Regeling vervallen per 21-04-2016

Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de gemeenteraad van Amstelveen

Geldend van 04-10-2006 t/m 12-06-2012

Intitulé

Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de gemeenteraad van Amstelveen

HOOFDSTUK 1 DE VOORZITTER, HET PRESIDIUM, HET VOORZITTERSOVERLEG EN DE GRIFFIER

Artikel 1 De voorzitter

  • 1. Met inachtneming van de bepalingen van de Gemeentewet en van dit reglement leidt de voorzitter de vergadering en draagt hij zorg voor een ordelijk verloop daarvan.

  • 2. Hij verleent het woord, formuleert zonodig het voorstel waarover zal worden gestemd en deelt de uitslag van de stemming mede.

  • 3. De raad belast in nieuwe samenstelling één van zijn leden met de waarneming van het voorzitterschap van de raad ingeval van verhindering of ontstentenis van de voorzitter. Deze waarneming geldt ook het ambt van burgemeester bij verhindering of ontstentenis van de burgemeester en alle wethouders.

Artikel 1a Het presidium

  • 1. Er is een presidium van de raad, bestaande uit de voorzitter, de plaatsvervangend voorzitter en de fractievoorzitters. Het presidium oefent de in dit reglement toegedeelde bevoegdheden uit.

  • 2. De voorzitter van de raad is voorzitter van het presidium.

  • 3. In de vergadering van het presidium zijn tevens aanwezig de griffier en de gemeentesecretaris. Zij hebben raadgevende stem.

  • 4. In spoedeisende gevallen kan de voorzitter van het presidium in de plaats treden van het presidium. In de eerstvolgende vergadering van het presidium doet hij hiervan verslag.

  • 5. Het presidium vergadert ten minste viermaal per kalenderjaar volgens het vergaderschema als bedoeld in artikel 5, lid 1. De voorzitter belegt in afwijking hiervan een vergadering indien hij dit nodig oordeelt of wanneer ten minste twee fractievoorzitters daarom vragen.

Artikel 1b Het voorzittersoverleg

  • 1. Er is een voorzittersoverleg van de raad, bestaande uit de voorzitter, de plaatsvervangend voorzitter en de commissievoorzitters. Het voorzittersoverleg oefent de in dit reglement toegedeelde bevoegdheden uit en is belast met het beheer van de termijnagenda van de raad. Het overleg heeft tevens tot taak de raad, door tussenkomst van zijn voorzitter, gevraagd en ongevraagd te adviseren over de procedurele, organisatorische en vergadertechnische zaken betreffende de commissies en de raad, alsmede over overige aspecten terzake van bestuurlijke vernieuwing.

  • 2. De voorzitter van de raad is voorzitter van het voorzittersoverleg.

  • 3. In de vergadering van het voorzittersoverleg zijn tevens aanwezig de griffier, de gemeentesecretaris, de commissiegriffier(s) en een griffieadviseur. De griffier, de commissiegriffier en de gemeentesecretaris hebben een raadgevende stem.

  • 4. In spoedeisende gevallen kan de voorzitter van het voorzittersoverleg in de plaats treden van dat overleg. In de eerstvolgende vergadering van het voorzittersoverleg doet hij hiervan verslag.

  • 5. Het voorzittersoverleg vergadert ruim voorafgaand aan een commissieronde en zonodig direct na afloop van de commissieronde. De voorzitter belegt een overleg indien hij dit nodig oordeelt of wanneer ten minste twee voorzitters daarom vragen.

Artikel 2 De griffier

De griffier is in elke vergadering van de raad aanwezig. Bij verhindering of afwezigheid wordt hij vervangen door een daartoe door de voorzitter aan te wijzen ter griffie werkzame ambtenaar.

HOOFDSTUK 2 TOELATING NIEUW BENOEMDE LEDEN, FRACTIES

Artikel 3 Onderzoek geloofsbrieven

  • 1. Het onderzoek van de geloofsbrieven met de daarbij behorende stukken van nieuw benoemde leden geschiedt door een commissie van drie leden, die daartoe telkenmale door de voorzitter worden benoemd. De commissie wijst uit haar midden een rapporteur aan.

