Algemene subsidieverordening Haaksbergen

Geldend van 17-10-2025 t/m heden

Intitulé

Algemene subsidieverordening Haaksbergen

De gemeenteraad van Haaksbergen;

Voorstel van het college van: 29 juli 2025

Wettelijke basis:

Bepalingen van artikel 149 Gemeentewet en titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht.

Besluit:

Vast te stellen de Algemene subsidieverordening Haaksbergen.

Artikel 1 Begripsbepalingen

Deze verordening en de daarop berustende bepalingen verstaat onder:

  • a.

    anticipatie subsidie: subsidie als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, onderdeel a van de wet;

  • b.

    begrotingssubsidie: subsidie als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, onderdeel c van de wet;

  • c.

    boekjaar: het jaar dat gelijk loopt met het kalenderjaar;

  • d.

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haaksbergen;

  • e.

    eenmalige subsidie: een eenmalige subsidie ten behoeve van projecten, activiteiten of prestaties voor een van te voren bepaalde subsidieperiode;

  • f.

    egalisatiereserve: een reserve die gevormd wordt uit exploitatieoverschotten om eventuele toekomstige tekorten op te kunnen vangen als bedoeld in artikel 4:72 van de wet;

  • g.

    Europees steunkader: een mededeling, richtsnoer, kaderregeling, besluit of vrijstellingsverordening op het gebied van staatssteun die de Europese Commissie of de Raad van de Europese Unie, gelet op de artikelen 106, derde lid, 107, 108 of 109 van het Verdrag heeft vastgesteld;

  • h.

    incidentele subsidie: subsidie als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, onderdeel d van de wet;

  • i.

    onderneming: iedere eenheid, ongeacht haar rechtsvorm of wijze van financiering, die een economische activiteit uitoefent ten behoeve van de gemeente Haaksbergen;

  • j.

    raad: de gemeenteraad van de gemeente Haaksbergen;

  • k.

    structurele subsidie: subsidie die per boekjaar of voor een aantal boekjaren wordt verstrekt voor voortdurende en periodiek terugkerende activiteiten, waarbij in ieder geval sprake is van een structurele subsidie als deze voor drie opeenvolgende boekjaren wordt verstrekt;

  • l.

    subsidieaanvraag: de aanvraag om subsidieverstrekking;

  • m.

    subsidieaanvrager: de natuurlijke persoon of rechtspersoon die schriftelijk een verzoek heeft ingediend om subsidie te verkrijgen;

  • n.

    subsidieontvanger: de natuurlijke persoon of rechtspersoon waaraan subsidie is verstrekt;

  • o.

    subsidieperiode: het in de beschikking tot subsidieverlening of subsidievaststelling vastgestelde tijdvak waarvoor subsidie wordt verleend of is vastgesteld;

  • p.

    subsidieplafond: het bedrag dat gedurende een subsidieperiode ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies krachtens een bepaald wettelijk voorschrift;

  • q.

    subsidieregeling: ter uitvoering van deze verordening vastgestelde nadere regels door het college;

  • r.

    verdrag: Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (PbEU C 326/47);

  • s.

    wet: de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2 Reikwijdte

  • 1. Deze verordening is van toepassing op de verstrekking van subsidies door het college op de volgende beleidsterreinen:

    • a.

      circulaire economie;

    • b.

      duurzaamheid en klimaat;

    • c.

      economie;

    • d.

      evenementen;

    • e.

      kinderen, jeugd en jongeren;

    • f.

      kunst en cultuur;

    • g.

      leefbaarheid en platteland;

    • h.

      monumenten en erfgoed;

    • i.

      musea;

    • j.

      onderwijs;

    • k.

      recreatie en toerisme;

    • l.

      sociale voorzieningen en maatschappelijke dienstverlening;

    • m.

      sport en beweging;

    • n.

      veiligheid;

    • o.

      volksgezondheid.

  • 2. Ten aanzien van subsidies als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, van de wet kan het college bepalen dat deze verordening geheel of gedeeltelijk van toepassing is.

Artikel 3 Subsidieregeling

Het college kan bij een subsidieregeling vaststellen welke activiteiten in aanmerking kunnen komen voor subsidie. Voor zover van toepassing, wordt hierin tevens bepaald welke doelgroepen voor subsidie in aanmerking komen, hoe de subsidie wordt berekend en hoe de subsidiebedragen worden uitbetaald.

