Regeling vervallen per 05-01-2012

Reglement van orde voor de vergadering van Provinciale Staten van Fryslân

Geldend van 19-09-2007 t/m 04-01-2012

Intitulé

Reglement van orde voor de vergadering van Provinciale Staten van Fryslân

Reglement van orde voor de vergadering van Provinciale Staten van Fryslân. (vastgesteld in de vergadering van 19 september 2007).

Hoofdstuk I Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

Voor dit reglement wordt verstaan onder:

  • -

    amendement : een op schrift gesteld voorstel tot wijziging van een aanhangig voorstel, naar de vorm geschikt om daarin direct te worden opgenomen;

  • -

    sub-amendement : een op schrift gesteld voorstel tot wijziging van een aanhangig amendement, naar de vorm geschikt om direct te worden opgenomen in het amendement waarop het betrekking heeft;

  • -

    motie : een op schrift gesteld voorstel, inhoudende een korte en gemotiveerde verklaring over een onderwerp, waardoor een oordeel, wens of verzoek wordt uitgesproken, zonder dat daaraan rechtsgevolgen zijn verbonden;

  • -

    initiatiefvoorstel : een op schrift gesteld, met redenen omkleed, voorstel vanuit provinciale staten dat buiten de agenda valt en zo spoedig mogelijk op de agenda wordt geplaatst;

  • -

    mondelinge vraag : een vraag van een lid van provinciale staten aan gedeputeerde staten of een lid van dat college, waarbij het antwoord een overwegend informatief karakter draagt;

  • -

    schriftelijke vraag : een op schrift gestelde vraag van een lid van provinciale staten aan gedeputeerde staten of een lid van dat college, de actualiteit betreffende, waarbij het antwoord een overwegend informatief karakter draagt;

  • -

    interpellatie : een verzoek van een lid van provinciale staten om inlichtingen aan het college van gedeputeerde staten dan wel van de voorzitter of de leden van dat college afzonderlijk ten aanzien van een onderwerp dat vreemd is aan de orde van de dag, betreffende het door hen gevoerde bestuur overeenkomstig de artikelen 167 en 179 van de Provinciewet.

Artikel 2 De voorzitter

  • 1.

    De voorzitter is belast met:

    • a.

      het leiden van de vergadering;

    • b.

      het handhaven van de orde;

    • c.

      het doen naleven van dit reglement;

    • d.

      al hetgeen de wet of dit reglement hem verder opdraagt.

  • 2.

    De vice-voorzitter vervangt de voorzitter bij afwezigheid . De functie van vice-voorzitter is niet verenigbaar met die van commissievoorzitter.

  • 3.

    De vice-voorzitter van provinciale staten wordt gekozen door provinciale staten.

Artikel 3 De griffier

  • 1.

    De griffier der staten is bij elke vergadering van provinciale staten aanwezig.

  • 2.

    Bij verhindering of ontstentenis wordt hij vervangen door een door provinciale staten daartoe aangewezen ambtenaar.

Artikel 4 Fracties

  • 1.

    Leden van provinciale staten kunnen zich verenigen tot een groep, fractie genaamd. Zij doen hiervan schriftelijk mededeling aan de voorzitter, onder vermelding van de namen van degenen die als voorzitter van de fractie en als diens plaatsvervanger optreden alsmede van de naam van de fractie.

  • 2.

    Indien een lid zich als een fractie beschouwt, doet dit lid hiervan schriftelijk mededeling aan de voorzitter.

  • 3.

    Indien twee of meer fracties als één fractie gaan optreden dan wel één of meer leden zich aansluiten bij een andere fractie wordt hiervan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling gedaan aan de voorzitter.

  • 4.

    Met de omstandigheid ingevolge het tweede en derde lid wordt rekening gehouden met ingang van de eerstvolgende vergadering na de mededeling daarvan.

Artikel 5 Presidium

  • 1.

    Provinciale staten hebben een Presidium.

  • 2.

    Het Presidium bestaat uit:

    • a.

      de voorzitter van Provinciale Staten

    • b.

      de vice-voorzitter van Provinciale Staten

    • c.

      de fractievoorzitters, als lid

De griffier is in elke vergadering van het Presidium aanwezig. De griffier draagt zorg voor de ondersteuning van het Presidium. De griffier zendt verslagen van de vergadering van het Presidium aan de statenleden.

  • 4.

    Elke fractievoorzitter wijst een vast statenlid aan, dat hem bij zijn afwezigheid in het Presidium vervangt. Dit is in principe de vice-fractievoorzitter. Voor eenmansfracties is geen vervanging mogelijk.

Hoofdstuk II Toetsing van de leden

Artikel 6 Onderzoek geloofsbrieven

  • 1.

    Het onderzoek van de geloofsbrieven en de daarop betrekking hebbende stukken van nieuw benoemde leden geschiedt door één of meer commissies, elk bestaande uit tenminste drie leden, daartoe telkenmale door de voorzitter te benoemen.

  • 2.

    De commissie(s) brengt (brengen) na onderzoek bij monde van een door haar daartoe benoemd lid verslag uit, waarna de vergadering terstond over de toelating beslist.

  • 3.

    Zijn met betrekking tot een geloofsbrief of de verkiezing zelf geschillen gerezen, dan brengt de desbetreffende commissie daarvan schriftelijk verslag uit. De behandeling van dat verslag en de beslissing omtrent de toelating kunnen in afwijking van het bepaalde in het tweede lid tot een volgende vergadering worden uitgesteld.

