Regeling vervallen per 01-07-2014

Uitvoeringsregeling projectsubsidies ruimte

Geldend van 14-07-2012 t/m 17-04-2013

Uitvoeringsregeling van 16 maart 2010, houdende regels betreffende de subsidiëring van activiteiten op het terrein van Ruimte (Uitvoeringsregeling projectsubsidies ruimte) (laatstelijk gewijzigd op 10 juli 2012).

Gedeputeerde staten van Fryslân,

gelet op de Algemene wet bestuursrecht, de Algemene subsidieverordening provincie Fryslân 2006 en de Subsidieverordening Ruimte,

besluiten als volgt:

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Algemene subsidieverordening van toepassing

  • 1 Op subsidieverstrekking op grond van deze uitvoeringsregeling is de Algemene subsidieverordening provincie Fryslân 2006 van toepassing.

  • 2 Op grond van deze uitvoeringsregeling wordt geen subsidie verstrekt:

    • a.

      voor dezelfde of in hoofdzaak dezelfde voortdurende activiteiten, als bedoeld in art. 4:51 van de Algemene wet bestuursrecht;

    • b.

      voor een activiteit die naar het oordeel van gedeputeerde staten overwegend een politiek of commercieel karakter heeft.

Artikel 2 Subsidiabele kosten

  • 1 Onverminderd het hierna bepaalde worden als projectkosten uitsluitend in aanmerking genomen de rechtstreeks aan de uitvoering van de activiteit toe te rekenen, na het indienen van de aanvraag door de subsidieontvanger gemaakte en betaalde kosten.

  • 2 Voor de vaststelling van de subsidiabele kosten wordt een post onvoorzien niet in aanmerking genomen.

  • 3 Geen subsidie wordt verstrekt voor:

    • a.

      kosten van onderzoek, ontwikkelkosten en kosten van voorbereiding sec, tenzij deze kosten onderdeel uitmaken van de activiteit;

    • b.

      kosten van personeel of projectleiders, tenzij deze kosten onderdeel uitmaken van de activiteit.

Artikel 3 Niet bestede middelen

Niet bestede middelen kunnen worden teruggevorderd.

Artikel 4 Niet doelgerichte verplichting

Gedeputeerde staten kunnen bij de subsidieverlening de verplichting opleggen dat de subsidieontvanger, op een door gedeputeerde staten te bepalen wijze te kennen geeft dat de activiteit (mede) tot stand is gekomen met subsidie van de provincie.

Artikel 5 Hardheidsclausule

Gedeputeerde staten kunnen bepalingen gesteld bij of krachtens deze uitvoeringsregeling buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing gelet op het belang van een doelgerichte of evenwichtige subsidieverstrekking, leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Hoofdstuk 2 Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen

Titel 2 Stimulering Collectief Particulier Opdrachtgeverschap

Artikel 6 Begripsbepalingen

  • a.

    collectief particulier opdrachtgeverschap (CPO): situatie waarin particulieren in groeps-verband zonder winstoogmerk een bouwkavel of één of meerdere panden aankopen en als CPO-groep optreden als opdrachtgever naar architect en aannemer;

  • b.

    CPO-project: woningbouwproject dat door middel van collectief particulier opdrachtgeverschap wordt gerealiseerd;

  • c.

    CPO-groep: groep natuurlijke personen, georganiseerd in een vereniging of stichting als bedoeld in artikel 2:27 respectievelijk 2:285 van het Burgerlijk Wetboek, die door middel van collectief particulier opdrachtgeverschap een woningbouwproject realiseert;

  • d.

    voortraject: de fase van een CPO-project die duurt vanaf de oprichting van een vereniging of stichting tot aan het verlenen van de bouwvergunning voor het CPO-project.

Artikel 7 Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde staten kunnen subsidie verstrekken aan een CPO-groep voor activiteiten ter voorbereiding van een woningbouwproject.

Artikel 8 Subsidiabele kosten

  • 1 Subsidie kan worden verstrekt voor de kosten ten behoeve van het voortraject, voor zover het betreft de inhuur van onafhankelijke externe deskundigheid voor de procesbegeleiding, centrale coördinatie en advisering bij de opstelling van een collectief bouwplan.

  • 2 Onverminderd het bepaalde in artikel 2, derde lid, wordt in ieder geval geen subsidie verstrekt voor:

    • a.

      kosten die verband houden met het verwerven van grond;

    • b.

      aankoopkosten van een pand;

    • c.

      kosten betreffende de oprichting van een rechtspersoon;

    • d.

      de inzet van ambtelijke capaciteit door gemeenten.

Artikel 9 Toetsingscriteria

Om voor subsidie in aanmerking te komen, moet een aanvraag voldoen aan de volgende criteria:

  • a.

    Het CPO-project bestaat uit ten minste 3 koopwoningen;

  • b.

    De gemeente waarin het CPO-project wordt gerealiseerd, verleent medewerking aan het project. Deze medewerking blijkt in elk geval uit de beschikbaarheid van bouwgrond en een schriftelijke verklaring van de gemeente, waaruit de bereidheid tot me-dewerking aan de realisatie van het CPO-project genoegzaam blijkt;

  • c.

    De CPO-groep die de subsidie aanvraagt wordt tijdens het voortraject begeleid door een professionele partij, die zelf geen direct belang heeft bij of in de realisering van het CPO-project.

Artikel 10 Hoogte van de subsidie

De subsidie bedraagt ten hoogste € 4.000,- per te realiseren koopwoning, met een maximum van € 40.000,- per CPO-project.

Artikel 11 Aanvraag, verdeelsystematiek en beslissing

  • 1 Subsidie dient te worden aangevraagd met gebruikmaking van een door gedeputeerde staten vastgesteld aanvraagformulier.

  • 2 Gedeputeerde staten beslissen op volgorde van binnenkomst, met dien verstande dat wanneer de aanvrager met toepassing van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht in gelegenheid is gesteld de aanvraag aan te vullen, de dag waarop de aanvulling is ontvangen, met betrekking tot de verdeling, als datum van ontvangst geldt.

  • 3 Voor zover door verstrekking van subsidie voor aanvragen, die op dezelfde dag zijn ontvangen, het subsidieplafond wordt overschreden, wordt de onderlinge rangschikking van de aanvragen vastgesteld door middel van loting.

Artikel 12 Verplichtingen

  • 1 Het voortraject dient binnen 24 maanden na het besluit tot subsidieverlening te zijn afgerond

  • 2 De CPO-groep stelt gedeputeerde staten onverwijld schriftelijk in kennis, indien het voortraject niet of niet tijdig wordt afgerond.

Artikel 13 Subsidievaststelling

Binnen 3 maanden na afronding van het voortraject dan wel, voor zover een besluit tot subsidieverlening is genomen, na de kennisgeving als bedoeld in artikel 12, tweede lid, dient de CPO-groep een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in bij gedeputeerde staten, met gebruikmaking van een daartoe ter beschikking gesteld aanvraagformulier.

Titel 3 Stimuleringsregeling restauratie, onderhoud en bouwhistorisch onderzoek aan monumenten 2011

Artikel 14 Begripsbepalingen

In deze stimuleringsregeling wordt verstaan onder:

  • a.

    archeologisch monument: terrein dat, vanwege de daar boven- of ondergronds aanwezige zaken, op zichzelf, of in verband met zijn omgeving van algemeen belang is wegens zijn schoonheid, de betekenis voor de wetenschap of de cultuurhistorische waarde.

  • b.

    aanvang: begin van de feitelijke werkzaamheden, zoals omschreven in het instandhoudingsplan of het bestek.

  • c.

    beschermd stads- of dorpsgezicht: op grond van artikel 35 van de Monumentenwet 1988 aangewezen groepen van onroerende zaken die van algemeen belang zijn vanwege hun schoonheid, hun onderlinge ruimtelijke of structurele samenhang dan wel hun wetenschappelijke of cultuurhistorische waarde en in welke groepen zich één of meer monumenten bevinden, met dien verstande dat de aanwijzing heeft plaatsgevonden vóór het jaar 2000.

  • d.

    boerderij: ensemble van hoofdgebouw met bijgebouwen dat oorspronkelijk uitsluitend of voor het overwegende deel, is vervaardigd voor het uitoefenen van een agrarisch bedrijf.

  • e.

    bouwhistorisch onderzoek: onderzoek naar gegevens betreffende de bouw-, verbouwings- en gebruiksgeschiedenis van een of meer gebouwen of zelfstandige onderdelen daarvan, of naar een door mensen gemaakte structuur, aan de hand van de vorm, de constructie, de gebruikte materialen en de afwerking.

  • f.

    bouwhistorische inventarisatie: in een schriftelijke rapportage en op kaart vastgelegd onderzoek met classificatie van bebouwing in de ruimtelijke samenhang en structuur van een bepaald gebied aan de hand van geconstateerde of vermoede monument waarden.