Artikel 4 Staatssteunregels

  • 1. Voor zover dat ten behoeve van het voldoen aan een Europees steunkader noodzakelijk is, kan het college bij subsidieregeling afwijken van deze verordening en deze aanvullen.

  • 2. Bij subsidieregelingen waarbij is bepaald dat toepassing kan worden gegeven aan een Europees steunkader, verwijst de subsidieregeling naar het desbetreffende steunkader.

  • 3. Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, verwijst de verleningsbeschikking naar de toepasselijke bepalingen van het steunkader.

  • 4. Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen alleen de activiteiten, doelstellingen, resultaten en kosten voor vergoeding in aanmerking die voldoen aan de eisen van het desbetreffende steunkader.

  • 5. Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen ondernemingen alleen in aanmerking voor zover de subsidieverstrekking voldoet aan de voorwaarden van het desbetreffende steunkader.

Artikel 5 Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

  • 1. Het college kan subsidieplafonds vaststellen. In dat geval bepalen zij bij subsidieregeling de wijze van verdeling van de betrokken subsidie.

  • 2. Het college kan een subsidieplafond verlagen als:

    • a.

      het plafond wordt vastgesteld voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld of goedgekeurd; en

    • b.

      de subsidieaanvragen waarop het subsidieplafond betrekking heeft, moeten worden ingediend voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld of goedgekeurd.

  • 3. Bij de bekendmaking van een subsidieplafond dat kan worden verlaagd overeenkomstig het vorige lid, wordt gewezen op de mogelijkheid van verlaging en de gevolgen daarvan voor reeds ingediende aanvragen.

  • 4. Een subsidie ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, wordt verleend onder de voorwaarde dat voldoende middelen op de begroting beschikbaar zullen worden gesteld. Bij de verleningsbeschikking wordt daarop gewezen.

Artikel 6 Aanvraag

  • 1. Een aanvraag om subsidie wordt schriftelijk ingediend bij het college. Als hiervoor een aanvraagformulier is vastgesteld geschiedt dit met gebruikmaking daarvan.

  • 2. Bij de aanvraag legt de aanvrager in ieder geval de volgende gegevens over:

    • a.

      een beschrijving van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

    • b.

      de doelen en resultaten welke met die activiteiten worden nagestreefd, en hoe de activiteiten daaraan bijdragen;

    • c.

      een begroting van en een dekkingsplan voor de kosten van deze activiteiten. Het dekkingsplan bevat een opgave van bij anderen aangevraagde subsidies of vergoedingen ten behoeve van dezelfde activiteiten, onder vermelding van de stand van zaken daarvan;

    • d.

      als de aanvrager een onderneming is:

      • i.

        een opgave van subsidies, vergoedingen of tegemoetkomingen in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd, die al zijn of zullen worden ontvangen voor de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

      • ii.

        een verklaring als bedoeld in de verordening met betrekking tot de-minimissteun (de-minimisverklaring);

    • e.

      als het een subsidie betreft die per boekjaar aan een rechtspersoon wordt verstrekt, de stand van de egalisatiereserve op het moment van de aanvraag.

  • 3. Een rechtspersoon die voor de eerste keer subsidie aanvraagt, legt tevens over: een exemplaar van de oprichtingsakte of de statuten, alsmede van het jaarverslag, de jaarrekening of de balans van het voorgaande jaar.

  • 4. Bij subsidieregeling kan van de voorgaande leden worden afgeweken.

Artikel 7 Aanvraagtermijn

  • 1. Een aanvraag om een subsidie die per boekjaar wordt verstrekt, wordt ingediend uiterlijk 1 oktober voorafgaand aan het jaar of de jaren waarop de aanvraag betrekking heeft.

  • 2. Andere aanvragen om subsidie worden ingediend minimaal acht weken voordat de aanvrager voornemens is te beginnen met de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd.

  • 3. Bij subsidieregeling kunnen andere termijnen worden gesteld.

Artikel 8 Beslistermijn

  • 1. Het college beslist op een aanvraag om een subsidie als bedoeld in artikel 7, eerste lid, uiterlijk op 7 december van het jaar waarin de aanvraag is ingediend.

  • 2. Het college beslist op een aanvraag om een subsidie als bedoeld in artikel 7, tweede lid, binnen acht weken nadat de volledige aanvraag is ingediend.

  • 3. Bij subsidieregeling kunnen andere termijnen worden gesteld.

