Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR745311
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR745311/1
Nadere regels Wet Maatschappelijke ondersteuning gemeente Dronten 2025
Geldend van 13-10-2025 t/m heden
Intitulé
Nadere regels Wet Maatschappelijke ondersteuning gemeente Dronten 2025Inleiding
In deze nadere regels Wmo vindt u de regels en afspraken die zijn gemaakt rondom Wmo in de gemeente Dronten. U kunt lezen wat u van de gemeente Dronten kan verwachten, maar ook wat wij van u verwachten. De regels en afspraken in deze nadere regels vullen de Verordening sociaal domein Dronten 2025 aan.
De Wmo is een kaderwet. Dat betekent dat de gemeente ruimte heeft bij het maken van regels over deze wet. Aan de hand van uw situatie en de regelgeving van de gemeente Dronten wordt vastgesteld of maatschappelijke ondersteuning voor u noodzakelijk is. De beoordeling van de hulpvraag kan daarom per inwoner verschillen. Toch moet een beoordeling wel objectief zijn en moeten gelijke situaties op een gelijke manier worden behandeld.
Nadere regels
Nadere regels zijn algemeen verbindende voorschriften die een uitwerking zijn van de verordening. Het college heeft op grond van de verordening de bevoegdheid om nadere regels vast te stellen. Nadere regels kunnen rechten en plichten bevatten voor inwoners.
DronterKoers
Inwoners met een ondersteuningsvraag kunnen hun vraag stellen daar waar dat het meest logisch voor hen is. Het maakt niet uit waar de vraag binnenkomt, de manier van werken is hetzelfde.
Vanuit het wijknetwerk hebben we een zelfde werkwijze afgesproken. Wij hebben binnen gemeente Dronten betrokken wijknetwerken, waardoor naar elkaar doorverwijzen vergemakkelijkt wordt. Dit noemen we de ‘Dronter Koers’. Dit moet zorgen voor betere hulp en ondersteuning voor inwoners, die goed op elkaar is afgestemd.
Gemeente Dronten is verdeeld in verschillende wijknetwerken. Elk wijknetwerk heeft gidsen. Een gids werkt voor de gemeente en gaat met u in gesprek. Hij of zij is uw contactpersoon en overlegt/ stemt af met mensen en organisaties die u (kunnen) begeleiden of helpen.
Uw vraag staat centraal in de gesprekken met de gids. Er wordt samen met u en uw netwerk gekeken hoe deze vraag kan worden opgelost. Wij kijken hierbij naar uw hele vraag en niet alleen de onderdelen waarvoor de gemeente verantwoordelijk is. Een oplossing voor uw vraag kan dus voor een deel uit ondersteuning vanuit de gemeente bestaan en een ander deel uit ondersteuning vanuit bijvoorbeeld uw netwerk of een andere organisatie.
Bijlage en begrippen
De begrippen en afkortingen die wij gebruiken, leggen wij uit in Bijlage 1. De bijlagen bij deze nadere regels maken onderdeel uit van deze nadere regels.
Terminologie
In deze nadere regels wordt er gebruik gemaakt van de term ‘wij’. Dit verwijst naar het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dronten.
Afwijken van deze nadere regels (hardheidsclausule)
Als toepassing van deze regels voor u gevolgen heeft die niet in verhouding staan tot de doelen die met deze regels worden nagestreefd, kunt u de gemeente vragen de hardheidsclausule toe te passen, om af te wijken van de regels. De gemeente zal vervolgens deze vraag nader onderzoeken of dit zal worden toegepast.
Cliëntenondersteuning
Cliëntondersteuning is onafhankelijke ondersteuning met informatie, advies en algemene ondersteuning die bijdraagt aan het versterken van de zelfredzaamheid en participatie van inwoners. Als u vragen heeft over maatschappelijke ondersteuning, preventieve zorg, zorg, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen, schulden, waarbij u en uw netwerk er niet goed uitkomen, dan kunt u ondersteuning krijgen van een cliëntondersteuner. Cliëntenondersteuners helpen u de verschillende mogelijkheden van ondersteuning op een rij te zetten. Daarnaast kunnen zij u ook ondersteunen bij de gesprekken met de gids van de gemeente.
Een cliëntondersteuner wordt betaald door de gemeente. U mag zelf contact opnemen met een cliëntondersteuner. Hiervoor heeft u geen toestemming nodig van de gemeente. Cliëntondersteuning is een tijdelijk en kortdurend traject. Door de ondersteuning kunt u zelf en/of met behulp van ondersteuning verder.
Hoofdstuk 1 Procedure van melding tot aanvraag
In hoofdstuk 1 van de Verordening sociaal domein gemeente Dronten 2025 staat de procedure van een verzoek voor ondersteuning van begin tot eind beschreven. Hierin staat aan welke algemene criteria de inwoner moet voldoen om in aanmerking te komen voor een maatwerkvoorziening. In dit hoofdstuk zijn deze regels verder uitgewerkt.
Wij verstrekken alleen een maatwerkvoorziening wanneer u als inwoner ingeschreven staat in de gemeente Dronten. Dit houdt in dat het hoofdverblijf in de gemeente Dronten is. Dit wordt bepaald door naar uw feitelijke woonsituatie te kijken.
1.1 melding bij de gemeente
- a.
Vanaf de datum van melding bij de gemeente begint de wettelijke onderzoekstermijn van zes weken te lopen. In de uitnodiging voor het gesprek is opgenomen:
- b.
waar en wanneer het gesprek plaatsvindt en waarover het gesprek zal gaan;
- c.
informatie over de mogelijkheid om zelf een plan op te stellen. In dit (persoonlijk) plan legt u uit wat uw persoonlijke situatie is en wat u wil bereiken met uw hulpvraag. Er is geen vormvereiste voor het opstellen van het plan. In artikel 2.3.2, tweede lid van de Wmo 2015 is bepaald dat het college de inwoner wijst op de mogelijkheid van het indienen van een plan en stelt hem gedurende 7 dagen na de melding in de gelegenheid het plan te overhandigen;
- d.
dat u een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht moet tonen bij het eerste gesprek;
- e.
welke gegevens en documenten u moet overleggen;
- f.
Wanneer u een verzoek voor maatschappelijke ondersteuning indient, beoordelen wij of u in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening die u kan helpen zo lang mogelijk zelfstandig te blijven wonen en om deel te nemen aan het maatschappelijk en sociaal leven. Met andere woorden, wij bekijken of u ondersteuning moet hebben zoals bedoeld in de Wmo. Voor de beoordeling van deze vraag gebruiken wij het wettelijk kader uit de Wmo.
1.2 Wettelijk kader voor het onderzoek
In de Wmo staat dat een inwoner van de gemeente in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening als hij/zij in verband met een beperking, chronische psychische of psychosociale problemen, beperkingen ervaart op het gebied van zijn zelfredzaamheid of participatie (deelname aan de samenleving). Wij kunnen alleen ondersteuning bieden als u deze beperkingen niet kan verminderen of wegnemen:
- a.
op eigen kracht; en/of
- b.
met gebruikelijke hulp; en/of
- c.
met mantelzorg of met hulp van andere personen uit uw sociale netwerk; en/of door gebruik te maken van algemene voorzieningen.
1.3 Het onderzoek van de melding
Volgens de wet Wmo 2015 (artikel 2.3.2 lid 4 in samenhang met art. 2.3.5 lid 3 en 4) moet het onderzoek zich richten op er of en in hoeverre:
- •
de persoon zelf in staat is om voor zichzelf te zorgen (eigen kracht);
- •
gebruikelijke hulp beschikbaar is;
- •
mantelzorg mogelijk is;
- •
er behoefte is aan extra ondersteuning voor de mantelzorger van de cliënt;
- •
er hulp is van andere mensen in het sociale netwerk;
- •
het mogelijk is om met algemene voorzieningen of maatschappelijke activiteiten de zelfredzaamheid of deelname aan de samenleving te verbeteren, of om te zorgen voor beschermd wonen of opvang;
- •
er mogelijkheden zijn om samen te werken met zorgverzekeraars, zorgaanbieders en andere partijen zoals in de Zorgverzekeringswet, en met organisaties die zich bezighouden met gezondheid, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen, om de best mogelijke zorg te bieden, gericht op het verbeteren van zelfredzaamheid, deelname aan de samenleving of beschermd wonen/opvang.
1.4 Inhoud van het besluit
Verplichtingen
In de beschikking worden de volgende verplichtingen voor u opgenomen:
-
1. De verplichting om informatie te geven (artikel 2.3.8 Wmo 2015).
-
2. De verplichting om mee te werken (artikel 2.3.8 Wmo 2015).
-
3. Het vervallen van het recht op ondersteuning (zie artikel 2.5.2 van de verordening).
Verplichting om informatie te geven
Wanneer een maatwerkvoorziening is toegekend, dan moet u informatie geven. Dit betekent dat u alle belangrijke feiten en omstandigheden moet melden waarvan u weet of zou moeten weten dat deze invloed kan hebben op de beslissing over de voorziening.
Als u deze verplichting niet nakomt, kan dit leiden tot het intrekken of veranderen van de maatwerkvoorziening. Als u niet zeker weet of bepaalde informatie belangrijk is, moet u contact opnemen met de gemeente.
Verplichting om mee te werken
Naast de verplichting om informatie te geven, is er ook de verplichting om mee te werken. Dit betekent dat u moet meewerken met alles wat de gemeente nodig vindt voor de uitvoering van de Wmo 2015. U moet bijvoorbeeld reageren op oproepen van de gemeente of meewerken aan onderzoeken die de gemeente uitvoert.
Bij onderzoek naar gebruikelijke hulp wordt er verwacht dat uw huisgenoten meewerken.
Als u niet meewerkt, kan dit gevolgen hebben voor het recht op de maatwerkvoorziening. Dit geldt vooral als de gemeente niet kan bepalen of u nog recht heeft op de voorziening of niet. Ook als het niet duidelijk is hoeveel ondersteuning u nodig heeft, kan de gemeente de maatwerkvoorziening niet goed vaststellen.
Als u opzettelijk niet meewerkt aan het behalen van de doelen of gemaakte afspraken, kan de ondersteuning tijdelijk worden stopgezet of zelfs helemaal worden beëindigd. Dit kan niet als de beperkingen die u heeft het onmogelijk maken om mee te werken of maar in beperkte mate mee te werken.
Vervallen van recht op ondersteuning
Als u een beschikking heeft ontvangen, maar de toegekende maatwerkvoorziening niet binnen drie maanden wordt gebruikt, vervalt het recht op de voorziening. Dit gebeurt niet als u de gemeente op tijd informeert en om uitstel vraagt.
1.5Beperkingen op het gebied van zelfredzaamheid of participatie
Onder beperkingen op het gebied van zelfredzaamheid worden de beperkingen bij het uitvoeren van noodzakelijke algemene dagelijkse levensverrichtingen (ADL) verstaan en de beperkingen om een gestructureerd huishouden te voeren. Onder ADL vallen de handelingen die mensen dagelijks in het gewone leven verrichten. Ook de persoonlijke verzorging valt hieronder. Voorbeelden van ADL-taken van de zelfredzaamheid van een inwoner zijn:
-
- in en uit bed komen;
-
- aan‐ en uitkleden;
-
- bewegen;
-
- lopen;
-
- gaan zitten en weer opstaan;
-
- lichamelijke hygiëne (wassen);
-
- toiletbezoek;
-
- eten en drinken;
-
- ontspanning;
-
- sociaal contact;
-
- het schoonmaken van de woning.
Bij bovenstaande activiteiten moet worden opgemerkt dat u in bepaalde gevallen ook aanspraak kunt maken op verpleging en verzorging vergoed vanuit de Zorgverzekeringswet (Zvw). Wanneer u gebruik kunt maken van de zorgverzekering om ondersteuning te krijgen, komt u niet meer in aanmerking voor een maatwerkvoorziening voor deze activiteit.
1.5.1 Een gestructureerd huishouden
Naast de ADL-verrichtingen is het voeren van een gestructureerd huishouden ook onderdeel van zelfredzaamheid. Dit houdt in:
-
- het schoon en op orde houden van het huishouden; en
-
- het kunnen beschikken over schoon beddengoed en schone kleding.
Ondersteuning bij een gestructureerd huishouden kan bijvoorbeeld bestaan uit:
-
- hulp bij contacten met officiële instanties;
-
- hulp bij het aanbrengen van structuur in het huishouden;
-
- hulp bij het leren om zelfstandig te wonen;
-
- hulp bij het omgaan met onverwachte gebeurtenissen die de dagelijkse structuur doorbreken.
1.5.2 Beperkingen op het gebied van participatie
Beperkingen op het gebied van participatie zijn beperkingen waardoor mensen niet kunnen deelnemen aan activiteiten die horen bij het dagelijks leven zoals:
-
- mensen ontmoeten;
-
- contacten onderhouden/aan maatschappelijke activiteiten deelnemen;
-
- zich verplaatsen;
-
- een sport beoefenen.
Wanneer 24-uurs zorg of blijvend permanent toezicht noodzakelijk is, dan is de grens van de Wmo bereikt en zal er een beroep op de Wet langdurige zorg (Wlz) worden gedaan.
1.6 Eigen kracht
Eigen kracht betekent dat we kijken naar de mogelijkheden van u om zelf bij te dragen aan uw zelfredzaam en participatie. Wij verwachten van u dat u zich inspant en alles wat mogelijk is gebruikt om in uw eigen behoeften te voorzien. Eigen kracht is ook:
-
- het bevorderen van herstel (gebruik maken van behandelmogelijkheden);
-
- een beroep doen op andere wetten;
-
- een beroep doen op de aanvullende verzekering.
De gemeente moedigt u vooral aan om zelf de regie te nemen en uw eigen mogelijkheden te benutten. De gids kijkt daarbij naar uw persoonlijke eigenschappen, talenten, vaardigheden en de betekenis die u aan uw leven geeft, in combinatie met uw directe omgeving.
1.7 Gebruikelijke hulp
Om te beoordelen of u in aanmerking komt voor maatschappelijke ondersteuning, onderzoeken wij of u met behulp van gebruikelijke hulp de beperkingen kan verminderen of oplossen. Bij gebruikelijke hulp wordt uitgegaan van de mogelijkheid om naast een volledige baan, een huishouden te kunnen voeren. Het gaat dan om de normale, dagelijkse hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van de echtgenoot, partner, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten. (bijlage 2)
In onze samenleving wordt het als normaal gezien dat de echtgenoot, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten daar waar nodig en mogelijk is, hun rol nemen in het huishouden. Zeker wanneer er sprake is van een huisgenoot met een beperkte zelfredzaamheid.
Denk daarbij aan het helpen met de dagelijkse zorg, zoals het doen van huishoudelijke taken, het regelen van de administratie, schoonmaken, het uitvoeren van basiszorg, en het bezoeken van familie, instanties of de arts. Dit wordt gezien als gebruikelijke hulp.
Wij kijken samen met u en uw gezin hoe uw hulpvraag kan worden opgelost. De gemeente neemt het protocol gebruikelijke zorg van het CIZ als uitgangspunt. Deze wordt aangevuld met persoonlijke omstandigheden van u, uw gezinsleden en uw sociaal netwerk.
De situatie kan kortdurend of langdurig zijn.
Kortdurende situaties
Als uw beperkingen in zelfredzaamheid door bijvoorbeeld gezondheidsproblemen binnen 3 maanden verbeteren, is er sprake van een kortdurende situatie. Een verbetering houdt in dat u (weer) de activiteiten kunt uitvoeren zoals omschreven staat in 1.2 en 1.5. Binnen deze 3 maanden kunnen uw huisgenoten gebruikelijke zorg leveren.
1.7.1 Uitzondering
In bepaalde situaties is gebruikelijke hulp niet van toepassing of dient er soepeler mee omgegaan te worden. Die situaties zijn:
- •
wanneer uw huisgenoot vastgestelde beperkingen heeft en/of kennis/vaardigheden mist om gebruikelijke hulp voor u uit te kunnen voeren en deze vaardigheden niet kan aanleren;
- •
wanneer uw huisgenoot afwezig is gedurende 7 aaneengesloten dagen en nachten. In dit geval kunt u in aanmerking komen voor ondersteuning bij niet-uitstelbare taken. Dit zijn taken die niet 7 dagen kunnen blijven liggen, bijvoorbeeld als vanwege medische redenen het huis meerdere malen per week moet worden schoongemaakt;
- •
wanneer uw huisgenoot overbelast is of dreigt te raken wordt van hem of haar geen gebruikelijke hulp verwacht, totdat deze dreigende overbelasting is opgeheven.