  • g.

    buitenplaats: complex bestaande uit een versterkt huis, buitenhuis of landhuis, met bijgebouwen, bouwwerken en tuinornamenten, omgeven door terreinen bestaande uit één of meer van de volgende onderdelen: grachten, waterpartijen, lanen, boomgroepen, parkbossen, weiden, siertuinen, moestuinen. Het ensemble dient één geheel te vormen in nuttig gebruik maar ook in historische en architectonische zin, en dient van voor 1850 te dateren.

  • h.

    BRIM: Besluit rijkssubsidiëring instandhouding monumenten.

  • i.

    directe kosten: de kosten van te verwerken materialen noodzakelijk voor de werkzaamheden met de daarbij behorende loonkosten, daaronder begrepen de kosten van eventueel steigerwerk om die werkzaamheden uit te voeren.

  • j.

    drempelbedrag: het bedrag waaronder geen subsidie wordt verstrekt.

  • k.

    eigenaar: natuurlijke of rechtspersoon, die het recht van eigendom of een ander zakelijk recht heeft op een van rijkswege beschermd monument of een van gemeentewege beschermd monument.

  • l.

    functiewijziging: het wijzigen van het bestaand gebruik van een monument of een overwegend deel ervan voor een nieuwe functie.

  • m.

    gemeentelijke monument: onroerende zaak die op grond van een gemeentelijke verordening is geplaatst op de gemeentelijke monumentenlijst.

  • n.

    groen monument: park- of tuinaanleg, geen onderdeel uitmakend van een buitenplaats, dan wel een andere door mensen gemaakt aardwerk of ingeplante aanleg, dat is aangewezen als gemeentelijk monument of rijksmonument.

  • o.

    industrieel erfgoed: bouwwerken voor bedrijf en techniek, welke langer dan vijftig jaar geleden zijn vervaardigd en die zijn aangewezen als gemeentelijk monument of rijksmonument.

  • p.

    instandhoudingsplan: plan met een overzicht van de aard en de omvang van de jaarlijks voorgenomen werkzaamheden bestaande uit onder meer restauratie en onderhoud, alsmede een omschrijving van de daarmee beoogde resultaten, voor een periode van ten hoogste zes kalenderjaren. Het instandhoudingsplan omvat tevens een meerjarenplan en een meerjarenbegroting.

  • q.

    kerk: gebouw of zelfstandige onderdeel daarvan, dat oorspronkelijk uitsluitend of voor het overwegend deel is vervaardigd voor het gezamenlijk belijden van de godsdienst of levensovertuiging.

  • r.

    molen: bouwwerk dat wind, water of spierkracht omzet in bewegende machines of pompen.

  • s.

    monument: bouwwerk of zelfstandige onderdeel daarvan, of aanlegde onroerende zaak welke een tastbaar product van menselijk handelen is, en welke op zich of in verband met zijn omgeving van algemeen belang is wegens zijn schoonheid, zijn betekenis voor de wetenschap of zijn cultuurhistorische waarde.

  • t.

    Nota Erfgoed: de op 10 februari 2010 door provinciale staten vastgestelde nota “Nota Erfgoed 2010-2013.”

  • u.

    onderhoud: reguliere werkzaamheden die noodzakelijk zijn voor de instandhouding van het beschermde monument of onderdelen ervan.

  • v.

    overig monument: bouwwerk niet zijnde een boerderij, een buitenplaats, een kerk, een molen of een woonhuis, of zelfstandig onderdeel ervan.

  • w.

    reconstructie: werkzaamheden die nodig zijn voor het opnieuw maken en terugbrengen van verloren gegane onderdelen van monumenten in een vroegere gedaante.

  • x.

    restauratie: het verrichten van die werkzaamheden, die het normale onderhoud te boven gaan en die voor het herstel van een beschermd monument noodzakelijk zijn.

  • y.

    rijksmonumenten: monumenten die zijn opgenomen in het monumentenregister, vastgesteld ingevolge artikel 6 van de Monumentenwet 1988.

  • z.

    Restauratie Opleidings Project (ROP): een project waarbij leerling-timmerlieden en -metselaars de mogelijkheid krijgen om bij de uitvoerende leerbedrijven zich te ontwikkelen in het restauratiewerk.

  • aa.

    woonhuis: bouwwerk of zelfstandig onderdeel daarvan dat in oorsprong is vervaardigd voor bewoning of dat thans voor meer dan de helft van de oppervlakte voor bewoning in gebruik is, met dien verstande dat niet als woonhuis worden aangemerkt een woonhuis dat als museum is geregistreerd, een kerkgebouw, het hoofdhuis van een buitenplaats, een landhuis, een gebouw van liefdadigheid, een molen, een boerderij en industrieel erfgoed.

  • bb.

    zelfstandig onderdeel van een rijksmonument of gemeentelijk monument: onderdeel dat,

    • a.

      is aan te merken als een zelfstandige bouwkundige eenheid,

    • b.

      is aan te merken als een toren, een klokkenstoel, een ringmuur of een hekwerk rond een kerk.

  • cc.

    zuivelfabriek: ensemble van hoofdgebouw met bijgebouwen of bouwwerken, waar mee het in gebruik, historisch en architectonisch een geheel vormt en dat oorspronkelijk uitsluitend of voor het overwegende deel is vervaardigd voor het verwerken van melk tot zuivelproducten.

Artikel 15 Reikwijdte 

De regeling heeft tot doel het verstrekken van subsidie voor restauratie, onderhoud, bouwhistorisch onderzoek en bouwhistorische inventarisaties aan rijksmonumenten en gemeentelijke monumenten, in het bijzonder kerken, molens, buitenplaatsen, boerderijen en overige monumenten.

Artikel 16 Subsidiabele activiteiten  

Gedeputeerde staten kunnen subsidie verlenen voor: 

  • 1.

    de restauratie van rijksmonumenten, indien voor het betreffende bouwwerk een rijkssubsidie is verstrekt op grond van het BRIM 2009, het BRIM 2010 of het BRIM 2011.

  • 2.

    het onderhoud van rijksmonumenten, indien:

    • a.

      het een molen betreft, en

    • b.

      hiervoor een rijkssubsidie is verstrekt op grond van het BRIM in de periode 2006 tot en met 2011.

  • 3.

    restauratie en onderhoud van gemeentelijke monumenten, mits voor het betreffende bouwwerk tevens een gemeentelijke subsidie voor dat doel is verstrekt op grond van een gemeentelijke verordening in het jaar 2009, 2010 of 2011.

  • 4.

    het uitvoeren van een bouwhistorische inventarisatie, van op grond van artikel 35 van de Monumentenwet 1988 aangewezen beschermde stads- en dorpsgezichten.

  • 5.

    het uitvoeren van bouwhistorisch onderzoek aan:

    • a.

      rijksmonumenten;

    • b.

      gemeentelijke monumenten;

    • c.

      industrieel erfgoed en zuivelfabrieken voor zover dit onderzoek plaats vindt voorafgaande aan, of onderdeel uitmaakt van de planvorming van onderhouds- en restauratiewerkzaamheden, of ten behoeve van functiewijziging.

Artikel 17 Subsidiabele kosten voor restauratie en onderhoud  

  • 1 De subsidiabele kosten voor rijksmonumenten zijn de kosten als genoemd in artikel 2 van de Regeling rijkssubsidiëring instandhouding monumenten 2011 en gespecificeerd in de bijbehorende Leidraad subsidiabele instandhoudingskosten BRIM 2011, in het geval de subsidieaanvraag is gebaseerd op een BRIM-beschikking uit het jaar 2011.

  • 2 De subsidiabele kosten voor rijksmonumenten zijn de kosten als genoemd in artikel 2 van de Regeling rijkssubsidiëring instandhouding monumenten 2006 en gespecificeerd in de bijbehorende Leidraad subsidiabele instandhoudingskosten, in het geval de subsidieaanvraag is gebaseerd op een BRIM-beschikking uit de jaren 2006 tot en met 2010.

  • 3 Als subsidiabele kosten voor gemeentelijke monumenten worden uitsluitend in aanmerking genomen die kosten die het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waarin het monument is gelegen, voor de verstrekking van subsidie in aanmerking heeft genomen.

  • 4 Directe kosten van reconstructie komen niet in aanmerking voor subsidie.

  • 5 Op de subsidiabele kosten voor rijksmonumenten wordt standaard een bedrag in mindering gebracht van:

    • a.

      € 40.000,- in het geval de aanvraag is gebaseerd op een beschikking op grond van het BRIM 2011;

    • b.

      € 33.333,- in het geval de aanvraag is gebaseerd op een beschikking op grond van het BRIM 2010;

    • c.

      € 26.667,- in het geval de aanvraag is gebaseerd op een beschikking op grond van het BRIM 2009.