  • 4. Bij aanvragen om een subsidie die overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het Verdrag worden aangemeld bij de Europese Commissie wordt de termijn verdaagd totdat de Europese Commissie een eindbeslissing heeft genomen.

Artikel 9 Weigerings-, intrekkings- en terugvorderingsgronden

  • 1. Onverminderd de artikelen 4:25, tweede lid, en 4:35 van de wet weigert het college de subsidie in ieder geval:

    • a.

      als de Europese Commissie overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het Verdrag heeft vastgesteld dat de subsidie onverenigbaar is met de interne markt, of;

    • b.

      als het een aanvrager betreft tegen wie een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerdere beschikking van de Europese Commissie waarin de steun van Nederland onrechtmatig en onverenigbaar met de interne markt is verklaard.

  • 2. Onverminderd het vorige lid weigert het college de subsidie in ieder geval als de subsidieverstrekking in strijd zou zijn met een Europees steunkader omdat:

    • a.

      subsidie verstrekt zou worden aan een aanvrager die een onderneming drijft die in moeilijkheden verkeert als bedoeld in het desbetreffende steunkader, of;

    • b.

      de subsidie geen stimulerend effect heeft als bedoeld in het desbetreffende steunkader.

  • 3. Onverminderd de vorige leden kan het college de subsidie verder in ieder geval weigeren:

    • a.

      als de te subsidiëren activiteiten niet of niet in overwegende mate gericht zijn op de gemeente Haaksbergen of haar ingezetenen of als ze onvoldoende ten goede komen aan de gemeente Haaksbergen of haar ingezetenen;

    • b.

      als niet is aangetoond dat de subsidie noodzakelijk is voor het verrichten van de activiteiten waarvoor deze wordt gevraagd;

    • c.

      als de aanvraag niet voldoet aan regels die zijn gesteld om voor subsidie in aanmerking te komen;

    • d.

      als de subsidieverstrekking in strijd zou zijn met een wettelijk voorschrift;

    • e.

      als de subsidieverstrekking niet is toegestaan totdat de Europese Commissie met toepassing van artikel 108, derde lid, van het Verdrag heeft vastgesteld dat de subsidie verenigbaar is met de interne markt;

    • f.

      in de bij de betrokken subsidieregeling bepaalde gevallen.

Artikel 10 Verantwoording

Voor zover dit niet is bepaald bij subsidieregeling, wordt bij de verleningsbeschikking vermeld op welke wijze de subsidieontvanger de besteding van de subsidie dient te verantwoorden.

Artikel 11 Algemene verplichtingen van subsidieontvanger

  • 1. Als aannemelijk is dat een of meer van de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend niet, niet tijdig of niet geheel zullen worden verricht of dat niet, niet tijdig of niet geheel aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan, meldt de subsidieontvanger dat onverwijld schriftelijk aan het college.

  • 2. Een subsidieontvanger informeert het college onverwijld schriftelijk over:

    • a.

      beslissingen of procedures die zijn gericht op de beëindiging van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, of tot ontbinding van de gesubsidieerde rechtspersoon;

    • b.

      relevante wijzigingen in de financiële en organisatorische verhouding met derden;

    • c.

      ontwikkelingen die ertoe kunnen leiden dat de subsidieontvanger de aan de subsidie verbonden verplichtingen niet, niet tijdig of niet geheel zal kunnen nakomen;

    • d.

      wijziging van de statuten voor zover het betreft de vorm van de gesubsidieerde rechtspersoon, de persoon van de bestuurder of bestuurders, en het doel van de rechtspersoon.

Artikel 12 Aan een subsidie te verbinden bijzondere verplichtingen

  • 1. Bij subsidies hoger dan € 75.000 wordt de verplichting opgelegd tot het tussentijds afleggen van rekening en verantwoording over de tot dan verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten.

  • 2. Bij subsidieregeling of verleningsbeschikking kunnen aan de subsidieontvanger ook andere verplichtingen dan genoemd in artikel 4:37, eerste lid, van de wet worden opgelegd, voor zover deze strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie.

  • 3. Bij subsidieregeling kunnen verplichtingen die niet strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie aan de subsidie worden verbonden, voor zover deze verplichtingen betrekking hebben op de wijze waarop of de middelen waarmee de gesubsidieerde activiteit wordt verricht.