1.7.2 Overbelasting
Als er sprake is van overbelasting bij het uitvoeren van gebruikelijke hulp, moet duidelijk zijn hoe de overbelasting zich uit en wat deze inhoudt. Er zal onderzoek gedaan worden naar de situatie en mate van de overbelasting (bijlage 3). Voor dit onderzoek wordt er een onafhankelijk medisch adviseur ingeschakeld. De uitkomst hiervan wordt vastgelegd in een medisch advies. Uw huisgenoot is verplicht om medewerking te verlenen aan dit onderzoek van de gemeente. Weigert hij of zij dit, dan kan het recht op een maatwerkvoorziening niet worden vastgesteld.
Voorkomen of oplossen overbelasting
Wanneer er bij uw huisgenoot overbelasting dreigt, kunnen wij samen met u kijken naar de eigen mogelijkheden om de gebruikelijke hulp op een andere manier te verlenen. Bijvoorbeeld door de inzet van anderen vanuit het netwerk of door het verminderen van maatschappelijke activiteiten.
Wanneer er sprake is van (dreigende) overbelasting, waarbij het evenwicht tussen draagkracht en draaglast onder spanning staat, geldt de gebruikelijke hulp niet of minder. Wanneer de dreigende overbelasting wordt veroorzaakt door een combinatie van werk en gebruikelijke hulp en andere activiteiten dan werk en huishouden, gaan werk en gebruikelijke hulp voor. Het beoefenen van vrijetijdsbesteding kan het bieden van gebruikelijke hulp in principe niet in de weg staan. Bij (dreigende) overbelasting kan het inzetten van een maatwerkvoorziening van tijdelijke duur zijn om de huisgenoten de gelegenheid te geven de onderlinge taakverdeling aan de ontstane situatie aan te passen.
Wanneer uw huisgenoot zorg met ondersteuning vanuit pgb aan u levert, kunnen wij vragen om de zorg door andere zorgverleners uit te laten voeren, tenzij daar bezwaren tegen bestaan. Bijvoorbeeld als de mantelzorger alleen uw zorg kan uitvoeren.
1.8 Algemeen gebruikelijke voorzieningen
Tijdens uw aanvraag wordt er gekeken of de voorziening algemeen gebruikelijk is. Algemeen gebruikelijke voorzieningen zijn voor iedereen beschikbaar, of u nu wel of geen beperking heeft. Wat in een concrete situatie algemeen gebruikelijk is, hangt vaak af van de geldende maatschappelijke normen op het moment van de aanvraag. Wanneer een algemeen gebruikelijke voorzieningen beschikbaar is hoeft er geen maatwerkvoorziening te worden ingezet.
Een algemeen gebruikelijke voorziening voldoet aan de volgende criteria, wanneer een voorziening:
-
- in een reguliere winkel te koop is;
- niet duurder is dan een vergelijkbare voorziening;
- niet speciaal voor personen met een beperking is bedoeld;
- een passende bijdrage levert aan het realiseren van zelfredzaamheid of participatie;
- financieel kan worden gedragen met een inkomen op minimumniveau. Daarvan is sprake als voor de gevraagde voorziening binnen een termijn van 3 jaar zou kunnen worden gespaard bij een maandelijkse reservering van 5 procent van de voor u geldende uitkeringsnorm of inkomensvoorziening per maand, rekening houdend met de beslagvrije voet;
- en naar algemeen aanvaarde maatschappelijke opvattingen gangbaar is onder de gehele bevolking.
U krijgt geen maatwerkvoorziening als er sprake is van een algemeen gebruikelijke voorziening. Er wordt per individueel geval bekeken of de voorziening voor de betreffende inwoner algemeen gebruikelijk is of bij de levensfase hoort. In veel situaties is bijvoorbeeld een krukje voor het douchen, een beugel in uw toilet of een drempelhulp wel gebruikelijk.
1.9 Mantelzorg
In de Wmo 2015 is het begrip ‘mantelzorg’ als volgt beschreven”: ‘hulp ten behoeve van zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen, opvang, jeugdhulp, het opvoeden en opgroeien van jeugdigen en zorg en overige diensten als bedoeld in de Zorgverzekeringswet, die rechtstreeks voortvloeit uit een tussen personen bestaande sociale relatie en die niet worden verleend in het kader van een hulpverlenend beroep’.
Mantelzorg is in tegenstelling tot gebruikelijke hulp vrijwillige zorg en kan dus niet worden afgedwongen. Het is daarom ook altijd belangrijk om vooral na te gaan wat de mantelzorger zelf aangeeft. Wij kunnen een vorm van respijtzorg toekennen. Dit kan gebeuren in de vorm van dagbesteding en/of kortdurend verblijf.
Wmo 2015
De doelgroep die in aanmerking kan komen voor kortdurend verblijf ter ondersteuning van de mantelzorger bestaat uit:
- •
inwoners met een beperking of een chronisch psychisch of psychosociaal probleem;
- •
die niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk voldoende zelfredzaam is of in staat is tot participatie, en
- •
die worden ondersteund door een mantelzorger die tijdelijk ontlast moet worden.
1.10 Sociaal netwerk
Met het sociaal netwerk worden personen uit de huiselijke kring of andere personen met wie u een relatie onderhoudt bedoeld. Hierbij kan gedacht worden aan uitwonende kinderen, buren, vrienden, vrijwilligers e.d.
1.11 Algemene voorzieningen
Bij algemene voorzieningen gaat het vaak om voorzieningen die op laagdrempelige wijze via dienstverlening worden aangeboden. Hiervoor is geen besluit nodig van de gemeente, maar u kunt direct zelf contact zoeken. Dit noemen wij ook wel vrij toegankelijke hulp. Wij kunnen overigens na het onderzoek dat volgt op een melding nog steeds verwijzen naar een algemene voorziening.
Van een algemene voorziening is alleen sprake als deze wordt geleverd door een aanbieder waarmee de gemeente een overeenkomst of subsidieregeling heeft.
Voorbeelden van algemene voorzieningen zijn:
-
- rolstoel- of scootmobielpools;
-
- algemene hulpdienst (b.v. Vraag elkaar);
-
- wasservice;
-
- buurtinloopactiviteiten;
-
- cliëntondersteuning;
-
- maatschappelijk werk;
-
- welzijnswerk.
Aanbieders waarmee de gemeente geen afspraken heeft (en dus ook niet algemene voorzieningen zijn), maar wel als voorliggend worden gezien, zijn onder andere: Uitleen van hulpmiddelen, een klussendienst, boodschappenservice, tuinmannen, glazenwassers, maaltijdvoorzieningen etc.
U komt niet in aanmerking voor een maatwerkvoorziening als er een algemene voorziening is die:
-
a. daadwerkelijk beschikbaar is voor u;
-
b. passend en toereikend is voor u; en
-
c. betaalbaar is voor u.
1.12 Medisch advies
Wij bepalen tijdens het onderzoek of u in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening. De gidsen zijn in staat:
- •
om beperkingen op het gebied van zelfredzaamheid vast stellen;
- •
te beoordelen of de specifieke omstandigheden het recht op een persoonsgebonden budget (pgb) in de weg staat;
- •
en zaken van een technische aard, zoals woningaanpassingen, te beoordelen.
Als er onduidelijkheid is over de lichamelijke en/of geestelijke beperkingen, kan er een medisch advies worden opgevraagd. Dit kan ook wanneer het niet helder is op welke wijze een maatwerkvoorziening kan bijdragen aan uw zelfredzaamheid of participatie. Dit advies wordt gegeven door een deskundige die op het niveau van een arts werkt. Gaat het niet om het vaststellen van beperkingen, dan kan het advies bijvoorbeeld ook door een paramedicus worden gegeven. Een voorbeeld van een paramedicus is een fysiotherapeut.
Wij bepalen de inhoud en de reikwijdte van de adviesaanvraag. Het advies bestaat in ieder geval uit de volgende vragen:
- 1.
Welke objectief aantoonbare beperkingen heeft de inwoner?
- 2.
Hoe belemmeren deze beperkingen de inwoner in zijn participatie in het dagelijks leven.
- 3.
Zijn deze belemmeringen zo groot dat de verstrekking van een Wmo-voorziening medisch noodzakelijk is?
- 4.
Zo ja, welke (combinatie van) Wmo-voorziening(en) biedt een passende oplossing voor de belemmeringen?
- 5.
Welke concrete, al dan niet aangepaste, voorziening wordt geadviseerd?
- 6.
Als er meerdere oplossingen mogelijk zijn, wat is dan de goedkoopst-passende?
Beoordeling advies
Het advies wordt beoordeeld door de gemeente. Deze beoordeling bestaat uit de volgende punten:
- •
Uitvoering onderzoek
In het onderzoek staat op welke datum, manier, plaats en door welke adviseur (naam en zijn deskundigheid) het onderzoek is verricht. Dit kan door een huisbezoek, een telefoongesprek, maar ook zonder de inwoner te spreken. In dat laatste geval heeft mogelijk alleen een dossieronderzoek plaatsgevonden of heeft de adviseur, met toestemming van de inwoner, contact gehad met de behandelende specialist, bijvoorbeeld de huisarts. Dit moet aangegeven worden in het advies. Ook moet het advies vermelden of de adviseur zelf (lichamelijk) onderzoek heeft gedaan, en zo niet, wat daarvan de reden is. Het advies moet gebaseerd zijn op actuele feiten en gegevens en moet aangeven volgens welke criteria het onderzoek is uitgevoerd.
- •
Aannames in het onderzoek.
Uit het advies moet blijken of er een aanname is gedaan en wat voor een effect dit heeft op de resultaten van het onderzoek en/of de conclusies die daaraan worden verbonden.
- •
Overleg met andere deskundigen of behandelaars.
Heeft de adviseur overleg gehad met andere adviseurs/deskundigen, dan moet het advies vermelden waar dat overleg over ging en wat de invloed is geweest op de inhoud en de conclusie(s) van het advies. Is de inwoner onder behandeling en is zijn behandelaar niet geraadpleegd, dan moet het advies vermelden waarom de adviseur dat niet noodzakelijk vindt.
- •
Controle.
De bevindingen van de adviseur moeten zo worden omschreven, dat een andere deskundige deze kan controleren.
Hoofdstuk 2 Zelfstandig en veilig wonen
2.1 Schoon en leefbaar huis
Wij werken met het resultaat ‘schoon en leefbaar huis’.
Een schoon en leefbaar huis houdt in dat het huis normaal bewoond en gebruikt kan worden.
Schoon betekent dat de basis hygiëne in orde is en dat vervuiling van het huis en gezondheidsrisico’s voor bewoners worden voorkomen.
Leefbaar houdt in dat het huis opgeruimd en functioneel is, bijvoorbeeld om vallen te voorkomen.
- •
Schoon en leefbaar huis
De maatwerkvoorziening ‘schoon en leefbaar huis’ kan in uren en minuten worden toegekend aan de persoon bij wie sprake is van lichamelijke en of psychische beperkingen en die niet met gebruikelijke hulp of met behulp van zijn sociale netwerk zijn huis leefbaar kan houden.
- •
Afbakening ruimten
De afbakening van de ruimtes waarop de voorziening betrekking heeft: u moet gebruik kunnen maken van een schone woonkamer, slaapvertrek, de keuken, sanitaire ruimtes en gang en trap. Een hobbyruimte, een zolder, een kelder en een berging valt niet onder ruimten, waarvoor een indicatie voor huishoudelijke hulp wordt afgegeven. Ook het schoonmaken van de buitenruimte bij het huis (ramen, tuin, balkon, etc.) maakt geen onderdeel uit van huishoudelijke hulp.
- •
De normering van de voorziening
Voor de onderbouwing van de maatwerkvoorziening huishoudelijke hulp, maakt het college gebruik van het HHM-normenkader 2025(zie bijlage 4). De normtijden van het normenkader vormen het uitgangspunt, waarbij uitgegaan wordt van de gemiddeld huishouden.
- •
Normenkader
Het normenkader gaat uit van een basismodule aanvullende modules. Het normenkader van de gemeente Dronten kent vijf modules, namelijk:
- A.
Schoon en leefbaar (basis);
- B.
Wasverzorging;
- C.
Maaltijden;
- D.
Regie;
- E.
Kindzorg.
Ad A. Schoon en leefbaar (basis)
De basis van huishoudelijke ondersteuning bevat alle schoonmaakwerkzaamheden die in het huis worden gedaan. Er wordt samen met de gids gekeken naar welke onderdelen van de basis schoon en leefbaar van toepassing zijn in uw situatie.
Aangezien elke individuele situatie apart onderzocht wordt, kan indien noodzakelijk van de norm worden afgeweken. Daarmee wordt voor iedere inwoner maatwerk gerealiseerd.
Gemiddeld huishouden
De werkzaamheden en bijbehorende tijd zijn gebaseerd op een gemiddeld huishouden. Een gemiddeld huishouden houdt het volgende in:
- •
een huishouden met 1 of 2 volwassenen zonder thuiswonende kinderen;
- •
wonend in een eigen huis (dus geen zorginstelling), gelijkvloers of met een trap;
- •
de inwoner kan de woning dagelijks op orde houden (bijvoorbeeld aanrecht afnemen, post opruimen) zodat deze gereed is voor de schoonmaak;
- •
de inwoner heeft geen mogelijkheden om zelf bij te dragen aan de activiteiten die moeten worden uitgevoerd;
- •
er is geen ondersteuning vanuit mantelzorgers, netwerk en vrijwilligers bij activiteiten die moeten worden uitgevoerd;
- •
er zijn geen huisdieren aanwezig die extra inzet van ondersteuning vragen;
- •
er zijn geen beperkingen of belemmeringen aan de orde bij de inwoner die maken dat de woning extra vervuilt of dat de woning extra schoon moet zijn;
- •
de woning heeft geen uitzonderlijke inrichting en is niet extra bewerkelijk of extra groot.
Bij de berekening is ook rekening gehouden met de frequentie (aantal keren) van uitvoering van de activiteiten. Er zijn taken die wekelijks/2-wekelijks of met een of met een lagere frequentie (bijvoorbeeld: 1x per kwartaal of 2x jaar) gedaan worden. Zie hiervoor bijlage 5.
Activiteiten die wekelijks of 2-wekelijks moeten worden gedaan zijn bijvoorbeeld:
- •
het schoonmaken van de keuken (aanrecht, gootsteen, kookplaat, vloer), badkamer en toilet(ten);
- •
het stoffen, opruimen, stofzuigen en eventueel dweilen van de gang, eventuele trap naar de slaap etage, woonkamer en kamers die in gebruik zijn als (dagelijks) slaapvertrek;
- •
het verschonen van de bedden.
Activiteiten die met een lagere frequentie worden gedaan:
- •
het schoonmaken van de keukenkastjes, oven, afzuigkap en de koelkast/vriezer;
- •
het afnemen van tegelwanden in de badkamer en toilet;
- •
het zemen van de ramen aan de binnenzijde.
In het normenkader is, naast de directe tijd ook indirecte tijd opgenomen. Dit is tijd die nodig is voor binnenkomen, afspraken maken, het koffiemomentje en bijvoorbeeld het pakken en opruimen van schoonmaakmiddelen. Deze indirecte tijd is even noodzakelijk als de directe tijd om de beoogde resultaten te behalen.
In het normenkader zijn tijden opgenomen die bij elkaar een totaaltijd opleveren. Een totaaltijd is voldoende om de noodzakelijke activiteiten door een professional uit te laten voeren. Dit zijn geen instructietijden voor de uitvoering van specifieke activiteiten. Iedere situatie heeft een eigen verdeling van de totaaltijd over verschillende activiteiten. U maakt zelf met de hulp afspraken over hoe de werkzaamheden worden gedaan. Daarbij staat de totaaltijd vast. Persoonlijke voorkeuren van u leiden niet tot het extra inzetten van tijd.
Extra inzet en minder inzet
De gids bepaalt samen met u aan de hand van een onderzoek welke hulp nodig is. In het onderzoek wordt gekeken of met de eigen kracht (de algemene voorzieningen in combinatie met een eventuele inzet van het basispakket), een schoon en leefbaar huis kan worden bereikt.
Wanneer er sprake is van (medische) beperkingen waardoor de basisondersteuning niet passend is, kan er extra inzet worden toegewezen. De gids kan hierbij een medisch advies aanvragen om de impact van de beperking goed te kunnen beoordelen.
Er kan 30 of 60 minuten extra tijd worden toegekend. Er wordt per situatie bekeken hoeveel extra tijd er nodig is. Een richtlijn is dat er 30 minuten extra wordt ingezet als er extra goed moet worden schoongemaakt. 60 minuten kan worden toegekend als er extra goed moet worden schoongemaakt, waardoor de hulp een extra keer in de week moet langskomen.
