Beleidsregels Jeugdhulp gemeente Hoorn 2025

Geldend van 10-10-2025 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-07-2025

Intitulé

Beleidsregels Jeugdhulp gemeente Hoorn 2025

Zaaknummer: 2286306

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1.

    In deze nadere regels wordt verstaan onder:

    • a.

      beschikking: Een formeel besluit van de gemeente voor jeugdige/gezin, waarin het besluit over een aanvraag voor jeugdhulp staat.

    • b.

      Budgethouder: degene die ondersteuning/hulp heeft vanuit de Jeugdwet en dit in de vorm van een pgb ontvangt.

    • c.

      Budgetbeheerder: een vertegenwoordiger die ingesteld is door een budgethouder en het pgb-budget beheert en toezicht houdt op de kwaliteit van de met een pgb ingekochte ondersteuning/hulp.

    • d.

      College: het college van burgemeester en wethouder(s) van de gemeente Hoorn;

    • e.

      Familiegroepsplan: een plan dat ouders/ gezinnen samen met familie, vrienden en anderen uit hun omgeving kunnen maken om een vraag of probleem aan te pakken.

    • f.

      Hoofdaannemer: de zorgaanbieder die een individuele voorziening levert en hiervoor een andere zorgaanbieder betrekt om het doel vastgelegd in het hulpverleningsplan te behalen;

    • g.

      Jeugdige: persoon die gebruik maakt van een overige voorziening of aan wie een individuele voorziening of persoonsgebonden budget is verstrekt, als bedoeld in artikel 1.1 Jeugdwet

    • h.

      lokale toegang/1.Hoorn: de voorziening die een gemeente heeft ingericht om hulp/ondersteuning te bieden aan jeugdige of gezin en tevens de lokale toegang tot (hoog)specialistische jeugdhulp. Dit is het gebiedsteam 1.Hoorn, het multidisciplinair team dat de hulpvraag van de jeugdige en/of zijn ouders behandelt. De focus van de lokale toegang ligt op het versterken van de eigen regie/kracht van de jeugdige, gezin, het vergroten van zelfredzaamheid;

    • i.

      Onderaannemer: een door de hoofdaannemer ingezette zorgaanbieder die specifieke onderdelen van de jeugdhulpverlening op zich neemt in opdracht van de hoofdaannemer.

    • j.

      Ouders: de ouder(s) van de jeugdige dan wel zijn wettelijk vertegenwoordiger(s);

    • k.

      Pgb-plan: plan waaruit blijkt dat de jeugdige en/of zijn ouders zich gemotiveerd op het standpunt stellen dat een individuele voorziening via het zorgaanbod van gecontracteerde zorgaanbieders niet passend is en hoe zij de zorg willen gaan inzetten.

    • l.

      Verordening: de Verordening Jeugdhulp gemeente Hoorn 2025.

    • m.

      Voorveld: het voorveld omvat ondersteuning, hulp en signalering voordat iemand terechtkomt in de jeugdhulpverlening waar een toegangsbeoordeling en beschikking van 1.Hoorn voor nodig is. Het streven is om de hulpvraag zo goed als mogelijk op te lossen in het voorveld, zodat een verwijzing naar (hoog) specialistische jeugdhulp niet nodig is.

  • 2.

    Alle begrippen die in deze nadere regels worden gebruikt en niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Verordening Jeugdhulp, de Jeugdwet, de Regeling jeugdwet en de Algemene wet bestuursrecht.

Hoofdstuk 2 Individuele voorzieningen

Artikel 2 Individuele voorzieningen en componenten

In dit hoofdstuk staan de individuele voorzieningen die zijn ingekocht beschreven. Zoals ook in de verordening is opgenomen zijn de individuele voorzieningen verdeeld in specialistische jeugdhulp, hoog specialistische jeugdhulp en verblijf.

Artikel 3 Specialistische Jeugdhulp

  • 1.

    Specialistische jeugdhulp betreft doorgaans enkelvoudige hulpvragen, waarbij de benodigde inzet op basis van de voorinformatie en probleemformulering voorspelbaar is. Het verloop van het traject is daarmee planbaar. Er is sprake van een beperkt aantal contactmomenten of beperkte hoeveelheid tijd per maand aan inzet die nodig is vanuit de Jeugdhulpaanbieder. Er is doorgaans inzet vanuit één Jeugdhulpaanbieder nodig. De Jeugdhulpaanbieder houdt oog voor het gehele gezin en eventueel overstijgende zorgvragen voor gezinsleden.

  • 2.

    De volgende zorgvormen zijn beschikbaar voor specialistische jeugdhulp:

  • a.

    Diagnostiek en behandeling generalistische basis GGZ;

  • b.

    (intensieve) Ambulante begeleiding;

  • c.

    Dagbesteding;

  • d.

    Respijtzorg.

  • 3.

    De doelgroep voor specialistische jeugdhulp zijn:

  • a.

    Jeugdigen in de leeftijd nul tot en met zeventien jaar;

  • b.

    Jeugdigen en jongvolwassenen die:

  • I.

    reeds voor hun achttiende levensjaar hulp hebben ontvangen binnen de Jeugdwet en;

  • II.

    op basis van de verlengde Jeugdwet hiervoor in aanmerking komen.

  • 4.

    De Jeugdhulpaanbieder dient tenminste de volgende taken zelf uit te voeren:

  • a.

    Het in samenspraak met de jeugdige opstellen van het eigen hulpplan met de daarin te behalen doelen;

  • b.

    Organiseren van samenwerking en afstemming met andere betrokkenen, waaronder het voorveld, Jeugdhulpaanbieder(s) en het onderwijs, om integrale en kwalitatieve hulp te bieden;

  • c.

    Waar van toepassing, afstemming met de lokale toegang gedurende de gehele periode van hulp aan een jeugdige;

  • d.

    Indien van toepassing, in samenspraak met de jeugdige opstellen van het perspectiefplan;

  • e.

    Voeren van casusregie over de uitvoering van de hulp, gekoppeld aan de resultaten en toewijzing;

  • f.

    Afschalen van specialistische jeugdhulp naar het voorveld en zorgdragen voor een soepele overdracht door het delen van kennis en expertise;

  • g.

    Waar van toepassing begeleiden van de jeugdige/ gezin naar hulp vanuit bijvoorbeeld Wonen met Ondersteuning Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en de Wet Langdurige Zorg (WLZ) en/of het aangaan van een samenwerking. De jeugdige en/of gezin kan hierbij ook ondersteund worden door een Onafhankelijke clientondersteuner.

  • 5.

    De Gemeente heeft specialistische jeugdhulp verdeeld in laag en midden complexe jeugdhulp:

  • a.

    Laag complexe jeugdhulp betreft over het algemeen beginnende problematiek. Er wordt lichte begeleiding of er worden lichtere vormen van opvoedondersteuning geboden. De inzet van de hulp is doorgaans kortdurend van aard en/ of de inzet van de ondersteuning kent beperkte contactmomenten per maand. De gemeente ambieert deze gedurende de looptijd van de overeenkomst nader in te richten in het voorveld.

  • b.

    Midden complexe jeugdhulp kenmerkt zich door een toenemend risico op een stagnerende ontwikkeling op één of meerdere leefgebieden, zoals gedragsontwikkeling, psychische problematiek, leeftijdsadequate ontwikkeling, (maatschappelijke) participatie, autonomie en/ of identiteitsontwikkeling, veerkracht en weerbaarheid. Tevens kan er sprake zijn van problematiek bij de ouder(s) en/of veiligheidsrisico’s in het (gezins-)systeem. Bij midden complexe jeugdhulp is altijd sprake van een vorm van behandeling als onderdeel van de inzet om de problematiek te verminderen of op te heffen.

  • 6.

    Verwijzingen door een Gecertificeerde Instelling vallen per definitie onder midden of hoog specialistische jeugdhulp. Dit komt voort uit het gegeven dat bij gezinnen met een kinderbeschermingsmaatregel, opgelegd door de kinderrechter, sprake is van (ernstige) zorgen over het veilig opgroeien van de jeugdige. Wel kan er sprake zijn van een samenwerking met een jeugdhulpaanbieder voor een deel van de begeleiding, die valt onder laagcomplexe jeugdhulp of het voorveld.

Artikel 4 Ondersteuningsprofielen en intensiteiten binnen specialistische jeugdhulp

  • a.