  • 6 Het bepaalde in het vijfde lid is niet van toepassing op molens.

Artikel 18 Subsidiabele kosten voor bouwhistorisch onderzoek en inventarisatie 

  • 1 Tot de subsidiabele kosten voor bouwhistorisch onderzoek en bouwhistorische inventarisatie worden gerekend die kosten welke noodzakelijk zijn om het onderzoek of de inventarisatie door een onafhankelijke bouwhistorisch onderzoeker op een doelmatige wijze uit te voeren, en bevatten:

    • a.

      voorbereidingskosten;

    • b.

      documentatiewerkzaamheden;

    • c.

      literatuur- en archiefonderzoek;

    • d.

      kosten derden;

    • e.

      reiskosten;

    • f.

      rapportage kosten;

    • g.

      algemene bedrijfskosten.

  • 2 Niet subsidiabele kosten voor bouwhistorisch onderzoek en bouwhistorische inventarisatie zijn de publicatiekosten van de onderzoeksresultaten.

Artikel 19 Hoogte van de subsidie voor restauratie en onderhoud  

  • 1 De subsidie voor een rijksmonument bedraagt maximaal 15% van de subsidiabele kosten, met een maximum van € 35.000,- en een drempelbedrag van € 2.000,-.

  • 2 In afwijking van het eerste lid bedraagt het drempelbedrag voor molens € 1.000,-.

  • 3 De subsidie voor zowel onderhoud als restauratie van gemeentelijke monumenten, bedraagt evenveel als de gemeentelijk subsidie, maar nooit meer dan 35% van de subsidiabele kosten, met een maximum van € 35.000,- en een drempelbedrag van € 1.000,-.

Artikel 20 Hoogte van de subsidie voor bouwhistorisch onderzoek en inventarisatie 

  • 1 De subsidie voor een bouwhistorische inventarisatie bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten, met een maximum van € 25.000,- en een drempelbedrag van € 5.000,-.

  • 2 De subsidie voor bouwhistorisch onderzoek bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten, met een maximum van € 5.000,- en een drempelbedrag van € 1.000,-.

Artikel 21 Aanvraag 

  • 1 Gedeputeerde staten doen mededeling van de datum van openstelling van de subsidieregeling.

  • 2 Een aanvraag kan worden ingediend vanaf 1 september 2011 tot en met 7 oktober van hetzelfde kalenderjaar.

  • 3 Subsidie wordt aangevraagd met gebruikmaking van een door gedeputeerde staten vastgestelde aanvraagformulier.

  • 4 Het aanvraagformulier moet volledig zijn ingevuld en ondertekend, en bevat de in Bijlage 1 genoemde bijlagen.

  • 5 In afwijking van het in artikel 25, eerste lid onder g bepaalde, mogen voor molens subsidieaanvragen worden ingediend in het jaar na uitvoering van de onderhoudswerkzaamheden, voor zover hiervoor een rijkssubsidie is verstrekt op grond van het BRIM in de periode 2006 tot en met 2011.

Artikel 22 Verdeelsystematiek en beslissing 

  • 1 Indien de aanvrager een onvolledige aanvraag, al dan niet na toepassing van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht, aanvult, geldt de dag waarop de aanvulling is ontvangen, met betrekking tot de verdeling, als datum van ontvangst van de aanvraag.

  • 2 Gedeputeerde staten beslissen op volgorde van binnenkomst van de aanvragen.

  • 3 Voor zover door verstrekking van subsidie voor de aanvragen, die op dezelfde dag zijn ontvangen, het subsidieplafond wordt overschreden, wordt de onderlinge rangschikking van de aanvragen vastgesteld door middel van loting.

Artikel 23 Verplichtingen 

  • 1 De restauratie van een monument mag alleen worden uitgevoerd onder leiding van een architect ingeschreven in het wettelijk register.

  • 2 Gedeputeerde staten kunnen toestemming verlenen af te wijken van het in het eerste lid bepaalde, indien naar hun oordeel blijkt dat de restauratie onder begeleiding van een organisatie plaatsvindt, waarvan de deskundigheid op dit terrein genoegzaam is gebleken.

  • 3 De eigenaar is verplicht controle toe te laten op de uitvoering van een project.

  • 4 De werkzaamheden aan gemeentelijke monumenten dienen binnen een jaar na de datum van de subsidieverlening te zijn aangevangen.

  • 5 De werkzaamheden aan rijksmonumenten dienen te zijn voltooid binnen de termijn genoemd in de aan de subsidieaanvraag ten grondslag liggende BRIM-beschikking.

  • 6 De werkzaamheden aan gemeentelijke monumenten dienen te zijn voltooid binnen de termijn genoemd in de aan de subsidieaanvraag ten grondslag liggende gemeentelijke subsidiebeschikking.

  • 7 De eigenaar is verplicht na afloop van de werkzaamheden waarvoor subsidie is verleend, het monument te bewaren en te onderhouden in de staat waarin het door die werkzaamheden is gebracht.

  • 8 Een bouwhistorisch onderzoek en een bouwhistorische inventarisatie mogen alleen worden uitgevoerd door een onafhankelijk bouwhistorisch onderzoeker.

  • 9 Een bouwhistorisch onderzoek en een bouwhistorische inventarisatie dienen te bestaan uit materieel onderzoek, literatuur- en archiefonderzoek en een verslaglegging van het onderzoek. Opzet en onderzoek dienen te voldoen aan de Richtlijnen bouwhistorisch onderzoek, lezen en analyseren van cultuurhistorisch erfgoed, L. Hendriks en J. van der Hoeve, 2009.

Artikel 24 Aanvullende verplichtingen 

Gedeputeerde staten kunnen de eigenaar verplichten:

  • a.

    mee te werken aan een onderzoek naar de ontstaans-, bouw- en bewoningsgeschiedenis van het monument;

  • b.

    tussentijds te berichten over de voortgang van de werkzaamheden;

  • c.

    het project aan te melden bij de coördinator Restauratie Opleidings Project;

  • d.

    dat voorafgaande aan de uitvoering overeenstemming is bereikt met gedeputeerde staten over de in de beschikking genoemd werkzaamheden.

Artikel 25 Weigeringsgronden 

De subsidie wordt geweigerd indien:

  • a.

    voor het betreffende monument eerder subsidie is verleend op grond van:

    • 1e.

      het Besluit Rijkssubsidie Restauratie Monumenten (BRRM) 1997,

    • 2e.

      de Regeling Rijkssubsidiëring wegwerken restauratieachterstand (RRwr) 2006,

    • 3e.

      de Regeling Rijkssubsidiëring wegwerken restauratieachterstand (RRwr) 2007,

    • 4e.

      de Regeling Rijkssubsidiëring wegwerken restauratieachterstand (RRwr) 2008,

    • 5e.

      de Regeling extra rijkssubsidiëring restauratie monumenten (Rerrm) 2009,

    • 6e.

      de Provinciale Bijdrageregeling Monumentenfonds 1995,

    • 7e.

      de Subsidieverordening monumenten en cultuurhistorie provincie Fryslân 2005-2010,

    • 8e.

      de Tijdelijke Restauratie-impuls Frysk Erfskip,

    • 9e.

      de Stimuleringregeling restauratie rijksmonumenten provincie Fryslân 2010-2011;

  • b.

    in afwijking van het bepaalde onder a. wordt subsidie niet geweigerd in het geval er eerder uitsluitend subsidie is verleend voor:

    • 1e.

      een zelfstandig onderdeel van het rijksmonument of gemeentelijk monument,

    • 2e.

      het uurwerk, een luidklok, of het orgel van een kerkgebouw;

    • 3e.

      onderhoud van een molen of gemeentelijk monument;

    • 4e.

      de restauratie van een molen of gemeentelijk monument en de aanvraag uitsluitend betrekking heeft op onderhoud;

  • c.

    voor zover in de subsidiabele kosten subsidie is verstrekt op grond van deze of een andere provinciale subsidieregeling;

  • d.

    indien het bouwhistorisch onderzoek niet wordt uitgevoerd door een onafhankelijk bouwhistorisch onderzoeker;

  • e.

    In afwijking van het bepaalde in artikel 16, vijfde lid, sub a wordt afzonderlijke subsidie geweigerd voor bouwhistorisch onderzoek aan een rijksmonument, waarvoor in de betreffende kosten al een rijkssubsidie is verleend op grond van het BRIM 2009, BRIM 2010 of BRIM 2011;

  • f.

    In afwijking van het bepaalde in artikel 16, vijfde lid, sub b wordt afzonderlijke subsidie geweigerd voor een bouwhistorisch onderzoek aan een gemeentelijk monument, waarvoor in de betreffende kosten door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente, waarin het monument is gelegen, een subsidie is verleend in 2009, 2010 of 2011;

  • g.

    met de werkzaamheden uit het instandhoudingsplan voor het rijksmonument al een aanvang is gemaakt vóórdat een beslissing op de aanvraag is genomen, met dien verstande dat die onderdelen van het instandhoudingsplan waarmee nog niet een aanvang is gemaakt wel subsidiabel zijn.