De standaard situatie gaat uit van een huishouden van 1 à 2 personen. Wanneer er extra personen in het huishouden zijn, hoeft dit niet automatisch te betekenen dat er extra inzet van hulp nodig is. Deze extra personen kunnen wellicht zelf een deel van het huishouden doen, zie de beschrijving van gebruikelijke hulp in hoofdstuk 1.7. Alleen wanneer deze extra personen in het huishouden niet zelf de zorg kunnen leveren, dan kan er extra inzet worden toegewezen.
Met kamers die niet in gebruik zijn, bedoelen wij de hobbykamer, bijkeuken, computerkamer enz. Dit zijn niet essentiële ruimten die de inwoner wel gebruikt, maar die niet wekelijks schoongemaakt hoeven te worden. Bijvoorbeeld eens in de twee weken of maandelijks is voldoende. Er wordt tijdens het onderzoek van de gids gekeken wat u of uw netwerk kan doen om deze ruimte schoon te houden. Alleen als blijkt dat het huis zodanig extra wordt vervuild als deze ruimte niet worden schoongemaakt, kan hier extra tijd voor worden toegewezen.
De inrichting, staat en omvang van het huis worden meegenomen in de beslissing van de gids. Dit betekent niet dat, wanneer deze afwijkt van het gemiddelde huishouden, er automatisch meer inzet wordt toegewezen. Er wordt altijd gekeken naar de eigen mogelijkheden. Een voorbeeld is een woning met een zeer volle inrichting van beeldjes en/of fotolijstjes. In dit geval kan van u gevraagd worden om rekening te houden met de inrichting van het huis of dat u of uw netwerk deze extra taak zelf oppakt.
Er wordt in het algemeen geen extra tijd toegekend wanneer er huisdieren aanwezig zijn. Dit valt onder basisactiviteiten. Er kan een uitzondering worden gemaakt wanneer er sprake is van bijzondere hoeveelheid extra vervuiling.
Werkzaamheden buiten het huis zoals de tuin en de buitenkant van de ramen, zijn uitgesloten van huishoudelijke ondersteuning. Hiervoor zijn algemene voorzieningen aanwezig (zie 1.11)
Ad. B. Wasverzorging;
U kunt ondersteuning krijgen bij wasverzorging wanneer uzelf niet meer de was kunt doen. Concrete taken bij deze ondersteuning zijn het sorteren, wassen, drogen, opvouwen en opbergen van het wasgoed. Bedden- en linnengoed valt ook onder wasgoed.
In de gemeente Dronten kunnen alle inwoners gebruik maken van een wasservice, uitgevoerd door Wasserij De Blekerij. Dit is een algemene voorziening. Een gids bekijkt tijdens het onderzoek eerst of u gebruik kan maken van de wasservice. Wanneer dit mogelijk is, kunt u hier met korting gebruik van maken. Wanneer de wasservice geen passende oplossing voor de vraag is, dan kan er extra tijd worden toegekend voor de wasverzorging. Hiervoor kan er 41 minuten tot 50 minuten extra worden ingezet per week, afhankelijk of het om een eenpersoonshuishouden of een tweepersoonshuishouden gaat.
Ad. C Maaltijden
Wanneer u zelf geen maaltijden kunt klaarmaken, kunt u ondersteuning krijgen om daarbij geholpen te worden. U kunt gebruik maken van bijvoorbeeld uw eigen netwerk, kant- en-klaar maaltijden of hulp via de thuiszorg. Wanneer dit geen passende oplossing is, kan er extra tijd worden toegekend voor het bereiden van de maaltijd, namelijk 20 minuten per dag extra voor twee broodmaaltijden en 20 minuten extra per dag voor een het klaarmaken van een warme maaltijd.
De taken bij deze ondersteuning zijn broodmaaltijd bereiden, warme maaltijd opwarmen, maaltijd en benodigdheden klaarzetten, afruimen en afwassen of in- en uitpakken van de vaatwasser. Het doen van boodschappen en het koken van de warme maaltijd valt niet onder werkzaamheden van de hulp.
Ad. D Regie
Alle hulpen hebben een signaleringsfunctie met betrekking tot de gezondheid en welzijn van de inwoner. Dit houdt in dat de hulp in de gaten houdt of er veranderingen optreden en indien nodig actie onderneemt. Deze functie is standaard onderdeel van het werk van de hulp. Wanneer de hulp een grotere rol heeft in de regie/organisatie rondom het huishouden, dan kan daar extra tijd voor worden toegewezen, namelijk 30 minuten per week extra. Een voorbeeld is als de hulp wekelijks met u en/of uw netwerk om tafel gaat om zaken te regelen, zoals maken van een planning, zorgen dat afspraken worden nagekomen of samen de post doen.
Advies, voorlichting en instructie (AVI)
Er kan specifiek aandacht worden besteed aan het aanleren en samen uitvoeren van de activiteiten gericht op een schoon en leefbaar huis, de was-verzorging, boodschappen doen en bereiden van maaltijden. Dit heeft als doel om u zelfstandiger te maken in het huishouden. Dit traject kan maximaal voor 6 weken worden ingezet.
Ad. E Kindverzorging
Onderdeel van een leefbaar huishouden is ook de verzorging van minderjarige kinderen. Wanneer u door een beperking tijdelijk of structureel niet (meer) zelf de kinderen kan verzorgen en nog geen eigen oplossing heeft zoals een andere ouder of mantelzorg, dan kan de hulp hierbij tijdelijk ondersteunen. Activiteiten die hieronder kunnen vallen zijn: tasjes/lunchtrommel voor school klaarmaken, aankleden, wassen, eten geven, naar school/crèche brengen en naar bed brengen. Samen met de gids wordt er een lijst met activiteiten bepaald en gekeken naar hoeveel tijd daarvoor nodig is. Dit is in elke situatie maatwerk.
Er wordt door de gids in eerste instantie altijd gekeken naar uw eigen mogelijkheden (gebruikelijke hulp (bijlage 2) of mantelzorg), hulp vanuit uw netwerk en/of voorliggende oplossingen, zoals zorgverlof, het gebruik van kinderopvang, buitenschoolse opvang, gastouder of wettelijke voorliggende voorzieningen vanuit andere wetten, zoals ondersteuning vanuit de Jeugdwet of de Zorgverzekeringswet. Wanneer dit allemaal geen oplossing biedt, kan de gemeente u tijdelijk hulp bieden in de vorm van ‘kindzorg’.
Tarief
Wanneer u in aanmerking komt voor de basisondersteuning schoon en leefbaar huis, ontvangt de zorgaanbieder een vast bedrag. Wanneer er meer inzet nodig is, omdat er bijvoorbeeld extra goed moet worden schoongemaakt of omdat er wasverzorging nodig is, dan wordt er een minutentarief gebruikt.
2.2 Wonen
Een inwoner met lichamelijke, psychische of verstandelijke problemen, heeft soms hulp nodig om zo lang en zo zelfstandig mogelijk te kunnen blijven wonen. Ook minderjarigen en mensen met een Wlz-indicatie die thuis wonen, kunnen deze problemen hebben. Wij hebben de taak om u te helpen wanneer u niet in staat bent om zelf oplossingen te vinden voor problemen bij het normale gebruik van de woning.
Onder het normale gebruik van de woning wordt verstaan dat u gebruik kunt maken van de essentiële (noodzakelijke) woonfuncties van uw woning, zoals slapen, eten, lichaamsreiniging, het doen van essentiële huishoudelijke werkzaamheden, horizontale en verticale verplaatsingen binnen de woning, toegang tot de woning en de verzorging van kinderen. Hieronder verstaan wij de woonkamer, slaapkamer, keuken, toilet en de badkamer. Voor kinderen komt daar bij het veilig kunnen spelen in de woning. Er worden geen hobby- of studeerruimtes aangepast of bereikbaar gemaakt, omdat dit geen elementaire woonfuncties zijn.
Ook worden er geen aanpassingen vergoed voor voorzieningen met een therapeutisch doel, zoals een dialyseruimte of therapeutische baden. U bent zelf verantwoordelijk voor het veilig stallen en opbergen (droog en afgesloten) van hulpmiddelen, die als maatwerkvoorziening door de gemeente beschikbaar worden gesteld. Dit geldt tevens voor een hulpmiddel dat door inzet van een persoonsgebonden budget is aangeschaft.
Voorbeelden van essentiële woonfuncties zijn:
- •
wonen, douchen en slapen;
- •
de veiligheid in en rond de woning en de toegankelijkheid van de woning;
- •
het gebruik maken van de keuken;
- •
het aan- en uitkleden, wassen en verschonen van kinderen die helemaal van de verzorging van de inwoner afhankelijk is;
- •
het doen van de huishoudelijke werkzaamheden, zoals wassen van kleding;
- •
slapen en eten;
- •
de kinderen moeten zonder gevaar in de woonruimte kunnen spelen.
Sociale woningbouw
Een voorziening wordt geweigerd als deze duurder is, dan een vergelijkbare voorziening die wordt gebruikt door de sociale woningbouw. Onder sociale woningbouw verstaan wij de meest eenvoudige uitvoering van materialen.
Afweging
Als blijkt dat een woningaanpassing nodig is, moet worden gekeken naar de goedkoopste en meest geschikte oplossing voor de situatie van de inwoner. Daarbij wordt rekening gehouden met de bedoeling van de wetgever, die wil dat de persoon zo lang mogelijk zelfstandig kan blijven wonen. Bij grote en dure woningaanpassingen wordt bekeken wat de beste en goedkoopste oplossing is. Vaak moet er een keuze worden gemaakt tussen het toekennen van een woningaanpassing of een financiële bijdrage voor de verhuizing. De gemeente Dronten gebruikt hiervoor het primaat van verhuizen, maar elke situatie wordt apart beoordeeld om de goedkoopste adequate oplossing te vinden.
Zie voor een toelichting van het primaat van verhuizen artikel 2.2.2
Stopzetting bouwkundige en woontechnische voorzieningen
Als na de goedkeuring van een woningaanpassing, maar voordat de aanpassing klaar is, de bewoner niet meer in de woning woont (bijvoorbeeld door verhuizing, overlijden, enz.), kan het besluit worden herzien. Hoe de herziening eruitziet, hangt af van hoe ver de woningaanpassing al gevorderd is en welke verplichtingen er al zijn aangegaan die niet meer geannuleerd kunnen worden.
2.2.1 Een woonvoorziening of woningaanpassing
U kunt een woonvoorziening of een woningaanpassing krijgen als u door de aanwezige beperking niet meer zelfstandig in de woning kan wonen. U kijkt eerst naar uw eigen mogelijkheden, bijvoorbeeld algemeen gebruikelijke voorzieningen, andere regelingen of hulp uit het sociale netwerk. Wanneer dit geen geschikte oplossing biedt, kunnen wij maatwerk in de vorm van een woonvoorziening of een woningaanpassing bieden. Wij kijken hierbij niet alleen naar de korte termijn, maar ook naar te verwachten ontwikkelingen van de gezondheid. Het maakt geen verschil of het gaat om een huurwoning of om een koopwoning.
Wij maken onderscheid tussen de volgende maatwerkvoorzieningen:
- 1.
Een voorziening die bouwkundig of woontechnisch van aard is en die in of aan de woning wordt aangebracht;
- 2.
Een voorziening die geen bouwkundige of woontechnische aanpassingen betreft, maar die wel in of aan de woning wordt geplaatst. Dit worden ook wel roerende of losse woonvoorzieningen genoemd, omdat ze verplaatsbaar zijn.
2.2.2 Criteria om in aanmerking te komen voor een woonvoorziening
Om in aanmerking te komen voor een maatwerkvoorziening in de vorm van een woonvoorziening moet u, behalve aan de algemene criteria voor een maatwerkvoorziening, ook aan een aantal specifieke criteria voldoen. Het gaat hierbij om de volgende criteria:
- •
de woonvoorziening moet een gevolg zijn van de beperking. Dit houdt in dat er een aantoonbaar verband is tussen de beperkingen en het niet normaal kunnen gebruiken van de woning door de inwoner;
- •
de inwoner zijn hoofdverblijf heeft in de aan te passen woning. Dit houdt in dat u in de woning die u wil laten aanpassen woont en u hier uw hoofdverblijf heeft.
Een bouwkundige woningaanpassing
Als wij van mening zijn dat een woningaanpassing nodig is, dan kunnen wij een externe adviseur een programma van eisen op laten stellen voor de goedkoopst passende oplossing.
Wij vergoeden de goedkoopste oplossing voor de woningaanpassing in de vorm van een pgb. Om de hoogte van het pgb te betalen is het noodzakelijk dat u minimaal twee offertes opvraagt en naar ons toestuurt.
Als wij één van de aangeleverde offertes goedkeuren, geven wij vervolgens toestemming voor het uitvoeren van de woningaanpassing. U bent zelf verantwoordelijk voor de uitvoering van de woningaanpassing volgens het programma van eisen.
Kosten die vergoed worden
Bij een woningaanpassing worden de volgende kosten vergoed:
- •
Aanneemsom: De kosten voor de aannemer (loon- en materiaalkosten) voor het uitvoeren van de voorziening. Als de voorziening zelf wordt uitgevoerd, worden alleen de materiaalkosten vergoed, niet de loonkosten.
- •
Risicoverrekening: De risicoverrekening van loon- en materiaalkosten, volgens de Risicoregeling woning en utiliteitsbouw 1991. Bij zelfwerkzaamheid worden alleen de materiaalkosten vergoed.
- •
Architectenhonorarium: Het honorarium voor de architect, inclusief btw, tot maximaal 10% van de aanneemsom. Dit geldt alleen als het noodzakelijk is om een architect in te schakelen voor de woningaanpassing, meestal bij ingrijpender aanpassingen.
- •
Toezichtskosten: De kosten voor toezicht op de uitvoering, als dit nodig is (bijvoorbeeld bij nieuwbouw of uitbreiding), tot maximaal 2% van de aanneemsom (inclusief btw).
- •
Leges bouwvergunning: De leges voor de bouwvergunning, als deze nodig is voor de woningaanpassing.
- •
Omzetbelasting: De niet-verrekenbare of niet-terugvorderbare omzetbelasting.
- •
Rentekosten: Het renteverlies of rentekosten door noodzakelijke betalingen aan derden, voordat de bijdrage is uitbetaald, voor zover deze kosten verband houden met de woningaanpassing.
- •
Bouwrijpe grond: De kosten voor bouwrijpe grond, als deze nodig is en er niet binnen de oorspronkelijke kavel gebouwd kan worden.
- •
Goedgekeurde kostenverhogingen: Eventuele kostenverhogingen die schriftelijk zijn goedgekeurd door de gemeente, en die niet voorzien konden worden toen de kosten werden geraamd.
- •
Technisch onderzoek en adviezen: De kosten voor noodzakelijk technisch onderzoek, constructeurskosten en adviezen met betrekking tot de woningaanpassing.
- •
Aansluitkosten op nutsvoorzieningen: De kosten voor (her)aansluiting op de openbare nutsvoorzieningen.
Voorwaarden voor het aanbrengen van bouwkundige voorzieningen:
- •
Eigendom: Bouwkundige, vast geïnstalleerde woonvoorzieningen worden eigendom van de woningeigenaar, ongeacht de kosten van de voorziening.
- •
Trapliften: Trapliften worden in bruikleen verstrekt en zijn herbruikbaar om kapitaalvernietiging te voorkomen.
- •
Offertes: Offertes worden opgevraagd op basis van het programma van eisen dat door of namens de gemeente is opgesteld.
- •
Persoonsgebonden budget: Het persoonsgebonden budget is het bedrag van de goedkoopste door de gemeente geaccepteerde offerte.
- •
Verwijderkosten: Kosten voor het verwijderen van woningaanpassingen en herstelwerkzaamheden na verwijdering worden niet vergoed.
De opstalverzekering
Bij het vergroten van de woning gaan wij ervan uit dat u als eigenaar van de woning uw opstalverzekering aan de hogere herbouwwaarde van de woning aanpast.
Het primaat van verhuizen
Wanneer er in het kader van de Wmo hulp nodig is, verstrekken wij de goedkoopst passende oplossing. In het geval van een woningaanpassing kan dit ook betekenen dat wij het primaat van verhuizen toepassen en een financiële tegemoetkoming in de kosten van verhuizen toekennen. Het primaat van verhuizen houdt in dat de gemeente een inwoner vraagt te verhuizen naar een geschikte woning in plaats van de huidige woning aan te passen. Als wij het primaat van verhuizen toepassen, ontvangt u de inwoner eenmalig een vast geldbedrag, een financiële tegemoetkoming in de kosten van verhuizen. Deze is bedoeld voor de kosten van verhuizing en inrichting. De huidige woning wordt dan niet aangepast.