  • 2. De commissie brengt na haar onderzoek bij monde van haar rapporteur in de vergadering van de raad verslag uit en doet daarbij een voorstel voor het te nemen besluit.

  • 3. De raad beslist dadelijk of, zo de zaak uitstel vordert, in zijn eerstvolgende vergadering.

Artikel 4 Fracties

  • 1. Leden van de raad kunnen zich verenigen tot een groep, fractie genaamd. Zij doen hiervan schriftelijk mededeling aan de voorzitter onder vermelding van de naam van de fractie en van de namen van degenen die als fractievoorzitter en als diens plaatsvervanger zullen optreden.

  • 2. Wanneer:

    • -

      één of meer leden van een fractie als zelfstandige fractie gaan optreden;

    • -

      twee of meer fracties als één fractie gaan optreden;

    • -

      één of meer leden van een fractie zich aansluiten bij een andere fractie;

      doen zij hiervan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling aan de voorzitter.

HOOFDSTUK 3 BELEGGEN VAN DE VERGADERINGEN

Artikel 5 Tijd en plaats van de vergaderingen

  • 1. De vergaderingen worden in de regel gehouden op woensdag volgens een door het voorzittersoverleg vóór het begin van ieder jaar vast te stellen vergaderschema. Zij beginnen om 20.00 uur en worden gehouden in het raadhuis. Het presidium kan - rekening houdende met het bepaalde in artikel 6, lid 1 - een vastgesteld vergaderschema wijzigen.

  • 2. De voorzitter kan, wanneer daartoe aanleiding bestaat en na overleg met het voorzittersoverleg, een vergadering beleggen in afwijking van het bepaalde in het eerste lid.

Artikel 6 Oproeping; agenda

  • 1. De voorzitter zendt in de regel tien dagen voor een vergadering de oproepingsbrief met de te behandelen voorstellen aan de leden. Voorafgaand pleegt hij met het voorzittersoverleg overleg over de onderwerpen, die op de oproeping zullen worden vermeld.

  • 2. De oproepingsbrief vermeldt de onderwerpen in de door de voorzitter bepaalde volgorde waarin deze aan de orde zullen worden gesteld.

  • 3. De raad kan de volgorde van behandeling wijzigen.

  • 4. De voorzitter kan na het verzenden van de oproepingsbrief zonodig een aanvullende agenda doen uitgaan. Deze wordt met de daarbij behorende voorstellen zo mogelijk twee maal 24 uren voor de vergadering aan de leden toegezonden.

Artikel 7 Ter inzage leggen van stukken

  • 1. De stukken welke dienen ter toelichting van de voorstellen die aan de raad worden gedaan worden tegelijk met het verzenden van de oproepingsbrief voor de leden ter inzage gelegd in de leeskamer van het raadhuis en wel tot 12.30 uur op de dag waarop de vergadering wordt gehouden. Wanneer na het verzenden van de oproepingsbrief nog stukken ter inzage worden gelegd, wordt hiervan aan de leden meteen mededeling gedaan.

  • 2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid blijven de stukken, omtrent de inhoud waarvan ingevolge artikel 25, eerste of tweede lid van de Gemeentewet geheimhouding is opgelegd, onder berusting van de griffier, die de leden de inzage verleent.

Artikel 8 Openbare kennisgeving

  • 1. De vergadering wordt tijdig tevoren ter openbare kennis gebracht door aankondiging op de gemeentelijke informatiepagina in de media waarvan de gemeente zich bedient.

  • 2. De openbare kennisgeving vermeldt de datum, de aanvangstijd en de plaats van de vergadering, de te behandelen onderwerpen, alsmede de wijze waarop en de plaats waar een ieder de agenda en de daarbij behorende voorstellen kan inzien.

HOOFDSTUK 4 HOUDEN VAN DE VERGADERINGEN

Artikel 9 Zitplaatsen

De voorzitter, de leden, de wethouders en de griffier hebben een vaste zitplaats volgens een door het presidium vast te stellen zitplaatsenplan.

