Algemene Subsidieverordening 2026 gemeente Leiden

Dit is een toekomstige tekst! Geldend vanaf 01-01-2026

Intitulé

Algemene Subsidieverordening 2026 gemeente Leiden

De raad van de gemeente Leiden:

Gezien het voorstel van burgemeester en wethouders (Raadsvoorstel RV 25.0060 van 15 juli 2025), mede gezien het advies van de commissie Werk en Middelen,

BESLUIT

  • 1.

    de volgende verordening vast te stellen:

Algemene Subsidieverordening 2026 gemeente Leiden

(ASV 2026)

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    raad: gemeenteraad van de gemeente Leiden;

  • b.

    college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leiden;

  • c.

    eenmalige subsidie: subsidie ten behoeve van incidentele projecten of activiteiten die niet behoren tot de reguliere bezigheden van de aanvrager en waarvoor het college slechts voor een van tevoren bepaalde tijd van maximaal vier jaar subsidie wil verstrekken;

  • d.

    jaarlijkse subsidie: structurele subsidie voor jaarlijks terugkerende activiteiten die per jaar of voor een bepaald aantal jaren aan een aanvrager wordt verstrekt;

  • e.

    subsidieregeling: dit zijn nadere regels, opgesteld door het college, die betrekking hebben op de subsidiabele activiteiten op een bepaald beleidsterrein;

  • f.

    aanvrager: een rechtspersoon, of een natuurlijk persoon die op de voorgeschreven wijze een verzoek indient om subsidie te verkrijgen;

  • g.

    subsidieontvanger: een rechtspersoon, of een natuurlijk persoon waaraan, al dan niet onder voorwaarden en verplichtingen, een subsidie is verleend;

  • h.

    onderneming: iedere eenheid, ongeacht haar rechtsvorm of wijze van financiering, die een economische activiteit uitoefent;

  • i.

    jaar: een kalenderjaar;

  • j.

    boekjaar: periode waarover een financieel verslag loopt. Dit kan gelijk zijn aan een kalenderjaar maar dat hoeft niet;

  • k.

    weerstandsvermogen: vrij eigen financieel vermogen van een subsidieontvanger;

  • l.

    egalisatiereserve: bestemmingsreserve als bedoeld in de wet;

  • m.

    Europees steunkader: een mededeling, richtsnoer, kaderregeling, besluit of vrijstellingsverordening op het gebied van staatssteun die de Europese Commissie of de Raad van de Europese Unie, gelet op de artikelen 106, derde lid, 107, 108 of 109 van het Verdrag heeft vastgesteld;

  • n.

    wet: Algemene wet bestuursrecht;

  • o.

    verdrag: Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

Artikel 2 Reikwijdte

  • 1. Deze verordening is van toepassing op de verstrekking van subsidies door het college op de volgende beleidsterreinen, met uitzondering van subsidies waarvoor bij afzonderlijke verordening een uitputtende regeling is getroffen en subsidies als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, van de wet (subsidies waarvoor geen wettelijke grondslag nodig is):

    • a.

      algemeen bestuur;

    • b.

      openbare orde en veiligheid;

    • c.

      verkeer, vervoer en waterstaat;

    • d.

      economische zaken;

    • e.

      onderwijs;

    • f.

      cultuur, sport en recreatie;

    • g.

      sociale voorzieningen en maatschappelijke dienstverlening;

    • h.

      (maatschappelijke) participatie;

    • i.

      volksgezondheid;

    • j.

      dierenwelzijn, natuur en milieu;

    • k.

      duurzaamheid;

    • l.

      ruimtelijke ordening en volkshuisvesting.

  • 2. Ten aanzien van subsidies als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, van de wet (subsidies waarvoor geen wettelijke grondslag nodig is) kan het college bepalen dat deze verordening geheel of gedeeltelijk van toepassing is.

Artikel 3 Subsidieregelingen

Het college kan bij nadere regeling (subsidieregeling) vaststellen welke activiteiten in aanmerking kunnen komen voor subsidie. Voor zover van toepassing, wordt hierin tevens bepaald: de doelgroepen die voor subsidie in aanmerking komen, de verantwoordingseisen, hoe de subsidie wordt berekend en hoe het subsidiebedrag wordt uitbetaald.

Artikel 4 Bevoegdheid college

  • 1. Het college is bevoegd te besluiten over het verstrekken van subsidies met inachtneming van dein de gemeentebegroting opgenomen financiële middelen, of het subsidieplafond.

  • 2. Het college is bevoegd om nadere verplichtingen aan de beschikking tot subsidieverlening te verbinden.