Criterium primaat van verhuizen
Het primaat van verhuizen kan pas worden toegepast als de totale kosten van de benodigde woningaanpassing(en) meer dan € 7.000,-bedragen.
Belangenafweging
Voordat wij het primaat van verhuizen toepassen, doen wij eerst zorgvuldig onderzoek naar de verschillende belangen (omstandigheden) die meespelen. Wij noemen dit een belangenafweging.
Tijdens de belangenafweging wordt er uitgebreid onderzoek gedaan. Dit is niet vreemd gezien het feit dat toepassing van het primaat van verhuizen een behoorlijk ingrijpende gebeurtenis in uw leven kan zijn. Er moeten soms veel belangen worden afgewogen, afhankelijk van uw situatie. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om:
- •
de aanwezigheid van een passende woning;
- •
de kostenvergelijking tussen uw huidige woning aanpassen en verhuizen;
- •
de gezondheidssituatie van u en uw huisgenoten;
- •
de afstand tot voorzieningen waar u gebruik van maakt;
- •
de wil om te gaan verhuizen;
- •
de leeftijd van u en uw huisgenoten;
- •
in hoeverre uw woning al is aangepast;
- •
de medisch aanvaardbare termijn;
- •
de sociale omstandigheden;
- •
de afstemming met andere voorzieningen;
- •
de eventuele stijging in de woonlasten;
- •
de aanwezigheid van familie, vrienden en mantelzorg.
Wanneer wij tot de conclusie komen dat er een passende woning beschikbaar is, dan kunnen wij u de financiële tegemoetkoming voor verhuiskosten uitbetalen. De hoogte van de tegemoetkoming is € 3.000,-.
Als er geen passende woning aanwezig is, dan kan het primaat van verhuizen in sommige gevallen alsnog worden toegepast. Wanneer de nieuwe woning kan worden aangepast zodat deze wel aansluit bij uw hulpvraag, kan het primaat alsnog worden toegepast. In deze situatie ontvangt u een financiële tegemoetkoming en een extra vergoeding voor de noodzakelijke aanpassingen.
Wanneer er sprake is van een financiële tegemoetkoming voor verhuiskosten, wordt er verwacht dat u binnen 1 jaar verhuist naar een andere woning. Deze periode kan in overleg verlengd worden. Voor het uitbetalen van de tegemoetkoming is het noodzakelijk dat u een kopie van de huur- of koopovereenkomst naar ons opstuurt.
Beschikbare woning
In het geval wij het primaat van verhuizen toewijzen, moet er wel een beschikbare woning zijn. Wij hebben de taak om te bekijken of er een woning beschikbaar is binnen de medisch aanvaardbare termijn. Voor de vraag of er een passende woning beschikbaar is of komt, overleggen wij met de woningcorporatie en/of bekijken wij het reguliere woningaanbod in de gemeente Dronten. Voor de vraag wat de medisch aanvaardbare termijn is, vragen wij een medisch advies op. De gemeente hoeft niet te bemiddelen bij het verkrijgen van een andere woning.
Inwoner wil niet verhuizen
Wij passen het primaat van verhuizen niet dwingend toe. Als u niet wil verhuizen terwijl het primaat van verhuizen wel kan worden toegepast, kennen wij een financiële tegemoetkoming toe. U kunt die financiële tegemoetkoming besteden aan het aanpassen van de huidige woning. De eventuele extra kosten voor het aanpassen van uw huidige woning zijn voor uw eigen rekening.
Als wij een financiële tegemoetkoming toekennen terwijl u niet gaat verhuizen, worden hierover afspraken met u gemaakt. Nieuwe beperkingen in het normale gebruik van de woning vergoeden wij in dat geval niet meer. Tenzij het gaat om beperkingen in het normale gebruik van de woning, die ook zouden zijn opgetreden als u wel was verhuisd naar de passende woning.
Uitraasruimte
Een uitraasruimte is maatwerk in de vorm van een verblijfsruimte waarin iemand, die vanwege een gedragsstoornis ernstig ontremd gedrag vertoont, zich kan afzonderen of tot rust kan komen. De ruimte zal dus prikkelarm en veilig moeten zijn. Daarnaast is eventueel een voorziening nodig die toezicht mogelijk maken.
Op basis van een extern advies, bijvoorbeeld van een onafhankelijk psycholoog of orthopedagoog, zal op individuele basis worden bekeken of een uitraaskamer noodzakelijk is. Ook wordt gekeken naar de eisen waar de uitraasruimte aan moet voldoen. Als het mogelijk is zullen bestaande ruimtes, bijvoorbeeld de slaapkamer, worden aangepast. Een uitraasruimte is niet bedoeld om overlast voor huisgenoten te beperken, hoewel dit wel een bijkomend effect kan zijn.
Mantelzorgwoning
Als sprake is van een aanvraag van een mantelzorgwoning, gaan wij uit van de eigen verantwoordelijkheid voor het hebben van een woning. Dit kan door zelf een woning te bouwen of te huren, die op het terrein bij de woning van de mantelzorgers kan worden geplaatst.
2.3 Beschermd wonen, maatschappelijke opvang en vrouwenopvang
2.3.1 Beschermd wonen
De Wmo 2015 definieert beschermd wonen als volgt: “het wonen in een accommodatie van een instelling met daarbij behorend toezicht en begeleiding gericht op het bevorderen van zelfredzaamheid en participatie, het psychisch en psychosociaal functioneren, stabilisatie van een psychiatrisch ziektebeeld, het voorkomen van verwaarlozing of maatschappelijke overlast of het afwenden van gevaar voor de cliënt of anderen, bestemd voor personen met psychische of psychosociale problemen, die niet in staat zijn zich te handhaven in de samenleving” (art. 1.1.1 lid 1, Wmo 2015).
Doelgroep Beschermd Wonen
Het gaat bij de indicatie voor beschermd wonen om een specifieke doelgroep die vanwege psychische en/of psychosociale problemen en/of verstandelijke beperking niet in staat zijn zich te handhaven in de samenleving. Daarnaast is er sprake van regieproblemen op het gebied van zelfredzaamheid en participatie. De cliënt is om die redenen tijdelijk aangewezen op verblijf in een beschermende woonomgeving met bijbehorend toezicht en begeleiding.
De noodzaak voor een beschermende woonomgeving wordt, zo blijkt uit de begripsbepaling, (mede) bepaald aan de hand van de aanwezigheid van risico’s:
-
- het voorkomen van verwaarlozing; en/of
-
- maatschappelijke overlast; en/of
-
- het afwenden van gevaar voor de cliënt of anderen; en/of
Het toezicht is noodzakelijk ter voorkoming van één of meer van de hiervoor genoemde risico’s en bestaat uit een (noodzakelijke) behoefte aan meerdere en onplanbare ondersteuningsmomenten per etmaal op essentiële terreinen van het dagelijks leven.
Doelstelling Beschermd Wonen
De doelstelling is om voor mensen in een beschermde woonvorm het leven daar waar mogelijk te stabiliseren, normaliseren en het perspectief op ontwikkeling en integratie in de samenleving te bevorderen. Ten einde duurzaam uit te stromen naar de gemeente van herkomst.
Ondersteuningsvraag gericht op beschermd wonen
Gemeente Almere is verantwoordelijk om een besluit te nemen over de aanvraag voor beschermd wonen. De Centrale Toegang (CT) voor beschermd wonen is nu nog belegd bij GGD Flevoland. Een melding voor beschermd wonen kan de cliënt met eventuele ondersteuning (begeleider of zorgprofessional) doen bij de CT. GGD Flevoland voert in opdracht van gemeente Almere een onderzoek uit naar de noodzaak voor beschermd wonen. Hiervan wordt een onderzoeksverslag gemaakt. Dit onderzoeksverslag wordt na het intakegesprek naar cliënt opgestuurd met het verzoek om dit voor akkoord te ondertekenen en retour te zenden. Met deze handtekening is de aanvraag voor beschermd wonen bekrachtigd.
Het team met toegangsbepalers van GGD Flevoland is verantwoordelijk voor een professioneel inhoudelijk advies op het onderzoeksverslag. Het advies wordt gedeeld met gemeente Almere. Gemeente Almere neemt het uiteindelijke besluit en zal de cliënt hiervan middels een beschikking op de hoogte brengen.
Overgangsjaar 2025 en na 1 januari 2026
Centrumgemeente Almere voert per 1 januari 2026 de toegangsbepaling voor beschermd wonen uit. Het jaar 2025 geldt als overgangsjaar waarin GGD Flevoland stapsgewijs de toegangsbepaling zal overdragen. De GGD Flevoland of centrumgemeente Almere handelt de melding af. Dit betekent dat de aangeleverde gegevens zowel door GGD Flevoland als door de gemeente Almere kunnen worden verwerkt. De aanvrager wordt geïnformeerd welke organisatie de melding beoordeelt.
Na 1 januari 2026 worden alle meldingen door centrumgemeente Almere afgehandeld. Via een lokale aanmeldpagina op de website van de gemeente Dronten wordt u met een link verwezen naar een aanmeldformulier op de site van Almere.
2.3.2 Maatschappelijke Opvang
De Wmo 2015 definieert beschermd wonen als volgt: “onderdak en begeleiding voor personen die de thuissituatie hebben verlaten, al dan niet in verband met risico’s voor hun veiligheid als gevolg van huiselijk geweld, en niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving” (artikel 1.1.1 lid 1, Wmo 2015).
Met opvang wordt de maatschappelijke opvang en de vrouwenopvang bedoeld. De vrouwenopvang is na het advies van de Commissie De Jong uitgebreid tot andere personen die door relationele problemen of geweld in de thuissituatie onderdak en begeleiding nodig hebben.
Doelgroep maatschappelijk opvang
Opvang kan gegeven worden aan personen die:
-
- de thuissituatie verlaten hebben; en
-
- zich niet op eigen kracht staande kunnen houden in de samenleving.
Opvang kan noodzakelijk zijn wanneer iemand door ernstige relationele problemen of door veiligheidsrisico’s de thuissituatie met grote spoed heeft moeten verlaten. Bijvoorbeeld door huiselijk geweld. Als de cliënt niet terug naar huis kan en nergens anders kan wonen, kan opvang ingezet worden.
Ook wanneer iemand door een andere oorzaak de thuissituatie heeft verlaten en het hem niet lukt voor zichzelf onderdak te regelen, is aan de voorwaarde voor opvang voldaan. Denk hierbij bijvoorbeeld aan iemand die uit huis is gezet vanwege grote schulden.
Maatschappelijke opvang is op grond van de Wmo 2015 ook mogelijk wanneer een cliënt tijdelijk niet in staat is zich op eigen kracht in de samenleving te handhaven
Geen opvang bij alleen huisvestingsprobleem
Als iemand geen problemen heeft bij het zich handhaven in de samenleving en met een uitkering moet kunnen voorzien in de noodzakelijke bestaanskosten, hoeft de gemeente geen opvang te bieden. Dat er geen woonruimte beschikbaar is of gevonden kan worden, maakt dat niet anders. Er speelt dan een huisvestigingsprobleem, maar geen probleem in de zelfredzaamheid. Mensen kunnen in een andere regio op zoek gaan naar een woning.
Ondersteuning aanvraag (maatschappelijke) opvang
Als je dak- of thuisloos bent en niet zelf je leven op de rit krijgt kun je je melden bij een opvanglocatie van Het Leger des Heils (https://www.legerdesheils.nl/ik-zoek-hulp), Kwintes (https://www.kwintes.nl/opvang/) of Iriszorg (https://www.iriszorg.nl/crisisopvang).
Als je je niet veilig voelt en thuis bent weggegaan door huiselijk geweld kun je contact opnemen met Veilig Thuis (https://veiligthuisflevoland.nl/kennisbank/het-gaat-niet-goed-thuis/).
Nadat je je gemeld hebt bij bovenstaande zorgaanbieders vindt er een laagdrempelige screening plaats om te onderzoeken of iemand recht heeft op toegang tot de vooropvang. Daarna krijgt de Centrale Toegang (CT) hierover bericht, dit is belegd bij GGD Flevoland. CT adviseert of iemand daadwerkelijk recht heeft op opvang en ook heeft zij zicht op de beschikbare opvangplaatsen in Flevoland.
Het team met toegangsbepalers van GGD Flevoland is verantwoordelijk voor een professioneel inhoudelijk advies op het onderzoeksverslag. Het advies wordt gedeeld met gemeente Almere. Gemeente Almere neemt het uiteindelijke besluit en zal de cliënt hiervan middels een beschikking op de hoogte brengen.
2.3.3 Vrouwenopvang
De vrouwenopvang helpt slachtoffers (veelal vrouwen en hun kinderen) van ernstig huiselijk geweld om de maatschappelijke en persoonlijke gevolgen van dat geweld te verminderen. Er is aandacht voor veiligheid, opvang en (ambulante) begeleiding bij het voorkomen en/of stoppen van geweld in afhankelijkheidsrelaties. Flevoland en Gooi en Vechtstreek heeft sinds 2017 het Oranje Huis, een blijf-van-m’n-lijf-huis nieuwe stijl in Almere Poort. Er zijn tien crisisbedden, twee noodbedden en vijftien plekken voor begeleid wonen (satellietwoningen) (https://www.blijfgroep.nl/locaties/oranje-huis-flevoland-gooi-en-vechtstreek/)
Een Oranje Huis is zichtbaar en herkenbaar. Er is hulp voor alle gezinsleden. Het doel is niet per se het beëindigen van relaties, maar juist het stoppen van geweld.
2.3.4 Eigen bijdrage
Voor beschermd, beschut wonen en voor (maatschappelijke) opvang geldt een bijdrage. Jouw inkomen bepaalt hoe hoog de bijdrage moet zijn. Daar zijn landelijke regels voor. Het Centraal Administratiekantoor (CAK) berekent jouw bijdrage en ontvangt het geld.
Hoofdstuk 3 Meedoen in de samenleving
Wij zetten ons ervoor in dat inwoners met lichamelijke, psychische en/of verstandelijke problemen zo lang mogelijk zelfstandig kunnen wonen. Wij willen dat inwoners in een schoon huis kunnen wonen, de administratie op orde is, inzicht hebben in de eigen mogelijkheden, zich aan afspraken kunnen houden en genoeg mensen om zich heen hebben. Daarnaast kunnen wij (tijdelijke) ondersteuning inzetten om een mantelzorger te ontlasten.
3.1 Individuele begeleiding en dagbesteding
Wanneer u moeite heeft met uw zelfstandigheid of mee doen in de maatschappij, kan er hulp worden gegeven in de vorm van persoonlijke begeleiding. Dit betekent dat iemand u helpt bij dagelijkse activiteiten en zorgt voor structuur en controle in uw leven. De hulp is bedoeld om uw zelfstandigheid te verbeteren, te behouden of om u te helpen als het moeilijker wordt. Een begeleider kan u helpen om structuur aan te brengen in de dag, het doen van uw administratie en het beheren van uw financiën. U doet dit zelf, de begeleider neemt het niet over. Als een inwoner voor individuele begeleiding in aanmerking wil komen, dan moet worden voldaan aan de voorwaarden uit de verordening sociaal domein Dronten 2025 (artikel 1.3.4, 4.1 en 4.4).
Als u moeite heeft bij het invullen van de dag en uzelf niet goed meer kan redden, dan kan er ondersteuning ingezet worden in de vorm van dagbesteding. Dagbesteding biedt activiteiten aan, waardoor de inwoner een zinvolle daginvulling heeft. Ook kan dagbesteding zorgen voor structuur, wordt er gewerkt aan de zelfredzaamheid en kan het de mantelzorger ontlasten. De activiteiten vinden één of meerdere dagdelen per week (onder begeleiding) plaats in een groep. U komt in aanmerking voor dagbesteding als er wordt voldaan aan de voorwaarden uit de verordening sociaal domein 2025 (artikel 1.3.4, 4.1 en 4.4).
Wanneer u in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening (individuele begeleiding of dagbesteding), stelt u samen met de gids resultaten op die met de hulp worden bereikt. Deze resultaten komen in het routeplan.
De resultaten moeten bijdragen aan het bevorderen, behouden of het compenseren van de zelfredzaamheid en participatie, om een opname in een instelling, verwaarlozing en/of escalatie zo veel als mogelijk te voorkomen.
De resultaten zijn op te delen in vijf categorieën. Hieronder staan de categorieën met daarbij voorbeelden van resultaten waaraan gewerkt wordt.