  • 4. Bij subsidieregeling of verleningsbeschikking kan worden bepaald dat de subsidieontvanger, voor zover het verstrekken van de subsidie heeft geleid tot vermogensvorming, daarvoor aan het college een vergoeding verschuldigd is als zich een gebeurtenis voordoet als bedoeld in artikel 4:41, tweede lid, van de wet. Daarbij wordt tevens aangegeven hoe de hoogte van de vergoeding wordt bepaald.

Artikel 12a Egalisatiereserve

  • 1. Bij verleningsbeschikking kan worden bepaald dat de subsidieontvanger van een structurele subsidie die meer dan € 75.000 bedraagt een egalisatiereserve als bedoeld in artikel 4:72, eerste lid, van de wet vormt.

  • 2. De omvang van de egalisatiereserve mag niet meer bedragen dan 10% van de jaarlijkse verstrekte subsidie met een maximum van € 50.000.

  • 3. De ontvanger van een andere subsidie dan bedoeld in het eerste lid kan het college schriftelijk verzoeken een egalisatiereserve te mogen vormen. In dat geval is artikel 4:72 van de wet van overeenkomstige toepassing.

Artikel 13 Wijze van verstrekking en eindverantwoording subsidies tot en met € 7.500

  • 1. Eenmalige subsidies tot en met € 7.500 worden door het college direct vastgesteld of verleend en binnen acht weken nadat de activiteiten uiterlijk moeten zijn verricht, ambtshalve vastgesteld.

  • 2. Structurele subsidies tot en met € 7.500 worden door het college direct vastgesteld indien de aanvraag voorzien is van een korte inhoudelijke en financiële verantwoording over de verrichte activiteiten die hebben plaatsgevonden in het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de aanvraag is ingediend of verleend en binnen acht weken nadat de activiteiten uiterlijk moeten zijn verricht, ambtshalve vastgesteld.

  • 3. Als bij verleningsbeschikking de subsidieaanvrager wordt verplicht om op de daarbij aangegeven wijze aan te tonen dat de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen, vindt de vaststelling plaats binnen acht weken nadat de gevraagde inlichtingen zijn verstrekt.

  • 4. In geval van verlening van een subsidie van ten hoogste € 7.500 wordt een voorschot verstrekt ter hoogte van de verleende subsidie.

  • 5. Bij subsidieregeling kan van de voorgaande leden worden afgeweken.

Artikel 14 Eindverantwoording subsidies tussen € 7.500 en € 75.000

  • 1. Bij subsidies van meer dan € 7.500 en ten hoogste € 75.000 dient de subsidieontvanger uiterlijk op 1 juni van het jaar dat volgt op het betrokken boekjaar, een aanvraag tot vaststelling in.

  • 2. De subsidieontvanger kan het college schriftelijk verzoeken om de gestelde termijn in lid 1 eenmalig te verlengen met maximaal vier weken.

  • 3. De aanvraag bevat een inhoudelijk verslag waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht en aan de verplichtingen is voldaan.

  • 4. Bij subsidieregeling kan worden bepaald dat op een andere manier wordt aangetoond in hoeverre de activiteiten zijn verricht en aan de verplichtingen is voldaan.

  • 5. Bij subsidieregeling kan van de voorgaande leden worden afgeweken.

Artikel 15 Eindverantwoording subsidies van meer dan € 75.000

  • 1. Bij subsidies van meer dan € 75.000 dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in:

    • a.

      in geval van een subsidie die per boekjaar wordt verstrekt, uiterlijk op 1 juni van het jaar dat volgt op het betrokken boekjaar;

    • b.

      in andere gevallen uiterlijk acht weken nadat de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht.

  • 2. De subsidieontvanger kan het college schriftelijk verzoeken om de gestelde termijn in lid 1, onder a eenmalig te verlengen met maximaal vier weken.

  • 3. De aanvraag bevat:

    • a.

      een inhoudelijk verslag waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht en aan de verplichtingen is voldaan;

    • b.

      een overzicht van de gesubsidieerde activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag of jaarrekening met hierin een verantwoording van de aan de gesubsidieerde activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten);

    • c.

      een balans van de afgelopen subsidieperiode met een toelichting daarop; en

    • d.

      een controleverklaring, opgesteld door een onafhankelijk accountant.

  • 4. Bij subsidieregeling kunnen andere termijnen worden vastgesteld of andere gegevens worden verlangd.

Artikel 16 Subsidievaststelling subsidies van meer dan € 7.500

  • 1. Het college stelt een subsidie van meer dan € 7.500 vast binnen acht weken na de ontvangst van een aanvraag tot subsidievaststelling, tenzij bij subsidieregeling anders is bepaald.