Artikel 7 Afleggen eed c.q. verklaring en belofte

  • 1.

    De leden, tot wier toelating is besloten, nemen zitting na het afleggen van de eed c.q. verklaring en belofte, bij artikel 14 van de Provinciewet gevorderd.

  • 2.

    Het is de leden toegestaan om in plaats van de door artikel 14 van de Provinciewet voorgeschreven tekst de daarmee in de Friese taal overeenkomende woorden uit te spreken, overeenkomstig artikel 1 van de Wet, houdende enige regelen betreffende het gebruik van de Friese taal, in het bijzonder in het rechtsverkeer.

Hoofdstuk III De vergaderingen

Par. 1. Voorbereidingen

Artikel 8 Vergaderschema

  • 1.

    Het presidium stelt voor de aanvang van het kalenderjaar een schema op voor de in dat jaar te houden vergaderingen van provinciale staten. Het presidium besluit of er van dit schema moet worden afgeweken.

  • 2.

    Het in het eerste lid bedoelde schema en de eventueel daarin naderhand aangebrachte wijzigingen worden zo spoedig mogelijk ter kennis van de leden gebracht.

Artikel 9 Oproep

  • 1.

    De voorzitter zendt ten minste tien dagen vóór een vergadering de statenleden een schriftelijke oproep onder vermelding van de dag, het tijdstip en de plaats van de vergadering. In spoedeisende gevallen kan de voorzitter de schriftelijke oproep minder dan tien dagen voor de vergadering verzenden.

  • 2.

    De voorlopige agenda en de daarbij behorende basisstukken worden tegelijkertijd met de schriftelijke oproep aan de statenleden verzonden. Eventueel achterliggende stukken liggen bij de griffier ter inzage.

  • 3.

    Indien een aanvullende agenda wordt vastgesteld als bedoeld in artikel 10, tweede lid, worden deze agenda en de daarbij behorende basisstukken zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk 48 uur voor aanvang van de vergadering aan de leden toegezonden.

  • 4.

    Indien omtrent basisstukken op grond van artikel 25, eerste dan wel tweede lid, van de Provinciewet geheimhouding is opgelegd, blijven deze achterliggende stukken onder berusting van de griffier en verleent de griffier de statenleden inzage.

Artikel 10 De agenda

  • 1.

    Voordat de schriftelijke oproep wordt verzonden, stelt het Presidium de voorlopige agenda van de vergadering vast. Agendapunten kunnen als H(amer)-punt of als B(espreek)-punt worden geagendeerd. Over hamerpunten vindt geen verdere beraadslaging plaats maar wordt uitsluitend gestemd.

  • 2.

    In spoedeisende gevallen kan de voorzitter na het verzenden van de schriftelijke oproep tot uiterlijk 48 uur voor de aanvang van de vergadering een aanvullende

  • agenda opstellen.

  • 3.

    Bij aanvang van de vergadering stellen provinciale staten de agenda vast.

  • 4.

    Op voorstel van een statenlid of van de voorzitter kunnen provinciale staten de volgorde van behandeling van de agendapunten wijzigen.

  • 5.

    Op advies van een statencommissie kan bij de vaststelling van de agenda een B(espreek)punt worden gewijzigd in een H(amer)punt.

  • 6.

    Een lid van provinciale staten kan tot uiterlijk 48 uur voorafgaand aan de vergadering een gemotiveerd verzoek indienen bij de voorzitter om een H(amer)punt te wijzigen in een B(espreek)punt.

Artikel 11 Burgerinitiatiefvoorstel

Burgers hebben het recht een onderwerp op de agenda van provinciale staten te doen plaatsen volgens de bepalingen in de Verordening Burgerinitiatief zoals die door provinciale staten is vastgesteld op 20 maart 2003.

 Artikel 12 Ter inzage legging van stukken

De daarvoor in aanmerking komende stukken die betrekking hebben op een in de vergadering aan de orde komend onderwerp, worden onmiddellijk na de verzending van het desbetreffende voorstel of ander stuk op de daarvoor aangewezen kamer ter inzage gelegd. Indien stukken onder geheimhouding voor de leden ter inzage worden gelegd, geschiedt dit op een door of namens de griffier der staten aangewezen plaats. Van het ter inzage leggen wordt bij de toezending van de agenda mededeling gedaan. Geheime stukken kunnen worden geraadpleegd onder toezicht van de griffier.

Artikel 13 Openbare kennisgeving

  • 1.

    De vergadering wordt door aankondiging in de provinciale mededelingenadvertentie in de regionale bladen en door aankondiging op de internetsite van de provincie ter openbare kennis gebracht.

  • 2.

    De openbare kennisgeving vermeldt:

    • a.

      de datum, aanvangstijd en plaats van de vergadering;

    • b.

      de wijze waarop en de plaats waar een ieder de voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken kan inzien. De stukken liggen in ieder geval ter inzage in het informatiecentrum op het provinciehuis. De stukken zijn tevens, voor zover in digitale vorm beschikbaar, te raadplegen via de provinciale internetsite.

Par. 2. De orde der vergadering

Artikel 14 Presentielijst

  • 1.

    Ieder lid tekent bij het binnenkomen in de vergaderzaal de presentielijst.

