Regeling verbetering toegankelijkheid openbaar vervoer

Geldend van 01-01-2003 t/m heden

Intitulé

Regeling verbetering toegankelijkheid openbaar vervoer

Provinciale Staten van Fryslân;

gelezen het voorstel van Gedeputeerde Staten van Fryslân d.d. 26 november 2002, kenmerk 503960;

gelet op de artikelen 143 en 145 van de Provinciewet, titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht, de Wet personenvervoer 2000 en het Besluit personenvervoer 2000;

besluiten;

vast te stellen de navolgende Regeling verbetering toegankelijkheid openbaar vervoer.

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    Openbaar vervoer:

  • voor een ieder openstaand personenvervoer volgens een dienstregeling met een auto en/of bus en/of trein.

  • b.

    Concessie:

  • het recht om openbaar vervoer te verrichten in een bepaald gebied gedurende een bepaald tijdvak.

  • c.

    Concessiehouder:

  • degene aan wie door Gedeputeerde Staten een concessie is verleend voor het verrichten van openbaar vervoer.

  • d.

    Niet-concessiehouder:

  • individuen, instellingen en/of bedrijven die niet beschikken over een door Gedeputeerde Staten verleende concessie voor het verrichten van openbaar vervoer.

  • e.

    Toegankelijkheid:

  • toegankelijkheid van rijdend materieel en stations of haltes.

Artikel 2. Werkingssfeer

  • 1. Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verlenen voor projecten ter verbetering van de toegankelijkheid van het openbaar vervoer.

  • 2. Subsidie wordt uitsluitend verleend voor projecten die betrekking hebben op:

    • a.

      het gebied waar Gedeputeerde Staten verantwoordelijk zijn voor het openbaar vervoer;

    • b.

      de openbaar vervoerlijnen waarvoor Gedeputeerde Staten verantwoordelijk zijn.

  • 3.

    Subsidie kan worden aangevraagd door concessiehouders en niet-concessiehouders.

Artikel 3. Subsidieplafond

  • 1.

    Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks vóór 1 maart het subsidieplafond vast dat in dat jaar beschikbaar is voor projecten ter verbetering van de toegankelijkheid van het openbaar vervoer.

  • 2.

    Binnen het subsidieplafond reserveren Gedeputeerde Staten jaarlijks een bedrag voor elk van de door hen verleende concessies ten behoeve van de houders van die concessies.

  • 3.

    Gedeputeerde Staten bepalen hoe het beschikbare bedrag wordt verdeeld.

  • 4.

    Een subsidie wordt geweigerd voor zover door verstrekking van de subsidie het subsidieplafond zou worden overschreden.

Artikel 4. Algemene voorwaarden subsidieaanvraag

Om in aanmerking te kunnen komen voor een subsidie op grond van deze regeling, moet een subsidieaanvraag aan de volgende voorwaarden voldoen:

  • a.

    de subsidieaanvraag heeft betrekking op één of meerdere projecten die worden uitgevoerd in het kalenderjaar waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

  • b.

    de subsidieaanvraag moet voldoen aan de door de minister van Verkeer en Waterstaat gestelde voorwaarden voor het verlenen van subsidie voor het verbeteren van de toegankelijkheid van het openbaar vervoer.

Artikel 5. Projectopzet en aanvraag

  • 1.

    Vóór 1 mei van het jaar waarop de aanvraag betrekking heeft, dient de concessiehouder een subsidieaanvraag in te dienen. De subsidieaanvraag kan worden gedaan voor maximaal het bedrag dat voor de betreffende concessie voor de concessiehouder is gereserveerd op grond van artikel 3, lid 2.

  • 2.

    De subsidieaanvraag van de concessiehouder omvat de volgende gegevens en bescheiden:

    • a.

      een omschrijving van het project, inclusief een overzicht van de uit te voeren activiteiten;

    • b.

      een omschrijving van de te verwachten effecten op de toegankelijkheid van het openbaar vervoer;

    • c.

      een begroting van de kosten;

    • d.

      een tijdsplanning met betrekking tot de realisatie van het project.