Artikel 5 Staatssteunregels

  • 1. Voor zover dat ten behoeve van het voldoen aan een Europees steunkader noodzakelijk is, kan het college bij subsidieregeling afwijken van deze verordening en deze aanvullen.

  • 2. Bij subsidieregelingen waarbij is bepaald dat toepassing kan worden gegeven aan een Europeessteunkader, verwijst de subsidieregeling naar het desbetreffende steunkader.

  • 3. Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, verwijst de verleningsbeschikking naar de toepasselijke bepalingen van het steunkader.

  • 4. Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen alleen de activiteiten, doelstellingen, resultaten en kosten voor vergoeding in aanmerking die voldoen aan de eisen van het desbetreffende steunkader.

  • 5. Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen ondernemingen alleen in aanmerking voor zover de subsidieverstrekking voldoet aan de voorwaarden van het desbetreffende steunkader.

Hoofdstuk 2. Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

Artikel 6 Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

  • 1. Het college kan subsidieplafonds vaststellen. In dat geval bepaalt het college bij subsidieregeling de wijze van verdeling van de betrokken subsidie.

  • 2. Het college kan een subsidieplafond verlagen als:

    • a.

      het plafond wordt vastgesteld voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld of goedgekeurd; en

    • b.

      de subsidieaanvragen waarop het subsidieplafond betrekking heeft, moeten worden ingediend voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld of goedgekeurd.

  • 3. Bij de bekendmaking van een subsidieplafond dat kan worden verlaagd overeenkomstig het vorige lid, wordt gewezen op de mogelijkheid van verlaging en de gevolgen daarvan voor reeds ingediende aanvragen.

  • 4. Een subsidie ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, wordt verleend onder de voorwaarde dat voldoende middelen op de begroting beschikbaar zullen worden gesteld. Bij de verleningsbeschikking wordt daarop gewezen.

Hoofdstuk 3. De subsidieaanvraag

Artikel 7 Aanvraag

  • 1. Een aanvraag om subsidie wordt schriftelijk en bij voorkeur digitaal ingediend bij het college en indien van toepassing, met behulp van een aanvraagformulier.

  • 2. Bij de aanvraag overlegt de aanvrager in ieder geval de volgende gegevens:

    • a.

      een beschrijving van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

    • b.

      de doelen en resultaten welke met die activiteiten worden nagestreefd, en hoe de activiteiten daaraan bijdragen;

    • c.

      een sluitende begroting met inkomsten en uitgaven voor deze activiteiten. De begroting bevat ook een opgave van bij anderen aangevraagde subsidies of vergoedingen ten behoeve van dezelfde activiteiten, onder vermelding van de stand van zaken daarvan;

    • d.

      inzicht in het vermogen op het moment van de aanvraag, als het een subsidie betreft dieper boekjaar aan een rechtspersoon wordt verstrekt.

  • 3. Indien een aanvrager voor de eerste keer een jaarlijkse subsidie aanvraagt, voegt hij een exemplaar van de oprichtingsakte, de statuten, het jaarverslag, de jaarrekening en de balans van het voorgaande jaar als bijlagen toe aan het aanvraagformulier.

  • 4. Bij subsidieregelingen kan van de voorgaande leden worden afgeweken.

Artikel 8 Aanvraagtermijn

  • 1. Een aanvraag voor een jaarlijkse subsidie, wordt ingediend uiterlijk 1 juli voorafgaand aan het jaar of de jaren waarop de aanvraag betrekking heeft.

  • 2. Het college kan bij subsidieregeling, zoals beschreven in artikel 3, afwijken van de termijngenoemd in lid 1.

  • 3. Een aanvraag voor een eenmalige subsidie wordt uiterlijk 13 weken voordat de aanvrager voornemens is te beginnen met de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd, ingediend.

Hoofdstuk 4 De subsidieverlening

Artikel 9 Beslistermijn

  • 1. Het college beslist op een aanvraag voor een jaarlijkse subsidie uiterlijk op 31 december van het jaar waarin de aanvraag is ingediend.

  • 2. Het college beslist op een aanvraag voor een eenmalige subsidie binnen 13 weken nadat de volledige aanvraag is ingediend, dan wel, indien het college hiertoe regels heeft opgesteld, 13 weken gerekend vanaf de uiterste indieningstermijn voor het aanvragen van de subsidie.

  • 3. Indien deskundigen of een commissie moet worden geraadpleegd over de kwaliteit van de subsidieaanvragen, kan het college deze beslistermijn tot tweeëntwintig weken verlengen.