  • 2.

    Na afloop van de vergadering wordt de presentielijst door de griffier der staten gesloten.

Artikel 15 Zitplaatsen

  • 1.

    De voorzitter, de leden en de griffier hebben een vaste zitplaats. De zitplaatsen worden door de voorzitter, na overleg met het Presidium bij iedere nieuwe zittingsperiode van de staten vastgesteld.

  • 2.

    De indeling kan, zo daartoe aanleiding bestaat, na overleg met het Presidium worden herzien.

Artikel 16 Opening vergadering / quorum

  • 1.

    De vergadering wordt door de voorzitter niet geopend, voordat blijkens de presentielijst meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is.

  • 2.

    Indien één uur na het vastgestelde tijdstip niet het vereiste aantal leden aanwezig is, belegt de voorzitter opnieuw een vergadering tegen een tijdstip dat tenminste vierentwintig uur na het bezorgen van de oproeping is gelegen.

  • 3.

    Op een vergadering als bedoeld in het tweede lid is het eerste lid niet van toepassing. Provinciale staten kunnen echter over andere aangelegenheden dan die waarvoor de in het eerste lid bedoelde vergadering was belegd alleen beraadslagen of besluiten, indien blijkens de presentielijst meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is.

Artikel 17 Ingekomen stukken

  • 1.

    De ingekomen stukken worden wekelijks ter kennis gebracht aan de leden van provinciale staten.

  • 2.

    De ingekomen stukken worden met een aanduiding van datum van binnenkomst, de afzender, het onderwerp en een advies van de griffier, geplaatst op de agenda van provinciale staten.

  • 3.

    De voorzitter is bevoegd om anonieme, onbegrijpelijke en beledigende stukken zonder nadere mededeling terzijde te leggen.

Artikel 18 Spreken door statenleden

De leden spreken van het spreekgestoelte, tenzij de voorzitter heeft goedgevonden dat zij dit van hun plaats doen. De leden richten zich tot de voorzitter.

Artikel 19 Volgorde van spreken

  • 1.

    Geen lid voert het woord dan na het aan de voorzitter gevraagd en van hem verkregen te hebben.

  • 2.

    De voorzitter verleent voor zoveel mogelijk het woord in de volgorde, waarin het is gevraagd.

  • 3.

    Deze volgorde kan worden verbroken wanneer een lid het woord vraagt:

    • a.

      over een persoonlijk feit, zulks ter beoordeling van de voorzitter;

    • b.

      over de vaststelling van het te beslissen vraagpunt, of

    • c.

      om, met toepassing van artikel 24, een voorstel van orde te doen.

  • 4.

    Over een persoonlijk feit verleent de voorzitter het woord niet dan nadat het feit globaal is omschreven.

Artikel 20 Orde

  • 1.

    Geen spreker mag in zijn rede worden gestoord, tenzij de voorzitter het nodig oordeelt hem aan het opvolgen van dit reglement te herinneren.

  • 2.

    De voorzitter kan interrupties toelaten.

  • 3.

    Indien een lid zich beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen veroorlooft, afwijkt van het onderwerp in behandeling, een spreker hinderlijk en/of herhaaldelijk interrumpeert, een plicht tot geheimhouding schendt dan wel anderszins de orde verstoort, wordt hij door de voorzitter tot de orde geroepen.

Ontzeggen van het woord

  • 4.

    Indien een lid, nadat hij door de voorzitter tot de orde is geroepen, daaraan geen gevolg geeft, kan de voorzitter, onverminderd het bepaalde in artikel 26 derde lid van de Provinciewet, hem gedurende de vergadering waarin zulks plaats heeft over het aanhangig onderwerp het woord ontzeggen.

Schorsen/sluiten van de vergadering

  • 5.

    De voorzitter kan ter handhaving van de orde de vergadering voor een door hem te bepalen tijd schorsen en, indien na heropening de orde opnieuw wordt verstoord, de vergadering sluiten.

Niet-opneming in het verslag

  • 6.

    De voorzitter is bevoegd te bepalen dat in het verslag niet wordt opgenomen het gedeelte van het gesprokene, dat heeft geleid tot maatregelen overeenkomstig het derde en vierde lid.

Artikel 21 Aantal spreekbeurten

Aantal termijnen

  • 1.

    De beraadslaging over een onderwerp of voorstel geschiedt in ten hoogste twee termijnen, tenzij de voorzitter, de staten gehoord, anders beslist.

  • 2.

    Een lid mag in een termijn niet meer dan eenmaal het woord voeren over hetzelfde onderwerp of voorstel, tenzij de voorzitter, de staten gehoord, anders beslist.

  • 3.

    Het bepaalde in de voorgaande leden geldt niet voor de leden van het college van gedeputeerde staten, indien het betreft de behandeling van een voorstel van dat college, en voor de leden, wier voorstel in behandeling is.

  • 4.

    Bij de bepaling hoe veel maal een lid over hetzelfde onderwerp heeft gesproken wordt niet meegerekend het spreken over een persoonlijk feit of een voorstel van orde.

Artikel 22 Beperking spreektijd

  • 1.

    De spreektijd wordt geregeld volgens de door het presidium vastgestelde verdeelsleutel.

  • 2.

    De voorzitter is bevoegd om, met inachtneming van de vastgestelde verdeelsleutel, na overleg met de vergadering, de spreektijd te regelen.