  • 3.

    Vóór 1 mei van het jaar waarop de projectopzet betrekking heeft, dient de niet-concessiehouder een globale projectopzet in te dienen.

  • 4.

    De globale projectopzet van de niet-concessiehouder omvat de volgende gegevens en bescheiden:

    • a.

      een omschrijving van het project, inclusief een overzicht van de uit te voeren activiteiten;

    • b.

      een omschrijving van de te verwachten effecten op de toegankelijkheid van het openbaar vervoer;

    • c.

      een begroting van de kosten;

    • d.

      een tijdsplanning met betrekking tot de realisatie van het project.

  • 5.

    Subsidieaanvragen van concessiehouders en ingediende projectopzetten van niet-concessiehouders die na de in artikel 5, lid 1 respectievelijk artikel 5, lid 3 genoemde datum door Gedeputeerde Staten zijn ontvangen, worden niet in behandeling genomen. De aanvrager ontvangt schriftelijk bericht als zijn aanvraag niet in behandeling wordt genomen.

Artikel 6. Beoordeling en besluit

  • 1.

    Gedeputeerde Staten besluiten op aanvragen van concessiehouders binnen 8 weken na indiening van de subsidieaanvraag.

  • 2.

    Op basis van de ingediende projectopzetten van niet-concessiehouders stellen Gedeputeerde Staten vóór 1 juli van het jaar waarop de projectopzet betrekking heeft, een prioriteitenlijst op. Gedeputeerde Staten kennen de hoogste prioriteit toe aan het project dat de grootste bijdrage levert aan het verbeteren van de toegankelijkheid van het openbaar vervoer in relatie tot de gevraagde subsidie en past binnen de beleidsdoelstellingen van de provincie Fryslân. Vervolgens wordt in volgorde van aflopend belang de prioriteitenlijst opgesteld.

  • 3.

    Gedeputeerde Staten informeren de niet-concessiehouder(s) die een projectopzet hebben ingediend schriftelijk vóór 31 juli van het jaar waarop de projectopzet betrekking heeft, of zij bij een aanvraag wel of niet voor subsidie in aanmerking kunnen komen.

  • 4.

    De niet-concessiehouders die door Gedeputeerde Staten in de gelegenheid zijn gesteld om een subsidieaanvraag in te dienen, dienen vóór 1 september van het jaar waarop de projectopzet betrekking heeft, een subsidieaanvraag in te dienen. De subsidieaanvraag omvat de in artikel 5, lid 4 genoemde gegevens en bescheiden.

  • 5.

    Gedeputeerde Staten besluiten op aanvragen van niet-concessiehouders binnen 8 weken na indiening van de subsidieaanvraag.

Artikel 7. Bevoorschotting

  • 1.

    Gedeputeerde Staten kunnen aan een concessiehouder of niet-concessiehouder aan wie subsidie is verleend één of meerdere voorschotten verstrekken tot 100% van de verleende subsidie. De aanvrager dient in zijn subsidieaanvraag kenbaar te maken of hij een voorschot wenst te ontvangen en voor welk percentage.

  • 2.

    Voorschotten worden door Gedeputeerde Staten betaald overeenkomstig het in de subsidiebeschikking opgenomen betalingsschema.

Artikel 8. Aanvraag subsidievaststelling

  • 1. Zowel de concessiehouder als de niet-concessiehouder aan wie subsidie is verleend, dient vóór 1 augustus van het jaar volgend op het jaar waarop de subsidie betrekking heeft, bij Gedeputeerde Staten een aanvraag in tot vaststelling van de subsidie, tenzij bij de subsidieverlening een andere termijn is bepaald.

  • 2. Indien de concessie van de concessiehouder een andere uiterste datum voor het afleggen van verantwoording over de besteding van de subsidie voor de exploitatie van het openbaar vervoer vermeldt, geldt die datum als uiterste datum voor het indienen van een aanvraag tot subsidievaststelling en het afleggen van verantwoording over de besteding van de subsidie voor het verbeteren van de toegankelijkheid van het openbaar vervoer.