  • 4. Bij aanvragen om een subsidie die overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het Verdrag worden aangemeld bij de Europese Commissie wordt de termijn verdaagd totdat de Europese Commissie een eindbeslissing heeft genomen.

Artikel 10 Weigeringsgronden

  • 1. De subsidietoekenning kan naast de in artikel 4:25 tweede lid en artikel 4:35 van de wetgenoemde gevallen worden geweigerd indien gegronde redenen bestaan om aan te nemen dat:

    • a.

      de activiteiten van de aanvrager niet gericht zullen zijn op de gemeente of niet aanwijsbaar ten goede komen aan ingezetenen van de gemeente;

    • b.

      de gelden niet of in onvoldoende mate besteed zullen worden voor de activiteiten en/of het doel waarvoor de subsidie beschikbaar wordt gesteld;

    • c.

      de aanvrager doelstellingen beoogt of activiteiten zal ontplooien die in strijd zijn met de wet, het algemeen belang of de openbare orde;

    • d.

      de aanvrager ook zonder subsidieverstrekking over voldoende gelden, hetzij uit eigenmiddelen, hetzij uit middelen van derden, kan beschikken om de kosten van de activiteiten te dekken;

    • e.

      de subsidietoekenning niet past binnen het beleid van de gemeente Leiden;

    • f.

      de doelstellingen, activiteiten, statuten of reglementen van de aanvrager dan wel het beoogde gebruik van de subsidie discriminatie opleveren wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht, burgerlijke staat, seksuele gerichtheid, leeftijd of op welke grond dan ook. Onder discriminatie wordt in dit verband niet begrepen onderscheid ter opheffing van maatschappelijke achterstand;

    • g.

      als de Europese Commissie overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het Verdrag heeft vastgesteld dat de subsidie onverenigbaar is met de interne markt;

    • h.

      als het een aanvrager betreft tegen wie een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerdere beschikking van de Europese Commissie waarin de steun van Nederland onrechtmatig en onverenigbaar met de interne markt is verklaard;

    • i.

      als niet is aangetoond dat de subsidie noodzakelijk is voor het verrichten van de activiteiten waarvoor deze wordt gevraagd;

    • j.

      als de subsidieverstrekking in strijd zou zijn met een wettelijk voorschrift.

  • 2. Het college weigert de subsidie in ieder geval als de subsidieverstrekking in strijd zou zijn meteen Europees steunkader omdat:

    • a.

      subsidie verstrekt zou worden aan een aanvrager die een onderneming drijft die in moeilijkheden verkeert als bedoeld in het desbetreffende steunkader, of

    • b.

      de subsidie geen stimulerend effect heeft als bedoeld in het desbetreffende steunkader.

  • 3. Bij de verlening van een subsidie houdt het college rekening met het eigen financieel vermogen van de subsidieaanvrager. Indien het eigen vermogen ten opzichte van het totale vermogen (solvabiliteit) van de aanvrager te laag is, kan het college beslissen de subsidie niet te verlenen.

Artikel 11 Verlening subsidie

  • 1. In de beschikking tot subsidieverlening geeft het college aan op welke wijze de verantwoording van de te ontvangen subsidie plaatsvindt.

  • 2. Bij de beschikking tot subsidieverlening kan aan de subsidieontvanger een verklaring omtrent gedrag (VOG) worden gevraagd voor de bestuurders en medewerkers voor zover er geen wettelijke verplichting bestaat voor een VOG.

  • 3. Een subsidie kan in bijzondere gevallen na afloop van de subsidiabele activiteiten worden verstrekt.

  • 4. Bij beschikkingen tot verlening van meer dan € 200.000 worden in een bijlage bij de verleningsbeschikking nadere afspraken en verplichtingen vastgelegd.

  • 5. Bij beschikkingen tot verlening van meer dan € 100.000 tot € 200.000 kan het college besluiten in een bijlage bij de verleningsbeschikking nadere afspraken en verplichtingen vast te leggen.

  • 6. Bij jaarlijks verstrekte subsidies geldt het kalenderjaar als uitgangspunt voor de subsidieverlening.

  • 7. Het college kan op verzoek van een subsidieontvanger een gebroken boekjaar als uitgangspunt voor de subsidieverlening toestaan, indien en voor zover bijzondere omstandigheden dit rechtvaardigen.

  • 8. Indien lid 7 van toepassing is geeft het college aan welke gevolgen dit heeft t.a.v. de in de Algemene Subsidieverordening genoemde termijnen en verantwoordingsmomenten, alsmede de wijze van bevoorschotting.

