indient over ongewenste omgangsvormen.

Artikel 2 Toepasselijkheid

Deze regeling is van toepassing op eenieder die in dienstverband, daaronder begrepen detacheringen en uitzend- en stageconstructies, werkzaam is of is geweest bij de provincie Limburg.

Paragraaf 2 De vertrouwenspersoon

Artikel 3 Vertrouwenspersoon

  • 1. Gedeputeerde Staten benoemen een vertrouwenspersoon als bedoeld in het Besluit instelling vertrouwenspersoon.

  • 2. Naast de taken en bevoegdheden, beschreven in het Besluit instelling vertrouwenspersoon, heeft de vertrouwenspersoon meer specifiek tot taak:

    • a.

      de opvang van de klager en het bieden van emotionele ondersteuning;

    • b.

      het informeren en adviseren over mogelijkheden om aan de ongewenste

      omgangsvormen een einde te maken:

      • -

        door oplossingen in de informele sfeer,

      • -

        door het inschakelen van een bemiddelaar,

      • -

        door ondersteuning te bieden bij de procedure als bedoeld in artikel 5 van deze regeling,

      • -

        door het doorverwijzen naar (externe) deskundigen;

    • c.

      het begeleiden in het oplossingstraject door onder andere het voeren van gesprekken met direct betrokkenen;

    • d.

      het bieden van nazorg.

  • 3.

    De vertrouwenspersoon handelt uitsluitend op verzoek van de klager.

  • 4.

    De vertrouwenspersoon kan in voorkomende gevallen gebruik maken van externe deskundigheid.

Paragraaf 3 Informele en formele procedure

Artikel 4 Informele procedure: melding bij vertrouwenspersoon

  • 1.

    Een ieder die met ongewenste omgangsvormen in de zin van deze regeling jegens zichzelf of jegens een ander wordt geconfronteerd kan dit melden bij de vertrouwenspersoon.

  • 2.

    Indien de melding na tussenkomst van de vertrouwenspersoon niet naar tevredenheid is opgelost, kan de klager besluiten een schriftelijke klacht in te dienen als bedoeld in artikel 9:1 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 5 Formele procedure: de behandeling van klachten in de zin van artikel 9:1 Algemene wet bestuursrecht

  • 1.

    Met betrekking tot de afhandeling van klachten inzake ongewenste omgangsvormen gelden de bepalingen in dit artikel in aanvulling op de procedure zoals vastgesteld in hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht en de artikelen 7 tot en met 11 van het Reglement bezwaren en klachten Provincie Limburg.

  • 2.

    De behandeling van klachten inzake ongewenste omgangsvormen geschiedt door de klachtenfunctionaris en de plaatsvervangend klachtenfunctionaris gezamenlijk.

  • 3.

    De klager en degene, tegen wie de klacht is gericht, kunnen zich laten bijstaan door een gemachtigde.

  • 4.

    De klager en degene op wiens gedraging de klacht betrekking heeft worden niet in elkaars aanwezigheid gehoord indien aannemelijk is dat gezamenlijk horen een zorgvuldige behandeling zal belemmeren of dat tijdens het horen feiten of omstandigheden bekend zullen worden waarvan geheimhouding om gewichtige redenen is geboden, ofwel indien één of meer betrokkenen aangeven daar de voorkeur aan te geven.

  • 5.

    Wanneer betrokkenen afzonderlijk zijn gehoord, wordt ieder van hen op de hoogte gesteld van het verhandelde tijdens het horen buiten zijn of haar aanwezigheid, tenzij geheimhouding om gewichtige redenen is geboden.

  • 6.

    Op verzoek van de klager of degene op wiens gedraging de klacht betrekking heeft kunnen meegebrachte getuigen en deskundigen worden gehoord.

  • 7.

    De hoorzitting vindt plaats achter gesloten deuren.

Artikel 6 Vertrouwelijke behandeling van gegevens

Alle bij de melding van en de klacht over ongewenste omgangsvormen betrokkenen besteden de uiterste zorg aan de vertrouwelijkheid van de gegevens die hen ter kennis komen.

Paragraaf 4 Overige bepalingen

Artikel 7 Geen benadeling

Klagers en getuigen mogen niet wegens het indienen van een klacht worden benadeeld in hun positie binnen de organisatie.

Artikel 8 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt de achtste dag na uitgifte van het provinciaal blad waarin het is geplaatst in werking.

Artikel 9 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als de Regeling ongewenste omgangsvormen.

Ondertekening

Gedeputeerde Staten voornoemd, L.J.P.M. Frissen, voorzitter
drs. W.L.J. Weijnen, secretaris
Uitgegeven, 23 februari 2006 De Secretaris,
drs. W.L.J. Weijnen