  • 3. De aanvraag tot vaststelling van de subsidie van de concessiehouder kan worden verwerkt in de jaarlijkse verantwoording van de besteding van de financiële middelen voor de uitvoering van de concessie. De aanvraag tot vaststelling van de subsidie van de concessie bevat in ieder geval de volgende gegevens:

    • a. een financiële verantwoording die voldoet aan het verantwoordingsmodel zoals opgenomen in bijlage 4, onderdeel 4b, en bijlage 5 van de Regeling rijksbijdrage openbaar vervoer 2001, of opvolgende regelingen van het Rijk met betrekking tot de financiële verantwoording van de besteding van de rijksbijdrage voor de verbetering van de toegankelijkheid van het openbaar vervoer;

    • b. een inhoudelijke verantwoording als bedoeld in artikel 68, onderdeel b van het Besluit personenvervoer 2000, of opvolgende regelingen van het Rijk met betrekking tot de inhoudelijke verantwoording ten aanzien van de verbetering van de toegankelijkheid van het openbaar vervoer;

    • c. De financiële en inhoudelijke verantwoording gaan vergezeld van een bijbehorende verklaring inclusief toelichting van een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.

  • 4. De aanvraag tot vaststelling van de subsidie van de niet-concessiehouder bevat de volgende gegevens:

    • a.

      een financiële verantwoording die voldoet aan het verantwoordingsmodel zoals opgenomen in bijlage 4, onderdeel 4b, en bijlage 5 van de Regeling rijksbijdrage openbaar vervoer 2001, of opvolgende regelingen van het Rijk met betrekking tot de financiële verantwoording van de besteding van de rijksbijdrage voor de verbetering van de toegankelijkheid van het openbaar vervoer;

    • b.

      een inhoudelijke verantwoording als bedoeld in artikel 68, onderdeel b van het Besluit personenvervoer 2000, of opvolgende regelingen van het Rijk met betrekking tot de inhoudelijke verantwoording ten aanzien van de verbetering van de toegankelijkheid van het openbaar vervoer;

    • c.

      de financiële en inhoudelijke verantwoording dienen vergezeld te gaan van een verklaring inclusief toelichting van een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, indien de verleende subsidie € 11.400,00 of meer bedraagt;

    • d.

      het bedrag vanaf hetwelk een accountantsverklaring is vereist als bedoeld onder c. is overgenomen uit de Algemene subsidieverordening provincie Fryslân 1998. Indien het bedrag in die subsidieverordening of haar opvolgers wijzigt, wijzigt ook het bedrag als genoemd onder c.

  • 5.

    Gedeputeerde Staten beslissen binnen 12 weken na indiening op de aanvraag tot vaststelling van de subsidie.

  • 6.

    Nadat de subsidie is vastgesteld door Gedeputeerde Staten, zal deze worden verrekend met de reeds betaalde voorschotten.

  • 7.

    Indien de vastgestelde subsidie hoger is dan de reeds betaalde voorschotten, wordt het verschil binnen 6 weken na de subsidievaststelling door Gedeputeerde Staten betaald.

Artikel 9. Slotbepalingen

  • 1.

    Deze regeling treedt in werking op 1 januari 2003.

  • 2.

    Onverminderd het gestelde in deze regeling zijn de bepalingen en voorwaarden zoals door de minister van Verkeer en Waterstaat gesteld ten aanzien van de verbetering van de toegankelijkheid van het openbaar vervoer van kracht.

  • 3.

    De Algemene subsidieverordening provincie Fryslân 1998 of haar opvolgers zijn niet van toepassing op de verstrekking van subsidies als bedoeld in deze regeling, met uitzondering van de bepaling waarin is geregeld vanaf welk bedrag een accountantsverklaring is vereist als bedoeld in artikel 8, lid 4, onderdeel d van deze regeling.

Artikel 10. Citeertitel

Deze regeling kan worden aangehaald als: Regeling verbetering toegankelijkheid openbaar vervoer.

Ondertekening

Leeuwarden, 18 december 2002,
voorzitter drs. E.H.T.M. Nijpels
griffier drs. G. van der Veen