1. Zelfstandig leven en zelfredzaamheid:
- •
financiële situatie op orde;
- •
administratie op orde;
- •
zichzelf kunnen verzorgen;
- •
gezond leven/gezonde keuzes maken;
- •
inzicht in somatische en/of psychosociale beperkingen en hiermee kunnen omgaan;
- •
activeren van hulpbronnen in eigen netwerk en/of informele zorg.
2. Deelnemen aan maatschappelijk leven:
- •
er is een netwerk passend bij behoefte inwoner;
- •
aangaan en onderhouden van sociale contacten;
- •
zichzelf verplaatsen/vervoeren;
- •
deelnemen aan georganiseerde activiteiten.
3. Dagstructuur:
- •
regelmatige dag structuur;
- •
dag/weekplanning maken;
- •
zinvolle dagbesteding;
- •
toe leiden naar vrijwilligerswerk.
4. Voeren van regie:
- •
herkenning van eigen problemen;
- •
vaardigheden toepassen;
- •
initiatieven nemen;
- •
besluiten nemen en de gevolgen kunnen overzien;
- •
zich aan regels en afspraken houden.
5. Ontlasten van mantelzorger (hierbij gaat het niet om vervanging of overname van mantelzorgtaken):
- •
voorkomen van klachten als gevolg van overbelasting mantelzorg;
- •
mantelzorger(s) zijn in staat om de mantelzorg vol te houden;
- •
mantelzorg beter verdelen over mogelijke mantelzorgers.
In de gemeente Dronten is individuele begeleiding en dagbesteding onderverdeeld in producten. Elk product heeft een specifieke hulpvraag of doelgroep. Afhankelijk van de hulpvraag wordt de intensiteit van de hulp bepaald. Met intensiteit bedoelen wij in dit geval de hoeveelheid hulp die nodig is. Bij individuele begeleiding en dagbesteding zijn er 4 intensiteiten.
* een dagdeel is 4 uur.
Aan elk product zijn aanbieders gecontracteerd die kennis en ervaring hebben met deze specifieke behoefte. In bijlage 6 staan de producten begeleiding en dagbesteding.
3.2 Kortdurend verblijf
Kortdurend verblijf is bedoeld om de mantelzorger (maar ook huisgenoten die gebruikelijke hulp leveren) te ontlasten. In de meeste gevallen zal de inwoner die zorg nodig heeft, ergens anders logeren zodat de mantelzorger even geen (gebruikelijke) hulp hoeft te verlenen. Dit wordt ook wel respijtzorg genoemd. Kortdurend verblijf is een aanvulling op het wonen in een thuissituatie en bedoeld om te voorkomen dat een mantelzorger overbelast raakt. Kortdurend verblijf kan worden toegekend op grond van de Wmo 2015. Heeft u een Wlz indicatie, dan komt de logeeropvang ten laste van de Wlz. Als er een medische noodzaak is voor verblijf, dan kan eerstelijns verblijf (ELV) worden toegekend op grond van de Zorgverzekeringswet.
Verschillende vormen van respijtzorg
Er zijn verschillende vormen van respijtzorg, namelijk:
-
- inzet van informelere zorg/oppas;
-
- inzet van extra thuiszorg;
-
- mogelijkheden vanuit de zorgverzekering;
-
- dagbesteding;
-
- kortdurend verblijf.
Een belangrijke voorwaarde om in aanmerking te komen
voor kortdurend verblijf op grond van de Wmo 2015, is dat u geen beroep kunt doen op een vorm van respijtzorg op grond van de Zorgverzekeringswet.
3.2.1 Criteria kortdurend verblijf
Kortdurend verblijf als respijtzorg kan worden toegekend bij:
- 1.
(dreigende) overbelasting van mantelzorgers waardoor de thuissituatie onleefbaar wordt of;
- 2.
wanneer de mantelzorger door onvoorziene omstandigheden uitvalt. Kortdurend verblijf is voor mensen die thuis zorg nodig hebben en daarvoor hulp krijgen van mantelzorgers. Maar het is belangrijk er voor te zorgen dat de mantelzorger de zorg kan volhouden;
- 3.
Kortdurend verblijf kan worden toegekend als andere respijt gevende mogelijkheden onvoldoende oplossing bieden;
- 4.
Er is bij de inwoner, die zorg ontvangt van de mantelzorger, sprake van een lichamelijke, zintuiglijke, verstandelijke en/of psychiatrische beperking;
- 5.
Er is langdurig (meer dan 3 maanden) meer hulp nodig dan gebruikelijk.
Omvang
Kortdurend verblijf bestaat uit een etmaal (een 24 uur) zorg per week. De omvang van kortdurend verblijf bestaat uit maximaal 21 etmalen per jaar en de overgebleven dagen kunnen niet meegenomen worden naar een nieuw kalenderjaar.
Tarief kortdurend verblijf
Wij hanteren een maximaal tarief van € 175,- euro per etmaal voor het logeren in een instelling. In dit tarief is opgenomen de overnachting en de begeleiding. Wat niet in het tarief is opgenomen zijn de maaltijden, deze zijn voor eigen rekening. Wanneer verzorging en verpleging nodig zijn, moet hiervoor apart een indicatie op grond van de Zorgverzekeringswet (Zvw) worden geïndiceerd. Behandeling behoort nadrukkelijk niet bij kortdurend verblijf. U bent zelf verantwoordelijk voor het vervoer van en naar de instelling voor kortdurend verblijf. U kunt hiervoor gebruik maken van eigen vervoer of van hulp uit uw eigen netwerk.
3.3 Participeren en contact met anderen
Wij vinden het belangrijk dat alle inwoners van de gemeente Dronten actief mee kunnen doen aan het maatschappelijk leven of aan het werk kunnen gaan. Dit betekent dat u, ondanks aanwezige beperkingen (zoals beschreven staat in hoofdstuk 1):
- •
mensen kunt ontmoeten;
- •
contacten kunt onderhouden;
- •
aan maatschappelijke activiteiten kan deelnemen.
Om mee te kunnen doen in de samenleving, moet een inwoner zich kunnen verplaatsen. Bij de Wmo kijken wij naar de verplaatsingen die een inwoner maakt elke dag in de directe leefomgeving, dit wordt ook wel de vervoersbehoefte genoemd.
Vervoersbehoefte
Om te bepalen welke hulp nodig is, onderzoeken wij uw vervoersbehoefte. Hierbij kijken wij naar de individuele situatie en de behoeften, voorkeuren en persoonskenmerken. Wij houden rekening met de aanwezige beperkingen, maar kijken bijvoorbeeld ook naar waar en waarom u ergens naar toe wil gaan. Daarnaast wordt gekeken naar zaken als uw leeftijd en de daarbij passende behoeften, bijvoorbeeld of u jonge kinderen heeft.
Aanvaardbare maatschappelijke participatie
We onderzoeken of er sprake is van een aanvaardbare maatschappelijke participatie. Dit betekent dat we als gemeente niet alle wensen van de inwoner hoeven te vervullen. De verplichting om een maatwerkvoorziening te bieden gaat niet zo ver dat u in dezelfde of misschien een betere positie gebracht wordt dan vóór de ondersteuning. De gevraagde ondersteuning moet in een redelijke verhouding staan tot wat de situatie van u was vóór u ondersteuning nodig had. Dit betekent dat we kijken naar de meest adequate en goedkoopste oplossing.
3.3.1 Vervoersmiddelen
Met een vervoersvoorziening kunt u zich verplaatsen in de woon- en leefomgeving. De woon- en leefomgeving wordt omschreven in te bereiken bestemmingen.
Tijdens een gesprek met de gids wordt gekeken welke problemen u ervaart rondom het verplaatsen, welke plekken in de omgeving u wilt bezoeken (vervoersbehoefte), de frequentie, de sociale en de medische omstandigheden.
U moet 1.500 tot 2.000 kilometer per jaar kunnen afleggen in de omgeving. Daarbij mag rekening gehouden worden met de combinatie van de beschikbare voorzieningen, zoals een rolstoel, een scootmobiel of collectief vervoer.
Bij vervoermiddelen gelden de volgende regels:
- a.
De inwoner ontvangt een maatwerkvoorziening wanneer deze vanwege medische redenen geen gebruik kan maken van algemeen gebruikelijke voorzieningen.
- b.
Bij een vervoersvoorziening, zoals een driewielerfiets, een scootmobiel of een gesloten buitenwagen moet de inwoner voldoende verkeersinzicht hebben om veilig aan het verkeer te kunnen deelnemen. (Voor nadere toelichting zie het kopje ‘rijvaardigheid’ onder artikel 3.3.3).
- c.
Kinderen tot 12 jaar hebben in het algemeen geen zelfstandige vervoersbehoefte. Zij kunnen vaak met de ouders mee, al dan niet met het openbaar vervoer, zonder dat een voorziening nodig is. De gemeente kijkt naar de individuele situatie en beoordeelt afhankelijk daarvan of het nodig is. De uitzondering is als een kind gebruik moet maken van een speciale wandelwagen, autostoel of rolstoel. Dan kan het zijn dat normaal openbaar vervoer niet kan. In dat geval kan een aangepaste fiets (drie- of vierwieler of tandem) worden verstrekt.
3.3.2 Collectief vervoer (flexRRReis)
Wanneer u geen gebruik meer kunt maken van het openbaar vervoer, is het mogelijk dat u in aanmerking komt voor collectief vervoer. Dit is een algemene voorziening. Via de gemeente kunt u korting krijgen voor de kosten van dit vervoer. Om in aanmerking te komen voor deze korting moet u minder dan 800 meter (eventueel met een hulpmiddel) in een redelijk tempo kunnen lopen. Wanneer er verder dan 800 meter kan worden gelopen, dan wordt er verwacht dat u het openbaar vervoer kunt gebruiken. Een uitzondering hierop is, als u zelf niet in het openbaar vervoer kunt komen.
Er vindt altijd een individuele beoordeling plaats, waarbij wij kijken naar de vervoersbehoefte, de daadwerkelijke afstand tot de bushalte of treinstation of de mogelijkheden van vervoer door vrijwilligers.
Er wordt altijd eerst gekeken of u gebruik kunt maken van voorliggende oplossingen, voordat er een maatwerkvoorziening wordt ingezet. Hierbij wordt er een afweging gemaakt tussen de mogelijkheden van het collectief vervoer en hoe dit de situatie beïnvloed in het behouden of verbeteren van uw zelfredzaamheid en mogelijkheden om mee te doen in de samenleving.
Wanneer u een indicatie heeft voor Wmo vervoer, kunt u maximaal binnen een straal van 25 kilometer tegen het gereduceerde tarief reizen met uitzonderingen van de vastgestelde puntbestemmingen. Deze puntbestemmingen kunt u vinden op de website van de regiotaxi (https://flexrrreisflevoland.rrreis.nl/vervoersregelement).
Aanvullende vervoersvoorziening
Kunt u minder dan 800 meter lopen dan kijken wij of naast collectief vervoer ook een maatwerkvoorziening (bijvoorbeeld een scootmobiel) nodig is. Dit neemt de gids mee in het onderzoek.
Begeleiderspas
Wanneer er een Wmo vervoerspas is of wordt toegekend en er een medische noodzaak is, dan kan er een begeleiderspas worden toegekend. Bijvoorbeeld door mogelijk acuut medisch handelen tijdens de reis of door ernstige onrust waarbij het niet veilig is om zonder begeleiding in de taxi te zitten. Wanneer er een begeleiderspas is toegekend mag u niet meer zonder begeleider reizen.
3.3.3 Scootmobiel
Een scootmobiel kan worden toegewezen, als u een structurele vervoersbehoefte in de directe omgeving heeft. Hiervan is bijvoorbeeld sprake als u met een scootmobiel zelf kan winkelen, familie kan bezoeken en als u andere vormen van vrijetijdsbesteding hebt.
Een scootmobiel wordt alleen verstrekt als:
- •
er sprake is van een matige tot slechte sta- en loopfunctie (maximaal 100 meter);
- •
er moet sprake zijn van het zelfstandig kunnen maken van transfers;
- •
er niet op een andere wijze kan worden voorzien in deze vervoersbehoefte zoals met een hand- of duwrolstoel of een aangepaste (niet algemeen gebruikelijke) fiets;
- •
het collectief vervoer alléén niet in de vervoersbehoefte kan voorzien;
- •
de inwoner aantoonbaar zelf het vervoersmiddel (verkeers-)veilig kan bedienen en besturen.
U kunt in aanmerking komen voor een maatwerk vervoersvoorziening in de vorm van een scootmobiel, als dit de goedkoopst adequate oplossing is.
Stalling
Tijdens het onderzoek wordt er gekeken of de scootmobiel op een adequate locatie gestald kan worden. Dit houdt in de scootmobiel veilig en droog gestald kan worden. Een aanwezige schuur, berging, garage, bijkeuken, woning of tuinhuisje kan als adequaat worden beschouwd. Bij de stalling wordt er ook gekeken naar de brandveiligheid (bijv. vrijhouden van vluchtwegen). Heeft de inwoner geen mogelijkheden tot het adequaat stallen van de scootmobiel, dan kan het realiseren daarvan onder de ondersteuningsplicht van de gemeente vallen.
Weigeringsgrond
Wanneer het niet mogelijk is om een adequate stalling te realiseren, dan kan een scootmobiel geweigerd worden. Er wordt dan wel gekeken door de gemeente of uw participatieprobleem op een andere manier opgelost kan worden, door het inzetten van collectief vervoer.
Rijvaardigheid
Bij het bepalen of een scootmobiel passend is in een situatie, wordt – zoals genoemd onder de criteria – ook rekening gehouden met uw rijvaardigheid. Wanneer hierover twijfels bestaan, zal de gemeente besluiten om de rijvaardigheid te laten toetsen door middel van een medisch advies of door het volgen van rijvaardigheidslessen. Hierbij kan eerstelijnszorg, zoals een ergotherapeut, worden ingezet om rijvaardigheid aan te leren. Het medisch advies of de rijvaardigheidslessen zijn noodzakelijk voordat de voorziening kan worden verstrekt.
3.3.4 aangepaste fiets
Algemeen gebruikelijk
Een fiets met lage instap, een fiets met hulpmotor of een elektrische fiets zijn niet speciaal ontworpen voor mensen met een beperking. Deze fietsen worden in de reguliere handel verkocht en kunnen financieel gedragen worden met een inkomen op minimumniveau. Daarom worden deze fietsen als algemeen gebruikelijk gezien.
3.3.5 Een auto-aanpassing
Collectief vervoer is in de meeste gevallen de goedkoopst adequate vervoersvoorziening. Wij vinden het belangrijk dat kinderen tot 18 jaar mee kunnen reizen met hun gezin. Wij kunnen aan gezinnen met een kind dat nog geen 18 jaar is, een beperking heeft en zich niet kan verplaatsen in de eigen leefomgeving, een auto-aanpassing verstrekken.
Een auto-aanpassing wordt aangebracht op een auto die de inwoner zelf aanschaft. Hierbij wordt gekeken naar de technische staat van de auto en hoe oud de auto is. Is een auto ouder dan 7 jaar, dan verstrekt de gemeente geen auto-aanpassing meer. De auto-aanpassing bestaat uit:
- •
oprijgoten of een oprijplateau voor de rolstoel van het kind;
- •
rolstoelvergrendeling;
- •
vloeraanpassing in verband met de vergrendeling van de rolstoel;
- •
een RDW-keuring.
Een plateaulift wordt pas verstrekt nadat uit een onderzoek, eventueel aangevuld met extern advies, is gebleken dat de specifieke aanpassing aan de personenbus noodzakelijk is om een kind te vervoeren.
Het aanschaffen van stuur- en rembekrachtiging, een automatische versnelling of hoge instap wordt in de meeste gevallen als algemeen gebruikelijk gezien. Wij zullen hierbij altijd de individuele situatie van de inwoner bekijken, om te beoordelen of een aanpassing algemeen gebruikelijk is.
Een auto-aanpassing wordt verstrekt in de vorm van een financiële tegemoetkoming. Wij vragen u, om twee offertes van verschillende aanbieders op te vragen. Aan de hand deze offertes bepalen wij de hoogte van de tegemoetkoming. Hierbij gaat de gemeente uit van de goedkoopst adequate oplossing.
Vergoeding voor gebruikskosten eigen auto of individuele (rolstoel)taxi
Wanneer uit een medisch advies blijkt dat collectief vervoer niet passend is, kunnen wij een vergoeding verstrekken voor de gebruikskosten van een eigen auto of individuele (rolstoel)taxi. Deze vergoeding wordt verstrekt in de vorm van een financiële tegemoetkoming.