  • 3.

    De spreektijdregeling is niet van toepassing op voorstellen van orde, interrupties en wanneer een lid het woord verlangt over een persoonlijk feit.

Artikel 23 Volgorde van beraadslaging

  • 1.

    Bij elk in beraadslaging gebracht voorstel, dat in onderdelen of artikelen is gesplitst, wordt, indien provinciale staten dit wensen, eerst beraadslaagd over het voorstel in het algemeen en vervolgens over de onderdelen of artikelen afzonderlijk naar hun volgorde. Tenslotte wordt ten aanzien van het voorstel in zijn geheel zonder nieuwe beraadslaging een beslissing genomen.

  • 2.

    De amendementen, sub amendementen en voorstellen tot splitsing worden behandeld bij de beraadslaging over het onderdeel of artikel, waarop zij betrekking hebben.

Artikel 24 Schorsing vergadering voor nader beraad

De voorzitter kan de vergadering schorsen teneinde gedeputeerde staten of de leden gelegenheid tot onderling beraad te geven.

Artikel 25 Sluiting beraadslaging / stemverklaring

  • 1.

    Wanneer de voorzitter meent dat de beraadslaging over een onderwerp kan worden gesloten, doet hij daartoe een voorstel.

  • 2.

    Na het sluiten van de beraadslagingen en alvorens tot stemming wordt overgegaan, heeft ieder lid het recht zijn uit te brengen stem kort te motiveren.

Par. 3 Rechten van leden

Artikel 26 Voorstellen van orde

  • 1.

    De voorzitter en ieder lid kunnen tijdens de vergadering mondeling een voorstel van orde doen. Een voorstel van orde kan uitsluitend de werkzaamheden van de vergadering betreffen. De voorzitter beslist of het voorstel dit karakter draagt.

  • 2.

    Over een voorstel van orde beslist de voorzitter terstond.

Artikel 27 Amendementen

  • 1.

    Onder een amendement wordt voor dit reglement verstaan een op schrift gesteld voorstel tot wijziging van een aanhangig voorstel, naar de vorm geschikt om daarin direct te worden opgenomen. Onder een sub-amendement wordt voor dit reglement verstaan een op schrift gesteld voorstel tot wijziging van een aanhangig amendement, naar de vorm geschikt om direct te worden opgenomen in het amendement waarop het betrekking heeft

  • 2.

    Ieder lid dat in de vergadering aanwezig is, is bevoegd tijdens de beraadslagingen een amendement voor te stellen op het aanhangig voorstel.

  • 3.

    Ieder lid dat in de vergadering aanwezig is, is bevoegd tijdens de beraadslagingen een sub-amendement voor te stellen op een ingevolge het tweede lid ingediend amendement.

  • 4.

    Een (sub) amendement wordt ingediend bij de voorzitter. Het kan niet eerder worden ingediend dan op het moment waarop het agendapunt waarop het betrekking heeft aan de orde wordt gesteld. De indiening kan plaatsvinden zolang de beraadslaging over het onderwerp niet is gesloten.

  • 5.

    Een (sub)amendement dient te worden ondertekend door een lid van provinciale staten.

  • 6.

    Een amendement is ontoelaatbaar indien het een strekking heeft, tegengesteld aan die van het voorstel of indien er geen rechtstreeks verband bestaat tussen het voorstel en het amendement. Een amendement wordt toelaatbaar geacht zolang provinciale staten het niet ontoelaatbaar hebben verklaard. Een daartoe strekkend voorstel kan worden gedaan hetzij door de voorzitter, hetzij door de leden.

  • 7.

    De ingediende amendementen en sub amendementen maken onderwerp van beraadslaging uit. Zij kunnen door de indiener worden toegelicht.

  • 8.

    De indiener van een amendement is te allen tijde bevoegd het amendement te wijzigen of in te trekken, tenzij daarover besluitvorming heeft plaatsgevonden.

Artikel 28 Splitsing van voorstellen

  • 1.

    Ieder lid dat in de vergadering aanwezig is, is bevoegd voor te stellen het voorstel te splitsen in een of meerdere onderdelen, waarover afzonderlijke besluitvorming zal plaatsvinden.

  • 2.

    Het voorstel wordt schriftelijk ingediend bij de voorzitter. Het kan niet eerder worden ingediend dan op het moment waarop het agendapunt waarop het betrekking heeft aan de orde wordt gesteld. De indiening kan plaatsvinden zolang de beraadslaging over het onderwerp niet is gesloten.

  • 3.

    Voorstellen tot splitsing maken onderwerp van beraadslaging uit. Zij kunnen door de verzoeker worden toegelicht.

Artikel 29 Moties

  • 1.

    Onder een motie wordt voor dit reglement verstaan een op schrift gesteld voorstel, inhoudende een korte en gemotiveerde verklaring over een onderwerp, waardoor een oordeel, wens of verzoek wordt uitgesproken, zonder dat daaraan rechtsgevolgen zijn verbonden.

  • 2.

    Ieder lid kan ter vergadering een motie indienen.

  • 3.

    Een motie moet bij de voorzitter worden ingediend.

  • 4.

    Een motie dient te worden ondertekend door een lid van provinciale staten.

  • 5.

    De tekst van de motie wordt door de indiener voorgelezen.

  • 6.