    Er wordt gewerkt met ondersteuningsprofielen en intensiteiten voor jeugdigen en/of hun ouders;

  • b.

    Ondersteuningsprofiel: de aard van de ondersteuningsbehoefte van de cliënt, gecategoriseerd in de volgende ondersteuningsprofielen:

  • 1.

    Behoefte aan het bevorderen van de ontwikkeling van de jeugdige met psychosociale problemen;

  • 2.

    Behoefte aan het vergroten van specifieke opvoedvaardigheden van ouders met jeugdigen met ontwikkelings- en/of gedragsproblemen;

  • 3.

    Behoefte aan het vergroten van specifieke opvoedingsvaardigheden van ouders met eigen problemen (bv. ziekte of beperking) en het bevorderen van de ontwikkeling van de jeugdige;

  • 4.

    Behoefte aan begeleiding voor jeugdigen met een beperking en ondersteuning aan de ouder(s);

  • 5.

    Behoefte aan behandeling in combinatie met begeleiding voor jeugdigen met een beperking;

  • 6.

    Behoefte aan behandeling in combinatie met begeleiding als gevolg van een lichamelijke beperking;

  • 7.

    Behoefte aan verminderen ontwikkelings- en gedragsproblemen en bevorderen van de ontwikkeling van jeugdige door behandeling;

  • 8.

    Behoefte aan leren van vaardigheden door intensieve begeleiding en behandeling voor het bevorderen van de ontwikkeling van jeugdigen die opgroeien in gezinnen met problematiek op meerdere leefgebieden.

  • c.

    Het college bepaalt het ondersteuningsprofiel voor de jeugdige en stelt samen met de jeugdige en/of de ouders het te behalen resultaat vast.

  • d.

    Op basis van een ondersteuningsprofiel wordt een individuele voorziening toegekend.

  • e.

    De hulpaanbieder bepaalt samen met de jeugdige en/of de ouders de intensiteit die bij het ondersteuningsprofiel past.

  • f.

    De hulp binnen een ondersteuningsprofiel is verdeeld in intensiteiten:

1.Perspectief;

Lichte, in principe enkelvoudige problematiek die via kortdurende, niet-intensieve hulp, kan worden opgelost. De hulp kan binnen een beperkt aantal contactmomenten of beperkte hoeveelheid tijd per maand worden geboden. Het resultaat van de hulp is ontwikkelen, herstellen en stabiliseren. De hulpvraag is opgelost. Het resultaat wordt in principe binnen het toegewezen traject bereikt. De gemiddelde trajectduur is drie (3) tot zes (6) maanden.

2.Intensief;

Middelzware, maar in principe nog enkelvoudige problematiek, die via meer intensieve hulp binnen de middellange termijn worden opgelost. Het aantal contactmomenten of de hoeveelheid ingezette tijd per maand ligt over het algemeen hoger dan bij perspectief. Het resultaat van de hulp is ontwikkelen, herstellen en stabiliseren. De hulpvraag is opgelost. Het resultaat wordt in principe binnen het toegewezen traject bereikt. De maximale trajectduur is twaalf (12) maanden

3.duurzaam licht;

Chronische vorm van ondersteuning, die in principe (levens)lang kan duren, maar de ondersteuning is niet intensief en kan binnen een beperkt aantal contactmomenten of beperkte hoeveelheid tijd per maand worden geboden. Het resultaat van de hulp is stabiliseren. De hulpvraag is langdurig of blijvend van aard. De minimale trajectduur is twaalf (12) maanden en kan meerjarig zijn.

4.duurzaam zwaar;

Zelfde kern als bij Duurzaam-Licht, maar zwaardere problematiek. Er is meer en vaker hulp nodig, soms zelfs meerdere uren per dag. Het resultaat van de hulp is stabiliseren. De hulpvraag is langdurig of blijvend van aard. De minimale trajectduur is twaalf (12) maanden en kan meerjarig zijn. Bij deze doelgroep kan onderzocht worden of de Wet Langdurige Zorg op termijn passend is.

Artikel 5 Hoogspecialistische jeugdhulp

  • 1.

    Hoog specialistische jeugdhulp betreft meervoudige, urgente en/of zeer specifieke (niet vaak voorkomende) hulpvragen. Kenmerkend is dat de zorg vaak onvoorspelbaar is en dat er op meerdere levensdomeinen hulpvragen spelen. Om de juiste zorg te bieden is een integrale samenwerking, ketenbreed, noodzakelijk.

  • 2.

    De volgende zorgvormen zijn beschikbaar voor hoog specialistische jeugdhulp:

  • a.

    Diagnostiek en behandeling specialistische GGZ;

  • b.

    Intensieve ambulante begeleiding;

  • c.

    Dagbesteding/ dagbehandeling;

  • d.

    Ambulante crisishulp;

  • e.

    Forensische jeugdhulp.

  • 3.

    Het verschil tussen de zorgvormen a tot en met d en zorgvorm e:

  • a.

    Bij reguliere hoog Specialistische jeugdhulp staat de hulpvraag van de jeugdige/gezin, vaak de grondslag van de problematiek, voorop;

  • b.

    Bij hoog Specialistische forensische jeugdhulp staan het gevaarcriterium en het risicogericht behandelen voorop.

  • 4.

    Met hoog specialistische forensische jeugdhulp wordt alle geestelijke gezondheidszorg bedoeld aan jeugdigen van twaalf (12) tot 23 jaar, waarbij:

  • a.

    Of een strafrechtelijke maatregel is opgelegd wegens het plegen van een strafbaar feit volgens het jeugdstrafrecht of adolescentenstrafrecht;

  • b.

    Of een civielrechtelijke maatregel, een civielrechtelijk onderzoek;

  • c.

    Of de zorg wordt geboden in een vrijwillig kader zonder (straf)maatregel.

  • 5.

    De doelgroep voor de hoog specialistische jeugdhulp is een kleine groep jeugdigen met meervoudige, urgente en/of zeer specifieke (niet vaak voorkomende) problematiek met een onvoorspelbaar karakter; de zogenoemde ‘hoog complexe zorg’. Het kan hierbij gaan om jeugdigen/gezinnen waarbij er sprake is van psychiatrische problematiek, een verstandelijke beperking en/of ernstige opvoedproblematiek. Kenmerkend is dat de zorg vaak onvoorspelbaar is en dat er op meerdere levensdomeinen hulpvragen spelen. Om de juiste zorg te bieden is een integrale samenwerking, ketenbreed, noodzakelijk.

  • 6.

    De doelgroep voor hoog specialistische forensische jeugdhulp is een kleine, complexe groep jeugdigen die delict gedrag en/of seksueel of agressief grensoverschrijdend gedrag vertoont (of bij wie de dreiging hiertoe in de nabije toekomst groot is). Het gaat hierbij om risico gestuurde zorg gericht op veiligheid, omdat deze jeugdigen zonder passende en tijdige behandeling een gevaar voor zichzelf en hun omgeving vormen.

  • 7.

    Hoog specialistische jeugdhulpaanbieders dienen te beschikken over een behandelteam met minimaal de volgende disciplines en/of expertises:

  • a.

    Orthopedagoog of psycholoog of systeemtherapeut;

  • b.

    GZ-psycholoog of orthopedagoog-generalist;

  • c.

    Kinder- en jeugdpsychiater of (VG) arts of verslavingsarts.

  • 8.

    Wanneer de Jeugdhulpaanbieder het nodig acht kunnen er ten behoeve van het behalen van het resultaat, aanvullend op bovenstaande zorgvormen, overige zorgvormen uit de Jeugdwet worden ingezet.

  • 9.

    Voor toegang tot hoog specialistische jeugdhulp geldt dat er ten alle tijden instemming van de lokale toegang van de gemeente nodig is, ook wanneer er sprake is van een externe verwijzing. Daarbij geldt er voor hoog specialistische jeugdhulp een Perspectiefplan verplichting.

  • 10.

    De lokale toegang oordeelt of de te verlenen hulp onder specialistische jeugdhulp in de vorm van een arrangement geboden kan worden of dat er een noodzaak is voor het inzetten van hoog specialistische jeugdhulp.

Artikel 6 Jeugdhulp met verblijf

  • 1.