3.3.6 Hoogte tegemoetkoming vervoersvoorzieningen
Bij vervoer door een taxi of rolstoeltaxi zijn er twee vormen:
- 1.
Vervoersvoorziening in natura.
Collectief vervoer wordt in natura aangeboden. Voor het collectief vervoer (flexRRReis) betaalt een Wmo-reiziger voor een rit een opstaptarief van € 0,75 en € 0,20 voor iedere kilometer. Bij de overige vervoersvoorzieningen in natura, zoals een rolstoel of een scootmobiel, betalen wij de leverancier.
- 2.
Vervoersvoorziening in de vorm van een vervoersbudget.
Een vervoersbudget is alleen mogelijk wanneer collectief vervoer geen passende oplossing is. Er is, in tegenstelling tot andere voorzieningen, geen keuzevrijheid voor het kiezen voor een pgb wanneer de inwoner gebruik kan maken van het collectief vervoer. Dit is omdat collectief vervoer een algemene voorziening is en mensen met een Wmo-indicatie een korting voor het gebruik krijgen. Deze korting is niet om te zetten in een pgb. De kosten van het gebruik van de taxi of rolstoeltaxi worden rechtstreeks door ons aan de aanbieder betaald. De hoogte van dit budget is maximaal €100,- per maand. Dit bedrag is gebaseerd op het tarief voor collectief vervoer. Er wordt maximaal voor 2.000 kilometer per jaar vergoed.
Eigen auto
Het bedrag dat per jaar verstrekt wordt voor gebruik van een eigen auto, bedraagt maximaal € 435,- per jaar. De tegemoetkoming voor de vervoersvoorzieningen wordt per kwartaal betaald. De vergoeding voor het gebruik van de eigen auto is een vooraf vastgestelde vergoeding die aan het begin van elk kwartaal wordt uitbetaald.
3.3.7 Rolstoel
Een rolstoel kan helpen met het verplaatsen in en rondom de woning. Het verplaatsen in en om de woning kan op verschillende manieren: met een rollator, lopend met krukken, met een trippelstoel of met een rolstoel. Van deze voorzieningen valt alleen de rolstoel onder de Wmo.
Wanneer de inwoner zichzelf dagelijks zittend moet verplaatsen in en om de woning, dan komt deze in aanmerking voor een maatwerk rolstoel. Wanneer de rolstoel af en toe wordt gebruikt, waarbij de rolstoel in de auto wordt meegenomen om elders te gebruiken (bijvoorbeeld bij het winkelen of bij uitstapjes), valt dit niet onder het met een maatwerkvoorziening te bereiken resultaat.
De gids maakt naar aanleiding van het keukentafelgesprek de beslissing of de inwoner in aanmerking komt voor een maatwerk rolstoel. De specifieke vereisten van een maatwerk rolstoel worden beoordeeld door de leverancier van het middel. Wanneer de inwoner niet in aanmerking komt voor een maatwerkrolstoel, geeft de gids tips voor andere oplossingen.
Vorm verstrekking rolstoel
De rolstoel kan in twee vormen worden verstrekt, namelijk via zorg in natura of een persoonsgebonden budget (pgb). Met een rolstoel in natura regelt de gemeente dat de inwoner de rolstoel ontvangt via een leverancier en zijn alle kosten van onderhoud en verzekering inbegrepen.
Bij een pgb krijgt de inwoner een budget waarmee de rolstoel zelf aangeschaft kan worden. Het budget is niet hoger dan de prijs van een vergelijkbare rolstoel in natura. De gemeente gaat bij gelijkblijvende omstandigheden er vanuit dat de rolstoel minimaal 6 jaar gebruikt wordt en is de inwoner zelf verantwoordelijk voor het onderhoud, reparatie en verzekering van het hulpmiddel. Het pgb vullen wij aan met de kosten van het onderhoud en verzekering en bedraagt 5% per jaar van de kostprijs.
Algemene voorzieningen
Wanneer een maatwerk rolstoel niet van toepassing is, dan kan er gebruik gemaakt worden van een algemene rolstoelvoorziening. Voor een dagje uit of een middagje winkelen kan bijvoorbeeld een rolstoel worden gehuurd bij een uitleenpunt.
3.3.8 Sportvoorziening
Voor een sportrolstoel wordt een tegemoetkoming verstrekt. De hoogte van deze tegemoetkoming bedraagt maximaal € 2.836,- . Dit bedrag is bedoeld als tegemoetkoming in aanschaf, onderhoud en reparatie van een sportrolstoel voor een periode van minimaal 3 jaar. Deze financiële tegemoetkoming hoeft niet helemaal kostendekkend te zijn.
Om in aanmerking te komen voor een sportrolstoel moet aan de volgende voorwaarden voldaan worden:
- •
u wil een sport gaan beoefenen of doet aantoonbaar aan een bepaalde sport. Dit kan een inwoner bijvoorbeeld aantonen middels een bewijs van lidmaatschap van de sportvereniging of facturen;
- •
u bent zonder sportrolstoel niet in staat tot uitoefening van die sport;
- •
door de sport ontmoet u andere mensen en kunt u uw sociale kring uitbreiden.
Na de periode van 3 jaar kunnen onderhoudskosten worden vergoed, als de voorziening technisch is gekeurd en is goedgekeurd door de gemeente.
Om (opnieuw) in aanmerking te komen voor een sportrolstoel is de technische levensduur van belang. Alleen wanneer de technische levensduur ten einde is, bestaat er een mogelijkheid om opnieuw in aanmerking te komen voor een financiële tegemoetkoming. Dit kan vastgesteld worden door een keuringsrapport.
3.4 Overgang 18- naar 18 +
Voor jongeren die 18 worden, verandert er veel in hun leven. Zij worden op hun 18de verjaardag voor de wet volwassen. De wetgeving op de leefgebieden onderwijs, werk en inkomen, zorg, ondersteuning en veiligheid verandert ook mee. In bijlage 7 staat het wetten schema die deze overgang weergeeft.
Wanneer je als jongere 16 jaar bent, kun je voor het eerst te maken hebben met een Wmo-gids. Afhankelijk van je hulpvraag, zal de jeugdgids een Wmo- en/of participatie-wet- gids betrekken bij het opstellen van het ondersteuningsplan. Wanneer verwacht wordt dat de hulp na je 18e over zal gaan naar de Wmo, dan zal eerst worden onderzocht of een aanbieder die gecontracteerd is voor zowel jeugdhulp als hulp op grond van de Wmo, de noodzakelijke hulp kan bieden.
Plan 18
Als ondersteuning nodig is na je 18e verjaardag dan vul je, samen met je ouder en/of zorgaanbieder, Plan 18 in. Wanneer je niet thuis woont, is wonen een onderdeel van dit plan. Bij 17,5 jaar bespreekt de gids jeugd het plan met de betrokkenen. Hier is ook een Wmo-gids bij aanwezig. Zie bijlage 8 voor een voorbeeld van een plan 18.
Hoofdstuk 4 De vorm van ondersteuning
In hoofdstuk 4 van de Verordening sociaal domein gemeente Dronten wordt uitgelegd in welke vormen de gemeente maatschappelijke ondersteuning kan bieden. In dit hoofdstuk staan de aanvullende regels over zorg in natura (ZIN), persoonsgebonden budget (pgb) en de financiële tegemoetkoming.
4.1 Zorg in natura
Over het algemeen verstrekken wij maatwerk als zorg in natura (ZIN). Dat betekent dat u de voorziening, waarvoor u in aanmerking komt, geleverd krijgt naar aanleiding van het onderzoek van de gids. Wij hebben in dat geval een contract afgesloten met een leverancier/zorgaanbieder die deze voorziening levert. Een voorziening die verstrekt wordt in ZIN wordt meestal aangeboden:
- •
in eigendom;
- •
in bruikleen;
- •
bij wijze van persoonlijke dienstverlening.
4.1.1 In eigendom of in bruikleen
Als wij maatwerk in eigendom aanbieden, dan krijgt u de voorziening in eigendom verstrekt. Wij doen dit bijvoorbeeld vaak met kleine hulpmiddelen. Verstrekken wij de voorziening in bruikleen, dan blijft de voorziening eigendom van de leverancier of van de gemeente en mag u de voorziening gebruiken. Hiervoor tekent u een bruikleenovereenkomst. Heeft u de voorziening niet meer nodig, dan kunnen wij de voorziening innemen of opnieuw verstrekken aan een andere inwoner. Wij doen dit bijvoorbeeld bij (simpele) rolstoelen of driewielers.
4.1.2 Onderhoud en reparatie
Bij een maatwerkvoorziening in natura wordt er tussen u en de leverancier vaak een overeenkomst gesloten met betrekking tot onderhoud en reparatie van het hulpmiddel.
4.1.3 Dienstverlening
Bij een maatwerkvoorziening in natura kunt u gebruik maken van een door de gemeente gecontracteerde aanbieder die de gevraagde dienstverlening aanbiedt. Voor begeleiding, hulp in het huishouden en dagbesteding is dit een aanbieder die een contract heeft voor het gevraagde product.
4.2 Persoonsgebonden budget
In de verordening staan regels voor als u maatwerk-ondersteuning in de vorm van een Persoonsgebonden budget (pgb) krijgt. In dit hoofdstuk leest u aanvullende regels voor een pgb.
Een pgb is geen vorm van ondersteuning, maar een manier waarop ondersteuning betaald kan worden. Nadat de gemeente heeft vastgesteld dat maatwerk-ondersteuning nodig is, onderzoeken wij in welke vorm de ondersteuning verstrekt moet worden. Dat kan zijn in natura. In dat geval regelt de gemeente dat de aanbieder betaald wordt.
Het kan ook zijn dat maatwerkondersteuning in de vorm van een pgb wordt ingezet. In dat geval is er een budgetbeheerder die zorgt dat de aanbieder betaald wordt. Andere belangrijke taken van de budgetbeheerder zijn: contracten afsluiten, de gemeente op de hoogte houden van de voortgang van de hulp, zorgen dat de hulp van goede kwaliteit is, de administratie bijhouden en zorgen voor evaluatie- en eindverslagen.
Hiervoor is al aangegeven dat een pgb geen vorm van hulp is, maar een van de manieren waarop de hulp betaald kan worden. Het onderzoek dat de gemeente doet bij een pgb-aanvraag is daarom ook niet anders dan het onderzoek bij een andere Wmo aanvraag. Dat betekent dat wij dezelfde stappen doorlopen, als wanneer u om maatwerk-ondersteuning in natura vraagt.
4.2.1 Pgb door iemand uit het sociaal netwerk
Als wij vast stellen dat maatwerk-ondersteuning noodzakelijk is, kan iemand uit uw omgeving deze ondersteuning eventueel bieden. Aan de hand van de regels in de wet, de verordening en deze nadere regels onderzoeken wij of deze persoon vanuit een pgb betaald kan worden:
- 1.
Wij onderzoeken of het bieden van de noodzakelijke hulp door de persoon, al dan niet met behulp van de sociale omgeving, verwacht mag worden. Hierbij kijken wij naar:
- a.
hoe zwaar het is voor de persoon die de hulp gaat bieden;
- b.
welke impact de ondersteuning heeft op de andere gezinsleden van die persoon;
- c.
of bieden van de ondersteuning invloed heeft op het deelnemen aan de maatschappij van die persoon en zijn gezinsleden;
- d.
hoe lang de ondersteuning duurt;
- e.
hoe intensief de ondersteuning zal zijn.
- a.
- 2.
Wij onderzoeken of de persoon die de ondersteuning gaat bieden voldoet aan de volgende kwaliteitseisen:
- a.
uit het pgb-uitvoeringsplan blijkt dat de ondersteuning van goed niveau is en dat de hulp in ieder geval veilig, doeltreffend, doelmatig en cliëntgericht wordt verleend en is afgestemd op uw reële behoefte;
- b.
de persoon die de ondersteuning verleent is in het bezit van een recente verklaring omtrent het gedrag (VOG). Onder recent wordt verstaan: in elk geval niet ouder dan 3 maanden op het moment van toetsing. Deze eis geldt niet voor leden van het gezin van de aanvrager;
- c.
de kwaliteit van de ondersteuning is zodanig dat met die ondersteuning de afgesproken resultaten kunnen worden behaald;
- d.
de ondersteuning past bij uw persoonlijke situatie;
- e.
de ondersteuning is afgestemd met eventuele andere vormen van ondersteuning/hulp/zorg die de inwoner of een eventuele huisgenoot ontvangt;
- f.
de persoon die de ondersteuning verleent meldt iedere calamiteit of vorm van geweld die bij de verlening van ondersteuning plaatsvindt bij de gids;
- g.
de persoon die de ondersteuning verleent, stelt een vertrouwenspersoon in de gelegenheid zijn taak uit te oefenen.
- a.
- 3.
Als blijkt dat de ondersteuner overbelast raakt door het bieden van hulp, dan onderzoekt de gemeente:
- a.
of andere organisaties of personen ingezet kunnen worden om de noodzakelijke hulp te bieden;
- b.
of met het verstrekken van een pgb voor de hulp de draagkracht/draaglastverhouding weer in balans kan worden gebracht.
- a.
- 4.
Als de mogelijkheid onder 3a zich voordoet en toch voor mogelijkheid 3b wordt gekozen, verleent de gemeente alleen een pgb als in het pgb-plan argumenten worden gegeven voor deze keuze. Uit deze argumenten moet dan blijken dat:
-
a. het bieden van de hulp niet ten koste gaat van de draagkracht/draaglastverhouding van de hulp biedende persoon en/of een ander gezinslid;
b. het bieden van de hulp niet ten koste gaat van de participatie van de hulp biedende persoon en/of een ander gezinslid;
c. de hulp biedende persoon bekend is met de werkwijze van de gemeente, waarbij gewerkt wordt aan gestelde resultaten en in staat is volgens die werkwijze te werken;
d. de hulp biedende persoon in staat is samen te werken met eventuele andere hulpverleners;
e. de hulp biedende persoon voldoet aan de kwaliteitseisen die gelden voor de hulp die geboden wordt;
f. voor het beheer van het pgb iemand wordt aangewezen die voldoet aan de regels die de gemeente daarvoor stelt.
-
- 5.
Wij onderzoeken ook of deze persoon de kwaliteiten heeft die nodig zijn om de noodzakelijke ondersteuning te bieden. Wij hanteren de wettelijke kwaliteitseisen voor de gebodene hulp. Daarbij passen wij de norm van de verantwoorde werktoedeling toe. Hierin staan de wettelijke kwaliteitseisen beschreven waaraan de hulp die geboden wordt moet voldoen.
- 6.
Wij onderzoeken in hoeverre een pgb nodig is om de noodzakelijke ondersteuning te bieden. Wij onderzoeken of het ook mogelijk is dat deze persoon ondersteuning biedt zonder dat wij daarvoor een pgb verstrekken.
- 7.
Als uit dit onderzoek blijkt dat er geen pgb nodig is om de hulp te verlenen, dan verstrekken wij deze niet.
Tarieven sociaal netwerk
Als iemand uit het sociale netwerk de hulp in het huishouden en/of individuele begeleiding gaat bieden, is de hoogte van het uurloon PGB (hoogste periodiek behorend bij hulp in het huishouden of begeleiding FWG30) afhankelijk van de daartoe geldende CAO VVT, inclusief vakantietoeslag bij een 36-urige werkweek en de tegenwaarde van de verlofuren.
Voor hulp in het huishouden bepaalt de gids, met behulp van het normenkader, hoeveel minuten
ondersteuning er per week nodig is om het resultaat schoon en leefbaar te behalen. Daarnaast bepaalt de gids de looptijd van de beschikking. De hoeveelheid tijd vermenigvuldigd met het daartoe geldende CAO VVT uurtarief is de hoogte van het pgb tarief. Ook voor individuele begeleiding bepaalt de gids de intensiteit en looptijd van het pgb.
De intensiteit in uren vermenigvuldigd met het daartoe geldende CAO-VVT uurtarief is de hoogte van het pgb tarief.
4.2.2 De inzet van een professionele hulpverlener, betaald vanuit een pgb
Een aanbieder van maatwerkondersteuning beschouwen we als professional als deze voldoet aan de kwaliteitseisen die de wet en de Verordening sociaal domein stellen aan professionele aanbieders.