    De behandeling van een motie vindt tegelijk met de beraadslaging over het aanhangig voorstel plaats.

  • 7.

    Amendering van moties is niet toegestaan.

  • 8.

    De indiener van een motie is te allen tijde bevoegd de door haar/hem ingediende motie te wijzigen of in te trekken, tenzij daarover besluitvorming heeft plaats gevonden.

Artikel 30 Initiatiefvoorstellen

  • 1.

    Onder een initiatiefvoorstel wordt voor dit reglement verstaan een op schrift gesteld, met redenen omkleed, voorstel vanuit provinciale staten dat buiten de agenda valt en zo spoedig mogelijk op de agenda wordt geplaatst.

  • 2.

    Ieder lid heeft het recht voorstellen aan provinciale staten te doen.

  • 3.

    Het voorstel moet bij de voorzitter worden ingediend.

  • 4.

    De voorzitter plaatst het voorstel op de agenda van de eerstvolgende vergadering, indien dit voorstel tenminste zeven dagen voor de aanvang daarvan is ingediend. In spoedeisende gevallen kan hiervan worden afgeweken, zulks ter beoordeling van de voorzitter.

  • 5.

    De verdediging van het initiatiefvoorstel is opgedragen aan de initiatiefnemer(s).

  • 6.

    Een initiatiefvoorstel wordt door de griffier zo spoedig mogelijk na het indienen ter kennis

  • gebracht aan de leden van provinciale staten.

  • 7. Gedeputeerde staten worden, conform artikel 143 lid 1 van de Provinciewet, eerst in de gelegenheid gesteld hun wensen en bedenkingen over het initiatiefvoorstel ter kennis van provinciale staten te brengen.

Par. 4 Stemmingen

Par. 4.1 Algemeen

Artikel 31 Tijdstip.

  • 1.

    De stemmingen vinden plaats nadat de gehele agenda is afgehandeld of een tijdstip dat op verzoek van de voorzitter of een lid van provinciale staten door provinciale staten is vastgesteld .

Artikel 32 Stemquorum.

  • 1.

    De voorzitter kondigt een te houden stemming duidelijk aan. Bij stemming nemen de leden hun plaats in de vergaderzaal in.

  • 2.

    Een stemming is alleen geldig indien meer dan de helft van het aantal leden dat zitting heeft en zich niet van deelneming aan de stemming moet onthouden, daaraan heeft deelgenomen.

  • 3.

    Het tweede lid is niet van toepassing in de gevallen als genoemd in artikel 29 tweede lid onder a en b van de Provinciewet.

Artikel 33 Stemming over amendementen en moties

Amendementen

  • 1.

    Indien een amendement op een aanhangig voorstel is ingediend, wordt eerst over dat amendement gestemd.

  • 2.

    Indien op een amendement een sub-amendement is ingediend, wordt eerst over het sub-amendement gestemd en vervolgens over het amendement.

  • 3.

    Indien twee of meer (sub) amendementen op een voorstel zijn ingediend, bepaalt de voorzitter, met inachtneming van het bepaalde in het eerste en tweede lid, de volgorde waarin hierover zal worden gestemd. Hierbij geldt als regel dat het meest verstrekkende (sub) amendement het eerst in stemming wordt gebracht.

Moties

  • 4.

    Indien aangaande een aanhangig voorstel een motie is ingediend, beslist de voorzitter of deze motie vóór of na de eindstemming over het voorstel in stemming wordt gebracht.

  • 5.

    Indien aangaande een aanhangig voorstel twee of meer moties zijn ingediend, bepaalt de voorzitter de volgorde waarin hierover zal worden gestemd. Hierbij geldt als regel dat de meest verstrekkende motie het eerst in stemming wordt gebracht.

Par. 4.2 Stemmen over personen

Artikel 34. Stemmen over personen

  • 1.

    Wanneer een stemming over personen voor het doen van benoemingen, voordrachten of aanbevelingen moet plaatshebben, benoemt de voorzitter drie leden tot stembureau, waarvan de eerst benoemde als voorzitter fungeert.

Verplichting tot het indienen van een stembriefje

  • 2.

    Ieder aanwezig lid dat zich niet ingevolge de Provinciewet van stemming moet onthouden is verplicht het hem uitgereikte stembriefje in te dienen.

Aantal stemmingen

  • 3.

    Er hebben zoveel stemmingen plaats als er personen zijn te benoemen, voor te dragen of aan te bevelen. De vergadering kan op voorstel van de voorzitter van provinciale staten besluiten dat meer dan één stemming op één stembriefje wordt samengevat.

Onderzoek door het stembureau

  • 4.

    Het stembureau onderzoekt of het aantal van de ingeleverde stembriefjes gelijk is aan het aantal leden dat ingevolge het tweede lid verplicht is een stembriefje in te leveren. Is dat het geval dan bepaalt het de uitslag van de stemming en deelt dit aan de voorzitter van provinciale staten mee.

  • 5.

    Er wordt een nieuwe stemming gehouden indien het stembureau concludeert dat de in het vorige lid bedoelde gelijkheid ontbreekt en de voorzitter van provinciale staten van oordeel is dat het vastgestelde verschil van invloed kan zijn op de uitslag van de gehouden stemming.

Niet behoorlijk ingevulde stembriefjes

  • 6.