    Jeugdhulp met verblijf is niet vrij toegankelijke 24-uurs ondersteuning met een (hoog-) specialistisch karakter voor jeugdigen die (tijdelijk) niet meer thuis kunnen wonen en die een veilige en geborgen plaats nodig hebben, al dan niet in combinatie met begeleiding en/ of behandeling.

  • 2.

    De doelgroep voor Jeugdhulp met verblijf zijn jeugdigen met (complexe) eigen problematiek, vaak in combinatie met ouders die zich (ernstig) onmachtig voelen in het ouderschap, vaak als gevolg van complexe (eigen) problematiek bij (één van de) ouders. De jeugdige kan als gevolg van bovenstaande (tijdelijk) niet meer in het eigen gezin wonen, waardoor de jeugdige voor korte of voor langere tijd aangewezen is op een vorm van 24-uursverblijf.

  • 3.

    Jeugdhulp met verblijf bestaat uit de volgende vijf (5) zorgvormen die ieder weer zijn opgesplitst in verschillende onderdelen:

    • a.

      Pleegzorg;

  • I.

    Deeltijdpleegzorg;

  • II.

    Voltijdpleegzorg.

  • b.

    Gezinshuizen

  • I.

    Verblijf zonder behandeling

  • II.

    Woon-leefgroep

  • III.

    Ouder-kind zorg

  • IV.

    Kamertraining

  • c.

    Verblijf zonder behandeling

  • I.

    Woon-leefgroep

  • II.

    ii. Ouder-kind zorg

  • III.

    iii. Kamertraining

  • IV.

    iv. Perceel Verblijf zonder behandeling

  • d.

    Verblijf met behandeling

  • I.

    Jeugd-ggz kliniek

  • II.

    ii. Behandelgroep

  • e.

    Kortdurend verblijf

  • I.

    Logeren regulier

  • II.

    ii. Logeren intensief

  • III.

    iii. Crisisverblijf pedagogisch

  • IV.

    iv. Crisisverblijf GGZ

  • 4.

    Er is sprake van deeltijdpleegzorg zoals bedoeld in lid 3.a.i. wanneer de jeugdige voor zes of minder etmalen per week verblijft bij de pleegouders. Deeltijdpleegzorg wordt toegekend op basis van maatwerk. Vanaf de 16e levensjaar kan er, in samenspraak met de jeugdige, besloten worden de pleegzorg te verlengen tot het 21ste levensjaar. Vanaf het 18e levensjaar heeft de jeugdige de optie de pleegzorg te beëindigen.

  • 5.

    Deeltijdpleegzorg zoals bedoeld in lid 3.a.ii. van dit artikel wordt ook ingezet bij een crisisplaatsing pleegzorg. Vanaf de 16e levensjaar kan er, in samenspraak met de jeugdige, besloten worden de pleegzorg te verlengen tot het 21ste levensjaar. Vanaf het 18e levensjaar heeft de jeugdige de optie de pleegzorg te beëindigen.

  • 6.

    Een gezinshuis zoals bedoeld in lid 3.b. van dit artikel is een vorm van jeugdhulp met verblijf - georganiseerd vanuit een natuurlijk gezinssysteem - waar gezinshuisouders volgens het 24x7-principe opvoeding, ondersteuning en zorg bieden aan bij hen in huis geplaatste kinderen en jongeren die tijdelijk of langdurig zijn aangewezen op professionele hulpverlening als gevolg van beschadigende ervaringen en/of kind eigen problematiek. Daarnaast heeft een gezinshuis de volgende kenmerken:

  • a.

    In een gezinshuis woont een jeugdige bij één of twee gezinshuisouders, die vier tot zes kinderen een thuis bieden. Een gezinshuis is voor kinderen tot 18 jaar of verlengd tot 21 jaar;

  • b.

    Gezinshuis wordt structureel toegekend tot het 18e levensjaar van de jeugdige of op basis van maatwerk. Vanaf het 16e levensjaar kan er, in samenspraak met de jeugdige, besloten worden het gezinshuis te verlengen tot het 21ste levensjaar. Vanaf het 18e levensjaar heeft de jeugdige de optie het gezinshuis te beëindigen;

  • c.

    Binnen gezinshuizen zijn er drie (3) intensiteiten: laag, midden en hoog.

  • 7.

    Verblijf zonder behandeling zoals bedoeld in lid 3.c. van dit artikel betreft een combinatie van wonen met vierentwintig (24) uur per dag beschikbare specialistische begeleiding. Behandeling is geen onderdeel van de verblijfslocatie. Enkel wanneer de inzet van ambulante (hoog-)specialistische jeugdhulp aantoonbaar niet binnen de toewijzing Jeugdhulp met verblijf valt kan een tweede toewijzing worden afgegeven.

  • 8.

    Kortdurend verblijf met behandeling, zoals bedoeld in lid 3.d. van dit artikel, betreft een combinatie van wonen met vierentwintig (24) uur per dag beschikbare intensieve specialistische begeleiding én behandeling op de verblijfslocatie. Enkel wanneer de inzet van ambulante (hoog-)specialistische jeugdhulp aantoonbaar niet binnen de toewijzing Jeugdhulp met verblijf valt kan een tweede toewijzing worden afgegeven. Kortdurend verblijf kent twee verschillende verblijfsvormen:

    • a.

      Logeren ter ontlasting van de ouder(s)/ verzorger(s) en/ of stimuleren van de ontwikkeling van de jeugdige. Deze vorm heeft twee intensiteiten:

  • I.

    Regulier

  • II.

    Intensief

  • b.

    Crisisverblijf heeft twee intensiteiten:

  • I.

    Pedagogisch (minimaal één nacht en maximaal achtentwintig (28) dagen).

  • II.

    GGZ (maximaal tweeënveertig (42) dagen).

  • 9.

    De inzet van een voorziening voor verblijf is gericht op zo thuis mogelijk in de eigen omgeving en dit kent de volgende uitgangspunten:

  • a.

    Verblijf in een pleeggezin is voorliggend op de andere verblijfsvormen;

  • b.

    Verblijf zo veel mogelijk in de eigen omgeving is voorliggend;

  • c.

    Wanneer een pleeggezin niet (langer) passend is, is een gezinsgerichte verblijfssetting, zoals een gezinshuis, voorliggend;

  • d.

    Op het moment dat ook deze verblijfsvorm niet passend is, kan er gekeken worden naar verblijf zonder behandeling of verblijf met behandeling;

  • e.

    Voor alle jeugdigen in verblijf is het streven dat zij wisselen van verblijf indien noodzakelijk, maar dat dit ten alle tijden zo min mogelijk plaatsvindt;

  • f.

    Voor alle jeugdigen in verblijf is het streven dat zij kunnen terugkeren naar het eigen gezin, netwerk of uitstromen richting zelfstandig wonen.

  • 10.

    Zak- en kleedgeld regeling: De financiële verantwoordelijkheid, indien ouders niet kunnen voorzien in zak- en kleedgeld, ligt bij de gemeenten. De Gemeente maakt voor de inrichting van deze regeling gebruik van de ‘Handreiking zak- en kleedgeld (2023)’. Omdat de handreiking de reikwijdte van de Jeugdwet hanteert, is deze ook geldig in geval van verlengde jeugdhulp met verblijf. De Jeugdhulpaanbieder draagt zorg voor de daadwerkelijke verstrekking van het zak- en kleedgeld. Hiervoor kan de Jeugdhulpaanbieder via het berichtenverkeer een verzoek tot toewijzing doen (JW 315). De regeling is binnen deze overeenkomst van toepassing op de percelen:

  • a.

    gezinshuizen;

  • b.

    verblijf zonder behandeling;

  • c.

    verblijf met behandeling;

  • d.

    kortdurend verblijf.

  • 11.

    Voor de bekostiging van bijzondere kosten voor pleegzorg hanteert de Gemeente de hiervoor opgestelde handreiking en het vergoedingenoverzicht, waarbij dit tarief voor bijzondere kosten al onderdeel uitmaakt van de vastgestelde tarieven voor pleegzorg.

Artikel 7 Toekennen van individuele voorzieningen

  • 1.

    Binnen één gezin kunnen meerdere individuele voorzieningen en meerdere gecontracteerde jeugdhulpaanbieders nodig zijn. Dit is in principe niet toegestaan, tenzij aan de voorwaarden uit lid 2 van dit artikel en aan de volgende regels voldaan wordt:

  • a.