  • h.

    met de werkzaamheden uit het instandhoudingsplan voor het gemeentelijk monument al een aanvang is gemaakt vóórdat een beslissing op de aanvraag is genomen, met dien verstande dat die onderdelen van het instandhoudingsplan waarmee nog niet een aanvang is gemaakt wel subsidiabel zijn.

  • i.

    In afwijking van het in het eerste lid, onder g en h bepaalde mag vóór de subsidieverlening met de uitvoering van de werkzaamheden worden begonnen, indien gedeputeerde staten positief hebben beslist op een uitdrukkelijk schriftelijk verzoek daartoe;

  • j.

    de subsidieaanvraag betrekking heeft op een woonhuis;

  • k.

    de subsidieaanvraag betrekking heeft op een monument dat eigendom is van de staat, de provincie, de gemeente, het waterschap, het veenschappen, de veenpolder of openbaar lichaam dat is ingesteld met toepassing van de Wet gemeenschappelijke regelingen;

  • l.

    de subsidieaanvraag betrekking heeft op een boerderij, die is gelegen binnen de krachtens de Wegenverkeerswet 1994 vastgestelde bebouwde kom;

  • m.

    het een subsidieaanvraag betreft voor een overige monument, dat is gelegen binnen de krachtens de Wegenverkeerswet 1994 vastgestelde bebouwde kom;

  • n.

    de subsidieaanvraag betrekking heeft op een rijksmonument, of gemeentelijke monument dat tevens archeologisch monument is;

  • o.

    de subsidieaanvraag betrekking heeft op een rijksmonument, of gemeentelijke monument dat tevens een groen monument.

Artikel 26 Gewijzigde omstandigheden 

De subsidieaanvrager doet gedeputeerde staten onverwijld schriftelijk mededeling indien:

  • a.

    de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend niet geheel, niet tijdig of geheel niet zullen worden uitgevoerd;

  • b.

    niet tijdig of geheel niet aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan;

  • c.

    de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zullen worden verricht in afwijking van het ingediende instandhoudingsplan;

  • d.

    de financiële gegevens of andere omstandigheden die relevant zijn voor de uitvoering van de gesubsidieerde activiteiten, wijzigen.

Artikel 27 Aanvraag tot vaststelling 

  • 1 Een aanvraag tot subsidievaststelling voor een rijksmonument vindt plaats uiterlijk op 30 april na afloop van het laatste kalenderjaar waarop het instandhoudingsplan betrekking heeft.

  • 2 Een aanvraag tot subsidievaststelling voor een gemeentelijk monument vindt plaats uiterlijk vier maanden na voltooiing van de werkzaamheden waarvoor de subsidie is aangevraagd.

  • 3 De eigenaar is verplicht bij het indienen van de aanvraag voor subsidievaststelling een plan voor het onderhoud in te dienen voor een periode van zes jaar, gerekend vanaf het moment van subsidievaststelling.

  • 4 Het in het derde lid bepaalde geldt niet in het geval de aanvraag tot vaststelling betrekking heeft op een bouwhistorisch onderzoek of bouwhistorische inventarisatie.

Artikel 28 Subsidievaststelling 

  • 1 Gedeputeerde staten stellen een subsidie voor een rijksmonument evenredig lager vast, indien het rijk de subsidie lager vast heeft gesteld.

  • 2 Gedeputeerde staten stellen een subsidie voor een gemeentelijk monument evenredig lager vast, indien de gemeente de subsidie lager vast heeft gesteld.

  • 3 In afwijking van artikel 42 van de Algemene subsidieverordening provincie Fryslân 2006 stellen gedeputeerde staten de subsidie voor rijksmonumenten vast binnen acht weken na ontvangst van de definitieve vaststelling van de rijkssubsidie door de minister.

  • 4 In afwijking van artikel 42 van de Algemene subsidieverordening provincie Fryslân 2006 stellen gedeputeerde staten voor gemeentelijke monumenten de subsidie vast binnen acht weken na ontvangst van de definitieve subsidievaststelling door burgemeester en wethouders van de gemeente waarin het gemeentelijk monument is gelegen.

Titel 4 Stimulering funderingsherstel

Artikel 29 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    aanvrager: een natuurlijk persoon die eigenaar van een woning is, welke woning is gelegen in de provincie Fryslân.

  • b.

    bouwdepot: de stimuleringslening, die op het moment van verstrekken door SVn voor het gehele bedrag in een door SVn te beheren depot wordt gezet en tot uitbetaling komt op de in deze regeling nader omschreven wijze.

  • c.

    bouwtechnische voorziening: maatregel voor het opheffen van bouwtechnische gebreken, waaronder in ieder geval de volgende onderdelen worden verstaan:

    • 1.

      het herstel of vernieuwen van een fundering op houten palen, waaronder het ontgraven van de fundering, het slaan of pulsen van nieuwe palen, het maken van inkassingen, het aanbrengen van betonnen of stalen balken, het aanbrengen van een begane grondvloer van beton en het aanhelen van funderingsmetselwerk.

    • 2.

      het herstel van gevels en dragende muren, waaronder wordt verstaan het noodzakelijk vervangen van steens of halfsteens metselwerk of spouwmuur of vergelijkbare dragende constructies.

    • 3.

      het herstel van vloerconstructies, waaronder wordt verstaan het slopen van plinten en verrotte vloerdelen, het slopen van verrotte balken of het waterpas stellen van bestaande balken, het aanbrengen van (nieuwe) balken, vloeren of vloerdelen en het aanbrengen van nieuwe plinten.

    • 4.

      het herstel van schade aan onderdelen van de woning, die direct samenhangt met, of noodzakelijkerwijs voortvloeit uit, het uitvoeren van de bouwtechnische voorzieningen als bedoeld onder 1. tot en met 3. van dit artikelonderdeel.

  • d.

    eigenaar: degene, die een woning in eigendom heeft, alsmede:

    • -

      degene die het recht van erfpacht heeft

    • -

      de houder van het recht van opstal.

  • e.

    F3O-richtlijn: de richtlijn “Onderzoek en beoordeling van houten paalfunderingen onder gebouwen” van 18 januari 2011, zoals vastgesteld door de Organisatie Onafhankelijk Onderzoek Funderingen.

  • f.

    financieringsruimte: de financiële ruimte die de eigenaar heeft voor het betalen van rente en aflossing van de lening.

  • g.

    fonds: het fonds waaruit gedeputeerde staten, op grond van hun deelnemingsovereenkomst met SVn, een stimuleringslening kunnen toekennen, en waarin de rente en de aflossing over deze stimuleringslening worden teruggestort.

  • h.

    funderingsherstel: het geheel van bouwtechnische voorzieningen dat leidt tot het opheffen van bouwtechnische gebreken aan de houten fundering van een woning.

  • i.

    jaarannuïteit: vaste jaarlijkse betaling bestaande uit een rente- en een aflossingsdeel.

  • j.

    kredietbeoordeling: de vaststelling door SVn van de financieringsruimte en kredietwaardigheid van de aanvrager.

  • k.

    woning: een woning die eigendom is van een natuurlijk persoon en die bestemd is voor zelfstandige permanente bewoning.

  • l.

    SVn: de Stichting Stimuleringsfonds Volkshuisvesting Nederlandse Gemeenten te Hoevelaken.

  • m.

    stimuleringslening: een laagrentende hypothecaire lening op annuïteitenbasis tegen een rente van 2% en een looptijd van 25 jaar, die aan de aanvrager na een verleningsbesluit van gedeputeerde staten, door SVn kan worden uitgekeerd ten laste van het fonds, zulks ten behoeve van de financiering van de door gedeputeerde staten aanvaarde subsidiabele activiteiten.

  • n.

    WOZ-waarde: waarde van de woning zoals vastgesteld door middel van de in 2010 door de gemeente afgegeven WOZ-beschikking.

Artikel 30 Doel

De regeling heeft als doel het stimuleren van herstel van woningen met gebreken aan houten funderingen, door middel van het beschikbaar stellen van een laagrentende lening.

Artikel 31 Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde staten kunnen op aanvraag subsidie verstrekken in de vorm van een laagrentende lening voor herstel aan de houten fundering van een woning.

 Artikel 32 Reikwijdte

  • 1 Deze regeling is van toepassing op een aanvraag voor een stimuleringslening door een woningeigenaar voor de kosten van het opheffen van bouwtechnische gebreken aan de houten fundering en de bouwtechnische gebreken aan de woning die hiermee direct samenhangen.