    Niet of niet behoorlijk ingevulde stembriefjes tellen voor de bepaling van de meerderheid niet mee. Onder een niet behoorlijk ingevuld stembriefje wordt in ieder geval verstaan:

    • -

      een blanco stembriefje;

    • -

      een ondertekend stembriefje;

    • -

      een stembriefje waarop meer dan één naam is vermeld, tenzij de vergadering overeenkomstig het derde lid heeft besloten tot samenvatting van meer dan één stemming;

    • -

      een stembriefje dat, bij benoeming op voordracht, afwijkt van de voordracht;

    • -

      een stembriefje waarbij op een andere persoon is gestemd dan die waartoe de stemming is beperkt.

  • 7.

    In geval van twijfel over de geldigheid van een stembriefje beslist de voorzitter van het stembureau.

Meedelen uitslag stemming

  • 8.

    De voorzitter van provinciale staten maakt de hem door het stembureau meegedeelde uitslag van elke stemming bekend, met vermelding van het aantal leden dat, met inachtneming van artikel 30 van de Provinciewet, aan de stemming heeft deelgenomen en het aantal stemmen dat op iedere persoon is uitgebracht.

Vernietiging stembriefjes

  • 9.

    Na de vaststelling van de uitslag draagt de griffier zorg voor vernietiging van de stembriefjes.

Artikel 35. Herstemming

  • 1.

    Indien bij de eerste stemming niemand de volstrekte meerderheid heeft verkregen wordt tot een tweede stemming overgegaan.

  • 2.

    Wanneer ook bij deze herstemming niemand de volstrekte meerderheid verkrijgt, heeft een derde stemming plaats tussen twee personen die bij de tweede stemming de meeste stemmen op zich hebben verenigd. Zijn bij de tweede stemming de meeste stemmen over meer dan twee personen verdeeld, dan wordt bij een tussenstemming uitgemaakt tussen welke personen de derde stemming zal plaatshebben.

  • 3.

    Indien bij de tussenstemming of bij de derde stemming de stemming staken, beslist terstond het lot.

 Artikel 36. Beslissing door het lot

  • 1.

    Wanneer het lot moet beslissen, worden de namen van hen, tussen wie de beslissing moet plaats hebben, door de voorzitter van het stembureau op afzonderlijke, geheel gelijke, briefjes geschreven.

  • 2.

    De briefjes worden, nadat zij door een ander lid van het stembureau zijn gecontroleerd, op gelijke wijze gevouwen, in een stembus gedeponeerd en omgeschud.

  • 3.

    Vervolgens wordt door de voorzitter van provinciale staten één van de briefjes uit de stembus genomen. Degene wiens naam op dit briefje voorkomt, is gekozen.

Par. 4.3 Stemmen over zaken

Artikel 37. Stemmen over zaken

  • 1.

    Nadat de beraadslaging is gesloten of indien niemand het woord verlangt, wordt op voorstel van de voorzitter tot besluitvorming overgegaan.

  • 2.

    Vraagt geen van de leden stemming en/of wordt stemming door de voorzitter niet verlangd, dan stelt de voorzitter vast dat het voorstel zonder hoofdelijke stemming is aangenomen.

  • 3.

    Ter vergadering aanwezige leden kunnen aantekening in het verslag vragen dat zij geacht willen worden te hebben tegengestemd. In dat geval wordt, in afwijking van het tweede lid, het besluit geacht met de stemmen van de overige leden te zijn aangenomen.

Hoofdelijke oproeping

  • 4.

    Verlangt één der leden stemming, dan heeft de stemming plaats bij hoofdelijke oproeping naar de volgorde der namen op de presentielijst. In dat geval brengt ieder lid mondeling zijn stem uit met het woord "voor" of "tegen". Voor iedere stemming wordt door trekking van een nummer door de voorzitter bepaald bij welke naam op de presentielijst het afroepen van de namen zal worden begonnen.

Stemming door handopsteken

  • 5.

    In plaats van stemming bij hoofdelijke oproeping kan op voorstel van de voorzitter stemming door handopsteken plaatsvinden, tenzij daartegen door één of meer leden bezwaren worden ingebracht.

  • 6.

    Vindt de voorzitter of vinden één of meer leden de uitslag van de stemming door handopsteken niet duidelijk, dan vindt alsnog stemming bij hoofdelijke oproeping plaats.

Staken van stemmen

  • 7.

    Tenzij de vergadering voltallig is, wordt bij staking van stemmen het nemen van een besluit uitgesteld tot een volgende vergadering, waarin de beraadslagingen kunnen worden heropend.

  • 8.

    Indien de stemmen staken in een voltallige vergadering of in een ingevolge het zevende lid opnieuw belegde vergadering, is het voorstel niet aangenomen.

Vergissing

  • 9.

    Heeft een lid zich bij het uitbrengen van zijn stem vergist, dan kan hij deze vergissing herstellen voordat het volgende lid heeft gestemd. Bemerkt hij zijn vergissing eerst later, dan kan hij na afloop van de stemming de voorzitter verzoeken om aantekening dat hij zich heeft vergist. Dit brengt geen verandering in de uitslag van de stemming.

Meedelen uitslag stemming

  • 10.

    De voorzitter deelt de uitslag van stemming mee, met vermelding van het aantal vóór en tegen uitgebrachte stemmen.

 Hoofdstuk IV Het vragen van inlichtingen

Artikel 38 Vragenuur

  • 1.