    Iedere jeugdhulpaanbieder ontvangt een eigen zorgtoewijzing voor dat deel van de resultaten waar hij zorg op inzet;

  • b.

    De jeugdige/ouders ontvangt een beschikking voor iedere vorm van zorg dat wordt ingezet.

  • 2.

    Als wordt voldaan aan de regels zoals opgesomd in lid 1 van dit artikel kunnen uitsluitend de volgende combinatie van zorg(producten), onder voorwaarden, worden toegekend:

    • a.

      Zorgproduct Verblijf en Specialistische jeugdhulp kunnen gecombineerd toegekend worden onder de volgende voorwaarden:

  • I.

    Zorgproducten worden door verschillende gecontracteerde Jeugdhulpaanbieders uitgevoerd of;

  • II.

    Zorgproducten worden door dezelfde jeugdhulpaanbieder uitgevoerd, maar de inzet van Specialistische Jeugdhulp wordt aantoonbaar niet binnen Zorgproduct Verblijf uitgevoerd.

  • b.

    Twee verschillende indicaties van zorgproduct Verblijf kunnen binnen één gezin worden toegekend als:

  • I.

    Zorgproducten worden uitgevoerd door verschillende gecontracteerde Jeugdhulpaanbieders of;

  • II.

    Zorgproducten worden uitgevoerd door dezelfde jeugdhulpaanbieder, maar het is aantoonbaar dat de aanbieder binnen één individuele opdracht meerdere producten uit Jeugdhulp met Verblijf levert.

  • c.

    Zorgproduct Verblijf mag gecombineerd worden met een Landelijk Transitie Arrangement binnen één gezin, indien het wordt uitgevoerd door verschillende gecontracteerde Jeugdhulpaanbieders.

  • d.

    Zorgproduct Verblijf mag gecombineerd met Ernstige Dyslexiezorg worden geboden als dit door verschillende Jeugdhulpaanbieders wordt geboden.

  • 3.

    Bij bepaalde individuele voorzieningen bestaan er 5 losse componenten die met toestemming van de lokale toegang van de Gemeente kunnen worden toegewezen, te weten:

  • a.

    Vervoer;

  • b.

    Medicatiecontrole;

  • c.

    Dagbesteding;

  • d.

    Dagbehandeling

  • e.

    Ambulante crisishulp

  • 4.

    Voor individuele voorzieningen komen jeugdigen in de leeftijd van nul tot en met zeventien jaar in aanmerking. Binnen de scope van deze inkoop vallen ook jeugdigen en jongvolwassenen die reeds voor hun achttiende levensjaar hulp hebben ontvangen binnen de Jeugdwet en op basis van de verlengde Jeugdwet hiervoor in aanmerking komen.

  • 5.

    Verwijzing naar een gecontracteerde zorgaanbieder moet objectief, transparant en non-discriminatoir tot stand komen. Daarvoor geldt voor de lokale toegang de volgende criteria:

  • a.

    De specifieke zorgbehoefte van jeugdige/gezin;

  • b.

    De voorkeur van jeugdige/gezin en zijn netwerk;

  • c.

    Nabijheid Jeugdhulpaanbieder, zo nabij mogelijk bij de huidige woonplaats;

  • d.

    Wachttijden/beschikbaarheid bij Jeugdhulpaanbieder.

  • 6.

    Als op grond van bovenstaande criteria blijkt dat meerdere aanbieders aan deze criteria kunnen voldoen dan kiest de jeugdige/gezin de gewenste Jeugdhulpaanbieder.

Hoofdstuk 3 Toegang jeugdhulp

Artikel 8 Aanvraag jeugdhulp of melding hulpvraag

  • 1.

    De jeugdige/ gezin meldt zich bij de lokale toegang van de Jeugdigen en ouder(s) kunnen een aanvraag indienen bij het college.

  • 2.

    Het college bevestigt de ontvangst van een aanvraag schriftelijk, telefonisch of digitaal.

  • 3.

    In spoedeisende gevallen treft het college zo spoedig mogelijk een passende tijdelijke maatregel.

  • 4.

    Naast de genoemde mogelijkheden in lid 1 en 2 kan de jeugdige en/of zijn ouders zich met een hulpvraag wenden tot de huisarts, jeugdarts of medisch specialist.

  • 5.

    Vanaf de melding van de hulpvraag is er meteen sprake van een aanvraag en gaat de termijn van (acht) 8 weken lopen op grond van de Algemene wet bestuursrecht. De Jeugdwet geeft aan dat het onderzoek zo spoedig mogelijk moet gebeuren.

  • 6.

    Een perspectiefplan, dat is ondertekend door zowel de jeugdige en/of zijn ouder(s) wordt aangemerkt als aanvraag voor een individuele voorziening.

  • 7.

    Indien de jeugdige en/of zijn ouders een pgb-plan hebben opgesteld dient dat, samen met het ondertekende perspectiefplan, als aanvraag om jeugdhulp.

  • 8.

    De jeugdige en/of ouder(s) heeft altijd de mogelijkheid om een aanvraag in te dienen bij het college.

Artikel 9 Toewijzing via de lokale toegang van de gemeente

  • 1.

    De lokale toegang neemt namens het college contact op met de jeugdige en/of zijn ouders om een afspraak te maken voor een gesprek voor onderzoek naar de hulpvraag. Hierbij verzamelt het college alle voor het onderzoek van belang zijnde en toegankelijke gegevens over de jeugdige en zijn situatie.

  • 2.

    De lokale toegang doet een vraagverheldering en onderzoekt, mede op basis van de wettelijke kaders, of er inzet van een Jeugdhulpaanbieder nodig is om de hulpvraag op te lossen.

  • 3.

    De jeugdconsulent onderzoekt -bij voorkeur in een persoonlijk gesprek met de jeugdige en/of zijn ouder(s)- voor zover noodzakelijk en/of mogelijk:

  • a.

    de behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren van de jeugdige;

  • b.

    de mogelijkheden om op eigen kracht, met gebruikelijke zorg of hulp uit het sociale netwerk te voorzien in de behoefte;

  • c.

    de behoefte aan ondersteuning van de ouder(s);

  • d.

    de mogelijkheid om gebruik te maken van algemene voorzieningen;

  • e.

    de veiligheid, ontwikkeling en gezinssituatie van de jeugdige en zijn ouder(s);

  • f.

    het gewenste resultaat van het verzoek om jeugdhulp;

  • g.

    de wijze waarop een mogelijk toe te kennen individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, of werk en inkomen.

  • 4.

    Als de situatie van de jeugdige en/of zijn ouders dit vereisen, kan 1.Hoorn een verkort deel van het onderzoek laten verrichten.

  • 5.

    Als de jeugdige en/of zijn ouders al een familiegroepsplan hebben opgesteld, wordt dit plan bij het onderzoek betrokken, bedoeld in het eerste lid.

  • 6.

    De jeugdconsulent informeert de jeugdige en zijn ouder(s) over de gang van zaken, diens rechten en plichten en de vervolgprocedure.

  • 7.

    De jeugdconsulent kan in overleg met de jeugdige of zijn ouders afzien van een gesprek als de hulpvraag genoegzaam bekend is of in geval van crisissituaties waarbij de veiligheid van kinderen en/of betrokkenen in het geding is en acuut ingrijpen aantoonbaar noodzakelijk is.

  • 8.

    De jeugdige en/of zijn ouders verschaffen alle overige gegevens en bescheiden die naar het oordeel van de jeugdconsulent voor het onderzoek nodig zijn en waarover zij redelijkerwijs de beschikking kunnen krijgen.

  • 9.

    Als de jeugdige en/of zijn ouder(s):

  • a.

    bekend is/zijn bij de gemeente, of

  • b.

    de aanleiding van de aanvraag bekend is bij 1.Hoorn waarbij naar het oordeel van de jeugdconsulent voldoende gegevens en bescheiden door 1.Hoorn zijn verschaft, kan de jeugdconsulent in overeenstemming met de jeugdige en/of zijn ouder(s) afzien van een vooronderzoek als bedoeld in het eerste en tweede lid. Daarnaast kan de jeugdconsulent hiervan afzien in situaties van hoge urgentie zoals een levensbedreigende situatie waarbij de noodzaak tot acuut ingrijpen aantoonbaar is en in geval van onvermogen van de jeugdige of ouders.