In aanvulling stelt dit artikel nog de volgende eisen:
- •
De eigenaar en medewerkers van de aanbieder zijn geen eerste- of tweedegraads bloed- of aanverwant van degene aan wie ze ondersteuning bieden;
- •
De aanbieder staat ingeschreven bij de Kamer van Koophandel, waarbij de activiteiten en SBI-codes overeenkomen met de werkzaamheden die in het besluit van de gemeente staan;
- •
De aanbieder en de medewerkers voldoen aan de kwaliteitseisen en beroepscodes die voor de betreffende ondersteuning worden gesteld aan gecontracteerde aanbieders en hun medewerkers;
- •
Het pgb-plan komt volledig overeen met het aanbod van de aanbieder;
- •
De aanbieder beschikt over een goede klachtenregeling;
- •
De aanbieder beschikt over een agressieprotocol;
- •
Om de kwaliteit te waarborgen mag een zorgverlener structureel maximaal 48 uur ondersteuning verlenen. Een langere werkweek is niet toegestaan om overbelasting tegen te gaan;
- •
De aanbieder voldoet aan de norm van verantwoorde hulp, inclusief de verplichting om geregistreerde professionals in te zetten;
- •
De aanbieder gebruikt een hulpverleningsplan of plan van aanpak als onderdeel van verantwoorde hulp;
- •
De aanbieder beschikt over een geldige verklaring omtrent het gedrag (VOG) voor alle medewerkers;
- •
De aanbieder houdt zich aan de verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling;
- •
De aanbieder houdt zich aan de meldplicht calamiteiten en geweld;
- •
De aanbieder houdt zich aan de verplichting om een vertrouwenspersoon in de gelegenheid te stellen zijn taak uit te oefenen.
4.2.3 Het beheer van het pgb
Wanneer u pgb toegewezen krijgt, bent u een budgethouder. Het pgb moet ook beheerd worden. Dit doet de budgetbeheerder. U kunt zelf de budgetbeheerder zijn of vragen om iemand dit voor u te laten doen.
Controle op het pgb
- 1.
De gemeente controleert
- •
of het pgb dat u ontvangt bijdraagt aan de afgesproken resultaten;
- •
of de kwaliteit van de hulp voldoende is;
- •
of de administratie goed bijgehouden wordt.
- •
2. Daarom kunnen wij u vragen om de administratie van het pgb aan de gemeente te laten zien. Wij verwachten van de budgetbeheerder dat hij of zij binnen 24 uur de administratie aan ons kan overhandigen.
3. Uit de administratie wordt duidelijk:
- op welke tijdstippen/dagdelen u ondersteuning heeft ontvangen; en
- hoelang deze ondersteuning duurt; en
- in hoeverre de resultaten inmiddels bereikt zijn.
4. Al Als wij maatwerk-ondersteuning in de vorm van een pgb te verstrekken, maken wij het pgb over aan de sociale verzekeringsbank (SVB). Wij controleren vervolgens of de afspraken die u maakt met de SVB overeenkomen met wat wij besloten hebben.
Eisen aan de budgetbeheerder
De gemeente gaat niet akkoord met een budgetbeheerder als:
-
- bij de inwoner eerder sprake is geweest van fraude/oneigenlijk gebruik; of
-
- de budgetbeheerder niet in staat is beheerstaken te vervullen, bijvoorbeeld vanwege:
-
a. verslaving;
-
b. schulden;
-
c. eerder faillissement/surseance van betaling;
-
d. Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen;
-
e. zwervend bestaan;
-
f. onvoldoende taal/rekenvaardigheid;
-
g. dementie; of
-
- de budgetbeheerder niet op de hoogte is van de eisen van de SVB, de Jeugdwet/Wmo, de verordening en nadere regels; of
-
- de budgetbeheerder een administratiekantoor is; of
-
- de budgetbeheerder ook de voorgestelde hulpverlener of huisgenoot van de voorgestelde hulpverlener is.
De keuze van een budgetbeheerder
Als de voorgestelde budgetbeheerder niet eerder een pgb-budget vanuit de gemeente heeft beheerd, vindt er eerst een gesprek plaats met de toezichthouder Wmo van de gemeente. Hierbij zijn de voorgestelde budgetbeheerder, de pgb-aanvrager en/of zijn gemachtigde, en de gemeente aanwezig. Tijdens dit gesprek wordt de pgb vaardigheid getoetst van de voorgestelde budgetbeheerder, aan de hand van 10 eisen. Deze eisen kunt u terug vinden in bijlage 9.
De gemeente gaat akkoord met een budgetbeheerder als:
- •
de budgetbeheerder ouder is dan 18 jaar;
- •
de budgetbeheerder in staat is de beheerstaken te vervullen;
- •
de budgetbeheerder op de hoogte is van de eisen van de SVB, de Jeugdwet/Wmo, de verordening en nadere regels;
- •
de budgetbeheerder de beheerstaken wil uitvoeren, zonder daarvoor een vergoeding te krijgen;
- •
de budgetbeheerder aantoont dat hij of zij in staat is:
a. een aanbieder te kiezen die u de noodzakelijke hulp kan bieden;
b. sollicitatiegesprekken te voeren;
c. een contract aan te gaan;
d. de persoon die ondersteuning biedt aan te sturen;
e. de kwaliteit van de geleverde ondersteuning te controleren;
f. een juiste administratie bij te houden.
De budgetbeheerder ondertekent het pgb-plan en verklaart zich daarmee bereid, in staat en op de hoogte. De gemeente kan op elk moment onaangekondigd het beheer controleren.
4.2.4 PGB voor aanschaf hulpmiddel of woningaanpassing
Het is mogelijk dat u een pgb ontvangt voor de aanschaf van een hulpmiddel of een woningaanpassing. Wanneer u met het pgb een hulpmiddel en woningaanpassing koopt, wordt u eigenaar van deze voorziening. Wij maken met u afspraken over het gebruik, afschrijftermijn, doorverkoop en eventuele inname wanneer de voorziening niet meer passend is.
4.3 Financiële tegemoetkoming
Wij kunnen maatwerk, in plaats van in Zorg in Natura, ook in de vorm van een financiële tegemoetkoming aanbieden. U ontvangt dan hulp in de vorm van een geldbedrag. Dit bedrag is bedoeld als tegemoetkoming voor de kosten die u maakt om de aangewezen voorziening aan te schaffen of hulp te regelen.
Een voorbeeld is de aanschaf van een sportrolstoel (zoals ook beschreven staat in 3.3.8). U mag zelf een aanbieder of leverancier kiezen en afspraken maken over hoe de ondersteuning wordt geleverd. Een financiële tegemoetkoming is een vooraf bepaald geldbedrag dat de noodzakelijke kosten ongeveer dekt. Een financiële tegemoetkoming hoeft dus niet volledig kostendekkend te zijn.
Kenmerken van een financiële tegemoetkoming zijn:
- •
een financiële tegemoetkoming is een vast geldbedrag;
- •
een financiële tegemoetkoming wordt aan u of aan een gemachtigde van u betaald;
- •
een financiële tegemoetkoming hoeft niet volledig kostendekkend te zijn;
- •
een financiële tegemoetkoming wordt niet verstrekt via de SVB;
- •
wanneer u een financiële tegemoetkoming ontvangt, hoeft u geen eigen bijdrage te betalen voor de specifieke voorziening;
- •
u kiest zelf een aanbieder of leverancier en maakt zelf afspraken over de invulling van de te leveren hulp en/of voorziening.
Inwerkingtreding en overgang
1. Deze nadere regels treden in werking op 13 oktober 2025 en treden in de plaats van de nadere regels Wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Dronten 2024.
2. Deze nadere regels worden aangehaald als nadere regels Wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Dronten 2025.
Bijlage 1: Begrippen nadere regels
Beperking: De vermindering van mogelijkheden als gevolg van een lichamelijke, verstandelijke, zintuiglijke, psychische of psychosociale handicap, die het functioneren op sociaal of maatschappelijk gebied tegenwerkt.
Cliëntondersteuner: Een onafhankelijke ondersteuner die een inwoner informatie, advies en algemene ondersteuning kan geven voor vragen over het sociaal domein. Een cliëntondersteuner is gratis voor de inwoner.
Collectief taxivervoer: Vervoer van deur tot deur, op afroep en met een deeltaxi (ook wel collectief vraagafhankelijk vervoer genoemd).
Dagdeel: Een morgen of middag waarin zorg wordt geleverd. Een dagdeel is 4 uur.
Gebruikelijke hulp: De hulp die over het algemeen mag worden verwacht van de echtgenoot, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten.
Gemeente: Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dronten.
Gesprek: Een gesprek waarin de inwoner zijn hulpvraag, zijn persoonlijke situatie en het effect dat hij wil bereiken bespreekt.
Gids: Een gekwalificeerde medewerker op het gebied van Wmo van de gemeente Dronten, die ondersteuning kan regelen als dat nodig blijkt. De gids heeft de regie en is aanspreekpunt voor zowel een inwoner/gezin als betrokken professionals.
Hardheidsclause:Een hardheidsclausule is een uitzondering op de regels. Hiermee kan de gemeente in bijzondere situaties afwijken van de regels als die regels voor een inwoner oneerlijk of onredelijk zouden uitpakken. Het gaat om uitzonderingen die nodig zijn om maatwerk te kunnen bieden.
(de) Hulp: Een professional die de taken rondom schoon en leefbaarheid uitvoert.
Hulpvraag: De behoefte aan ondersteuning die de inwoner bij de melding heeft.
Inwoner: De persoon die zijn woonplaats heeft binnen de gemeente volgens de regels van het Burgerlijk Wetboek (titel 3, Boek 1 BW) en die daar rechtmatig verblijft.
Maatwerk: Een op de inwoner afgestemde voorziening.
Mantelzorg: Langdurige (onbetaalde) hulp van familieleden of vrienden aan een hulpbehoevende. Dit gebeurt vanuit een sociale relatie en wordt niet gegeven in het kader van een hulpverlenend beroep.
Ondersteuningsplan: Een plan van aanpak dat de gemeente opstelt, waarin de knelpunten staan die de inwoner in het maatschappelijk leven ervaart, waarin de gewenste hulp op een rij wordt gezet en de gemeente mogelijke oplossingen aandraagt.
Participatiewet: Gemeenten hebben de verantwoordelijkheid om inwoners te helpen als zij wel kunnen werken, maar daarbij ondersteuning nodig hebben.
Persoonlijke situatie: Alle omstandigheden, mogelijkheden en persoonskenmerken van de inwoner die van belang zijn, inclusief de behoefte van de inwoner.
Pgb: Persoonsgebonden budget, een geldbedrag waarmee iemand zelf hulp(middelen) in kan kopen.
Pgb-plan: Een plan van aanpak dat de inwoner opstelt over de hulp die hij nodig heeft en die hij met het pgb wil inkopen. In het plan geeft de inwoner onder andere aan welke hulpverlener op welke manier en op welke momenten de noodzakelijke hulp gaat geven en hoe de kwaliteit en de continuïteit van die hulp gewaarborgd worden.
Professionele hulp(verlener): Iemand die beroepsmatig hulp verleent en voldoet aan de eisen die daaraan gesteld zijn.
Sociaal Domein: Alle inspanningen die de gemeente verricht rond werk, participatie en zelfredzaamheid, zorg en jeugd, op basis van de Wmo 2015, de Participatiewet, Jeugdwet en de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening. In de ruime, volledige zin van het woord vallen onder ‘sociaal domein’ ook alle aanverwante taken. Zoals handhaving bij leerplicht, het voorkomen van vroegtijdig schoolverlaten, passend onderwijs, leerlingenvervoer, de reguliere en bijzondere bijstand, schuldhulpverlening en (jeugd)gezondheidzorg.
Sociaal netwerk: Huisgenoten of andere personen met wie de inwoner een sociale relatie heeft (inclusief mantelzorgers).
Voorziening: Hulp in de vorm van een dienst, activiteit, product, pgb, geldbedrag of een combinatie daarvan.
Vrij toegankelijke hulp: Hulp die beschikbaar is zonder verwijzing van een huisarts, medisch specialist, jeugdarts of besluit van de gemeente. Denk hierbij bijvoorbeeld aan wijkteams en De Meerpaal Welzijn.
Wijknetwerk: De samenwerking tussen verschillende partijen binnen een wijk, zoals gemeente, zorgverleners, welzijnsorganisaties, maatschappelijk werk en politie.
Wmo: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015. Via de Wmo ondersteunt de gemeente haar inwoners bij hun wil om zoveel mogelijk de regie over hun situatie in eigen handen te hebben en te houden. Op deze manier kunnen zij zo lang mogelijk thuis blijven wonen en deel (blijven) nemen aan de samenleving.
Woningaanpassing: Een bouwkundige aanpassing aan de woning, zoals een uitbouw, het verbreden van deuren of aanpassing aan de keuken. Een woningaanpassing is onderdeel van de woning en kan moeilijk verwijderd worden.
Woonsituatie: Hoe een inwoner woont. Wat is de samenstelling van het huishouden en hoeveel dagen per week verblijft de inwoner op het opgegeven woonadres.
Woningvoorziening: Een ‘losse’ voorziening voor in de woning zoals een tillift of traplift.
Zorgaanbieder: Aanbieder van maatschappelijke ondersteuning als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wmo 2015.
Bijlage 2: Richtlijn gebruikelijke hulp van ouder(s) voor minderjarige kinderen
Deze richtlijn is (mede) gebaseerd op de Beleidsregels indicatiestelling AWBZ 2014. Voor kinderen geldt dat er een bandbreedte is in het normale ontwikkelingsprofiel. Daarmee wordt een omvang bedoeld van gemiddeld meer dan een uur per etmaal. Dit uur per etmaal is geen boven-gebruikelijke hulp, maar hoort nog tot gebruikelijke hulp.
Kinderen van 0 tot 3 jaar
- •
hebben bij alle activiteiten zorg van een ouder nodig;
- •
ouderlijk toezicht is zeer nabij nodig;
- •
zijn in toenemende mate zelfstandig in bewegen en verplaatsen;
- •
hebben begeleiding en stimulans nodig bij hun psychomotorische ontwikkeling;
- •
hebben een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden.
Kinderen van 3 tot 5 jaar
- •
kunnen niet zonder toezicht van volwassenen. Dit toezicht kan binnenshuis korte tijd op gehoorafstand (bijv. ouder kan was ophangen in andere kamer);
- •
hebben begeleiding en stimulans nodig bij hun psychomotorische ontwikkeling;
- •
kunnen zelf zitten, en op gelijkvloerse plaatsen zelf staan en lopen;
- •
ontvangen zindelijkheidstraining van ouders/verzorgers;
- •
hebben gedeeltelijk hulp en volledig stimulans en toezicht nodig bij aan- en uitkleden, eten en wassen, in- en uit bed komen, dag- en nachtritme en dagindeling bepalen;
- •
hebben begeleiding nodig bij hun spel en vrijetijdsbesteding;
- •
zijn niet in staat zich zonder begeleiding in het verkeer te begeven;
- •
hebben een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden.
Kinderen van 5 tot 12 jaar
- •
hebben een reguliere dagbesteding op school, oplopend van 22 tot 25 uur/week;
- •
kunnen niet zonder toezicht van volwassenen. Dit toezicht kan op enige afstand (bijv. kind kan buitenspelen in directe omgeving van de woning als ouder thuis is);
- •
hebben toezicht nodig en nog maar weinig hulp bij hun persoonlijke verzorging;
- •
hebben begeleiding en stimulans nodig bij hun psychomotorische ontwikkeling;
- •
zijn overdag zindelijk, en 's nachts merendeels ook; ontvangen zonodig zindelijkheidstraining van de ouders/verzorgers;
- •
hebben begeleiding van een volwassene nodig in het verkeer wanneer zij van en naar school, activiteiten ter vervanging van school of vrije tijdsbesteding gaan;
- •
hebben een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden.
Kinderen van 12 tot 18 jaar
- •
hebben geen voortdurend toezicht nodig van volwassenen;
- •
kunnen vanaf 12 jaar enkele uren alleen gelaten worden;
- •
kunnen vanaf 16 jaar dag en nacht alleen gelaten worden;
- •
kunnen vanaf 18 jaar zelfstandig wonen;
- •
hebben bij hun persoonlijke verzorging geen hulp en maar weinig toezicht nodig;
- •
hebben tot 18 jaar een reguliere dagbesteding op school/opleiding;
- •
hebben begeleiding en stimulans nodig bij ontplooiing en ontwikkeling (bv. huiswerk of het zelfstandig gaan wonen);
- •
hebben tot 17 jaar een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden.