  • 9. Het college kan de subsidieontvanger ook andere verplichtingen opleggen die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie.

Hoofdstuk 5 Verlening van de subsidie

Artikel 12 Meldingsplicht

  • 1. De subsidieontvanger doet, zodra aannemelijk is dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, niet of niet geheel zullen worden verricht of dat niet of niet geheel aan de aan de beschikking tot subsidieverlening verbonden verplichtingen zal worden voldaan, direct schriftelijk melding aan het college.

  • 2. De subsidieontvanger betaalt het niet, dan wel deels niet, benutte subsidiebedrag op eerste aanzegging van het college direct op de voorgeschreven wijze terug.

Artikel 13 Overige verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1. De subsidieontvanger verricht de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend.

  • 2. De subsidieontvanger informeert het college zo spoedig mogelijk schriftelijk over:

    • a.

      besluiten of procedures die zijn gericht op de beëindiging van de activiteiten, waarvoor subsidie is verleend, dan wel ontbinding van de rechtspersoon;

    • b.

      relevante wijzigingen in de financiële en organisatorische verhouding met derden;

    • c.

      ontwikkelingen die er toe kunnen leiden dat niet of slechts gedeeltelijk aan de verplichtingen zoals aan de beschikking tot subsidieverlening verbonden, kan worden voldaan;

    • d.

      wijziging van de statuten voor zover het betreft de vorm van de rechtspersoon, de persoon van de bestuurder(s) en het doel van de rechtspersoon.

  • 3. De activiteiten van de subsidieontvanger staan open voor alle groeperingen zonder onderscheid naar ras, godsdienst, leeftijd, levensovertuiging, sekse of seksuele geaardheid.

  • 4. Het college kan nadere verplichtingen opleggen aan de subsidieontvanger ter bevordering van:

    • a.

      duurzaamheid;

    • b.

      de toegankelijkheid van de gesubsidieerde activiteiten voor mensen met een geestelijke of lichamelijke beperking;

    • c.

      social return on investment;

    • d.

      de kwaliteit van de uitvoering van de activiteiten.

  • 5. De subsidieontvanger heeft de toestemming van het college nodig voor handelingen als vermelding artikel 4:71 van de wet.

Artikel 14 Weerstandsvermogen en egalisatiereserve

  • 1. Bij jaarlijks verstrekte subsidies wordt een eigen financieel vermogen van de subsidieaanvrager van maximaal 10% van de totale jaaromzet als weerstandsvermogen aangemerkt en bij de beoordeling over de hoogte van het te verlenen subsidiebedrag buiten beschouwing gelaten.

  • 2. Het college kan in individuele gevallen afwijken van het gestelde percentage in lid 1.

  • 3. Bij de verlening van een subsidie kan worden bepaald dat de subsidieontvanger van een jaarlijks verstrekte subsidie van € 50.000 of meer een egalisatiereserve als bedoeld in artikel 4:72, eerste lid, van de wet vormt.

  • 4. De subsidieontvanger kan het college verzoeken een egalisatiereserve te mogen vormen. In dat geval is artikel 4:72 van de wet van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk 6 Verantwoording en vaststelling van de subsidie

Artikel 15 Verantwoording subsidies tot en met € 5.000

  • 1. Subsidies tot en met € 5.000 worden door het college:

    • a.

      direct vastgesteld, of

    • b.

      ambtshalve vastgesteld binnen 13 weken, vanaf de datum waarop de activiteiten uiterlijkmoeten zijn verricht.

  • 2. Bij een ambtshalve vaststelling als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, kan het college de aanvrager verplichten om op de door haar aangegeven wijze aan te tonen dat de activiteiten, waarvoor de subsidie wordt verstrekt, zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

  • 3. Het college zal bij subsidies die direct worden vastgesteld, steekproefsgewijs controleren of de gesubsidieerde activiteiten overeenkomstig de subsidieaanvraag en eventuele overige verplichtingen zijn gerealiseerd.

Artikel 16 Verantwoording subsidies van meer dan € 5.000 tot € 200.000

  • 1. Bij subsidies van meer dan € 5.000 tot € 200.000 dient de subsidieontvanger een aanvraag tot subsidievaststelling in bij het college:

    • a.

      bij een eenmalige subsidie, uiterlijk 13 weken na het verricht zijn van de activiteiten;

    • b.

      bij een jaarlijks verstrekte subsidie, uiterlijk vóór 1 mei in het jaar na afloop van het kalenderjaar.

  • 2. Het college kan in individuele gevallen afwijken van de termijn genoemd in lid 1.

  • 3. De aanvraag tot subsidievaststelling bevat:

    • a.

      een inhoudelijk verslag, waaruit blijkt dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht;

    • b.

      een financieel verslag, waaruit de aan de verrichte activiteiten verbonden inkomstenen uitgaven blijken. De subsidie van gemeente is in het financieel verslag duidelijk weergegeven.

  • 4. Bij subsidies van meer dan € 100.000 tot € 200.000 kan het college het verantwoordingsprotocol toepassen en een accountantscontrole vereisen.

Artikel 17 Verantwoording subsidies van meer dan € 200.000

  • 1. Bij subsidies van meer dan € 200.000 dient de subsidieontvanger een aanvraag tot subsidievaststelling in bij het college:

    • a.

      bij een eenmalige subsidie, uiterlijk 13 weken na het verricht zijn van de activiteiten;

    • b.

      bij een jaarlijks verstrekte subsidie, uiterlijk vóór 1 mei in het jaar na afloop van het kalenderjaar.

  • 2. Het college kan in individuele gevallen afwijken van de termijn genoemd in lid 1.

  • 3. De aanvraag tot vaststelling bevat:

    • a.

      een inhoudelijk verslag, waaruit blijkt dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend zijn verricht;

    • b.

      een financiële verantwoording van de subsidiegelden. Dit kan zijn in de vorm van een integrale verantwoording in de jaarrekening of een separate financiële verantwoording. Uit de verantwoording blijken de baten en lasten van de verleende subsidie. De subsidie van gemeente is in het financieel verslag duidelijk weergegeven.

    • c.

      een balans op de slotdatum van het afgelopen subsidietijdvak met een toelichting daarop;

    • d.

      een verklaring van een accountant die voldoet aan het verantwoordings- en controleprotocol zoals door de gemeente is opgesteld.

  • 4. Het college kan bepalen dat ook andere, of minder, dan de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden die voor de vaststelling van belang zijn, worden overlegd.

Artikel 18 Vaststelling subsidie

  • 1. Het college stelt binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling dan wel, indien geen aanvraag vereist is, na het indienen van de verantwoording, de subsidie vast.

  • 2. Indien uit de aard van de subsidie, dan wel de verantwoording daarvan, volgt dat voor de beslissing op de vaststelling van de subsidie een langere termijn nodig is dan de in het eerste lid genoemde termijn, dan bericht het college de subsidieontvanger daarvan zo spoedig mogelijk na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling dan wel de verantwoording.

  • 3. Het college kan categorieën van subsidies aanwijzen, waarvoor de subsidie direct wordt vastgesteld zonder dat de subsidieontvanger een aanvraag tot subsidievaststelling hoeft in te dienen.

  • 4. Indien de aanvraag tot subsidievaststelling niet binnen de in het eerste lid van artikel 15, 16 (of indien van toepassing tweede) en 17 (of indien van toepassing tweede) genoemde termijn is ontvangen, gaat het college 6 weken na een eenmalig rappel over tot ambtshalve vaststelling en het terugvorderen van het toegekende bedrag.

Hoofdstuk 7 Overige en slotbepalingen

Artikel 19 Hardheidsclausule

Het college kan, in bijzondere gevallen, een artikel of artikelen van deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken - met uitzondering van de artikelen 1, 2, 3, 4 en 10 van deze verordening - voor zover toepassing gelet op het belang van de aanvrager of subsidieontvanger leidt tot onbillijkheid van overwegende aard. Het toepassen van dit artikel wordt gemotiveerd in het besluit.

Artikel 20 Intrekking

De Algemene Subsidieverordening gemeente Leiden 2021 wordt ingetrokken.

Artikel 21 Overgangsbepaling

  • 1. Aanvragen om subsidie die zijn ingediend voor 1 januari 2026 worden behandeld volgens de bepalingen van de Algemene Subsidieverordening gemeente Leiden 2021.

  • 2. Besluiten, genomen krachtens de verordening bedoeld in artikel 20, die golden op het moment van de inwerkingtreding van deze verordening en waarvoor deze verordening overeenkomstige besluiten kent, gelden als besluiten genomen krachtens deze verordening.

Artikel 22 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt op 1 januari 2026 in werking.

Artikel 23 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als “Algemene Subsidieverordening gemeente Leiden 2026”.

Ondertekening

Gedaan in de openbare raadsvergadering van 25 september 2025,

de griffier,

dhr. G.F.C. van Leiden

de voorzitter,

dhr. P.J. Heijkoop