  • 10.

    Indien er inzet van een Jeugdhulpaanbieder noodzakelijk is wordt er door de lokale toegang in samenspraak met het gezin een perspectiefplan of aanvraagformulier ingevuld. Dit is afhankelijk van de zwaarte van hulpvraag en het arrangement dat er aan gekoppeld wordt.

  • 11.

    In het aanvraagformulier of perspectiefplan staat de informatie beschreven afkomstig vanuit het onderzoek zoals gesteld in lid 3 van dit artikel.

  • 12.

    Het perspectiefplan is het plan van de jeugdige/ gezin waarin de lokale toegang het onderzoek naar de aanvraag tot jeugdhulp vastlegt en het besluit tot toekenning of afwijzing onderbouwt met daarin minimaal het volgende:

  • a.

    persoonsgegevens;

  • b.

    hulpvraag;

  • c.

    probleemgebieden;

  • d.

    analyse;

  • e.

    conclusie en advies;

  • f.

    resultaten;

  • g.

    Verblijfsproduct.

  • 13.

    Indien van toepassing is in het plan ook opgenomen of er een vervoerscomponent of aanvullende producten ingezet moeten worden.

  • 14.

    In het perspectiefplan wordt opgenomen welk verblijfsproduct (combinatie van verblijfsvorm en intensiteit) wordt toegekend en aan welke Jeugdhulpaanbieder. De lokale toegang kan op basis van het perspectiefplan of aanvraagformulier een toewijzingsbericht naar aanbieder en beschikking naar de inwoners.

  • 15.

    Wanneer er sprake is van complexe problematiek binnen het gezin/huishouden wordt er een consulent van het lokale (wijk)team aangewezen als procesregisseur. De consulent vormt aan de hand van deze procesregie het centrale punt van de ingezette hulpverlening, en de effectiviteit hiervan om de hulpvraag uiteindelijk op te lossen.

  • 16.

    Dit laat niet onverlet dat er bij lichtere ondersteuningsvragen die binnenkomen bij het lokale (wijk)team een vaste contactpersoon nodig kan zijn.

  • 17.

    De jeugdhulpaanbieder wordt, na toestemming door jeugdige en/of zijn ouders, op de hoogte gesteld van de te behalen resultaten en het geselecteerde ondersteuningsprofiel en maakt afspraken met de jeugdige en/of zijn ouders hoe de jeugdhulp ingezet wordt. In het perspectiefplan staat binnen welke termijn dit moet worden behaald. Ook wordt in dit perspectiefplan opgenomen wanneer de te behalen resultaten worden geëvalueerd.

  • 18.

    Het perspectiefplan wordt ondertekend door de jeugdhulpaanbieder en de jeugdige en/of zijn ouder(s).

  • 19.

    Een perspectiefplan dat is ondertekend door zowel de jeugdige en/of zijn (gezaghebbende) ouder(s) wordt aangemerkt als uitkomst van het onderzoek voor een individuele voorziening waarmee de voorbereiding van een besluit als bedoeld in artikel 3.2 van de Algemene wet bestuursrecht voltooid is en de jeugdconsulent namens het college een beslissing op de aanvraag kan nemen.

  • 20.

    Indien de jeugdige en/of zijn ouder(s) zich gemotiveerd op het standpunt stellen dat een individuele voorziening via het zorgaanbod via de gecontracteerde jeugdhulpaanbieders niet passend is in hun situatie, bestaat de mogelijkheid om via een persoonsgebonden budget de noodzakelijke jeugdhulp te ontvangen. Dit is dan de uitkomst van het perspectiefplan. In dit perspectiefplan staan de te behalen resultaten van de jeugdhulp. Met dit perspectiefplan kunnen de jeugdige en/of zijn ouders een pgb-plan opstellen.

Artikel 10 Verwijzing door een wettige verwijzer

  • 1.

    Een jeugdige en/of gezin meldt zich bij de zorgaanbieder via een wettig bevoegde verwijzer. De zorgaanbieder kan starten met het maken van een afspraak voor een intakegesprek met de jeugdige en/of het gezin.

  • 2.

    De zorgaanbieder stelt altijd een aanvraagformulier op, behalve wanneer er sprake is van:

  • a.

    Laagcomplexe zorgvragen die vallen onder de ondersteuningsprofielen 1 tot en met 4, zoals genoemd in artikel 3 van deze nadere regels. Er is dan geen sprake van een perspectiefplanverplichting.

  • b.

    De inzet van profiel 8. Bij het inzetten van dit profiel geldt dat er voor start zorg altijd een, door de lokale toegang geaccordeerd perspectiefplan of oplegger van de GI moet zijn. De lokale toegang toetst of de inzet van profiel 8 gerechtvaardigd is.

  • 3.

    Steekproefsgewijs kan de gemeente het aanvraagformulier opvragen bij de profielen 5 tot en met 7.

  • 4.

    Na de intake stuurt de zorgaanbieder een verzoek om akkoord naar de gemeente die volgens hem of haar verantwoordelijk is volgens het Woonplaatsbeginsel.

  • 5.

    Een jeugdige/ gezin kan ook door een wettelijk verwijzer worden verwezen naar jeugdhulp met verblijf. In dat geval gaat de jeugdige/ gezin met de verwijzing rechtstreeks naar de Jeugdhulpaanbieder.

  • 6.

    Bij het inzetten van jeugdhulp met verblijf en hoogspecialistische jeugdhulp geldt dat er voor start zorg altijd een, door de lokale toegang, geaccordeerd perspectiefplan of oplegger van de GI moet zijn.

Artikel 11 Perspectiefplan en aanvraagformulier

In onderstaand tabel wordt weergegeven wanneer er sprake is van een perspectiefplan of een aanvraagformulier is, en wanneer er steekproefsgewijs een controle van toepassing is:

Eigen toegang

Verwijzing huisarts, kind/jeugdarts, medisch specialist of rechtbank

Verlenging eigen toegang

Verlenging huisarts, kind/jeugdarts, medisch specialist of rechtbank

Profiel 1 t/m 4

Perspectiefplan

Niets

Vervolgdeel

Niets

Profiel 5 t/m 7

Perspectiefplan

Aanvraagformulier (steeksproefsgewijs)

Vervolgdeel

Aanvraagformulier (steeksproefsgewijs)

Profiel 8

Perspectiefplan

Perspectiefplan (altijd aanleveren)

Vervolgdeel

Vervolgdeel

Dagbesteding

Perspectiefplan

Aanvraagformulier (steeksproefsgewijs)

Vervolgdeel

Aanvraagformulier (steeksproefsgewijs)

Hoofdstuk 4 Persoonsgebonden budget

Artikel 12 Vereiste Pgb-vaardigheden

Pgb-vaardigheid omvat onder meer de volgende onderdelen:

  • a.

    Kwaliteit van het pgb-plan

  • b.

    Financieel beheer

  • c.

    Zorginhoudelijk beheer

  • d.

    Werkgeverschap

  • a.

    Kwaliteiten van de budgethouder

Een budgethouder is in staat om de doelstellingen en de resultaten, uit het perspectiefplan te kunnen vertalen in een pgb-plan. De budgethouder zal voordat het pgb wordt toegekend een persoonlijk budgetplan moeten overleggen inclusief een daarbij horende zorgovereenkomst. Het invullen van het budgetplan en zorgovereenkomst vereist bepaalde vaardigheden. Deze vaardigheid brengt de volgende eisen mee die gesteld worden aan een budgethouder of beheerder:

  • Kennis van het doel van de Jeugdwet;

  • Kennis hebben van beperkingen en stoornissen/de hulpvraag;

  • Kennis hebben om de juiste ondersteunende activiteiten in te zetten en hun omvang om de geformuleerde doelstellingen/resultaten te kunnen behalen;

  • Kennis hebben van kosten in relatie tot de inzet van activiteiten;

  • Zelf een pgb-plan/budgetplan opstellen;

  • Kennis over hoe de zorgverlening te organiseren om resultaatafspraken te behalen;

  • Beheersen van de Nederlandse taal in woord en geschrift.

  • b.