  • 2 Deze regeling is niet van toepassing op aanvragen voor een stimuleringslening voor een woning, die op of na 1 januari 1992 in eigendom is verkregen.

  • 3 De stimuleringsregeling is niet van toepassing op een woning met een WOZ-waarde hoger dan € 236.607,=.

Artikel 33 Funderingsonderzoek

Een onderzoek voor het vaststellen van funderingsproblemen met houten palen dient te worden uitgevoerd conform de “Richtlijn Onderzoek en beoordeling van houten paalfunderingen onder gebouwen” van 18 januari 2011, zoals vastgesteld door de Organisatie Onafhankelijk Onderzoek Funderingen.

Artikel 34 Subsidiabele kosten

De volgende kosten komen in aanmerking voor de stimuleringslening:

  • a.

    de aanneemsom voor de bouwtechnische voorzieningen ten behoeve van het funderingsherstel;

  • b.

    de notariskosten;

  • c.

    de leges voor de vereiste vergunningen;

  • d.

    de kosten voor het afsluiten van de stimuleringslening;

  • e.

    de onderzoekskosten voor het vaststellen van funderingsproblemen met houten funderingen zoals die zijn bepaald door een terzake kundig bureau of instantie, met dien verstande dat deze kosten slechts voor vergoeding in aanmerking komen indien de aanvraag leidt tot verstrekking van de stimuleringslening;

  • f.

      de kosten verbonden aan de begeleiding van de aanvrager bij de aanpak van funderingsherstel door een ter zake kundige, inclusief kosten van directievoering;

  • 9.

    de kosten van de kredietbeoordeling;

  • h.

    de kosten voor het beheer van het bouwdepot.

Artikel 35 Aanvraag, verdeelsystematiek en beslissing

  • 1 De stimuleringslening wordt aangevraagd met gebruikmaking van een door gedeputeerde staten vastgesteld aanvraagformulier. De aanvraag wordt ondertekend en bevat ten minste:

    • a.

      een onderzoeksrapport waaruit blijkt dat funderingsherstel noodzakelijk is;

    • b.

      een uitvoeringsplan funderingsherstel inclusief een schets en een kostenraming;

    • c.

      een afschrift van de WOZ-beschikking 2010;

    • d.

      een kopie van de eigendomsoverschrijving in het kadastrale register.

  • 2 Een aanvraag kan gedurende het gehele kalenderjaar worden ingediend. Voor deze aanvraag geldt het voor dat kalenderjaar gepubliceerde subsidieplafond.

  • 3 Gedeputeerde staten beslissen op volgorde van binnenkomst van de aanvragen, met dien verstande dat wanneer de aanvrager, al dan niet met toepassing van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht de aanvraag heeft aangevuld, de dag waarop de aanvulling is ontvangen, met betrekking tot de verdeling als datum van ontvangst van de aanvraag geldt.

  • 4 Voor zover door verstrekking van subsidie voor aanvragen, die op dezelfde dag zijn ontvangen, het subsidieplafond wordt overschreden, wordt de onderlinge rangschikking van de aanvragen vastgesteld door middel van loting.

Artikel 36 Beslistermijn

  • 1 Gedeputeerde staten nemen binnen 12 weken na ontvangst van de aanvraag een besluit over de subsidieverlening.

  • 2 Gedeputeerde staten kunnen deze termijn eenmaal met ten hoogste 8 weken verlengen.

Artikel 37 Weigeringsgronden

In aanvulling op het bepaalde in artikel 4:25, tweede lid en artikel 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht, wordt de stimuleringslening geweigerd indien:

  • a.

    de aanvraag bouwtechnische voorzieningen betreft die niet als sober en doelmatig worden gezien;

  • b.

    de kosten van de bouwtechnische voorzieningen hoger zijn dan de WOZ-waarde van de woning.

  • c.

    het naar verwachting van gedeputeerde staten niet voldoende aannemelijk is dat de woning waaraan de bouwtechnische voorzieningen worden getroffen na het treffen van de bouwtechnische voorzieningen nog minimaal 25 jaar in stand zal blijven;

  • d.

    de subsidiabele kosten minder bedragen dan € 2.500,=.

Artikel 38 Verlening onder ontbindende voorwaarden

Gedeputeerde staten verlenen de subsidie onder de volgende ontbindende voorwaarden:

  • a.

    het niet verkrijgen van een positieve kredietbeoordeling van SVn, en

  • b.

    het niet verkrijgen van een omgevingsvergunning voor bouwen ten behoeve van het funderingsherstel van het bevoegde gezag.

Artikel 39 Stimuleringslening en betaalbaarstelling

  • 1 De stimuleringslening komt tot uitbetaling door middel van een bij SVn gevestigd bouwdepot.

  • 2 Uitbetaling vindt plaats op basis van door gedeputeerde staten goedgekeurde facturen van uitgevoerde werkzaamheden.

  • 3 In het bouwdepot overblijvende middelen worden afgeboekt op de lening.

  • 4 Tot zekerheid voor de toe te wijzen stimuleringslening wordt door de aanvrager financiële zekerheid gesteld in de vorm van het recht van hypotheek, dan wel een andere vorm van zekerheid.

  • 5 De stimuleringslening kan een aanvullende financiering zijn bovenop eerder verstrekte hypothecaire geldleningen.

  • 6 De lening wordt op basis van jaarannuïteiten afgelost in maandelijkse termijnen, steeds te voldoen per einde van de maand via automatische incasso.

  • 7 De looptijd van de stimuleringslening bedraagt 25 jaar.

  • 8 De rente bedraagt 2 procent en is vast gedurende de gehele looptijd.

  • 9 Vervroegde aflossing van de stimuleringslening is te allen tijde boetevrij toegestaan.

Artikel 40 Verplichtingen

  • 1 Het funderingsherstel dient binnen veertien maanden na het verlenen van de stimuleringslening te zijn voltooid.

  • 2 De subsidieontvanger is verplicht:

    • a.

      de stukken en gegevens die nodig zijn voor de juiste toepassing van deze stimuleringsregeling aan gedeputeerde staten te verstrekken;

    • b.

      actief melding te doen aan gedeputeerde staten indien wordt afgeweken van het herstelplan.

    • c.

      bij verkoop van de woning het schuldrestant van de stimuleringslening ineens en op dat moment af te lossen.

Artikel 41 Aanvraag tot vaststelling

  • 1 De subsidieontvanger meldt bij het indienen van het laatste declaratieformulier, dat het funderingsherstel gereed is en overeenkomstig het herstelplan is uitgevoerd en verzoekt om vaststelling van de stimuleringslening.

  • 2 Het laatste declaratieformulier dient uiterlijk zestien maanden na de verleningbeschikking te zijn ingediend.

Artikel 42 Subsidievaststelling

  • 1 Gedeputeerde staten beslissen binnen twaalf weken op het verzoek tot vaststelling.

  • 2 Gedeputeerde staten kunnen de beslissingstermijn eenmaal met ten hoogste vier weken verlengen.

  • 3 Gedeputeerde staten stellen de stimuleringslening ambtshalve vast indien binnen 20 maanden na de verleningbeschikking geen aanvraag tot vaststelling is gedaan.

Artikel 43 Wijziging

Gedeputeerde staten kunnen de hoogte van de bedragen genoemd in deze regeling wijzigen.

Artikel 44 Looptijd

De Regeling is van kracht tot 5 jaar na de dag van publicatie in het Provinciaal Blad. 

Titel 5 Stimuleringsregeling monumenten 2012

Artikel 45 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    archeologisch monument: terrein dat, vanwege de daar boven- of ondergronds aan wezige zaken, op zichzelf, of in verband met zijn omgeving van algemeen belang is wegens zijn schoonheid, de betekenis voor de wetenschap of de cultuurhistorische waarde.

  • b.

    aanvang: begin van de feitelijke werkzaamheden, zoals omschreven in het instandhoudingsplan of het bestek.

  • c.

    boerderij: ensemble van hoofdgebouw met bijgebouwen dat oorspronkelijk uitsluitend of voor het overwegende deel, is vervaardigd voor het uitoefenen van een agrarisch bedrijf.

  • d.

    bouwhistorisch onderzoek: in een schriftelijke rapportage vastgelegd onderzoek naar gegevens betreffende de bouw-, verbouwings- en gebruiksgeschiedenis van een of meer gebouwen of zelfstandige onderdelen daarvan, of naar een door mensen gemaakte structuur, aan de hand van de vorm, de constructie, de gebruikte materialen en de afwerking.

  • e.

    buitenplaats: complex bestaande uit een versterkt huis, buitenhuis of landhuis, met bijgebouwen, bouwwerken en tuinornamenten, omgeven door terreinen bestaande uit één of meer van de volgende onderdelen: grachten, waterpartijen, lanen, boomgroepen, parkbossen, weiden, siertuinen, moestuinen. Het ensemble dient één geheel te vormen in nuttig gebruik maar ook in historische en architectonische zin, en dient van voor 1850 te dateren.

