Verordening rechtspositie raads- en commissieleden gemeente West Betuwe 2025

Geldend van 10-10-2025 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2022

Intitulé

Verordening rechtspositie raads- en commissieleden gemeente West Betuwe 2025

De raad van de gemeente West Betuwe;

gelezen het voorstel van het presidium van 15 april 2-25,

gelet op de artikelen 95, eerste en tweede lid, 96, eerste en tweede lid, en 98, 99 van de Gemeentewet de artikelen 3.1.1, 3.1.2, 3.1.3, eerste lid, 3.1.4, eerste lid, 3.1.9, eerste lid, 3.3.2, 3.3.3, 3.4 en 3.4.2 en 3.3.8 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers en artikel 3.1 van de Regeling rechtspositie decentrale politieke ambtsdragers;

besluit:

De verordening rechtspositie raads- en commissieleden gemeente West Betuwe 2025 vast te stellen.

Artikel 1 Definitiebepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    commissielid: burgerlid, lid van een commissie als bedoeld in de artikelen 82, 83 en 84 van de Gemeentewet, dat niet tevens raadslid is of ambtenaar die als zodanig tot lid van een commissie is benoemd.

  • b.

    griffier: de griffier, bedoeld in artikel 107 van de Gemeentewet.

  • c.

    raadslid: lid van de gemeenteraad.

  • d.

    Rechtspositiebesluit; het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers.

Artikel 2. Toelage raadslid onderzoekscommissie en bijzondere commissie

  • 1. Een raadslid dat lid is van een onderzoekscommissie (artikel 3.1.3 Rechtspositiebesluit) als bedoeld in artikel 155a, derde lid, van de Gemeentewet wordt voor de duur van de activiteiten van die commissie ten laste van de gemeente een toelage toegekend die ten hoogste 3x de maandelijkse vergoeding voor de werkzaamheden bedraagt als bedoeld in artikel 3.1.1, eerste lid van het Rechtspositiebesluit.

  • 2. Een raadslid dat lid is van een bijzondere commissie (artikel 3.1.4 Rechtspositiebesluit) wordt voor de duur van de activiteiten van de commissie een toelage toegekend overeenkomstig het bedrag dat jaarlijks bij Ministeriele regeling wordt bepaald.

Artikel 3. Reis- en verblijfkosten raads- en commissieleden

  • 1. Voor reizen als bedoeld in artikel 3.1 van de Regeling rechtspositie decentrale politieke ambtsdragers en artikel 3.1.7 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers worden aan een raads- of commissielid vergoed:

    • a.

      de kosten voor het gebruik van openbaar vervoer;

    • b.

      bij gebruik van een eigen vervoersmiddel is het maximumbedrag gelijk aan dat, wat door een werkgever aan een werknemer per afgelegde kilometer onbelast kan worden verstrekt.

  • 2. Voor reizen buiten het grondgebied van de gemeente, ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur, worden aan een raadslid of commissielid bij gebruik van eigen auto tevens de parkeer-, veer- en tolkosten vergoed;

  • 3. Boetes en naheffingsaanslagen voor parkeren worden niet vergoed.

  • 4. Als een raadslid of commissielid een tijdelijke functionele beperking heeft, kan voor reizen als bedoeld in het eerste lid, een voor de beperking geschikte vervoersvoorziening worden vergoed of ter beschikking gesteld.

  • 5. De noodzakelijke en redelijkerwijs gemaakte werkelijke verblijfkosten die een raadslid of commissielid maakt in verband met reizen buiten het grondgebied ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur worden ten laste van de gemeente vergoed.

  • 6. Declaraties van reis- en verblijfkosten en de bewijsstukken worden binnen 3 maanden na datum van de gebeurtenis, ingediend bij de griffier.

Artikel 4. Verzekering raadsleden voor arbeidsongeschiktheid, ouderdom en overlijden

  • 1. Een raadslid wordt eenmaal per jaar een bedrag toegekend ter hoogte van het bedrag van de vergoeding voor de werkzaamheden voor één maand, bedoeld in artikel 3.1.1, eerste lid, Rechtspositiebesluit, waarmee het raadslid voorzieningen kan treffen ter zake van arbeidsongeschiktheid, ouderdom en overlijden.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing op een raadslid dat is benoemd in een plaats die is opengevallen als gevolg van tijdelijk ontslag van een raadslid wegens zwangerschap en bevalling of ziekte, op grond van artikel X12 van de Kieswet.

Artikel 5. Nadere regels niet-partijpolitiek georiënteerde scholing raad- en commissieleden

  • 1. Een raadslid of een commissielid dat wil deelnemen aan niet-partijpolitiek georiënteerde scholing in verband met de vervulling van zijn functie als bedoeld in artikel 3.3.3 of artikel 3.4.4.Rechtspositiebesluit, dient daartoe vooraf een gemotiveerde aanvraag in bij de griffier.

  • 2. Deze aanvraag gaat vergezeld van stukken met inhoudelijke informatie en een kostenspecificatie.

  • 3. De maximale vergoeding van de scholing bedraagt 200 euro per jaar per raadslid of commissielid;

  • 4. De griffier beslist op de aanvraag op basis van de overlegde stukken.

Artikel 6. Informatie- en communicatievoorzieningen raads- en commissieleden

  • 1. Een raads- of commissielid tekent een bruikleenovereenkomst wanneer hem ten laste van de gemeente voor de duur van de uitoefening van zijn functie informatie- en communicatievoorzieningen ter beschikking worden gesteld als bedoeld in artikel 3.3.2 en 3.4.4.Rechtspositiebesluit. Het college stelt het model van de bruikleenovereenkomst vast.

  • 2. Een raads- of commissielid levert na beëindiging van zijn functie de ter beschikking gestelde informatie- en communicatievoorzieningen in bij de gemeente.

Artikel 7. Aanwijzing als eindheffingsbestanddeel

  • 1. Als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 worden aangewezen de vergoedingen, tegemoetkomingen en verstrekkingen, genoemd in artikel 3.3.8 van het Rechtspositiebesluit.

  • 2. Als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 worden verder aangewezen de vergoedingen, tegemoetkomingen en verstrekkingen, genoemd in deze verordening, voor zover deze worden gerekend tot een vergoeding, tegemoetkoming of verstrekking als bedoeld in artikel 31a, tweede lid, onderdelen a tot en met h, van de Wet op de Loonbelasting 1964.

Artikel 8. Betaling vaste vergoedingen

Tenzij het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers of de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers anders bepalen, vindt de betaling van de vergoeding van commissieleden, bedoeld in artikel 3.4.1 van het Rechtspositiebesluit per kwartaal plaats met inachtneming van een vergoeding per bijgewoonde vergadering.

Artikel 9. Betaling en declaratie van onkosten

  • 1. Tenzij het Rechtspositiebesluit of de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers anders bepalen, vindt de betaling van kosten die op grond van deze verordening voor vergoeding of tegemoetkoming in aanmerking komen plaats door:

    • a.

      betaling uit gemeentelijke middelen, op basis van een rechtstreeks aan de gemeente toegezonden factuur,

    • b.

      betaling vooruit uit eigen middelen of

  • 2. Een aanvraag om een vergoeding van de onkosten als bedoeld in dit artikel gaat vergezeld van een declaratieformulier en bewijsstukken.

  • 3. Het declaratieformulier en de bewijsstukken worden binnen een maand na factuurdatum of betaling door raads- of commissieleden ingediend bij de griffier.

  • 4. Voor zover van toepassing draagt de gemeente er zorg voor dat de betaling aan raads- of commissieleden uiterlijk een maand na het indienen van de aanvraag wordt overgemaakt.

Artikel 10. Intrekking oude verordening

De Verordening rechtspositie raads- en commissieleden gemeente West Betuwe 2022 wordt ingetrokken.

Artikel 11. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking de dag na die van de bekendmaking en werkt terug tot 1 januari 2022.

Artikel 12. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als verordening rechtspositie raads- en commissieleden gemeente West Betuwe 2025.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van 30 september 2025, 2025-051

de griffier

Hans van der Graaff

de voorzitter

Servaas Stoop

Toelichting op de verordening rechtspositie raads- en commissieleden gemeente West Betuwe 2025.

Algemeen

Wettelijke regelingen

In de wet en nadere regelgeving zijn alle van belang zijnde onderwerpen geregeld betreffende de rechtspositie van gemeentelijke politieke ambtsdragers. In de Gemeentewet is aangegeven dat de nadere invulling van de rechtspositie van raads- en commissieleden alsmede de financiële voorzieningen moet worden geregeld bij of krachtens de wet (AMvB en ministeriële regeling). Deze nader regeling is vastgelegd in het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers. In de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers zijn de (onkosten)vergoedingen nader uitgewerkt.

De arbeidsverhoudingen en fiscale positie

Raadsleden en commissieleden hebben geen dienstbetrekking bij de gemeente. De gemeente is dus niet de werkgever. Dat betekent bijvoorbeeld dat zij voor zover het betreft het raadslidmaatschap niet vallen onder de werknemersverzekeringen zoals de Werkloosheidswet (WW), Ziektewet (ZW) en de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA). Omdat er geen sprake is van een dienstbetrekking vallen raads- en commissieleden niet onder de Wet op de loonbelasting 1964 maar worden hun inkomsten belast in de Wet inkomstenbelasting 2001. Wel kunnen raads- en commissieleden opteren voor de loonbelasting als voorheffing door samen met de gemeente te kiezen voor het fictief werknemerschap, het zogenaamde opting-in. Het fictief werknemerschap kan worden aangevraagd met behulp van een opting-in verklaring bij de Belastingdienst.

Als de raads- en commissieleden en gemeente niet kiezen voor het fictief werknemerschap, dan geldt dat de onkostenvergoedingen en raadsvergoeding als inkomsten moeten worden verantwoord en mogen de (beroeps)kosten die worden gemaakt worden afgetrokken. Het resultaat zal het raads- of commissielid moeten verantwoorden in de aangifte inkomstenbelasting, onder de post inkomsten uit overige werkzaamheden. De gemeente dient jaarlijks alle betalingen en verstrekkingen voor de raads- en commissieleden die niet als fictief werknemerschap te kwalificeren zijn op grond van deze verordening aan de Belastingdienst doorgeven middels een formulier IB-47. Omdat raads- en commissieleden op persoonlijke titel worden gekozen, zijn zij niet aan te merken als (fiscaal) ondernemer. Er hoeft dan ook geen VAR-verklaring / Modelovereenkomst ZZP overgelegd te worden aan de gemeente.

De Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa) is niet van toepassing op raads- en commissieleden.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 6. Informatie- en communicatievoorzieningen

Onder informatie- en communicatievoorzieningen wordt verstaan een smartphone of een computer en de daarbij behorende (internet)abonnementen. Er mag slechts één informatie- en communicatievoorziening verstrekt worden. De communicatievoorziening wordt op basis van een bruikleenovereenkomst verstrekt. Een computer is een desktop, laptop, tablet- of minicomputer. Een smartphone is niet te kwalificeren als computer maar wel als informatie- en communicatiemiddel.

Conform de mede door gemeenten vastgestelde Baseline Informatiebeveiliging Overheid (BIO), die geldt vanaf 1 januari 2019 (Staatscourant 26526; control 8.1.4), moeten “alle medewerkers en externe gebruikers alle bedrijfsmiddelen van de organisatie die ze in hun bezit hebben bij beëindiging van hun dienstverband, contract of overeenkomst teruggeven″. Zij kunnen hun ICTmiddelen dus niet overnemen van de gemeente. Dit geldt ook voor zowel wethouders als raadsleden en commissieleden.

Artikel 7. Aanwijzing als eindheffingsbestanddeel

In het kader van de werkkostenregeling op grond van artikel 31 Wet op de Loonbelasting 1964 zijn een aantal vergoedingen in het Rechtspositiebesluit en de verordening aangewezen als eindheffingsbestanddeel. De gemeente draagt in dat geval de loonbelasting, waardoor de vergoeding belastingvrij (netto) aan de politieke ambtsdrager kan worden overgemaakt. Anders worden deze door de Belastingdienst als loon gezien en moet hierover bij de politieke ambtsdragers loonbelasting worden ingehouden. In het kader van de werkkostenregeling kan in de financiële administratie worden aangegeven of een verstrekking of vergoeding onder de gerichte vrijstellingen, intermediaire kosten of onder de nihil-waarderingen valt.

Gemeenten mogen daarnaast een verstrekking of vergoeding in de vrije ruimte - tot 1,2% fiscale loonsom - onderbrengen zonder fiscale consequenties. Indien de grens van 1,2% wordt overschreden, zal de gemeente 80% eindheffing moeten betalen.

Artikel 8. Betaling vaste vergoedingen &

Artikel 9. Betaling en declaratie van onkosten

De regeling rechtspositie politieke ambtsdragers en de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers regelen wanneer de vergoedingen en onkosten betaald moeten worden aan raads- en commissieleden. Daar waar geen expliciete termijn is genoemd, kunnen deze artikelen uitkomst bieden. De betaling van onkosten kan worden voorgeschoten uit eigen middelen, later (binnen een maand) gedeclareerd worden of de factuur wordt rechtstreeks naar de gemeente verstuurd. De voorkeur gaat uit naar rechtstreekse facturering bij de gemeente. Het college stelt een formulier vast waarmee raads- en commissieleden gemaakte onkosten kunnen verantwoorden. Raads- en commissieleden declareren in beginsel hun kosten bij de griffier.