Artikel 10 Presentielijst

De leden tekenen, zodra zij ter vergadering komen, achtereenvolgens de hun aangeboden presentielijst. Elk lid plaatst op deze lijst zijn handtekening achter een nummer overeenkomstig de volgorde van tekening.

Artikel 11 Opening van de vergadering; quorum

  • 1. De voorzitter opent de vergadering op het vastgestelde uur, indien het wettelijk vereiste aantal leden blijkens de presentielijst dan aanwezig is.

  • 2. Wanneer een kwartier na het vastgestelde aanvangstijdstip het wettelijk vereiste aantal leden nog niet aanwezig is, leest de voorzitter de namen van de afwezige leden op en heft hij vervolgens de bijeenkomst op.

  • 3. De wethouders zijn aanwezig in de raadsvergadering en zijn gerechtigd aan de beraadslagingen deel te nemen, tenzij de raad anders besluit.

Artikel 12 Bijzondere mededelingen

Wanneer de voorzitter bijzondere mededelingen, die niet betrekking hebben op enig agendapunt, of mededelingen van orde heeft te doen, doet hij deze onmiddellijk na de opening.

Artikel 13 Notulen

  • 1. Na de opening en eventueel de bijzondere mededelingen stelt de voorzitter, indien geagendeerd, aan de orde de vaststelling van de notulen van de vorige vergadering of vergaderingen.

  • 2. De notulen worden ontworpen onder verantwoordelijkheid van de griffier. Zij worden, zoveel mogelijk tegelijk met de oproepingsbrief, in ontwerp aan de leden toegezonden.

  • 3. De leden van de raad, de voorzitter en de wethouders hebben het recht een voorstel tot verandering aan de raad te doen wanneer de ontwerp-notulen onjuistheden bevatten of niet duidelijk weergeven hetgeen gezegd of besloten is. Wijzigingen op het ter inzage gelegde ontwerp kunnen door middel van de bij het ontwerp gevoegde lijst tot ten minste 24 uur voor de vergadering, waarvoor het ontwerp is geagendeerd, ter kennis worden gebracht van de griffier.

  • 4. De notulen bevatten:

    • a.

      de namen van de voorzitter en van de griffier, alsmede die van de wethouders;

    • b.

      de namen van de aanwezige en van de afwezige leden bij het begin van de vergadering. De namen van de leden die na de opening ter vergadering komen danwel de vergadering verlaten, worden vermeld bij het agendapunt dat in behandeling was ten tijde van het binnenkomen danwel weggaan;

    • c.

      een vermelding van de onderwerpen die aan de orde zijn geweest;

    • d.

      een verslag dan wel een zakelijke samenvatting van het ter vergadering gesprokene;

    • e.

      een vermelding van de genomen besluiten en van de wijze waarop elk besluit is tot stand gekomen;

    • f.

      een overzicht van het verloop van elke stemming, met vermelding bij hoofdelijke stemming van de namen van de leden die vóór of tegen hebben gestemd en van de namen van de leden die zich overeenkomstig de bepalingen van de Gemeentewet van stemming hebben onthouden;

    • g.

      de tekst van de ter vergadering ingediende voorstellen van orde, moties en amendementen;

    • h.

      bij het desbetreffend agendapunt de naam en de hoedanigheid van die personen aan wie het op grond van het bepaalde in artikel 26 door de raad is toegestaan aan de beraadslagingen deel te nemen.

Artikel 14 Ingekomen stukken

  • 1. Na de behandeling van de notulen stelt de voorzitter aan de orde de sedert de vorige vergadering ingekomen stukken, waaronder schriftelijke mededelingen van het college, die aan de raad zijn gericht.

  • 2. Deze stukken liggen met een lijst, die vermeldt een korte aanduiding van hun inhoud en de voorgestelde wijze van behandeling, voor de leden ter inzage op de wijze als geregeld in artikel 7.

  • 3. De raad kan op verzoek van een of meer leden wijzigingen aanbrengen in de op de lijst voorgestelde wijze van behandeling. Indien een lid verzoekt om bespreking van het ingekomen stuk in een raadscommissie geeft het lid aan welke aanleiding voor bespreking van het stuk bestaat en met welk doel agendering wordt verzocht.