    Financieel beheer

Een budgethouder moet in staat zijn een administratie te kunnen voeren. Deze vaardigheid brengt de volgende eisen mee:

  • Kunnen ordenen;

  • Facturen/declaraties kunnen controleren (passend binnen de zorgovereenkomst), accorderen en insturen;

  • Inzicht hebben in het beschikbare en benodigde budget;

  • Het budget voor de juiste doeleinden kunnen inzetten;

  • Acties kunnen uitzetten bij externen indien iets verandert of niet correct loopt;

  • Digitaal vaardig zijn.

  • c.

    Zorginhoudelijk beheer

In staat zijn om de doelstellingen in het ondersteuningsplan te volgen en te bewaken.

Deze vaardigheid brengt de volgende eisen mee:

  • Inzicht hebben in de activiteiten/ondersteuning die worden geleverd;

  • Opzetten van een werkrooster;

  • Inzicht hebben hoe deze ondersteuningsactiviteiten bijdragen aan de doelstellingen;

  • Acties kunnen uitzetten om bij te sturen dan wel in te grijpen;

  • In staat zijn om evaluatiegesprekken te voeren en de effecten te volgen en bij te sturen indien nodig;

  • In staat zijn om de juiste hulpverleners te kiezen passend bij de doelstellingen;

  • In staat zijn om afspraken te maken met de hulpverlener(s) en zorgovereenkomsten correct te kunnen invullen en afsluiten;

  • Aansturing en inwerken van de zorgverlener.

  • d.

    Werkgeverschap (4 dagen ondersteuning of meer)

De budgethouder moet in staat zijn de werkgeversverplichtingen voortkomend uit het pgb te kunnen vervullen (indien van toepassing). Deze vaardigheid brengt de volgende eisen mee:

  • Het juiste type zorgovereenkomst kunnen kiezen.

  • Het kunnen kiezen voor een arbeidsovereenkomst voor bepaalde dan wel onbepaalde tijd.

  • Het kunnen hanteren van wel/geen proeftijd.

  • Via het portaal SVB ziekmeldingen kunnen doen en de gemeente te informeren.

  • Doorbetalen van de hulpverlener bij ziekte.

  • Overeenkomen van een correct uurtarief conform het wettelijk minimumloon.

  • Correct hanteren van de opzegtermijn.

Artikel 13 Vereisten aan wettelijke vertegenwoordiger of gemachtigde als budgethouder:

Als de budgethouder niet zelf het pgb kan beheren is het mogelijk een vertegenwoordiger aan te stellen die het budget beheert. De vertegenwoordiger kan een wettelijk vertegenwoordiger zijn of een gemachtigde.

Aan de budgetbeheerder stellen we de volgende eisen:

  • De beheerder en de persoon die de ondersteuning levert is niet dezelfde behoudens bij zorg geleverd binnen de leefeenheid via een sociaal tarief;

  • In uitzonderlijke gevallen kan het college daar specifiek toestemming voor geven;

  • De beheerder moet pgb-vaardigheden in huis hebben als genoemd in artikel 13;

  • De beheerder toont aan dat ondanks de fysieke afstand van de budgethouder kan worden voldaan aan de taken een verantwoordelijkheden en woont op redelijke afstand;

  • Als een toekomstig budgethouder een wettelijk vertegenwoordiger heeft kan deze ook als beheerder worden aangewezen;

  • De beheerder van het pgb wordt niet uit het pgb betaald;

  • Het aanstellen van een beheerder is een vrijwillige en bewuste keuze van de aanvrager/ouders/jeugdige en is niet onder druk van de beheerder gebeurd;

  • De budgethouder/ouders/jeugdige heeft zelf de keuze gemaakt voor pgb in plaats van zorg in natura en niet de beheerder;

  • De beheerder kennis heeft op het gebied van zowel financiën als zorgtaken;

  • De beheerder mag zelf niet onder bewind staan;

  • De beheerder mag niet meer dan 3 budgethouders bedienen.

Artikel 14 Kwaliteit in te kopen ondersteuning bij verstrekkingsvorm Pgb

  • 1.

    De kwaliteit van de in te kopen of ingekochte ondersteuning is belangrijk om de doelen en resultaten die in het perspectiefplan zijn opgesteld effectief in te zetten en uiteindelijk tot een goed eindresultaat te leiden. In de wet is als basiseis geformuleerd dat de ondersteuning veilig, doeltreffend, doelmatig en cliëntgericht moet worden verstrekt.

  • 2.

    De eisen zoals geformuleerd in de wet behoeven vertaling naar werkbare eisen, ·waarover duidelijke afspraken gemaakt kunnen worden. Om te kunnen spreken van goede kwaliteit van deondersteuning worden in aanvulling op artikel 6.5 van de verordening Jeugdhulp gemeente Hoorn de volgende eisen gesteld:

Basiseisen:

  • a.

    Kan garanderen dat de ondersteuningscontinuïteit gewaarborgd is.

  • b.

    De ondersteuning is tijdig en conform afspraak.

  • c.

    De ondersteuning is afgestemd op de reële behoefte van de budgethouder en op andere vormen van zorg of hulp.

  • d.

    De ondersteuning wordt verstrekt met respect voor en inachtneming van de rechten van de budgethouder.

  • e.

    De (jeugdhulpverlener) / zorgverlener, budgethouder of budgetbeheerder heeft een actieve signaleringsplicht ten aanzien van veranderingen in de gezondheid (fysiek en psychisch), de sociale situatie en de behoefte van de budgethouder aan meer of andere zorg.

  • f.

    De te leveren ondersteuning is vastgesteld in het perspectiefplan.

  • g.

    De zorg of hulp leidt tot het behalen van de doelen en resultaten die beschreven staan in het perspectiefplan.

  • h.

    De zorgverlener spreekt de taal van de budgethouder en er is een gelijkwaardige volwassen relatie.

  • i.

    De budgethouder heeft vertrouwen in de jeugdhulpverlener.

  • j.

    De budgethouder kan zijn verhaal goed kwijt, de jeugdhulpverlener luistert en sluit aan bij de behoeften van de budgethouder.

  • k.

    Er is ook oog voor alle levensgebieden, zoals de woon-, werk- en leefomgeving van de budgethouder.

  • l.

    De budgethouder kan zijn familie en mantelzorger betrekken in de zorg, de jeugdhulpverlener houdt daar rekening mee.

  • m.

    De budgethouder kan erop vertrouwen dat de jeugdhulpverlener de juiste expertise en ervaring heeft.

  • n.

    Iedere jeugdhulpverlener heeft een Verklaring omtrent gedrag (VOG).

  • 3.

    Kwaliteitseisen voor professionele ondersteuning:

  • a.

    De jeugdhulpverlener voldoet aan de basiseisen.

  • b.

    Is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. De jeugdhulpaanbieder is ingeschreven bij het Inspectieloket Jeugd.

  • c.

    Voor de Jeugdwet ook registratie in het kwaliteitsregister Jeugd en/of BIG bij ondersteuning op HBO en WO niveau.

  • d.

    De ondersteuning wordt geleverd met gekwalificeerd personeel, passend bij de behoeften en persoonskenmerken van de budgethouder.

  • e.

    De jeugdhulpverlener draagt zorg voor scholing waarmee medewerkers over kwalitatief verantwoorde kennis en kunde kunnen (blijven) beschikken. In geval van een zzp-er draagt deze zelf de verantwoordelijkheid voor de hierboven geformuleerde eis.

  • f.

    Medewerkers, indien van toepassing, zijn geregistreerd volgens de geldende beroepsregistratie.

  • g.

    De jeugdhulpverlener draagt zorg voor het naleven van beroeps- en meldcodes door de medewerkers.

  • h.

    De jeugdhulpverlener heeft een systematische kwaliteitsbewaking.

  • i.

    De jeugdhulpverlener voldoet aan de landelijke kwaliteitscriteria ingekochte zorg.

  • j.

    De jeugdhulpverlener heeft de meldplicht om calamiteiten en geweld te melden aan gemeenten of inspectie voor gezondheidszorg.

  • k.

    De jeugdhulpverlener heeft de verplichting om een vertrouwenspersoon in de gelegenheid te stellen zijn taak uit te oefenen.

  • l.

    Stelt via het perspectiefplan een plan van aanpak op hoe het resultaat gehaald gaat worden.

  • 4.

    Eisen voor niet-professionele ondersteuning:

  • a.

    De jeugdhulpverlener is op de hoogte van de omgevingsfactoren.

  • b.

    De jeugdhulpverlener voldoet aan de basiseisen.

  • c.