    Onder een vragenuur wordt in dit reglement verstaan de gelegenheid voor leden van Provinciale Staten om vragen te stellen aan het College van Gedeputeerde Staten of aan een lid van dat College over een onderwerp dat vreemd is aan de orde van de dag, waarbij het antwoord een overwegend informatief karakter draagt.

  • 2.

    Aan het begin van elke vergadering van Provinciale Staten is er een vragenuur. In bijzondere gevallen kan de voorzitter in overleg met de vergadering bepalen dat het vragenuur op een ander tijdstip wordt gehouden. De voorzitter bepaalt per vergadering het tijdstip van het einde van het vragenuur.

  • 3.

    Het lid dat tijdens het vragenuur vragen wil stellen, meldt dit onder nauwkeurige aanduiding van het onderwerp tenminste een uur voor aanvang van de vergadering schriftelijk bij de voorzitter. De voorzitter kan weigeren een onderwerp tijdens het vragenuur aan de orde te stellen indien hij het onderwerp niet voldoende nauwkeurig acht aangegeven of indien het onderwerp in de vergadering van die dag aan de orde komt.

  • 4.

    Indien een vraag tenminste 24 uur voor aanvang van een vergadering van Provinciale Staten wordt aangemeld ontvangt de vragensteller in ieder geval antwoord in deze eerstvolgende vergadering. Zaterdagen, zon- en feestdagen worden hierbij niet meegerekend. De griffier brengt de vragen die tenminste 24 uur voor aanvang van de vergadering zijn ingediend ter kennis aan de statenleden.

  • 5.

    De voorzitter bepaalt de volgorde, waarin aangemelde onderwerpen tijdens het vragenuur aan de orde worden gesteld.

  • 6.

    Per onderwerp wordt aan de vragensteller het woord verleend om één of meer vragen te stellen en een toelichting daarop te geven.

  • 7.

    Na de beantwoording door het College krijgt de vragensteller desgewenst het woord om aanvullende vragen te stellen.

  • 8.

    Vervolgens kan de voorzitter aan andere leden in één instantie het woord verlenen om aan het College of een lid van het College vragen te stellen over hetzelfde onderwerp.

  • 9.

    Het desbetreffende lid van het College wordt tenslotte in de gelegenheid gesteld te reageren c.q. de aanvullende vragen te beantwoorden.

  • 10.

    Tijdens het vragenuur kunnen geen moties worden ingediend en worden geen interrupties toegelaten.

 Artikel 39 Schriftelijke vragen

  • 1.

    Onder een schriftelijke vraag wordt voor dit reglement verstaan een op schrift gestelde vraag van een lid van provinciale staten aan gedeputeerde staten of een lid van dat college, de actualiteit betreffende, waarbij het antwoord een overwegend informatief karakter draagt

  • 2.

    Ieder lid kan aan gedeputeerde staten of een lid van dat college afzonderlijk schriftelijk vragen stellen. De vragen dienen kort en duidelijk geformuleerd te zijn.

  • 3.

    De beantwoording vindt schriftelijk plaats, als regel binnen dertig dagen na de dag van ontvangst. Een kennelijke overschrijding van deze termijn wordt aan de leden schriftelijk meegedeeld.

  • 4.

    De vragen en de antwoorden worden aan alle leden toegezonden.

Artikel 40 Interpellatie

  • 1.

    Onder interpellatie wordt voor dit reglement verstaan een verzoek om inlichtingen van het college van gedeputeerde staten dan wel van de voorzitter of leden van dat college afzonderlijk ten aanzien van een onderwerp dat vreemd is aan de orde van de dag, betreffende het door hen gevoerde bestuur overeenkomstig de artikelen 167 en 179 van de Provinciewet.

  • 2.

    Een verzoek om een interpellatie te mogen houden dient duidelijk het onderwerp waarop de te stellen vragen betrekking zullen hebben te omschrijven en wordt, spoedeisende gevallen uitgezonderd, tenminste achtenveertig uren voor de vergadering waarin op het verzoek moet worden beslist, bij de voorzitter ingediend.

  • 3.

    De griffier brengt de ingediende interpellatieverzoeken ter kennis aan de leden van provinciale staten.

  • 4.

    Een verzoek om een interpellatie te houden kan alleen worden geweigerd wanneer hiertoe op voorstel van provinciale staten wordt besloten.

  • 5.

    Provinciale staten kunnen het lid toestaan zijn verzoek toe te lichten.

  • 6.

    Voor het houden van de interpellatie geeft de voorzitter het woord aan de vragensteller. Vervolgens geeft de voorzitter of het desbetreffende lid van gedeputeerde staten als regel in dezelfde vergadering de verlangde inlichtingen. Is dit niet mogelijk dan wordt de behandeling uitgesteld tot een nader te bepalen tijdstip.

  • 7.

    Nadat de inlichtingen zijn gegeven, kunnen de interpellant en daarna de overige leden over het onderwerp van die inlichtingen nog in één instantie het woord voeren. Het desbetreffende lid van gedeputeerde staten wordt ten slotte in de gelegenheid gesteld te reageren.

Artikel 41 Samenloop van vragen en inlichtingen over hetzelfde onderwerp.