  • f.

    BRIM: Besluit rijkssubsidiëring instandhouding monumenten.

  • g.

    directe kosten: de kosten van te verwerken materialen noodzakelijk voor de werkzaamheden met de daarbij behorende loonkosten, daaronder begrepen de kosten van eventueel steigerwerk om die werkzaamheden uit te voeren.

  • h.

    drempelbedrag: het bedrag waaronder geen subsidie wordt verstrekt.

  • i.

    eigenaar: natuurlijke of rechtspersoon, die het recht van eigendom of een ander zakelijk recht heeft op een van rijkswege beschermd monument of een van gemeentewege beschermd monument.

  • j.

    gemeentelijke monument: onroerende zaak die op grond van een gemeentelijke verordening is geplaatst op de gemeentelijke monumentenlijst.

  • k.

    groen monument: park- of tuinaanleg, geen onderdeel uitmakend van een buitenplaats, dan wel een andere door mensen gemaakt aardwerk of ingeplante aanleg, dat is aangewezen als gemeentelijk monument of rijksmonument.

  • l.

    herbestemming: vestiging van een andere dan de bestaande functie of verbreding van de bestaande functie waarbij door deze vestiging of verbreding, de bestaande functie in overwegende mate wijzigt.

  • m.

    industrieel erfgoed: bouwwerken voor bedrijf en techniek, welke langer dan 50 jaar geleden zijn vervaardigd.

  • n.

    instandhoudingsplan: plan met een overzicht van de aard en de omvang van de jaarlijks voorgenomen werkzaamheden bestaande uit onder meer restauratie en onderhoud, alsmede een omschrijving van de daarmee beoogde resultaten, voor een periode van ten hoogste zes kalenderjaren. Het instandhoudingsplan omvat tevens een meerjarenplan en een meerjarenbegroting.

  • o.

    kerk: gebouw of zelfstandige onderdeel daarvan, dat oorspronkelijk uitsluitend of voor het overwegend deel is vervaardigd voor het gezamenlijk belijden van de godsdienst of levensovertuiging.

  • p.

    molen: bouwwerk dat wind, water of spierkracht omzet in bewegende machines of pompen.

  • q.

    monument: bouwwerk of zelfstandige onderdeel daarvan, of aanlegde onroerende zaak welke een tastbaar product van menselijk handelen is, en welke op zich of in verband met zijn omgeving van algemeen belang is wegens zijn schoonheid, zijn betekenis voor de wetenschap of zijn cultuurhistorische waarde.

  • r.

    Monumenten Inventarisatie Project: door de provincie uitgevoerd inventarisatieproject van Jonge Stedenbouw en bouwkunst uit de periode 1850-1940 met als doel een kwantitatief en kwalitatief overzicht te verkrijgen van de gebouwde omgeving uit de genoemde periode.

  • s.

    Nota Erfgoed: de op 10 februari 2010 door provinciale staten vastgestelde nota “Nota Erfgoed 2010-2013.”

  • t.

    onderhoud: reguliere werkzaamheden die noodzakelijk zijn voor de instandhouding van het beschermde monument of onderdelen ervan.

  • u.

    reconstructie: werkzaamheden die nodig zijn voor het opnieuw maken en terugbrengen van verloren gegane onderdelen van monumenten in een vroegere gedaante.

  • v.

    restauratie: het verrichten van die werkzaamheden, die het normale onderhoud te boven gaan en die voor het herstel van een beschermd monument noodzakelijk zijn.

  • w.

    Restauratie Opleidings Project (ROP): een project waarbij leerling-timmerlieden en -metselaars de mogelijkheid krijgen om bij de uitvoerende leerbedrijven zich te ontwikkelen in het restauratiewerk.

  • x.

    rijksmonumenten: monumenten die zijn opgenomen in het monumentenregister, vastgesteld ingevolge artikel 6 van de Monumentenwet 1988.

  • y.

    transformatie: de bouwkundige werkzaamheden die nodig zijn om het monument geschikt te maken voor een herbestemming.

  • z.

    woonhuis: bouwwerk of zelfstandig onderdeel daarvan dat in oorsprong is vervaardigd voor bewoning of dat thans voor meer dan de helft van de oppervlakte voor bewoning in gebruik is, met dien verstande dat niet als woonhuis worden aangemerkt een woonhuis dat als museum is geregistreerd, een kerkgebouw, het hoofdhuis van een buitenplaats, een landhuis, een gebouw van liefdadigheid, een molen, een boerderij en industrieel erfgoed.

  • aa.

    zelfstandig onderdeel van een rijksmonument of gemeentelijk monument: onderdeel dat,

    a. is aan te merken als een zelfstandige bouwkundige eenheid,

    b. is aan te merken als een toren, een klokkenstoel, een ringmuur of een hekwerk rond een kerk.

Artikel 46 Reikwijdte

De regeling heeft tot doel het verstrekken van subsidie voor restauratie, herbestemming, onderhoud en bouwhistorisch onderzoek van monumenten.

Artikel 47 Subsidiabele activiteiten

 Gedeputeerde staten kunnen subsidie verlenen voor:

  • 1.

    de restauratie in combinatie met herbestemming, indien:

    • a.

      er sprake is van een restauratie van een kerk met subsidiabele kosten van tenminste € 70.000,-- of een restauratie van een ander monument dan een kerk met subsidiabele kosten van tenminste € 50.000,-, én:

    • b.

      het één van de volgende monumenten betreft:

      • 1e

        rijksmonumenten;

      • 2e

        gemeentelijke monumenten;

      • 3e

        panden die zijn geïnventariseerd in het kader van het Monumenten Inventarisatie Project (MIP) mits de gemeente heeft verklaard dat het pand van cultuurhistorische waarde is;

      • 4e

        panden die door gemeenten als object van karakteristieke of beeldbepalende waarde zijn aangemerkt in het bestemmingsplan.

  • 2.

    de restauratie van rijksmonumenten, indien:

    • a.

      er sprake is van een restauratie van een kerk met subsidiabele kosten van tenminste € 70.000,-- of een restauratie van een ander monument dan een kerk met subsidiabele kosten van tenminste € 50.000,-, én:

    • b.

      het rijksmonument niet in eigendom is van de Stichting Alde Fryske Tsjerken of de Stichting Fryske Mole.

  • 3.

    het onderhoud van rijksmonumenten, indien:

    • a.

      het een molen betreft, en hiervoor een rijkssubsidie is verstrekt op grond van het BRIM in de periode 2006 tot en met 2012.

  • 4.

    restauratie en onderhoud van gemeentelijke monumenten, mits voor het betreffende bouwwerk tevens een gemeentelijke subsidie voor dat doel is verstrekt op grond van een gemeentelijke verordening in het jaar, 2010, 2011 of 2012.

  • 5.

    het uitvoeren van bouwhistorisch onderzoek aan:

    • a.

      rijksmonumenten;

    • b.

      gemeentelijke monumenten;

    • c.

      overige onder artikel 47, eerste lid genoemde categorieën van monumenten, mits dit onderzoek plaats vindt voorafgaande aan, of onderdeel uitmaakt van de planvorming van restauratiewerkzaamheden, of ten behoeve van herbestemming.

Artikel 48 Subsidiabele kosten voor restauratie in combinatie met herbestemming  

  • 1 De subsidiabele kosten voor restauratie in combinatie met herbestemming van monumenten zijn:

    • a.

      voor restauratie: de kosten als genoemd in artikel 2 van de Regeling rijkssubsidiëring instandhouding monumenten 2011 en gespecificeerd in de bijbehorende Leidraad subsidiabele instandhoudingskosten BRIM 2011;

    • b.

      voor transformatie: de kosten die genoemd staan in bijlage 2;

  • 2 Op de subsidiabele kosten voor de restauratie van rijksmonumenten wordt standaard een bedrag in mindering gebracht van:

    • a.

      € 70.000 voor kerken;

    • b.

      € 50.000,- voor overige monumenten.

  • 3 De aftrek zoals genoemd onder lid 2 wordt verminderd met het bedrag dat voor andere dan de aangevraagde werkzaamheden voor hetzelfde monument is opgenomen mits:

    • a.

      het bedrag van de andere dan de aangevraagde werkzaamheden vallen onder de subsidiabele kosten als genoemd onder het eerste lid onder a;

    • b.

      het bedrag van de andere dan de aangevraagde werkzaamheden zijn opgenomen in een instandhoudingsplan dat voor een BRIM-subsidie ingediend is voor 1 mei 2012;

    • c.

      de aangevraagde werkzaamheden vallen binnen dezelfde periode als die van het instandhoudingsplan waarin de andere dan de aangevraagde werkzaamheden zijn opgenomen;

  • 4 Het bepaalde in het tweede lid is niet van toepassing op molens.