Artikel 15 Onderwerpen buiten de agenda

  • 1. Onderwerpen die niet op de agenda zijn vermeld kunnen op voorstel van de voorzitter of op verzoek van ten minste drie leden met goedvinden van de raad in behandeling worden genomen nadat de agenda is afgewerkt.

  • 2. De voorzitter kan een lid dat hem daarom voor het begin van de vergadering heeft gevraagd in de gelegenheid stellen een korte verklaring af te leggen over een onderwerp dat niet op enig agendapunt betrekking heeft. Over deze verklaring wordt niet beraadslaagd.

HOOFDSTUK 5 DOEN VAN VOORSTELLEN

Artikel 16 Doen van voorstellen door leden

  • 1. Ieder lid heeft het recht buiten de agenda om voorstellen aan de raad te doen.

  • 2. Een voorstel moet schriftelijk en door de voorsteller(s) ondertekend bij de voorzitter worden ingediend.

  • 3. Het voorstel wordt zo mogelijk vóór de behandeling met een aanvullende agenda door de voorzitter in afdruk aan de leden toegezonden.

  • 4. De raad beslist of het voorstel direct in behandeling wordt genomen danwel wordt doorverwezen naar een raadscommissie om advies danwel ter voorbereiding in handen van burgemeester en wethouders wordt gesteld. Wanneer het voorstel direct in behandeling wordt genomen gebeurt dit nadat de agenda is afgewerkt.

Artikel 17 Amendementen

  • 1. Ieder lid heeft het recht tijdens de vergadering amendementen in te dienen.

  • 2. Onder een amendement wordt verstaan een voorstel tot wijziging van een aanhangig voorstel.

  • 3. Amendementen moeten zo zijn geredigeerd dat zij naar de vorm direct kunnen worden opgenomen in het voorstel waarop zij betrekking hebben.

  • 4. Amendementen moeten schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend, tenzij deze van oordeel is dat met een mondelinge indiening genoegen kan worden genomen.

  • 5. Het indienen van subamendementen (voorstellen tot wijziging van een amendement) is niet toegestaan. Het staat de indiener overigens vrij om het amendement tijdens de beraadslaging aan te passen, bij voorkeur schriftelijk, tenzij de voorzitter van oordeel is dat met een mondelinge wijziging genoegen kan worden genomen.

Artikel 18 Voorstellen tot splitsing

Ieder lid heeft het recht tijdens de behandeling mondeling een voorstel te doen om een aanhangig voorstel te splitsen.

Artikel 19 Voorstellen van orde

  • 1. De voorzitter en ieder lid kunnen tijdens de vergadering mondeling een voorstel van orde doen

  • 2. Onder een voorstel van orde wordt verstaan een voorstel tot het nemen van een besluit over de wijze, het tijdstip of de duur van behandeling van een onderwerp dat aan de orde is.

  • 3. Over een voorstel van orde beslist de raad terstond.

Artikel 20 Moties

  • 1. Ieder lid kan tijdens de vergadering schriftelijk een motie indienen.

  • 2. Onder een motie wordt verstaan een korte gemotiveerde verklaring waardoor een oordeel of een wens wordt uitgesproken, zonder dat daaraan rechtsgevolgen zijn verbonden.

  • 3. Een motie over een onderwerp dat aan de orde is wordt tegelijk met de beraadslaging daarover behandeld.

  • 4. De behandeling van een motie over een onderwerp dat niet op de agenda staat vindt plaats nadat de agenda is afgewerkt.

  • 5. Artikel 17, lid 5, is van overeenkomstige toepassing.

HOOFDSTUK 6 WIJZE VAN BERAADSLAGEN

Artikel 21 Spreekregels

  • 1. De leden richten zich tot de voorzitter.

  • 2. De leden voeren slechts het woord na het aan de voorzitter gevraagd en van deze verkregen te hebben. Zij houden zich daarbij aan de hun eventueel ingevolge artikel 23 toegemeten spreektijd.

  • 3. Zodra de voor een lid gestelde spreektijd is verstreken is deze gehouden op verzoek van de voorzitter zijn betoog te beëindigen.

  • 4. De leden die over een voorstel het woord willen voeren maken dat bij het begin van de beraadslaging daarover aan de voorzitter kenbaar. De voorzitter bepaalt de volgorde waarin de leden spreken.

  • 5. Van de volgorde kan worden afgeweken wanneer een lid het woord vraagt over een persoonlijk feit, over de opheldering van een onduidelijkheid in een aan de orde zijnd ontwerp-besluit of om een voorstel van orde te doen.

  • 6. De voorzitter verleent het woord over een persoonlijk feit niet dan nadat het betrokken lid een beknopte aanduiding van dat feit heeft gegeven.

  • 7. Het in het eerste tot en met het derde lid gestelde geldt ook voor de anderen, die het woord (mogen) voeren in de vergadering, tenzij de voorzitter anders bepaalt.

Artikel 22 Aantal spreektermijnen

  • 1. De beraadslaging over een voorstel geschiedt, tenzij de raad anders beslist, in ten hoogste twee spreektermijnen.

  • 2. Elke termijn is afgesloten nadat burgemeester en wethouders of de voorzitter op hetgeen de leden hebben gezegd hebben geantwoord.

  • 3. Een lid mag in een termijn niet meer dan eenmaal het woord voeren. Daarbij worden niet meegerekend het spreken over een persoonlijk feit, het vragen van een inlichting zonder verdere toelichting of het doen van een voorstel van orde.

  • 4. Het bepaalde in het derde lid geldt niet voor de voorzitter, de wethouders en degene wiens voorstel aan de orde is.

Artikel 23 Spreektijd

  • 1. De raad kan op voorstel van de voorzitter regels stellen omtrent de spreektijd van de leden en van anderen, die het woord (mogen) voeren in de vergadering.

  • 2. Wanneer de raad voor de beraadslaging over een onderwerp een bepaalde tijdsduur heeft vastgesteld, verdeelt de voorzitter de tijd naar billijkheid.

Artikel 24 Handhaven van de orde

  • 1. Een spreker mag in zijn rede niet worden gestoord, tenzij de voorzitter het nodig oordeelt hem aan het opvolgen van dit reglement te herinneren. De voorzitter kan korte interrupties toestaan.

  • 2. Wanneer een lid zich beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen veroorlooft, afwijkt van het onderwerp dat in behandeling is, een andere spreker herhaaldelijk interrumpeert, danwel anderszins de orde verstoort, roept de voorzitter hem tot de orde. Indien het desbetreffend lid hieraan geen gevolg geeft, kan de voorzitter hem het woord ontnemen. Dat lid kan dan over het onderwerp dat in behandeling is in dezelfde vergadering niet meer het woord voeren.

  • 3. De voorzitter kan ter handhaving van de orde de vergadering voor een door hem te bepalen tijd schorsen en, indien na de heropening de orde opnieuw wordt verstoord, de vergadering sluiten.

Artikel 25 Afsluiting van de beraadslaging; stemverklaring

  • 1. Wanneer de voorzitter van oordeel is dat een onderwerp voldoende is behandeld sluit hij de beraadslaging, tenzij de raad anders beslist. Na sluiting kunnen de leden geen voorstellen aangaande het aanhangige onderwerp meer indienen.

  • 2. Na het sluiten van de beraadslaging en voordat tot stemming wordt overgegaan heeft ieder lid het recht een korte verklaring af te leggen met betrekking tot zijn uit te brengen stem.

Artikel 26 Deelname aan de beraadslaging door anderen

  • 1. De raad kan op voorstel van de voorzitter of van een lid bepalen dat anderen dan de leden van de raad en de voorzitter deelnemen aan de beraadslaging. Een besluit daartoe wordt genomen voordat met de beraadslaging over het betreffende agendapunt wordt begonnen.

  • 2. Op degene die op grond van het eerste lid kan deelnemen aan de beraadslaging zijn de bepalingen van dit reglement van toepassing.

HOOFDSTUK 7 STEMMING OVER ZAKEN

Artikel 27 Wijze van stemmen

  • 1. Nadat de beraadslaging is gesloten vraagt de voorzitter of stemming wordt verlangd. Indien geen stemming wordt gevraagd stelt de voorzitter vast dat het voorstel is aangenomen.

