Beleidsregels toezicht en handhaving sociaal domein gemeente Emmen 2025

Geldend van 03-10-2025 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels toezicht en handhaving sociaal domein gemeente Emmen 2025

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Emmen;

Gelet op:

  • De Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, de daarbij aanverwante regelingen en de geldende gemeentelijke verordening, nadere regels en beleidsregels;

  • De Jeugdwet, de daarbij aanverwante regelingen en de geldende gemeentelijke verordening, nadere regels en beleidsregels;

  • De Participatiewet, de daarbij aanverwante regelingen en de geldende gemeentelijke verordening, nadere regels en beleidsregels;

  • De Algemene wet bestuursrecht;

  • Advies van de adviesraden sociaal domein.

Overwegende dat:

Het college het wenselijk acht regels vast te stellen waarin is opgenomen hoe toezicht en handhaving in het sociaal domein is vormgegeven. De gemeente Emmen streeft naar veilige, integere jeugdhulp en ondersteuning voor inwoners. Deze beleidsregels dragen bij aan het voorkomen en aanpakken van kwetsbaarheden bij het gebruik van onze (maatwerk) voorzieningen vanuit de Jeugdwet, Wet maatschappelijke ondersteuning 2025 (hierna Wmo) en Participatiewet.

Met het preventief toezicht richten wij ons op het voorkomen van onwenselijke situaties. Wij willen voorkomen dat budgetten voor Jeugdhulp, Participatiewet en Maatschappelijke ondersteuning oneigenlijk worden gebruikt. Ook willen wij inwoners die gebruik maken van voorzieningen beschermen tegen aanbieders die kwalitatief onvoldoende en/of onveilige ondersteuning leveren, misbruik maken van cliënten en/of frauderen met gemeenschapsgeld.

Wanneer toezicht en handhaving noodzakelijk is, zal dit op zorgvuldige en weloverwogen wijze gebeuren, waarbij de gevolgen in redelijke verhouding staan tot de overtreding. Het doel van deze beleidsregels is dat inwoners van de gemeente Emmen met goed vertrouwen gebruik kunnen maken van de jeugdhulp, Wmo en participatiewet en dat de daarvoor beschikbare gelden juist worden besteed.

Er is landelijk toenemende aandacht voor toezicht en handhaving in het sociaal domein. Wij volgen deze ontwikkelingen om de kwaliteit van jeugdhulp en ondersteuning voor onze inwoners te waarborgen.

Besluit:

De Beleidsregels toezicht en handhaving sociaal domein gemeente Emmen 2025 vast te stellen.

Artikel 1. Definitiebepalingen

  • 1. De begrippen, vermeldt in deze beleidsregels, die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet, de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en de Jeugdwet.

  • 2. In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    • a.

      aanbieder: aanbieder zoals bedoeld in de Wmo 2015, Jeugdhulpaanbieder bedoeld zoals opgenomen in de Jeugdwet en pgb- aanbieder

    • b.

      boete: bestuurlijke boete bedoeld in artikel 18a Participatiewet, artikel 20a eerste lid van de IOAW/IOAZ;

    • c.

      college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Emmen;

    • d.

      fraude: het opzettelijk onjuist handelen in strijdt met de wet- en regelgeving met het oogmerk op eigen of andermans (financieel) gewin.

    • e.

      signaal: een melding over de kwaliteit, veiligheid of rechtmatigheid van de voorziening;

    • f.

      oneigenlijk gebruik: Het onbedoeld onjuist handelen en daarmee verkeerd gebruikmaken van (maatwerk)voorzieningen;

    • g.

      Participatiewet: onder participatiewet wordt mede verstaan IOAW, IOAZ en Bbz 2004 bedoeld en aanverwante regelingen.

    • h.

      pgb: persoonsgebonden budget;

    • i.

      voorziening:

      • a:

        ondersteuning op grond van de Wmo

      • b:

        jeugdhulpvoorzieningen op grond van de Jeugdwet

      • c:

        inkomensvoorziening op grond van de Participatiewet, IOAW, IOAZ en aanverwante regelingen gebaseerd op de Participatiewet.

Artikel 2 Toezicht: principes en vormen

  • 1. Bij toezicht wordt er gewerkt vanuit de principes van goed toezicht: onafhankelijk, transparant, selectief, slagvaardig, samenwerkend, professioneel en reflectief.

  • 2. Er wordt uitvoering gegeven aan toezicht en handhaving binnen het Sociaal Domein volgens het concept van “Hoogwaardig Handhaven”. De vier fasen vormen samen de cirkel van naleving;

    • a.

      Vroegtijdig informeren:

      We zetten vooral in op preventie. Preventie begint met het verstrekken van juiste, tijdige en begrijpelijke voorlichting en informatie in helder taalgebruik aan inwoners en aanbieders. Hierbij houden we rekening met verschillende doelgroepen.

    • b.

      Optimalisering van de dienstverlening:

      Bij het versterken van de preventie is de samenwerking in de keten die de cirkel van naleving vormt van essentieel belang. Het vraagt om een integrale samenwerking.

    • c.

      Controle op maat:

      Toezicht vindt plaats om de kwaliteit te verbeteren, onrechtmatigheden te voorkomen en te voorkomen dat inwoners de dupe worden van misstanden bij het gebruik van voorzieningen.

      Bij de controle wordt rekening gehouden met alle bekende feiten en omstandigheden van de inwoner.

    • d.

      Sanctioneren op maat:

      Aan inwoners en aanbieders die zich bewust niet aan de afspraken houden, kunnen sancties opgelegd worden, waarbij bij de besluitvorming van de sancties alle bekende feiten en omstandigheden worden meegewogen.

  • 3. Het college ziet toe op de naleving van de bij of krachtens deze beleidsregels gestelde regels.

    • a.

      Het college houdt toezicht op de rechtmatigheid, kwaliteit en bij calamiteiten van de verstrekte Wmo-voorzieningen.

    • b.

      Op grond van de Jeugdwet houdt het college toezicht op de rechtmatigheid van de verstrekte voorzieningen. De inspectie gezondheidszorg en jeugd (IGJ) ziet toe op de kwaliteit van de jeugdhulpvoorzieningen en kan onderzoek doen naar aanleiding van calamiteiten binnen de jeugdhulp.

    • c.

      Het college houdt toezicht op de rechtmatigheid op grond van de Participatiewet.

  • 4. Er zijn verschillende vormen van toezicht;

    • a.

      Rechtmatigheidstoezicht is het toezicht op het rechtmatig handelen volgens de geldende wet- en regelgeving;

    • b.

      Kwaliteitstoezicht is het toezicht op het handelen volgens de eisen en voorschriften die zijn gesteld bij of krachtens de Wmo 2015 over de kwaliteit van de voorzieningen;

    • c.

      Calamiteitentoezicht vindt plaats na de melding van de calamiteit bij de toezichthouder. Bij calamiteitenonderzoek wordt onderzocht hoe de aanbieder heeft gehandeld voorafgaand aan en tijdens de calamiteit.

  • 5. Er wordt onderscheid gemaakt tussen preventief en repressief toezicht.

    • a.

      Preventief toezicht vindt plaats voorafgaand of tijdens de toekenning van een voorziening. Met als doel het tijdig voorkomen van fouten, oneigenlijk gebruik, misbruik en fraude.

      Proactief toezicht vindt meestal plaats op basis van thema’s of onderzoeken op basis van een steekproef.

    • b.

      Repressief toezicht start naar aanleiding van een signaal waarbij er zorgen zijn of de rechtmatigheid of kwaliteit van lopende voorzieningen. Of op grond van de Wmo naar aanleiding van calamiteiten. Signaalgestuurd toezicht richt zich op signalen die bij de gemeente binnenkomen, gemeld door aanbieders, inwoners en andere betrokkenen.

Artikel 3 De Toezichthouder

Het college heeft toezichthouders aangewezen als bedoeld in artikel 6.1 van de Wmo en artikel 76a van de Participatiewet die zijn belast met het houden van toezicht op de naleving van het gestelde in of krachtens de Wmo en de Participatiewet. Voor de Jeugdwet zijn toezichthouders aangesteld voor rechtmatigheid. De toezichthouder onderzoekt of de geleverde ondersteuning vanuit de Wmo en jeugdhulp vanuit de Jeugdwet overeenstemming is met de geldende wet- en regelgeving.

Artikel 4 Onderzoek

  • 1. De toezichthouder kan als daar aanleiding toe is onderzoek verrichten naar de levering van de ondersteuning vanuit de Wmo en jeugdhulp vanuit de Jeugdwet op basis van de geldende wet- en regelgeving.

  • 2. De toezichthouder communiceert met de betrokkene over aanleiding, doel en welk type onderzoek het betreft.

  • 3. Een onderzoek kan verschillende onderzoeksmethoden bevatten zoals het in gesprek gaan met de betrokkenen, het opvragen van informatie, dossier en systeemcontroles en het uitvoeren van observaties.

Artikel 5 Toezicht op aanbieders

  • 1. De toezichthouder Wmo en Jeugdwet houdt toezicht op de eisen uit de wet, de gemeentelijke verordeningen, nadere regels, beleidsregels en bij gecontracteerde voorzieningen ook op de rechtmatige uitvoering van het contract.

  • 2. De aanbieder en/of pgb-vertegenwoordiger doet aan het college, op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van de volgende feiten en of omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn of de jeugdhulp en/of Wmo-ondersteuning verantwoord geleverd kan worden:

    • a.

      De aanbieder en/of pgb-vertegenwoordiger veroordeeld of betrokken is geweest bij, of verdacht wordt van, strafbare feiten of overtredingen die de veiligheid en/of de kwaliteit van de ondersteuning in gevaar brengen;

    • b.

      De aanbieder en/of pgb-vertegenwoordiger bestuursrechtelijke en/of fiscaalrechtelijke boetes opgelegd heeft gekregen;

    • c.