    De jeugdhulpverlener heeft de juiste inzet of deskundigheid die verlangd wordt bij de hulpvraag.

Artikel 15 Pgb-toetsgesprek en een (tussentijds) evaluatiegesprek door het gebiedsteam

  • 1.

    Het pgb-toetsgesprek is een goed middel om vooraf te beoordelen of de budgethouder en/of budgetbeheerder pgb-vaardig zijn en of het pgb juist besteed gaat worden. Een toekomstig budgethouder kan zich door de gebiedsteammedewerker laten informeren over de taken en verantwoordelijkheden als budgethouder. Alleen als de toekomstig budgethouder en de budgetbeheerder, als er sprake is van een vertegenwoordiger of gemachtigde, aanwezig zijn kan een pgb-toetsgesprek plaatsvinden.

  • 2.

    De eisen die gesteld worden voor een effectief pgb-toetsgesprek zijn:

  • De toekomstig budgethouder mag altijd een onafhankelijk cliëntondersteuner meenemen.

  • Voorafgaand aan het pgb-toetsgesprek ontvangt de toekomstig budgethouder of budgetbeheerder een checklist van de pgb-vaardigheden en van de kwaliteitseisen die gesteld worden aan de jeugdhulpverlener.

  • Voorafgaand aan het pgb-toetsgesprek ontvangt de toekomstig budgethouder of budgetbeheerder een persoonlijk budgetplan om op aan te geven hoe het pgb budget ingezet gaat worden door vermelding van de activiteiten en resultaten.

  • Tijdens het pgb-toets gesprek neemt de toekomstig budgethouder een ingevulde zorgovereenkomst mee (model SVB).

  • Het pgb-toets gesprek wordt vastgelegd in het perspectiefplan.

  • De medewerker van de lokale toegang mag besluiten een pgb-toets gesprek te houden in aanwezigheid van een tweede collega of een toezichthouder.

  • 3.

    Een evaluatiegesprek is noodzakelijk om te onderzoeken hoe de budgethouder en de hulpverlener werken aan de doelstelling. Tijdens een evaluatiegesprek kunnen de doelen bijgesteld worden en zo ook het budget.

  • 4.

    In de Jeugdwet en Verordening zijn geen indicatietermijnen gesteld voor een pgb. De aanvrager en het gebiedsteam stellen samen een termijn op, die mede afhankelijk is van het te verwachten resultaat binnen een bepaalde periode of dat de inzet duurzaam is. Bij een termijn van een jaar wordt na een halfjaar geëvalueerd. Bij een duurzaam traject van twee of meer jaren is dat jaarlijks. Als meerdere kinderen uit één gezin onder de Jeugdwet vallen zal getracht worden om de evaluatiegesprekken samen te laten vallen.

Artikel 16 Combinatie zorg in natura en pgb

Een jeugdhulpaanbieder kan binnen een arrangement alle zorg inzetten om een resultaat te behalen. Het inzetten van een combinatie van zorg in natura en pgb kan na beoordeling door het college en de beoogde jeugdhulpaanbieder gerealiseerd worden. Dit dient echter gemotiveerd opgenomen te worden in het perspectiefplan. Bij een combinatie van jeugdhulp geleverd via zorg in natura en pgb wordt een deel van de zorg in natura toegekend op basis van een lagere intensiteit, in overleg met de jeugdhulpaanbieder.

Artikel 17 Kwaliteitseisen aan de jeugdhulpaanbieder die via een pgb werkt

  • a.

    Voor jeugdhulpaanbieder die op basis van een persoonsgebonden budget jeugdhulp willen aanbieden gelden gelijke kwaliteitseisen als voor de jeugdhulpaanbieder die een contract heeft met de gemeente:

  • De jeugdhulpaanbieder voldoet aan de eisen zoals gesteld in de Jeugdwet en alle overige relevante wet- en regelgeving.

  • De jeugdhulpaanbieder beschikt over een kwaliteitssysteem waarin resultaten worden vastgelegd en waarbij deze resultaten worden ingezet om te komen tot verbeteringen in de werkwijze en op grond waarvan mogelijk innovatieve manieren van werken kunnen worden ontwikkeld.

  • De jeugdhulpaanbieder volgt geldende en toekomstige herzieningen van - standaarden, richtlijnen, best practices, veelbelovende of evidence based methodes en implementeert deze in zijn werkwijze. Het gaat hierbij om interventies:

  • die zijn opgenomen in de databestanden Effectieve Jeugd Interventies van het Nederlands Jeugd Instituut,

  • die erkend zijn door het Landelijk Kenniscentrum voor Kinder- en Jeugdpsychiatrie

  • die zijn opgenomen in de databestanden van het Kennisnet LVB Jeugd

  • die in lijn zijn met landelijke en/of internationale richtlijnen waarvan op andere manieren is vastgesteld dat zij bewezen effectief zijn.

  • Indien noodzakelijk wordt gemotiveerd en transparant afgeweken.

  • De jeugdhulpaanbieder werkt mee aan inspecties van de Inspectie Jeugdhulp en de Toezichthouder Wmo, zoals bedoeld in artikel 9.2 van de Verordening, en geeft opvolging aan aanbevelingen die hieruit naar voren komen.

  • De jeugdhulpaanbieder heeft kennis van en handelt naar de uitgangspunten van de nota van commissie Rouvoet: “Kwaliteitskader voorkomen seksueel misbruik in de jeugdhulp” en van commissie Samson: “Terugdringing seksueel misbruik in de Jeugdhulp”.

  • De jeugdhulpaanbieder beschikt over ervaren, gekwalificeerd personeel om jeugdigen en/of de (pleeg)ouders te begeleiden en te ondersteunen, gelet op de vaak specifieke complexe en diverse problematiek.

  • De jeugdhulpaanbieder sluit (voor zover van toepassing) aan op verplichte systemen voor melding en verwijzing, zoals de Verwijsindex Risicojongeren, bij voorkeur via Verwijsindex Noord-Holland en eventuele cliëntvolgsystemen.

  • Het in te zetten personeel van de jeugdhulpaanbieder, welke beroepsmatig in contact kan komen met jeugdigen of ouders aan wie jeugdhulp wordt geboden, beschikt over een Verklaring Omtrent Gedrag (VOG, niet ouder dan zes maanden) bij indiensttreding. De organisatie monitort de personeelsleden op hun doen en laten, gerelateerd aan de geldende eisen voor de VOG. De VOG voor het in te zetten personeel hoeft niet met de offerte meegezonden te worden.

  • Het in te zetten personeel van de jeugdhulpaanbieder houdt zich aan de meldplicht voor calamiteiten en de Meldcode Huiselijk Geweld en Kindermishandeling.

  • Het in te zetten HBO en WO geschoold personeel van de jeugdhulpaanbieder, welke beroepsmatig in contact kan komen met jeugdigen of ouders aan wie jeugdhulp wordt geboden, is BIG-geregistreerd of is geregistreerd bij Stichting Kwaliteitsregister Jeugd (SKJ).

  • Het in te zetten ondersteunend MBO geschoold personeel werkt altijd onder verantwoordelijkheid van een medewerker met een BIG- of SKJ-registratie.

  • De jeugdhulpaanbieder is cultuursensitief: bij de benadering van ouder(s), pleegouders en kind, behandeling en/ of in te zetten methodieken wordt rekening gehouden met de religieuze- en of culturele achtergrond van ouder(s), pleegouders en kind, tenzij er redenen zijn om hiervan af te wijken.

  • De jeugdhulpaanbieder draagt zorg voor een goede samenwerking met de professionals in het gebiedsteam 1.Hoorn en andere relevante actoren. Onder een goede samenwerking wordt in ieder geval verstaan onderlinge afstemming tussen personeel de jeugdhulpaanbieder en de overige betrokkenen of te betrekken professionals over de samenwerking en de cliënt(en), met in achtneming van de privacywetgeving en eventuele andere privacy-protocollen van de gemeente.

  • De jeugdhulpaanbieder beschikt, voor zover dit voor het specifieke aanbod vereist is, over een geldige licentie die is verbonden aan de methodiek of het programma dat hij aanbiedt en voldoet gedurende de uitvoering van de opdracht aan de vereisten die aan deze licenties zijn gesteld, inclusief het op tijdig bijscholen van het personeel.