Bijlage 3: Meetinstrument overbelasting mantelzorger
Bijlage 4: Normenkader huishoudelijke hulp 2025 (in minuten per week)
Bijlage 5: Normenkader: activiteiten en frequenties
Bijlage 6: Producten individuele begeleiding en dagbesteding
Perceel begeleiding
Uitleg perceel
Een inwoner kan in zijn of haar leven professionele ondersteuning nodig hebben om mee te doen in de samenleving. Een inwoner kan hiervoor begeleiding ontvangen. In de gemeente Dronten is begeleiding ingedeeld in drie leeftijdsgroepen: inwoners tot 18 jaar, inwoners tussen de 16 en 27 jaar en inwoners van 27 jaar en ouder. In dit document richten we ons op de groep 16-27 jaar en 27 jaar en ouder. De groep inwoners tot 18 jaar staan beschreven in de nadere regels voor jeugdhulp.
De begeleiding vindt plaats binnen het leefsysteem van de inwoner en is er zoveel mogelijk op gericht de inwoner te helpen om meer deel te kunnen nemen aan de samenleving. Begeleiding is in principe tijdelijk totdat inwoner weer voldoende zelfredzaam is.
Hieronder wordt eerst per doelgroep de verschillende voorbeelden van resultaten weergegeven waaraan gewerkt kan worden met de inwoner en zijn netwerk. Hierbij is de levensfase waarin een inwoner zich bevindt en de ontwikkelingsleeftijd leidend en niet de daadwerkelijke leeftijd. Daarna worden de resultaten per product verder gespecificeerd op basis van hulpvraag/problematiek.
Doelgroepen
16-27 jaar
Begeleiding voor jongeren en jongvolwassenen van 16 tot 27 jaar richt zich op het ondersteunen van de jeugdige, zodat deze binnen deze periode leert als zelfstandig volwassene deel te nemen aan de samenleving (waaronder ook school of (onbetaald) werk).
Het gaat hierbij om een kleine groep jongeren met eigen problematiek, waarbij sprake is van een (ontwikkelings)achterstand, (langdurige) schooluitval, en/of behoefte aan opgroeiondersteuning of ondersteuning bij (het toewerken naar) zelfstandig wonen. Jongeren worden voor hun 18e jaar voorbereid op de overgang naar volwassenheid en vanaf het 18e jaar worden zij begeleid naar het als volwassen inwoner participeren in de samenleving. De kalenderleeftijd is hierbij niet leidend. Aan de hand van de ontwikkelingsleeftijd wordt een plan gemaakt om te komen tot volwassenheid. Aanbieder heeft kennis van ontwikkelingsfases en is op de hoogte van (veranderingen in) wet- en regelgeving. Aanbieder stelt samen met jongere en het systeem een plan op voor de overgang naar volwassenheid. Aanbieder begeleidt jongere en het systeem in het losmaken/loslaten en werkt toe naar het zelfstandig wonen van de jongvolwassene. Indien de jongere onder de 18 jaar is, dan geldt dat Aanbieder ofwel een begeleider inzet met SKJ-registratie, ofwel de begeleider onder toezicht laat werken van een SKJ geregistreerde medewerker.
27+
Begeleiding voor volwassenen is gericht op verbeteren van de zelfredzaamheid van inwoners en kunnen participeren in de samenleving. Inwoners kunnen op verschillende vlakken ondersteuning nodig hebben zoals:
- •
Zelfstandig leven en zelfredzaamheid. Inwoners hebben ondersteuning nodig op diverse leefgebieden (ZRM) bijvoorbeeld de financiën op orde te krijgen, gezonde keuzes te kunnen maken, kunnen omgaan met hun eventuele beperking of het zelf inzetten van hun netwerk.
- •
Deelnemen aan het maatschappelijk leven. Inwoners hebben ondersteuning nodig om een netwerk op te bouwen, zichzelf te vervoeren of deel te nemen aan georganiseerde activiteiten.
- •
(Onbetaald) werk en opleiding.
- •
Dagstructuur. Inwoners hebben ondersteuning nodig om een regelmatige dag structuur te hebben, een zinvolle dagbesteding of aan de slag te gaan als vrijwilliger.
- •
Voeren van regie. Inwoner heeft ondersteuning nodig om de eigen problemen te herkennen, vaardigheden toe te passen, besluiten te nemen en de gevolgen daarvan te overzien of het maken en houden aan afspraken.
- •
Ontlasten van mantelzorger. Deze begeleiding is gericht opdat de mantelzorger de mantelzorg uit kan blijven voeren. Begeleiding voorkomt klachten als gevolg van overbelasting van de mantelzorger.
Producten
Begeleiding voor inwoners met een lichamelijk, zintuigelijke of chronische problematiek Er is sprake van een lichamelijke en/of een somatische aandoening bij een jeugdige of (jong) volwassene. Deze aandoening is van invloed op de zelfredzaamheid en kan een drempel opwerpen tot zo lang mogelijk zelfstandig wonen in de eigen omgeving. Dit vraagt om extra ondersteuning in de vorm van begeleiding aan huis. De beperking kan hoge eisen stellen aan de partner, kinderen, mantelzorgers. De begeleiding houdt hiermee rekening en levert handvaten voor inwoner en de omgeving om zo goed mogelijk met de problematiek om te gaan en waar mogelijk zelfredzaamheid te bevorderen.
Begeleiding voor inwoners met psychosociale of psychiatrische problematiek
Hier is bij inwoners sprake van psychosociale of psychiatrische problematiek, o.a. autisme, AD(H)D en trauma gerelateerde stoornis. Deze problematiek uit zich meestal in gedragsproblemen en/of emotionele problemen. Dit heeft vaak invloed op één of meerdere van de leef- en/of ontwikkelingsgebieden zoals werk en sociale relaties. De inwoner kan door zijn problematiek om specifieke vaardigheden van de omgeving vragen.
Er kan sprake zijn van een problematische thuissituatie waaronder de relatie met partner, ouders of andere gezinsleden. De begeleiding houdt hiermee rekening en levert handvaten voor inwoner en het systeem om zo goed mogelijk met de problematiek om te gaan en zelfredzaamheid te bevorderen. Ook kan het gaan om motiveren en toe leiden naar andere vormen van hulpverlening, zoals inzet van het voorveld.
Daarnaast kan de regie tijdelijk worden overgenomen totdat de leefgebieden (ZRM), zoals zingeving, financiën, school of werk, stabiel zijn en de inwoner stappen heeft gemaakt richting school en/of (onbetaalde) arbeid.
Begeleiding voor inwoners met (licht) verstandelijke beperking
Hier is sprake van een (licht) verstandelijke beperking waardoor problemen dreigen te ontstaan of zijn ontstaan op het terrein van de zelfredzaamheid en participatie. Wij gaan hierbij uit van een gemiddeld IQ tussen de 70 en 85. De verstandelijke beperking kan voorkomen in combinatie met psychiatrische stoornissen waar bij het één het ander kan beïnvloeden en versterken. De inwoner heeft specifieke begeleiding nodig bij de ontwikkeling om zoveel mogelijk als zelfstandig volwassene deel te kunnen nemen aan de samenleving. Leefgebieden die hierbij een rol kunnen spelen zijn wonen, werk en activiteiten
Begeleiding inwoners met niet aangeboren hersenletsel
Hier is bij inwoner sprake van een somatische aandoening die grote gevolgen kan hebben op iemands cognitieve functies, gedrag en persoonlijkheid. Deze gevolgen hebben vaak invloed op meerdere leefgebieden (ZRM) van een inwoner, zoals sociale relaties en werk. Daarnaast heeft de aandoening ook impact op de omgeving. De begeleiding houdt hiermee rekening en levert handvaten voor inwoner en de omgeving om zo goed mogelijk met de problematiek om te gaan en waar mogelijk zelfredzaamheid te bevorderen.
Begeleiding inwoners met een andere culturele achtergrond
Inzet van begeleiding door cultuur sensitieve professionals die om kunnen gaan met verschillende culturele achtergronden van inwoners en bij voorkeur ook de moedertaal van inwoners spreken. Vanwege de andere culturele achtergrond kan er sprake zijn van meervoudige problematiek, zoals inburgeringsproblematiek, lastige overgang naar de Nederlandse samenleving en/of opvoedproblemen veroorzaakt door het gat tussen oorspronkelijke cultuur en Nederlandse cultuur.
De ondersteuning is alleen voor inwoners van de gemeente Dronten en niet voor bewoners van het AZC
Perceel begeleiding bij meervoudig complexe problematiek
Bij dit perceel gaat het vaak om chronische problematiek op meerdere leefgebieden (ZRM). Het betreft meestal meerdere inwoners die een leefsysteem vormen en op meerdere leefgebieden ondersteuning nodig hebben. Vaak heerst binnen het leefsysteem weerstand tegen hulpverlening. Inzet bij dit perceel richt zich met name op:
- •
Het begeleiden van het systeem en de individuele inwoner.
- •
Het bieden van continuïteit van ondersteuning.
- •
Het fungeren als eerste aanspreekpunt voor het gezin/huishouden.
- •
Het toezien op of organiseren van een goede samenwerking tussen gezin/huishouden, betrokken professionals en de regisseur.
- •
Het (preventief) signaleren van nieuwe of verergerde problematiek en hierop handelen.
De ondersteuning vereist een nauwe samenwerking tussen de verschillende partijen. Hierdoor is de werkwijze in dit perceel anders dan bij de andere percelen. Wanneer er sprake is van Meervoudige complexe problematiek wordt er een regisseur toegewezen die een coördinerende rol heeft. De regisseur is een aanspreekpersoon voor de inwoner(s) en blijft voor een langere tijd betrokken.
Samen met deze regisseur (in de meeste gevallen een medewerker van de gemeente Dronten) wordt de casus besproken met de gecontracteerde aanbieders binnen dit perceel en wordt gezamenlijk een plan opgesteld. In dit plan worden de resultaten beschreven en wordt de mogelijke inzet van de aanbieders duidelijk.
Perceel dagbesteding
Uitleg Perceel
Bij dagbesteding worden er verschillende activiteiten in een groep aangeboden op een locatie in de gemeente Dronten. De activiteiten vinden een of meerdere dagdelen per week plaats onder begeleiding van een professional.
Dagbesteding is bestemd voor inwoners die als gevolg van lichamelijke, somatische, verstandelijke of psychiatrische beperking, problemen hebben om sociale contacten te maken. Dagbesteding wordt ingezet om:
- •
Inwoners te ondersteunen in het maken van stappen richting participatie, vrijwilligerswerk en re-integratie (waaronder ook school).
- •
Een zinvolle besteding van de dag te hebben.
- •
Ontlasting indien mantelzorgers overbelast dreigen te raken.
De activiteiten van de dagbesteding moeten aansluiten bij de interesse en het functioneringsniveau van de volwassene en voldoende uitdaging en flexibiliteit bieden. Onderdeel van de begeleiding bij dagbesteding is het signaleren of alle leefgebieden stabiel blijven.
Bijlage 7: Wettenschema: overgang van zorg 18- / 18+
Bijlage 8: Plan 18 stappenplan
Jouw Regeldingen
1 Kijk wat goed gaat (en zie wat nog beter kan) Klik op de link:
www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/achttien-jaar-worden/vraag-enantwoord/checklist-bij-18-jaar-worden
2 Antwoord de vragen
Na maximaal 7 antwoorden druk je op ‘Toon resultaat’.
3 Download je resultaten
Scroll naar beneden naar het blauwe blokje ‘Download als PDF’ en maak een print. Je kunt het document ook nog opslaan, als je wil.
4 Bekijk je resultaten.
Geef de vette regels een kleurtje met een arceerstift en lees de tekst onder deze gekleurde regels. Plaats een teken bij elk onderwerp: - een krulteken goed geregeld - een uitroepteken nog niet (helemaal) goed geregeld - niets ga ik later lezen.
5 Kies je eigen actielijst
Je kunt het voorbeeld op de website gebruiken of zelf een lijstje maken.
6 Vul je eigen actielijst
Zet de onderwerpen met een uitroepteken op de actielijst.
7 Werk aan jouw actielijst
Kies goede momenten en wees slim: laat je helpen, dat schiet lekker op!
8 Gefeliciteerd, als overal een krul staat ben jij klaar om 18 jaar te worden!
--------------------------------------------------------------------------------------------------Jouw Zelfredzaamheid
1 Kijk wat goed gaat in jouw leven (en zie wat nog beter kan)
Klik op de link: www.mijnzrm.nl/RespStartpaginaen maak je eigen account aan.
2 Beantwoord de vragen
Nadat je de vragen hebt beantwoord kun je jouw resultaten bekijken.
3 Werk aan jouw ZRM
Net als bij de regeldingen kun je werken aan verbetering van jouw leven. Wees slim en laat je helpen!
4 Als je 18 bent geworden
De website ‘Mijn ZRM’ is er voor iedereen, ook voor volwassenen. Doe er je voordeel mee en doe geregeld de test!
Bijlage 9: Tien eisen voor pgb-vaardigheid
De gemeente Dronten controleert niet alleen of u aan de voorwaarden van een persoonsgebonden budget voldoet. Zij controleren ook of u met een persoonsgebonden budget kunt omgaan. Dat heet pgb-vaardigheid. Daarmee willen ze voorkomen dat u in de problemen komt. Bijvoorbeeld omdat u niet weet welke zorg u nodig heeft. Of hoe u goede afspraken maakt met een zorgverlener. U bent pgb-vaardig als u de volgende dingen kunt:
1. Een goed overzicht van uw eigen situatie houden.
En u weet welke zorg u nodig heeft. Of welke zorg de persoon voor wie het budget is nodig heeft. U moet zelf kunnen vertellen welke zorg u nodig heeft. Als u dat niet kunt, kunt u ook zorg in natura ontvangen.
2. Weten welke regels er horen bij een persoonsgebonden budget.
Of u weet waar u die regels kunt vinden. Bijvoorbeeld op de website van de gemeente (aan-z) die u het persoonsgebonden budget geeft. Het helpt als u digitaal vaardig bent. Bijvoorbeeld dat u kunt omgaan met de computer en e-mail.
En websites op het internet kunt bezoeken.
3. Een overzichtelijke pgb-administratie bijhouden.
En ook weet u welk deel van het persoonsgebonden budget al uitgegeven is. Een overzichtelijke pgb-administratie is niet alleen handig voor uzelf. U kunt de administratie ook nodig hebben als de pgb-verstrekker (bijvoorbeeld de gemeente) daarom vraagt.
4. Communiceren met de gemeente, zorgverzekeraar of zorgkantoor, de SVB en zorgverleners.
U moet uit uzelf en zelfverzekerd kunnen communiceren met andere partijen. Bijvoorbeeld op tijd brieven van de zorgverzekeraar beantwoorden. Of telefoongesprekken voeren met zorgverleners. En als er iets verandert, moet u dat zelf aangeven.
5. Zelfstandig handelen en zelf voor zorgverleners kiezen.
Als u een persoonsgebonden budget ontvangt, moet u zelf zorgverleners uitzoeken. En afspraken maken over de zorg die ze u gaan geven. En over hun uurtarief en hun uren.
6. Zelf afspraken maken en deze afspraken bijhouden. En zich hier aan houden.
U moet tussendoor controleren of alles volgens afspraak verloopt. Bijvoorbeeld of de zorgverlener genoeg uren maakt. Omgekeerd moet u kunnen laten zien dat u de zorg inkoopt waarvoor u het geld gekregen hebt.
7. Beoordelen of de zorg uit het persoonsgebonden budget bij u past.
En of de kwaliteit van de zorg in orde is. Als u de zorg niet goed vindt, kunt u uitleggen waarom. Als de zorg niet volgens afspraak verloopt, moet u zelf kunnen ingrijpen. Bijvoorbeeld door de zorgverlener op te bellen. En uit te leggen wat er niet goed gaat.
8. Zelf de zorg regelen met 1 of meer zorgverleners.
En dat zo regelen dat er altijd zorg is. Ook als de zorgverlener ziek is of op vakantie gaat. U moet zelf zorgverleners kunnen kiezen die goed bij uw situatie passen. En u moet zelf opletten of zij hun werk goed doen. Als de zorgverlener ziek is, moet u zelf vervanging regelen.
9. Zorgen dat de zorgverleners die voor u werken weten wat ze moeten doen.
En u durft een gesprek te beginnen als zij hun werk niet goed doen. Als u de zorgverlener betaalt, dan bent u zijn werkgever of opdrachtgever. U moet dan goed kunnen vertellen wat ze moeten doen.
10. U weet wat u moet doen als werkgever of opdrachtgever van een zorgverlener.
Het is niet erg als u sommige regels over hoe een werkgever of opdrachtgever moet zijn niet kent. Bij- voorbeeld bij ontslag van een zorgverlener. Maar u moet de informatie daarover wel zelf kunnen vinden. Bijvoorbeeld bij instanties die hierover advies geven.
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl