Woonschepenverordening Hoeksche Waard 2025

Geldend van 15-10-2025 t/m heden

Intitulé

Woonschepenverordening Hoeksche Waard 2025

De raad van gemeente Hoeksche Waard;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 3 juni 2025, Z/25/277965;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

overwegende dat het ter bevordering van een goed beheer van het openbaar water noodzakelijk is regels te stellen met betrekking tot het gebruik van de ligplaatsen voor woonschepen uit een oogpunt van orde, veiligheid en milieu;

besluit

  • 1.

    Vast te stellen de volgende verordening:

Woonschepenverordening Hoeksche Waard 2025

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    bijbehorende voorzieningen: zaken zonder welke het schip als woning niet goed bereikbaar is, zoals een steiger en loopplank.

  • b.

    college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hoeksche Waard

  • c.

    eigenaar: degene die het feitelijke eigendom over een woonschip voert.

  • d.

    openbaar water: wateren die, al dan niet met enige beperking, voor het publiek bevaarbaar of anderszins toegankelijk zijn, zoals aangegeven op de kaart in bijlage 1 bij deze verordening.

  • e.

    ligplaats: een gedeelte van het openbaar water, welke krachtens een daartoe verleende ligplaatsvergunning of aangegane overeenkomst door een woonschip met bijbehorende voorzieningen mag worden ingenomen.

  • f.

    reserveplaats: een ligplaats als zodanig aangeduid op het ligplaatsenoverzicht zoals bedoeld in lid 1 van artikel 14.

  • g.

    woonschip: elk vaartuig dat uitsluitend of in hoofdzaak wordt gebruikt als, of te oordelen naar zijn constructie of inrichting uitsluitend of in hoofdzaak bestemd is tot, dag- of nachtverblijf van een of meer personen.

Artikel 2 Toepassingsgebied

Deze verordening is van toepassing op de gemeentelijke havens dan wel het openbaar water, zoals aangegeven op de kaart in bijlage 1 bij deze verordening.

Artikel 3 Vergunningen

  • 1. Het is verboden met een woonschip ligplaats te nemen of zich met een woonschip op een ligplaats te bevinden buiten de gebieden, bedoeld in artikel 2.

  • 2. Het is verboden om zonder ligplaatsvergunning van het college een ligplaats in te nemen met een woonschip, een woonschip te vervangen of een woonschip te veranderen.

  • 3. Het is verboden met een woonschip een ligplaats in te nemen of te hebben of een ligplaats voor een woonschip beschikbaar te stellen buiten de op grond van artikel 14 aangewezen gedeelten van het openbaar water in beheer van de gemeente.

  • 4. Het verbod in artikel 3 lid 2 is niet van toepassing op woonschepen die in aanbouw of in reparatie zijn, zolang zij zich op of aan een scheepswerf dan wel in of bij een reparatie inrichting bevinden.

  • 5. Aan een ligplaatsvergunning welke op grond van deze verordening wordt verleend, kunnen voorschriften of beperkingen worden verbonden die in elk geval betrekking hebben op:

    • a.

      de ligplaats en de omgeving van de ligplaats;

    • b.

      de aard, het gebruik en de veiligheid van het woonschip;

    • c.

      het uiterlijk en de afmetingen van het woonschip.

  • 6. Een woonschip mag alleen een ligplaats als bedoeld in artikel 14, lid 2, innemen als de eigenaar van het woonschip beschikt over een ligplaatsvergunning van het college.

  • 7. De ligplaatsvergunning wordt aangevraagd door middel van het door het college vastgestelde formulier.

  • 8. De ligplaatsvergunning wordt gesteld op naam van de eigenaar van het woonschip en vermeldt de plaatsaanduiding van de desbetreffende ligplaats, de bijbehorende voorzieningen en de kenmerken van het woonschip, waaronder de naam en de maten.

Artikel 4 Beslistermijn

  • 1. Het college beslist op een aanvraag voor een ligplaatsvergunning binnen 8 weken na de datum van ontvangst van de aanvraag.

  • 2. Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

Artikel 5 Geldigheidsduur

  • 1. Tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald, wordt een ligplaatsvergunning verleend voor onbepaalde tijd.

  • 2. Het college is in het geval de plaatselijke situatie dat vraagt of indien het college dit om haar moverende redenen geraden acht bevoegd om de ligplaatsvergunning voor bepaalde tijd te verlenen.

Artikel 6 Weigerings-, wijzigings- en intrekkingsgronden

  • 1. Het college kan een ligplaatsvergunning in ieder geval weigeren, wijzigen of intrekken als:

    • a.

      dit in het belang van de orde, de veiligheid en het milieu in of in de omgeving van het openbaar water is vereist;

    • b.

      dit in het belang van het gebruik van het openbaar water voor bijvoorbeeld evenementen is vereist;

    • c.

      indien het uiterlijk van het woonschip afbreuk doet aan het aanzien van de gemeente;

    • d.

      de daaraan verbonden voorschriften of beperkingen niet zijn of worden nagekomen;

    • e.

      de omstandigheden of inzichten na de verlening van de vergunning zijn gewijzigd;

    • f.

      niet meer wordt voldaan aan de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften;

    • g.

      de werkelijke situatie niet meer overeenstemt met de gegevens in de ligplaatsvergunning;

    • h.

      ter verkrijging daarvan onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt;

    • i.

      hiervan geen gebruik wordt gemaakt binnen een daarin gestelde termijn dan wel, bij gebreke van een gestelde termijn, binnen een redelijke termijn; of

    • j.

      de houder dit verzoekt;

    • k.

      dit hem (lees: het college) geraden voorkomt.

  • 2. Het college kan een ligplaatsvergunning weigeren als:

    • a.

      voor de ligplaats al een ligplaatsvergunning is verleend;

    • b.

      het woonschip langer, breder, hoger of dieper is dan aangegeven op de ligplaatsenkaart die als bijlage 1 bij deze verordening is opgenomen. Daar waar op de ligplaatsenkaart vermeld is “ligplaats in relatie tot tuinlengte” geldt als lengte voor de ligplaats de lengte die aanwezig is bij het in een rechte lijn doortrekken van de eigendoms- en gebruiksgrenzen van de wal naar het schip. Als de eigenaren van het aangrenzende perceel schriftelijk verklaren geen bezwaar te hebben tegen een langer woonschip kan het college vergunning verlenen voor een langer woonschip dan de tuinlengte toestaat;

    • c.

      het woonschip belemmeringen kan veroorzaken aan het verkeer op het water of het land;

    • d.

      het niet aannemelijk is dat de aanvrager binnen 24 weken na het verlenen van de ligplaatsvergunning met het woonschip de plaats waarvoor de ligplaatvergunning is verleend, kan innemen;

    • e.

      bij een aanvraag voor een reserveplaats als bedoeld in artikel 10 de noodzaak niet aannemelijk is gemaakt.

Artikel 7 Wijze van meten

De in deze verordening genoemde afmetingen worden uitwendig gemeten daar waar zij het grootst zijn. Ondergeschikte bouwdelen als lichtkoepels en antennes worden niet meegerekend.

Artikel 8 Verplichtingen van houders van toestemmingen

Degene aan wie een ligplaatsvergunning is verleend houdt deze, of een kopie hiervan, aan boord van het woonschip waarop deze betrekking heeft.

Artikel 9 Normadressaat

Tenzij in deze verordening anders is bepaald, is de vergunninghouder verantwoordelijk voor de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening.

Artikel 10 Reserveplaatsen

  • 1. Als vertrek van een ligplaats noodzakelijk is en de vergunninghouder wil tijdelijk of definitief verhuizen naar een reserveplaats, moet de vergunninghouder vooraf bij het college een aanvraag voor een ligplaatsvergunning voor een reserveplaats indienen.

  • 2. Op een aanvraag voor een ligplaatsvergunning voor een reserveplaats is het bepaalde in artikel 3, artikel 4 en artikel 6 lid 1 en lid 2 van toepassing.

  • 3. Het college kan bij het toewijzen van een vergunningsaanvraag voor een reserveplaats als eerste de reserveplaats in deelgebied 2, zoals aangegeven op de kaart in bijlage 1 bij deze verordening, beschikbaar stellen.

  • 4. Als de in artikel 10 lid 3 genoemde reserveplaats bezet is, kan het college vergunning verlenen voor het tijdelijk innemen van een reserveplaats in deelgebied 1, zoals aangegeven op de kaart in bijlage 1 bij deze verordening, voor een periode van maximaal 2 jaar.

Artikel 11 Overdragen ligplaatsvergunning

  • 1. Als het eigendom van het woonschip wordt overgedragen moet de vergunninghouder de ligplaatsvergunning overdragen aan de rechtverkrijgende. Hiervoor dienen de vergunninghouder en de rechtverkrijgende een aanvraag in bij het college.

  • 2. Op aanvraag van de vergunninghouder en van de rechtverkrijgende zal het college de vergunning over op naam van de rechtverkrijgende stellen.

  • 3. Op aanvragen als bedoeld in het tweede lid (uitsluitend verzoek tot wijziging tenaamstelling) zijn de overige artikelen van deze verordening van overeenkomstige niet van toepassing.

Artikel 12 Wijziging ligplaatsvergunning

  • 1. Als wijziging van de ligplaatsvergunning noodzakelijk is, dient de vergunninghouder vooraf bij het college een aanvraag tot wijziging van de ligplaatsvergunning in.

  • 2. Op een aanvraag tot wijziging van een ligplaatsvergunning is het bepaalde in artikel 3, artikel 4, artikel 6 lid 1 en 2 onder b tot en met e en artikel 11 lid 3 van toepassing.

Artikel 13 Verhalen (verplaatsen) van woonschepen

Het college is bevoegd de eigenaar, huurder of gebruiker van het woonschip schriftelijk op te dragen het woonschip binnen een redelijke termijn te verhalen/verplaatsen naar een andere ligplaats wanneer onder meer, maar niet uitsluitend de fysieke leefomgeving, evenementen of de veiligheid binnen de gemeente dit naar haar oordeel noodzakelijk maakt en wanneer de gemeente dit geraden voorkomt.

Artikel 14 Ligplaatsenoverzicht

  • 1. Het college stelt een ligplaatsenoverzicht vast, dat in elk geval een kaart van het openbaar water bevat met daarop aangegeven:

    • a.

      de plaatsen of gebieden die bestemd zijn om ligplaats in te nemen (inclusief reserveplaatsen);

    • b.

      indien van toepassing, de plaatsen of gebieden die bestemd zijn voor bepaalde categorieën schepen;

    • c.

      indien van toepassing, de plaatsen of gebieden die bestemd zijn voor ligplaatsvergunninghouders.

  • 2. Het ligplaatsenoverzicht zoals bedoeld in lid 1 van artikel 14 is als bijlage 1 bij deze verordening opgenomen;

  • 3. Het college is bevoegd tot het wijzigen van het ligplaatsenoverzicht om deze in overeenstemming te brengen met het omgevingsplan.

Artikel 15 Aansluiting op de drinkwaterleiding

  • 1. De vergunninghouder is verplicht ervoor te zorgen dat het woonschip is aangesloten op het distributienet van de openbare drinkwaterleiding.

  • 2. Het college kan van de in het eerste lid gestelde verplichting ontheffing verlenen, wanneer het woonschip is voorzien van een of meer drinkwatertanks waarvan de gezamenlijke inhoud minimaal 250 liter bedraagt.

Artikel 16 Aansluiting op de riolering

  • 1. De vergunninghouder is verplicht ervoor te zorgen dat het woonschip is aangesloten op de openbare riolering.

  • 2. Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing voor zover uitsluitend hemelwater wordt geloosd.

  • 3. Als het niet mogelijk is op een kleinere afstand dan 40 meter huishoudelijk afvalwater te lozen op een openbaar riool, moet het woonschip aangesloten worden op een septictank van 6 m3. Deze tank moet geplaatst worden op de vaste wal met een standpijp waaraan een flexibele aansluiting bevestigd kan worden.

  • 4. Het college kan ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste en derde lid, wanneer afvoer op een andere wijze zonder verontreiniging van oppervlaktewater, bodem of lucht mogelijk is.

  • 5. De in het derde en vierde lid bedoelde afstand wordt gemeten langs de kortste lijn waarlangs een aansluiting zonder bezwaren kan worden gemaakt.

Artikel 17 Aansluiting elektra

  • 1. De vergunninghouder is verplicht ervoor te zorgen dat het woonschip is aangesloten op het distributienet van het openbare elektriciteitsnet.

  • 2. Het is vergunninghouder niet toegestaan op de ligplaats elektriciteit op te wekken gebruikmakend van benzine- of dieselaggregaten, anders dan voor het incidenteel uitvoeren van onderhouds- of reparatiewerkzaamheden.

  • 3. Het college kan vrijstelling verlenen van het bepaalde in het eerste en tweede lid, indien de afstand van het aansluitpunt voor de elektravoorzieningen tot het woonschip groter is dan 100 meter.

  • 4. De in het derde lid bedoelde afstand wordt gemeten langs de kortste lijn waarlangs een aansluiting zonder bezwaar kan worden gemaakt.

  • 5. Het eerste lid is niet van toepassing op woonschepen die uitsluitend van een energievoorziening gebruikmaken, die geen geluid alsmede geen schadelijke gassen en luchtverontreinigende deeltjes veroorzaakt.

Artikel 18 Aanwijzingen

  • 1. Het college kan mondeling of schriftelijk aanwijzingen geven in het belang van de orde en veiligheid bij het innemen van een ligplaats en bij het uitvoeren van werkzaamheden aan of nabij de ligplaats en ter voorkoming van gevaar, schade of hinder.

  • 2. Degene tot wie een aanwijzing is gericht, is verplicht de aanwijzing onmiddellijk op te volgen.

Artikel 19 Strafbepaling

Overtreding van het bepaalde bij of krachtens deze verordening wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie.

Artikel 20 Toezichthoudende ambtenaren

  • 1. Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze verordening bepaalde is belast de door het college aangewezen toezichthouders.

  • 2. Het college kan daarnaast andere personen met dit toezicht belasten.

Artikel 21 Betreden van woonruimten

Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften die strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woonschip zonder toestemming van de bewoner.

Artikel 22 Overgangsrecht

  • 1. De woonschepenverordening Hoeksche Waard 2020 wordt ingetrokken op het moment van inwerkingtreding van deze verordening.

  • 2. Een krachtens de woonbotenverordening voor de gemeente Binnenmaas 2009 verleende vergunning, ontheffing of vrijstelling geldt als vergunning, ontheffing of vrijstelling verleend krachtens deze verordening. Het college kan deze ambtshalve vervangen door een vergunning, ontheffing of vrijstelling krachtens deze verordening. Ambtshalve vervanging kan samen gaan met een wijziging van beperkingen en voorschriften.

  • 3. Een krachtens de woonschepenverordening Hoeksche Waard 2020 verleende vergunning, ontheffing of vrijstelling geldt als vergunning, ontheffing of vrijstelling verleend krachtens deze verordening. Het college kan deze ambtshalve vervangen door een vergunning, ontheffing of vrijstelling krachtens deze verordening. Ambtshalve vervanging kan samen gaan met een wijziging van beperkingen en voorschriften.

  • 4. Aanvragen om vergunning of ontheffing die zijn ingediend onder de woonschepenverordening Hoeksche Waard 2020 maar waarop nog niet is beschikt bij het in werking treden van deze verordening, worden afgehandeld overeenkomstig deze verordening.

  • 5. De rechthebbende van een woonschip die met een woonschip op een legale ligplaats ligt op het moment van inwerkingtreding van deze verordening, wordt verondersteld in het bezit te zijn van de in artikel 3 vermelde ligplaatsvergunning.

  • 6. Voor woonschepen waarvan een of meer maten de in bijlage 1 genoemde afmetingen overschrijden en deze overschrijding reeds bestond ten tijde van de inwerkingtreding van deze verordening en een ligplaatsvergunning hadden, geldt, dat deze overschrijding wordt toegestaan. Bestaande afwijkingen mogen niet worden vergroot. Bij vervanging van een woonschip en/of het innemen van een nieuwe ligplaats moet voldaan worden aan de geldende voorschriften.

Artikel 22 Hardheidsclausule

Het college kan afwijken van het bepaalde in deze verordening indien strikte toepassing van het bepaalde leidt tot onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 23 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking op de achtste dag na die waarop zij bekend is gemaakt.

  • 2. De bepalingen in artikel 14 onder 3 treden in werking op de datum waarop het in dit artikel bedoelde omgevingsplan onherroepelijk in werking is getreden.

  • 3. Deze verordening wordt aangehaald als: Woonschepenverordening Hoeksche Waard 2025.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 23 september 2025.

M.J.E.M. van Dam

griffier

M. Witte

raadsvoorzitter

Bijlage 1

afbeelding binnen de regeling

Bijlage 2

afbeelding binnen de regeling

Bijlage 3

afbeelding binnen de regeling

Bijlage 4

afbeelding binnen de regeling

Bijlage 5

afbeelding binnen de regeling

Bijlage 6

afbeelding binnen de regeling

Toelichting bij Woonschepenverordening Hoeksche Waard 2025

Algemeen

Deze verordening bevat de kaderstellende regels die van toepassing zijn op woonschepen wanneer deze liggen in openbare wateren binnen de grenzen van de gemeente Hoeksche Waard en die openstaan voor woonschepen. Hiermee worden de gemeentelijke belangen beschermd en tegelijkertijd worden de rechten en plichten van zowel de woonschepen als de beheerder van het openbaar water inzichtelijk gemaakt. Daarbij heeft deze verordening voor ogen dit alles op een overzichtelijke, duidelijke manier te regelen, ontdaan van overbodige regels en administratieve lasten.

Artikelsgewijze toelichting

Enkel die bepalingen die nadere toelichting behoeven worden hieronder behandeld.

Artikel 1, lid a Bijkomende voorzieningen

Het begrip bijkomende voorzieningen omvat die middelen die nodig zijn om aan boord en van boord van een woonschip te komen. Zaken als opstallen op de kade, opslag van materialen, aansluitingen op nutsvoorzieningen, etc. vallen niet onder de werking van deze verordening.

Artikel 1, lid d en artikel 2 Openbaar water en toepassingsbereik

Het begrip openbaar water omvat die wateren die, al dan niet met enige beperking, voor het publiek bevaarbaar of anderszins toegankelijk zijn en die voor woonschepen openstaan, met inbegrip van de daartoe behorende werken (kades, ligplaats aangelegenheden, etc.). Ter afbakening en verduidelijking zijn de wateren die voor woonschepen openstaan op de kaart in bijlage 1 aangegeven. Deze verordening is daarmee in beginsel van toepassing op alle wateren binnen de gemeentegrenzen die voor woonschepen open staan, evenals de daartoe behorende werken.

Binnen het toepassingsbereik vallen ook wateren die aan anderen toebehoren, deze een openbaar karakter hebben en op enigerlei wijze voor het publiek toegankelijk zijn. Dit betreft het water van de Dorpshaven in Numansdorp en een deel van de Boezemvliet in Puttershoek.

Niet binnen het toepassingsbereik vallen wateren die aan anderen toebehoren. Een voorbeeld hiervan is het water van de Nieuwe Haven en Strijensche Haven in Strijen: de woonschepen liggen in water dat toebehoort en in beheer is van het waterschap Hollandse Delta of van de woonbooteigenaren zelf. De functie wonen voor deze woonschepen is in het Omgevingsplan geregeld.

Artikel 1, lid g Woonschip

De gemeente onderscheidt twee categorieën woonschepen:

  • een woonark, daaronder begrepen een object te water, dat uitsluitend of in hoofdzaak wordt gebruikt als, of te oordelen naar zijn constructie of inrichting uitsluitend of in hoofdzaak bestemd is tot, dag- of nachtverblijf van een of meer personen.

  • een varend woonschip in het water dat herkenbaar is aan de romp en de opbouw als schip. Het wordt gebruikt als of is bestemd voor een woonverblijf, of het bestaat uit een casco dat herkenbaar is van een van origine varend schip, dat wordt gebruikt als of is bestemd voor woonverblijf.

Artikel 3 Vergunningen en ontheffingen

Op 13 februari 2017 is de Wet verduidelijking voorschriften woonboten in werking getreden. Deze heeft gevolgen voor bestaande woonboten en nieuwe woonboten:

Bestaande woonschepen vóór inwerkingtreding Wet verduidelijking voorschriften woonboten

Indien voor het bouwen of gebruiken van een woonboot of een ander drijvend object dat hoofdzakelijk wordt gebruikt voor verblijf voor of op het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet verduidelijking voorschriften woonboten (13-02-2017) krachtens een provinciale of een gemeentelijke verordening een vergunning of ontheffing is verleend, wordt die vergunning of ontheffing gelijkgesteld met een omgevingsvergunning als bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, artikel 2.1, eerste lid, onderdeel a, c of d.

Nieuwe woonschepen ná inwerkingtreding Wet verduidelijking voorschriften woonboten

Een woonboot of een ander drijvend object dat hoofdzakelijk wordt gebruikt voor verblijf ten aanzien waarvan tot het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet verduidelijking voorschriften woonboten krachtens een provinciale of een gemeentelijke verordening geen vergunning of ontheffing werd vereist voor het bouwen of gebruiken ervan, wordt met ingang van het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet verduidelijking voorschriften woonboten (13-02-2017) gelijkgesteld met een bouwwerk waarvoor een omgevingsvergunning als bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, artikelen 2.1, eerste lid, onderdelen a, c of d is verleend.

Voorwaarden waaronder een vergunning of ontheffing als bedoeld in het bovenstaande onderdeel is verleend, worden gelijkgesteld met aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften.

Het in artikel 3, lid 9 genoemde Aanvraagformulier vergunning ligplaats woonschip is in bijlage 2 bij de Woonschepenverordening bijgevoegd.

Artikel 5 Geldigheidsduur

De gemeente kan in beginsel een vergunning voor bepaalde tijd verlenen met de bedoeling schaarse ligplaatsen zo eerlijk mogelijk te verdelen. Van schaarste van ligplaatsen in de Hoeksche Waard is echter geen sprake. In het eerste lid van artikel 5 is daarom opgenomen dat de werkingsduur van een vergunning voor onbepaalde tijd is.

Veel gemeenten verlenen ligplaatsvergunningen voor woonschepen tegenwoordig voor onbepaalde tijd. Zodra woonschepen in het Omgevingsplan zijn opgenomen wordt een permanente ligplaatsvergunning verleend. Destijds waren er gemeenten die ligplaatsvergunningen voor woonschepen verstrekten voor bepaalde tijd, bijvoorbeeld voor 3 jaar. Dit beleid had nadelen. Iedere drie jaar moest opnieuw een vergunning worden aangevraagd. Dat leidde voor bewoners en ook voor de gemeenten tot werk en kosten. In de praktijk werden om die reden vaak ook geen nieuwe vergunningen meer aangevraagd. Het verandert ook nauwelijks iets aan de juridische status van een woonschip. Gemeenten hebben daarom besloten om in het vervolg alle nieuwe ligplaatsenvergunningen voor onbepaalde tijd te verlenen. Dit is nu het beleid voor alle nieuwe aanvragen om een ligplaatsvergunning.

Het tweede lid bepaalt dat een vergunning desondanks voor bepaalde tijd verleend kan worden als het gewenst is rekening te houden met (toekomstig) ruimtelijk beleid.

Het derde lid bepaalt dat een ontheffing, als deze wordt verleend voor een eenmalige gedraging of handeling, wordt verleend voor de duur van die gedraging of handeling, maar niet voor een duur langer dan zes maanden. Een gedraging of handeling die langer duurt dan zes maanden kan worden beschouwd als een activiteit die vergunningplichtig is op grond van de Wet milieubeheer.

Artikel 6 Weigerings-, wijzigings- en intrekkingsgronden

Met de in het eerste lid, onderdeel b genoemde evenementen worden publiek toegankelijke evenementen bedoeld, zoals het NK Sprietlopen in de Veerhaven Puttershoek.

Onder het bepaalde in het eerste lid, onderdeel e worden ook beleidswijzigingen bedoeld. Deze kunnen aanleiding zijn voor intrekking of wijziging van een vergunning of ontheffing. Daarbij worden vanzelfsprekend de algemene beginselen van behoorlijk bestuur in acht genomen.

Volgens de in 2020 ingetrokken Woonbotenverordening voor de gemeente Binnenmaas 2009 kon een vergunning worden geweigerd als het uiterlijk van het woonschip in strijd was met redelijke eisen van welstand. Deze bepaling is in de voorliggende woonschepenverordening Hoeksche Waard niet overgenomen. Woonschepen zijn met ingang van het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet verduidelijking voorschriften (13-02-2017) gelijkgesteld met een bouwwerk waarvoor een omgevingsvergunning als bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is verleend. Het uiterlijk van woonschepen wordt vanaf die datum getoetst aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften. Een ligplaatsvergunning wordt definitief van kracht als ook een omgevingsvergunning is verleend.

Artikel 9 Normadressaat

De vergunninghouder is in beginsel verantwoordelijk voor de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening, tenzij anders is bepaald. Dit laatste heeft bijvoorbeeld betrekking op die artikelen waarin expliciet is bepaald dat ’eenieder’ zich aan dat voorschrift dient te houden.

Artikel 10 Reserveplaatsen

De strekking van dit artikel betreft dat bij toewijzing van een vergunningaanvraag voor een reserveplaats als eerste de reserveplaats in deelgebied 2 beschikbaar wordt gesteld. Dit onder de voorwaarde dat de noodzaak om aanspraak te maken op een reserveplaats naar het oordeel van de gemeente aannemelijk is. Indien deze reserveplaats bezet is, wordt vergunning verleend voor het tijdelijk innemen van reserveplaats in deelgebied 1 voor een periode van maximaal 2 jaar. De reserveplaats in deelgebied 1 betreft een tijdelijke locatie. Dit artikel is overgenomen uit de in 2020 ingetrokken Woonbotenverordening voor de gemeente Binnenmaas 2009.

Artikel 11 Overdragen ligplaatsvergunning

Met het overschrijven van de ligplaatsvergunning door het college worden de ligplaatsvergunning en de toepasselijke voorschriften van deze verordening overgedragen van de vergunninghouder op de rechtverkrijgende.

Artikel 14 Ligplaatsenoverzicht

De gemeente kent twee verschillende categorieën woonschepen (artikel 1.1 lid g ). Niet elk type woonschip kan of mag namelijk overal een ligplaats innemen. In het ligplaatsenoverzicht wordt aangegeven waar een ligplaats mag worden ingenomen. In het Omgevingsplan wordt verder aangegeven welk type woonschip er op die plekken mag liggen of aan welke eisen het woonschip moet voldoen.

Artikel 16 Aansluiting op de riolering

De Waterwet en het Besluit lozingen afvalwater huishoudens stellen eisen aan het lozen van huishoudelijk afvalwater door particulieren. Deze wet- en regelgeving vindt onder andere haar oorsprong in Europese regelgeving en richt zich op het schoner worden en schoner houden van het oppervlaktewater. Volgens deze wetgeving mogen woonschepen niet ongezuiverd lozen op oppervlaktewater.

Vanuit de Wet milieubeheer moet de gemeente zorg dragen voor de doelmatige inzameling en het doelmatig transport van afvalwater dat vrijkomt bij de binnen het grondgebied van de in de gemeente gelegen percelen. In de regel wordt hiervoor riolering aangelegd. Indien er riolering aanwezig is, hoeft er geen ander alternatief geboden te worden; het Besluit lozing afvalwater huishoudens stelt namelijk dat woonschepen niet langer op oppervlaktewaterlichamen mogen lozen, wanneer er zich een aansluiting binnen 40 meter van het lozingspunt bevindt. Is dit niet het geval of is het niet mogelijk om hierop aan te sluiten, dan zijn alternatieven mogelijk waaronder de plaatsing van een septic tank of individuele behandeleenheid van afvalwater (IBA).

Artikel 21 Betreden van woonruimten

In artikel 5:15 van de Algemene wet bestuursrecht, is bepaald dat een toezichthouder een woning niet mag betreden als de bewoner daar geen toestemming voor geeft. De bevoegdheid tot het binnentreden is gestoeld op artikel 149a van de Gemeentewet. Artikel 149a strekt ertoe dat de gemeenteraad in bepaalde gevallen de bevoegdheid kan verlenen tot het binnentreden in woningen zonder toestemming van de bewoner. Het gaat hier om binnentreden ter uitoefening van toezicht en opsporing in verband met de naleving van voorschriften inzake handhaving van de openbare orde of veiligheid en bescherming van het leven of de gezondheid van personen. Het binnentreden in woningen behoort niet tot de bevoegdheden die afdeling 5.2 van de Awb aan iedere toezichthouder verleent. De bevoegdheid tot uitoefening van bestuursdwang is in de Gemeentewet voor alle gevallen geregeld in artikel 125. De Algemene wet op het binnentreden is ook hier van toepassing, zodat voor binnentreden zonder toestemming van de bewoner een machtiging noodzakelijk is. De Algemene wet op het binnentreden maakt onderscheid tussen het bevoegd zijn tot binnentreden in een woning en het nodig hebben van een machtiging om tot binnentreden in een woning in een concreet geval over te mogen gaan. Artikel 149a attribueert aan de gemeenteraad de bevoegdheid om personen de bevoegdheid, en dus niet de machtiging, te verlenen tot binnentreden. Op grond van art. 5:27, tweede lid, van de Awb is het bestuursorgaan dat bestuursdwang toepast bevoegd tot het verlenen van deze machtiging. De bevoegdheid tot binnentreden zal slechts uitgeoefend mogen worden voor zover dat redelijkerwijs voor de vervulling van de taak waarvoor binnen wordt getreden, nodig is.

Opgemerkt wordt dat onder het begrip ‘woning’ tevens een woning aan boord van een schip moet worden verstaan.