  • De Wet Normering Topinkomens is van toepassing, inclusief het bijbehorende overgangsrecht voor zittende bestuurders.

  • b.

    Bij de toekenning van een persoonsgebonden budget wordt in de beschikking gewezen op de kwaliteitseisen.

  • c.

    De toezichthouder Wmo of de landelijke Inspectie Gezondheidzorg en Jeugd (IGJ) kan een onderzoek instellen naar de mate waarin de jeugdhulpaanbieder aan de kwaliteitseisen voldoet. De jeugdhulpaanbieder is verplicht hieraan mee te werken.

Artikel 18 Inzet sociaal netwerk

  • a.

    Onder het sociaal netwerk wordt de informele hulpverlener verstaan, hieronder vallen onder andere ouders, familie, vrienden en kennissen van de budgethouder.

  • b.

    Indien een jeugdhulpaanbieder niet voldoet aan de wettelijke criteria van een jeugdhulporganisatie of aan die van een ZZP-er valt deze onder het sociaal netwerk. Ouders die jeugdhulp bieden aan hun eigen kind en tevens ZZP-er zijn vallen onder het sociaal netwerk.

  • c.

    Bij inzet van het sociale netwerk moet in het pgb-plan worden aangetoond dat wordt voldaan aan de onderstaande voorwaarden:

  • 1.

    het inzetten van het sociaal netwerk leidt aantoonbaar tot betere en effectievere ondersteuning en is aantoonbaar doelmatiger dan een individuele voorziening in natura;

  • 2.

    het gebruikelijke hulp overstijgt;

  • 3.

    er sprake is van langdurige, omvangrijke en frequente ondersteuningsvraag; en

  • 4.

    in alle redelijkheid en billijkheid niet verwacht kan worden dat iemand dit in het kader van gebruikelijke hulp en mantelzorg doet.

Artikel 19 Betalingen via een pgb

  • 1.

    De volgende uitgaven mogen worden betaald uit het pgb:

  • facturen voor de geleverde zorg / jeugdhulp;

  • uitbetaling van een pgb-aanbieder woonachtig/gevestigd in Nederland;

  • 2.

    De volgende uitgaven mogen niet worden betaald uit het pgb (niet limitatief):

  • maandlonen, al dan niet automatisch uitgekeerd

  • reiskosten voor een hulpverlener

  • kosten voor bemiddeling

  • kosten voor het voeren van een pgb-administratie

  • kosten voor het aanvragen van een VOG

  • kosten voor het deelnemen aan overleggen in het kader van afstemmen en samenwerken met andere hulpverleners

  • kosten voor ondersteuning bij het aanvragen en/of beheren van het pgb.

  • kosten voor het lidmaatschap van Per Saldo

  • kosten voor het volgen van cursussen over het pgb

  • kosten voor het bestellen van informatiemateriaal

  • alle zorg en ondersteuning die onder een andere wet dan de Jeugdwet (en Wmo) valt

  • zorg en ondersteuning die onder een algemene voorziening en/of algemeen gebruikelijke voorzieningen vallen zoals maatschappelijke opvang

  • eigen bijdragen

  • consumentenbestedingen zoals toegangskaartjes voor de stoomtram, musea of een fiets

  • zorg die direct ingezet moet worden (crisishulp)

  • kosten gemaakt vooraf aan de beschikkingsperiode

  • zorg vanuit een algemene of een collectieve voorziening komt

  • ondersteuning die niet of niet in voldoende mate zal bijdragen aan het bereiken van het beoogde resultaat.

  • aanvullend Openbaar Vervoer (AOV)

  • onkosten zoals postzegels, cadeautjes, telefoonkosten

  • eenmalige uitkering

  • feestdagenvergoeding

Hoofdstuk 5 Afstemming met andere voorzieningen

Artikel 20 Afstemming gezondheidszorg

  • 1.

    Het college maakt afspraken met de huisartsen en zorgverzekeraars over de aansluiting tussen de algemene voorzieningen en de huisartsenzorg inclusief de praktijkondersteuning huisarts (geestelijke gezondheidszorg).

  • 2.

    Het college maakt afspraken met de huisartsen, de medisch specialisten, de jeugdartsen en de zorgverzekeraars over de wijze waarop de verwijzingen en besluiten plaatsvinden.

  • 3.

    Het college maakt afspraken met de zorgverzekeraars hoe de continuïteit van de persoonlijke verzorging, geestelijke gezondheidszorg en gehandicaptenzorg te garanderen voor jeugdigen die in behandeling zijn en de leeftijd van achttien jaar bereiken en daarmee onder de Zorgverzekeringswet of de Wet langdurige zorg komen te vallen.

Artikel 21 Afstemming onderwijs, voorschoolse voorzieningen en leerplicht

  • 1.

    Het college zorgt er voor dat er aan het basisonderwijs en het middelbaar onderwijs een medewerker van de lokale toegang verbonden is: dit is een jeugd- en gezinsmedewerker, die kan zorgen voor vroegtijdige signalering, lichte ondersteuning en verwijzing naar een algemene of individuele voorziening.

  • 2.

    Er kan een onderwijs-zorg arrangement worden afgesproken: dit is een integrale samenwerking tussen jeugdhulp en het onderwijs. Doel hiervan is dat de desbetreffende jongere zich optimaal en ononderbroken kan ontwikkelen. Het gaat hierbij om maatwerk. Het uitgangspunt is dat er altijd gestreefd wordt door beide partijen naar een samenhangend beeld van de problematiek van een kind, zowel thuis, op school als in andere contexten.

  • 3.

    Het college draagt er zorg voor dat alle locaties van voorschoolse voorzieningen een contactpersoon hebben bij de lokale toegang.

  • 4.

    Afspraken tussen jeugdige en/of zijn ouders, jeugdhulpvoorzieningen en onderwijszorg worden vastgelegd in het perspectiefplan.

  • 5.

    Afspraken tussen jeugdigen, ouders, scholen en leerplichtambtenaar worden, zo nodig, vastgelegd in het perspectiefplan.

Artikel 22 Afstemming maatschappelijke ondersteuning

  • 1.

    Het college draagt zorg voor een goede afstemming van voorzieningen op grond van de verordening jeugdhulp en de voorzieningen voor jeugdigen die op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning verstrekt worden.

  • 2.

    Het college draagt zorg voor de continuïteit van zorg onder haar verantwoordelijkheid bij de overgang naar achttien jaar.

Artikel 23 Afstemming werk en inkomen

  • 1.

    Het college draagt zorg voor een goede afstemming van voorzieningen op grond van de verordening jeugdhulp en voorzieningen voor jeugdigen in het kader van de Participatiewet.

  • 2.

    Het college draagt zorg voor een goede afstemming van voorzieningen op grond van de verordening jeugdhulp en voorzieningen voor volwassenen, zijnde ouders, op grond van de Participatiewet, waaronder armoedevoorzieningen.

Hoofdstuk 6 Betrekken van ingezetenen

Artikel 24 Werkwijze betrekken ingezetenen bij het beleid

  • 1.

    Voor het betrekken van ingezetenen bij het beleid wordt aansluiting gezocht bij de reeds geldende gemeentelijke verordeningen Wmo en Jeugd.

  • 2.

    Ingezetenen en cliënten worden betrokken bij het beleid door middel van de Sociale Cliëntenraad (SCH).

  • 3.

    Het college vraagt advies van de SCH inzake algemene beleidsnotities, verordeningen en beleidsregels die betrekking hebben op de Jeugdwet, Passend Onderwijs, de Participatiewet en het armoedebeleid.

  • 4.

    De SCH voorziet de hen voorgelegde stukken van een gemotiveerd advies.

  • 5.

    Het college betrekt de adviezen in de besluitvorming en bij advisering aan de gemeenteraad.

Hoofdstuk 7 Slotbepalingen

Artikel 25 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze nadere regels worden aangehaald als: Beleidsregels Jeugdhulp gemeente Hoorn 2025.

  • 2.

    Deze beleidsregels treden met terugwerkende kracht in werking op 1 juli 2025

  • 3.

    De beleidsregels Jeugdhulp gemeente Hoorn 2020 worden per gelijke datum ingetrokken.

Vastgesteld bij collegebesluit in de vergadering van burgemeester en wethouders van Hoorn,

d.d. 30 september 2025

De secretaris,                                                    De burgemeester,

Ondertekening