Mondelinge of schriftelijk gestelde vragen dan wel verzoeken om een interpellatie over een onderwerp waarover een statenlid reeds een vraag heeft gesteld of aangekondigd of een verzoek heeft ingediend, maar waarop nog geen antwoord is gegeven, worden niet in behandeling genomen. Om te bepalen of over hetzelfde onderwerp reeds een vraag of een verzoek is ingediend, geldt het moment waarop een vraag of een verzoek ter kennis wordt gebracht van de voorzitter.

Artikel 42 Recht van onderzoek

  • 1.

    Provinciale staten kunnen op voorstel van een statenlid een onderzoek instellen naar het door gedeputeerde staten of de commissaris van de Koning gevoerde bestuur.

  • 2.

    Het besluit tot het instellen van een onderzoek omvat een omschrijving van het onderwerp van onderzoek alsmede een toelichting. Deze omschrijving kan hangende het onderzoek door provinciale staten worden gewijzigd.

  • 3a.

    Het onderzoek wordt uitgevoerd door een door provinciale staten in te stellen onderzoekscommissie. De commissie heeft ten minste drie leden en bestaat uitsluitend uit statenleden, niet zijnde gedeputeerden. Provinciale staten stellen de samenstelling en werkwijze van de commissie vast.

  • 3b.

    Bij de samenstelling van een statencommissie zorgen provinciale staten voor een evenwichtige vertegenwoordiging van de in provinciale staten vertegenwoordigde groeperingen.

  • 4.

    De bevoegdheden en werkzaamheden van een onderzoekscommissie worden niet geschorst door het aftreden van provinciale staten.

 Hoofdstuk V Commissies

Artikel 43 Commissies

De samenstelling, taak en werkwijze van door provinciale staten in te stellen vaste en andere commissies uit provinciale staten wordt geregeld in het Reglement van de Statencommissies 2005, vastgesteld op 15 maart 2006.

Hoofdstuk VI Verslaglegging

Artikel 44 Besluitenlijst

  • 1.

    De besluitenlijst wordt opgesteld onder de zorg van de griffier.

  • 2.

    De besluitenlijst bevat in elk geval:

    • -

      de namen van de voorzitter en de griffier;

    • -

      de namen van de leden, die tegenwoordig, en van hen, die afwezig waren;

    • -

      een aanduiding van de behandelde onderwerpen en ingediende voorstellen;

    • -

      de genomen besluiten;

    • -

      een overzicht van het verloop van elke stemming met vermelding bij hoofdelijke stemming van de namen der leden, die zich voor en van hen, die zich tegen verklaarden, en van namen der leden, die zich volgens de wet van stemming onthielden en bij schriftelijke stemming van hetgeen in artikel 34 lid 8 van dit Reglement is bepaald;

    • -

      een door een lid in de vergadering gedane verklaring, dat het geacht wil worden te hebben tegen gestemd.

    • -

      een overzicht van de ingediende moties en amendementen en de uitslag van de stemming hierover.

  • 3.

    De ontwerp-besluitenlijst wordt in de eerstvolgende vergadering van provinciale staten ter vaststelling aangeboden. Ten blijke van de vaststelling wordt de besluitenlijst door de voorzitter en de griffier gewaarmerkt. De griffier zorgt voor de bewaring van de besluitenlijst.

  • 4.

    De besluitenlijst van een vergadering, voorzover die met gesloten deuren is gehouden, wordt afzonderlijk en met inachtneming van het vorenstaande opgemaakt en bij de griffier ter inzage gelegd en door deze in bewaring gehouden. De beraadslaging over de vaststelling van deze besluitenlijst geschiedt in een vergadering met gesloten deuren.

  • 5.

    De leden van provinciale staten ontvangen tevens een digitale geluidsregistratie van het openbare gedeelte van de vergadering.

Hoofdstuk VII Toehoorders e.d.

Artikel 45 Geluid- en beeldregistraties

Degenen die in de vergaderzaal tijdens de vergadering geluid- en/of beeldregistraties willen maken doen hiervan mededeling aan de voorzitter en gedragen zich naar zijn aanwijzingen.

Artikel 46 Ordeverstoring

  • 1.

    De voorzitter is bevoegd toehoorders, die op enigerlei wijze de orde verstoren, deze, en zo nodig andere toehoorders, te doen vertrekken.

  • 2.

    De voorzitter is bevoegd toehoorders die bij herhaling de orde in de vergadering verstoren voor ten hoogste drie maanden de toegang tot de vergadering te ontzeggen.

  • 3.

    Tekenen van goed- of afkeuring zijn aan de toehoorders verboden.

  • 4.

    Het gebruik van mobiele telefoons in de vergaderruimte is verboden.

 Hoofdstuk VIII Slotbepalingen

Artikel 47 Uitleg reglement

In geval van twijfel omtrent de toepassing of de uitleg van enige bepaling van dit reglement, alsmede in gevallen waarin het niet voorziet, beslist de voorzitter.

Artikel 48 Inwerkingtreding

  • 1.

    Dit reglement treedt in werking op 19 september 2007.

  • 2.

    Op het tijdstip van inwerkingtreding van dit reglement vervalt het Reglem ent van Orde voor de vergadering der provinciale staten van Fryslân, zoals vastgesteld bij besluit van 20 maart 2003.

     

Ondertekening

Leeuwarden, 19 september 2007
voorzitter drs. E.H.T.M. Nijpels
griffier O. Bijlsma