Artikel 49 Subsidiabele kosten voor restauratie en onderhoud

  • 1 De subsidiabele kosten voor restauratie en onderhoud van rijksmonumenten zijn de kosten als genoemd in artikel 2 van de Regeling rijkssubsidiëring instandhouding monumenten 2011 en gespecificeerd in de bijbehorende Leidraad subsidiabele instandhoudingskosten BRIM 2011.

  • 2 Als subsidiabele kosten voor restauratie en onderhoud voor gemeentelijke monumenten worden uitsluitend in aanmerking genomen die kosten die het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waarin het monument is gelegen, voor de verstrekking van subsidie in aanmerking heeft genomen.

  • 3 Op de subsidiabele kosten voor restauratie van rijksmonumenten wordt standaard een bedrag in mindering gebracht van:

    • a.

      € 70.000 voor kerken;

    • b.

      € 50.000,- voor overige monumenten

  • 4 De aftrek zoals genoemd onder het derde lid wordt verminderd met het bedrag dat voor andere dan de aangevraagde werkzaamheden voor hetzelfde monument is opgenomen mits:

    • a.

      het bedrag van de andere dan de aangevraagde werkzaamheden vallen onder de subsidiabele kosten als genoemd onder het eerste lid;

    • b.

      het bedrag van de andere dan de aangevraagde werkzaamheden zijn opgenomen in een instandhoudingsplan dat voor een BRIM-subsidie ingediend is voor 1 mei 2012;

    • c.

      de aangevraagde werkzaamheden vallen binnen dezelfde periode als die van het instandhoudingsplan waarin de andere dan de aangevraagde werkzaamheden zijn opgenomen.

  • 5 Het bepaalde in het derde lid is niet van toepassing op molens.

Artikel 50 Subsidiabele kosten voor bouwhistorisch onderzoek

  • 1 Tot de subsidiabele kosten voor bouwhistorisch onderzoek worden gerekend die kosten welke noodzakelijk zijn om het onderzoek door een onafhankelijke bouwhistorisch onderzoeker op een doelmatige wijze uit te voeren, en bevatten:

    • a.

      voorbereidingskosten;

    • b.

      documentatiewerkzaamheden;

    • c.

      literatuur- en archiefonderzoek;

    • d.

      kosten derden;

    • e.

      reiskosten;

    • f.

      rapportage kosten;

    • g.

      algemene bedrijfskosten.

  • 2 Niet subsidiabele kosten voor bouwhistorisch onderzoek zijn de publicatiekosten van de onderzoeksresultaten.

Artikel 51 Hoogte van de subsidie

  • 1 De subsidie voor restauratie in combinatie met herbestemming van rijksmonumenten bedraagt maximaal 50% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 400.000,-- waarbij de subsidie voor het gedeelte van transformatie niet hoger is dan € 200.000,--.

  • 2 De subsidie voor restauratie in combinatie met herbestemming bedraagt maximaal 50% van het totaal aan subsidiabele kosten met een maximum van € 200.000,-- indien dit geen rijksmonument betreft.

  • 3 De subsidie voor restauratie van een rijksmonument zonder herbestemming bedraagt maximaal 60% van de subsidiabele kosten, met een maximum van € 400.000,-

  • 4 Indien er voor aangevraagde restauratie-activiteiten ook een BRIM-subsidie is verleend bedraagt, in afwijking van het eerste lid en derde lid, de hoogte van de subsidie voor dat betreffende deel, maximaal 15% van de subsidiabele restauratiekosten met een maximum van € 45.000,--

  • 5 De subsidie voor het onderhoud van rijksmonumentale molens bedraagt maximaal 15% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 7.500,--

  • 6 De subsidie voor zowel onderhoud als restauratie van gemeentelijke monumenten zonder herbestemming, bedraagt evenveel als de verleende gemeentelijk subsidie, maar nooit meer dan 35% van de subsidiabele kosten, met een maximum van € 45.000,-

  • 7 De subsidie voor bouwhistorisch onderzoek bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten, met een maximum van € 5.000,-

  • 8 Voor de hoogte van de subsidie geldt een drempelbedrag van € 2.000,- met uitzondering voor bouwhistorisch onderzoek en het onderhoud van rijksmonumenten waarvoor een drempelbedrag van € 1.000,-- geldt.

Artikel 52 Aanvraag

  • 1 Gedeputeerde staten doen mededeling van de datum van openstelling van de subsidieregeling.

  • 2 Een aanvraag kan worden ingediend vanaf 3 september 2012 tot en met 8 oktober van hetzelfde kalenderjaar.

  • 3 In afwijking van het tweede lid kan de aanvraag voor een restauratie met herbestemming ingediend worden van 3 september 2012 tot en met 31 december 2012.

  • 4 Subsidie wordt aangevraagd met gebruikmaking van een door gedeputeerde staten vastgestelde aanvraagformulier.

  • 5 Het aanvraagformulier moet volledig zijn ingevuld en ondertekend, en bevat de in Bijlage 1 genoemde bijlagen.

Artikel 53 Verdeelsystematiek en beslissing

  • 1 Indien de aanvrager een onvolledige aanvraag, al dan niet na toepassing van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht, aanvult, geldt de dag waarop de aanvulling is ontvangen, met betrekking tot de verdeling, als datum van ontvangst van de aanvraag.

  • 2 Gedeputeerde staten beslissen op volgorde van binnenkomst van de aanvragen.

  • 3 Voor zover door verstrekking van subsidie voor de aanvragen, die op dezelfde dag zijn ontvangen, het subsidieplafond wordt overschreden, wordt de onderlinge rangschikking van de aanvragen vastgesteld door middel van loting.

Artikel 54 Verplichtingen

  • 1 De restauratie of herbestemming van een monument mag alleen worden uitgevoerd onder leiding van een architect ingeschreven in het wettelijk register.

  • 2 Gedeputeerde staten kunnen toestemming verlenen af te wijken van het in het eerste lid bepaalde, indien naar hun oordeel blijkt dat de restauratie onder begeleiding van een organisatie plaatsvindt, waarvan de deskundigheid op dit terrein genoegzaam is gebleken. Toestemming behoeft niet te worden aangevraagd indien deze toestemming al eerder is verleend maar niet ouder is dan 1 januari 2005.

  • 3 De eigenaar is verplicht controle toe te laten op de uitvoering van een project.

  • 4 De werkzaamheden voor restauratie, herbestemming en onderhoud dienen binnen een jaar na de datum van de subsidieverlening te zijn aangevangen.

  • 5 De verplichting van het vierde lid geldt niet voor de werkzaamheden voor restauratie en onderhoud van rijksmonumenten waarvoor een rijkssubsidie op grond van het BRIM is verleend.

  • 6 De werkzaamheden voor restauratie, herbestemming en onderhoud dienen te zijn voltooid binnen twee jaar na de datum van de subsidieverlening.

  • 7 Verlenging van de termijnen zoals genoemd in het vierde en zesde lid is alleen mogelijk als vooraf een schriftelijk verzoek wordt ingediend met een toelichting over de voortgang van de activiteit en de reden van de opgelopen vertraging en de verwachte duur van de vertraging. De verlenging bedraagt maximaal één jaar.

  • 8 In afwijking van het zesde lid dienen de werkzaamheden voor restauratie en onderhoud aan rijksmonumenten waarvoor een rijkssubsidie op grond van het BRIM is verleend te zijn voltooid binnen de termijn genoemd in de aan de subsidieaanvraag ten grondslag liggende BRIM-subsidie.

  • 9 In afwijking van het zesde lid dienen de werkzaamheden aan gemeentelijke monumenten te zijn voltooid binnen de termijn genoemd in de aan de subsidieaanvraag ten grondslag liggende gemeentelijke subsidiebeschikking. Deze verplichting geldt niet voor restauraties in combinatie met herbestemming.

  • 10 De eigenaar is verplicht na afloop van de werkzaamheden waarvoor subsidie is verleend, het monument te bewaren en te onderhouden in de staat waarin het door die werkzaamheden is gebracht.

  • 11 Een bouwhistorisch onderzoek mag alleen worden uitgevoerd door een onafhankelijk(e) ter zake deskundig onderzoeker of onderzoeksbureau.

  • 12 Een bouwhistorisch onderzoek dient te voldoen aan de Richtlijnen bouwhistorisch onderzoek, lezen en analyseren van cultuurhistorisch erfgoed, L. Hendriks en J. van der Hoeve, 2009.

  • 13 Indien de aangevraagde activiteiten vergunningplichtig zijn op grond van de Monumentenwet, dient de omgevingsvergunning te zijn verleend binnen één jaar na de datum van de subsidieverlening.