  • 2. Deze termijn kan eenmaal voor ten hoogste vier weken worden verdaagd.

  • 3. Bij subsidieregeling kunnen categorieën subsidieontvangers worden aangewezen waarvoor de subsidie direct wordt vastgesteld zonder dat een aanvraag tot subsidievaststelling hoeft te worden ingediend.

  • 4. Als een aanvraag tot subsidievaststelling niet voor het tijdstip, bedoeld in de artikelen 14, eerste lid en 15, eerste lid, aanhef en onder a tot en met c, is ingediend, kan het college de subsidieontvanger schriftelijk een nieuwe termijn stellen. Als de aanvraag niet binnen deze termijn wordt ingediend, kan het college overgaan tot ambtshalve vaststelling.

Artikel 17 Betaling en voorschotverlening van de subsidie

  • 1. Het college betaalt de subsidie binnen zes weken na de subsidievaststelling uit onder verrekening van eventueel betaalde voorschotten.

  • 2. Het college verleent een subsidie van meer dan € 7.500 bij wijze van voorschot.

  • 3. Bij een eenmalige subsidie verleent het college voorschot op de volgende wijze:

    • a.

      80% binnen zes weken na de subsidieverlening;

    • b.

      20% binnen zes weken na de subsidievaststelling.

  • 4. Bij een structurele subsidie verleent het college voorschot op de volgende wijze:

    • a.

      40% in de eerste maand van het eerste kwartaal van de subsidieperiode;

    • b.

      30% in de eerste maand van het tweede kwartaal van de subsidieperiode;

    • c.

      20% in de eerste maand van het derde kwartaal van de subsidieperiode;

    • d.

      10% binnen zes weken na de subsidievaststelling.

  • 5. Het college kan bij subsidieregeling een afwijkende betaaltermijn vaststellen.

Artikel 18 Berekening van uurtarieven, uniforme kostenbegrippen

  • 1. Als bij de bepaling van de subsidiabele kosten gebruik wordt gemaakt van uurtarieven, worden deze door de subsidieaanvrager berekend met gebruikmaking van een bij de subsidieregeling of bij de subsidieverlening voorgeschreven berekeningswijze.

  • 2. Bij het hanteren van kostenbegrippen bij de berekening van uurtarieven wordt uitgegaan van de bij subsidieregeling voorgeschreven definities.

  • 3. Bij subsidie waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen alleen die tarieven en kostenbegrippen in aanmerking die voldoen aan de eisen van het toepasselijke steunkader.

Artikel 19 Hardheidsclausule

  • 1. Als een bij of krachtens verordening gestelde termijn voor een subsidieaanvrager of -ontvanger gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zouden zijn tot de te dienen belangen, kan het college een andere termijn vaststellen.

  • 2. In een subsidieregeling kan worden bepaald dat door het college van een of meer bepaalde artikelen of artikelleden van die regeling kan worden afgeweken als daaraan vasthouden voor een subsidieaanvrager of -ontvanger gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zouden zijn tot de daarmee te dienen belangen.

  • 3. Toepassing van de vorige leden wordt gemotiveerd in het collegebesluit.

Artikel 20 Overgangsbepaling

  • 1. Op aanvragen om verlening van subsidie die zijn ingediend voor de datum van inwerkingtreding van deze Algemene subsidieverordening en waar op die datum nog niet is besloten, is deze Algemene subsidieverordening van toepassing.

  • 2. Op aanvragen om (vaststelling van) subsidie die op grond van de Algemene subsidieverordening, vastgesteld op 16 december 2015 en gewijzigd op 21 december 2022, zijn verleend, blijft de Algemene subsidieverordening, vastgesteld op 16 december 2015 en gewijzigd op 21 december 2022, van toepassing, tenzij voornoemde Algemene subsidieverordening tot een ongunstiger resultaat leidt voor de aanvrager.

Artikel 21 Slotbepalingen

  • 1. Deze verordening wordt aangehaald als: Algemene subsidieverordening Haaksbergen.

  • 2. Deze verordening treedt in werking op de dag na bekendmaking.

  • 3. De op 16 december 2015 vastgestelde Algemene subsidieverordening wordt ingetrokken.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare raadsvergadering van 1 oktober 2025

R. Meinen

griffier

G.J. van den Hengel

burgemeester