      De aanbieder en/of pgb-vertegenwoordiger bestuursrechtelijke handhavingsmaatregelen opgelegd heeft gekregen in de vorm van een last onder bestuursdwang en/of dwangsom;

    • d.

      Er sprake is van feiten en/of omstandigheden die erop wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat de aanbieder en/of zijn directie en/of de aan hen gelieerde vennootschappen een zakelijk samenwerkingsverband onderhouden met derden die in relatie staan tot strafbare feiten of daarvan verdacht worden.

Artikel 6 Medewerkingsplicht

  • 1. Als er twijfel bestaat over de verstrekte gegevens van aanbieder of PGB vertegenwoordiger, dan is hij verplicht om mee te werken aan het onderzoek over de verlening van zijn voorziening op grond van de Participatiewet, Wmo of Jeugdwet.

  • 2. Indien de aanbieder of PGB vertegenwoordiger weigert om medewerking te verlenen aan het onderzoek van de toezichthouder, dan kan worden besloten dat de voorziening(en) niet kan worden uitgevoerd bij deze aanbieder en of kan het college een last onder dwangsom opleggen.

Artikel 7 Onderzoeksrapport

  • 1. De toezichthouder legt zijn onderzoekshandelingen en bevindingen naar aanleiding van een onderzoek als bedoeld in artikel 4 Onderzoek vast in een onderzoeksrapport.

  • 2. Alvorens het rapport definitief te maken op basis van de Wmo en Jeugdwet, stelt de toezichthouder de aanbieder en of cliënt in de gelegenheid van het conceptrapport kennis te nemen en daarover binnen de door de toezichthouder aangegeven termijn van minimaal 10 werkdagen na ontvangst van dit rapport zijn zienswijze kenbaar te maken. De toezichthouder neemt deze zienswijze als bijlage op in het rapport.

Artikel 8 Maatregelen aanbieders

  • 1. Uit het onderzoek van de toezichthouder kunnen verbeterpunten naar voren komen voor de aanbieder. De toezichthouder kan de aanbieder verzoeken een verbeterplan op te stellen. In het verbeterplan moet in ieder geval worden genoemd:

    • a.

      Hoe de aanbieder aan de overtreden norm gaat voldoen;

    • b.

      Hoe de aanbieder voorkomt dat in de toekomst de norm zal worden overtreden;

    • c.

      De uit te voeren activiteiten, actoren en bijbehorend tijdspad.

  • 2. Indien uit het onderzoek blijkt dat een aanbieder niet aan de gestelde kwaliteitseisen voldoet kan een (tijdelijke) cliëntenstop voor de aanbieder worden ingesteld en het weigeren van uitbreiding van hulpverlening aan bestaande cliënten van de aanbieder. Een cliëntenstop is een zware maatregel, bij de afweging van een cliëntenstop moeten de belangen en veiligheid van de cliënt worden meegewogen.

  • 3. Indien (uit onderzoek) blijkt dat een aanbieder ernstig nalatig is in de uitoefening van zijn beroep, of door zijn toedoen er een aanzienlijk risico voor de veiligheid van de cliënten bestaat, kan de gemeente met onmiddellijke ingang de overeenkomst ontbinden.

  • 4. Indien (uit onderzoek) blijkt dat een aanbieder niet aan de gestelde kwaliteitseisen voldoet en er directe onveiligheid en of gevaar is voor de cliënten kan de zorginstelling op last van de burgemeester worden gesloten.

Artikel 9 Toezicht

  • 1. Toezicht moet feitelijk, onafhankelijk en objectief zijn.

  • 2. Om kwaliteit en objectiviteit van onderzoek te waarborgen wordt het vierogen principe gehanteerd.

  • 3. Ten behoeve van transparant toezicht wordt er jaarlijks een kwaliteitsrapportage (jaarverslag) opgesteld. Dit jaarverslag biedt inzicht in het aantal onderzoeken, de typen onderzoeken en het toezicht dat daarop is uitgevoerd. Daarnaast wordt een vooruitblik op het komende jaar beschreven.

Artikel 10 Verhouding tot het strafrecht

Een deel van de toezichthouders is door het college ook aangewezen als Sociaal Rechercheurs als bedoeld in Regeling domeinlijsten buitengewoon opsporingsambtenaar, Domein V Werk, inkomen en zorg. De Sociaal Rechercheur (buitengewoon opsporingsambtenaar) is belast met de opsporing van de strafbare feiten zoals in deze wet bedoeld.

Indien er vanuit de Participatiewet het vermoeden bestaat dat een gedraging valt onder de Aanwijzing sociale zekerheidsfraude wordt overlegd met de Officier van Justitie. Indien er vanuit de Wmo en of jeugdwet het vermoeden is van een strafbare gedraging zoals geformuleerd in het werkboek van strafrecht wordt overlegd met de Officier van Justitie.

In beide gevallen bepaalt de Officier van Justitie of het onderzoek strafrechtelijk afgedaan moet worden. In die gevallen wordt door het college aangifte gedaan bij de politie.

Artikel 11 Inwerkingtreding

Het besluit treedt in werking op 1 oktober 2025.

Ondertekening