Artikel 55 Aanvullende verplichtingen

Gedeputeerde staten kunnen de eigenaar verplichten:

  • a.

    mee te werken aan een onderzoek naar de ontstaans-, bouw- en bewoningsgeschiedenis van het monument;

  • b.

    tussentijds te berichten over de voortgang van de werkzaamheden;

  • c.

    het project aan te melden bij de coördinator Restauratie Opleidings Project of voor een andere leerlingwerkplaats;

  • d.

    dat voorafgaande aan de uitvoering overeenstemming is bereikt met gedeputeerde staten over de in de beschikking genoemd werkzaamheden.

Artikel 56 Weigeringsgronden

 De subsidie wordt geweigerd indien:

  • a.

    voor het betreffende monument eerder subsidie is verleend op grond van:

    • 1e.

      het Besluit Rijkssubsidie Restauratie Monumenten (BRRM) 1997,

    • 2e.

      de Regeling Rijkssubsidiëring wegwerken restauratieachterstand (RRwr) 2006,

    • 3e.

      de Regeling Rijkssubsidiëring wegwerken restauratieachterstand (RRwr) 2007,

    • 4e.

      de Regeling Rijkssubsidiëring wegwerken restauratieachterstand (RRwr) 2008,

    • 5e.

      de Regeling extra rijkssubsidiëring restauratie monumenten (Rerrm) 2009,

    • 6e.

      de Provinciale Bijdrageregeling Monumentenfonds 1995,

    • 7e.

      de Subsidieverordening monumenten en cultuurhistorie provincie Fryslân 2005-2010,

    • 8e.

      de Tijdelijke Restauratie-impuls Frysk Erfskip,

    • 9e.

      de Stimuleringregeling restauratie rijksmonumenten provincie Fryslân 2010-2011;

    • 10e.

      de Stimuleringsregeling restauratie, onderhoud en bouwhistorisch onderzoek monumenten 2011;

  • b.

    in afwijking van het bepaalde onder a. wordt subsidie niet geweigerd in het geval er eerder uitsluitend subsidie is verleend voor:

    • 1e.

      een zelfstandig onderdeel van het rijksmonument of gemeentelijk monument,

    • 2e.

      het uurwerk, een luidklok, of het orgel van een kerkgebouw;

    • 3e.

      onderhoud van een molen of gemeentelijk monument;

    • 4e.

      de restauratie van een molen of gemeentelijk monument en de aanvraag uitsluitend betrekking heeft op onderhoud;

  • c.

    voor zover in de subsidiabele kosten subsidie is verstrekt op grond van deze of een andere provinciale subsidieregeling;

  • d.

    indien het bouwhistorisch onderzoek niet wordt uitgevoerd door een onafhankelijk(e) ter zake deskundig onderzoeker of onderzoeksbureau;

  • e.

    In afwijking van het bepaalde in artikel 47, vijfde lid, sub a wordt afzonderlijke subsidie geweigerd voor bouwhistorisch onderzoek aan een rijksmonument, waarvoor in de betreffende kosten al een rijkssubsidie is verleend op grond van het BRIM 2009, BRIM 2010 of BRIM 2011, BRIM 2012;

  • f.

    In afwijking van het bepaalde in artikel 47, vijfde lid, sub b wordt afzonderlijke subsidie geweigerd voor een bouwhistorisch onderzoek aan een gemeentelijk monument, waarvoor in de betreffende kosten door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente, waarin het monument is gelegen, een subsidie is verleend in 2009, 2010, 2011 of 2012;

  • g.

    met de werkzaamheden uit de subsidieaanvraag al een aanvang is gemaakt vóórdat een beslissing op de aanvraag is genomen, met dien verstande dat die onderdelen van de aanvraag waarmee nog niet een aanvang is gemaakt wel subsidiabel zijn.

  • h.

    In afwijking van het onder g bepaalde mag vóór de subsidieverlening met de uitvoering van de werkzaamheden worden begonnen, indien gedeputeerde staten positief hebben beslist op een uitdrukkelijk schriftelijk verzoek daartoe;

  • i.

    In afwijking van het onder g bepaalde mogen voor molens subsidieaanvragen worden ingediend in het jaar na uitvoering van de onderhoudswerkzaamheden, voor zover hiervoor een rijkssubsidie is verstrekt op grond van het BRIM en het uitgevoerde werkzaamheden betreft in de periode 2011 of 2012.

  • j.

    de subsidieaanvraag betrekking heeft op een woonhuis;

  • k.

    de subsidieaanvraag betrekking heeft op een monument dat eigendom is van de staat, de provincie, de gemeente, het waterschap, het veenschap, de veenpolder of openbaar lichaam dat is ingesteld met toepassing van de Wet gemeenschappelijke regelingen;

  • l.

    voor zover de werkzaamheden voorzien in een reconstructie of indien de werkzaamheden onderdeel zijn van een plan dat in overwegende mate is gericht op reconstructie;

  • m.

    er in het geval van een restauratie in combinatie met herbestemming er geen bouwhistorisch onderzoek is uitgevoerd;

  • n.

    de subsidieaanvraag betrekking heeft op een rijksmonument, of gemeentelijke monument dat tevens archeologisch monument is;

  • o.

    de subsidieaanvraag betrekking heeft op een rijksmonument, of gemeentelijke monument dat tevens een groen monument is met uitzondering van een buitenplaats;

  • p.

    in het geval van een restauratie in combinatie met herbestemming naar wonen er minder dan 3 woningen worden gerealiseerd;

  • q.

    de subsidieaanvraag betrekking heeft op activiteiten waarvoor er op grond van de Monumentenwet sprake is van een vergunningplichtige activiteit en waarvoor nog geen aanvraag voor een omgevingsvergunning is ingediend.

Artikel 57 Gewijzigde omstandigheden

De subsidieaanvrager doet gedeputeerde staten onverwijld schriftelijk mededeling indien:

  • a.

    de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend niet geheel, niet tijdig of geheel niet zullen worden uitgevoerd;

  • b.

    niet tijdig of geheel niet aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan;

  • c.

    de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zullen worden verricht in afwijking van het ingediende instandhoudingsplan;

  • d.

    de financiële gegevens of andere omstandigheden die relevant zijn voor de uitvoering van de gesubsidieerde activiteiten, wijzigen.

Artikel 58 Aanvraag tot vaststelling

  • 1 Een aanvraag tot subsidievaststelling voor werkzaamheden aan een rijksmonument waarvoor ook een BRIM-subsidie is verleend vindt plaats uiterlijk op 30 april na afloop van het laatste kalenderjaar waarop het instandhoudingsplan betrekking heeft.

  • 2 Een aanvraag tot subsidievaststelling voor restauratie en onderhoud aan een gemeentelijk monument zoals bedoeld in artikel 47 het vijfde lid, vindt plaats uiterlijk vier maanden na voltooiing van de werkzaamheden waarvoor de subsidie is aangevraagd.

  • 3 De eigenaar is verplicht bij het indienen van de aanvraag voor subsidievaststelling een plan voor het onderhoud in te dienen voor een periode van zes jaar, gerekend vanaf het moment van subsidievaststelling.

  • 4 Het in het derde lid bepaalde geldt niet in het geval de aanvraag tot vaststelling betrekking heeft op een bouwhistorisch onderzoek.

Artikel 59 Subsidievaststelling

  • 1 In het geval voor de aangevraagde werkzaamheden ook een BRIM-subsidie is verleend geldt:

    • a.

      Gedeputeerde staten stellen een subsidie voor een rijksmonument evenredig lager vast, indien het rijk de subsidie lager vast heeft gesteld.

    • b.

      Gedeputeerde staten stellen de subsidie voor rijksmonumenten vast binnen acht weken na ontvangst van de definitieve vaststelling van de rijkssubsidie door de minister.

  • 2 In het geval voor de aangevraagde werkzaamheden ook een subsidie door de gemeente is verleend geldt:

    • a.

      Gedeputeerde staten een subsidie voor een gemeentelijk monument evenredig lager vaststellen, indien de gemeente de subsidie lager vast heeft gesteld.

    • b.

      Gedeputeerde staten stellen voor gemeentelijke monumenten de subsidie vast binnen acht weken na ontvangst van de definitieve subsidievaststelling door burgemeester en wethouders van de gemeente waarin het gemeentelijk monument is gelegen.

Hoofdstuk 3 Slotbepalingen

Artikel 60  Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 61 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Uitvoeringsregeling projectsubsidies ruimte.

Ondertekening

Leeuwarden, 16 maart 2010

voorzitter J.A. Jorritsma

secretaris mr. J. Wibier

Bijlage:

bijlagen/file/Bijlage 1 UR Ruimte behorende bij aanvraagformulier artikel 21.pdfbijlagen/file/Bijlage 1_Bijlagen behorende bij het in artikel 52 bedoelde aanvraagformulier.pdfbijlagen/file/Bijlage 2_Subsidiabele kosten transformatie art_48.pdf