  • 2. Ieder lid dat ter vergadering aanwezig is kan aantekening in de notulen vragen dat hij geacht wil worden tegen het voorstel te hebben gestemd.

  • 3. Wanneer wel stemming wordt gevraagd wordt onmiddellijk bij hoofdelijke oproeping gestemd tenzij de raad op voorstel van de voorzitter instemt met stemming bij handopsteken.

  • 4. Ieder lid dat ter vergadering aanwezig is en zich niet van deelneming aan de stemming moet onthouden is verplicht zijn stem uit te brengen. Hij doet dat door het woord "voor" of "tegen" uit te spreken, zonder enige toevoeging.

  • 5. De griffier roept de leden bij hun naam op tot het uitbrengen van hun stem in alfabetische volgorde, te beginnen bij het lid waarvan bij aanvang van de vergadering de naam is bepaald door trekking van zijn of haar nummer op de alfabetische lijst van raadsleden.

  • 6. Heeft een lid zich bij het uitbrengen van zijn stem vergist, dan kan hij deze vergissing nog herstellen voordat het volgende lid gestemd heeft of, wanneer hij het laatst opgeroepen lid is, voordat met het tellen van de stemmen is begonnen.

  • 7. Ieder lid kan aantekening in de notulen vragen dat hij zich bij het uitbrengen van zijn stem heeft vergist.

  • 8. De voorzitter deelt na afloop van de stemming de uitslag mede, met vermelding van het aantal voor en tegen uitgebrachte stemmen. Hij doet ten slotte mededeling van het genomen besluit.

Artikel 28 Stemming over amendementen en moties

  • 1. Indien op een aanhangig voorstel een amendement is ingediend, wordt eerst over dat amendement gestemd.

  • 2. Indien twee of meer amendementen zijn ingediend bepaalt de voorzitter de volgorde waarin hierover wordt gestemd. Daarbij geldt de regel dat het meest verstrekkende amendement het eerst in stemming wordt gebracht. Stemming over een motie gaat als regel aan de stemming over het aanhangig voorstel en daarop ingediende amendementen vooraf.

HOOFDSTUK 8 STEMMING OVER PERSONEN

Artikel 29 Wijze van stemmen

  • 1. Er hebben zoveel stemmingen plaats als er personen benoemd, voorgedragen of aanbevolen moeten worden. De raad kan op voorstel van de voorzitter beslissen dat bepaalde stemmingen worden samengevat op een stembriefje.

  • 2. Ieder lid dat ter vergadering aanwezig is en zich niet van deelneming aan de stemming moet onthouden is verplicht aan elke stemming deel te nemen.

  • 3. Bij stemmingen aan de hand van één of meerdere voordrachten worden stembriefjes opgemaakt waarop het lid aan kan geven of hij voor of tegen benoeming overeenkomstig de voordracht is.

  • 4. Voor het tellen van de stemmen en het vaststellen van de uitslag benoemt de voorzitter een commissie van stemopneming bestaande uit drie leden van de raad. Het stembureau stelt samen met de griffier de uitslag vast. Tijdens het tellen van de stemmen is de vergadering geschorst. De voorzitter van de raad geeft één van de leden van de commissie het woord voor de mededeling van de uitslag. Onmiddellijk daarna stelt de raad de uitslag vast.

  • 5. Voor het bepalen van de volstrekte meerderheid als bedoeld in artikel 30 van de Gemeentewet worden de leden die geen behoorlijk ingevuld stembriefje hebben ingeleverd geacht geen stem te hebben uitgebracht.

    Onder een niet behoorlijk ingevuld stembriefje wordt verstaan:

    • -

      een blanco stembriefje;

    • -

      een ondertekend stembriefje;

    • -

      een stembriefje waarop een andere persoon is vermeld of andere personen zijn vermeld dan die tot wie de keuze door een voordracht of bij een herstemming dan wel anderszins is beperkt.

  • 6. Ingeval van twijfel over de inhoud of de geldigheid van een stembriefje beslist de raad.

  • 7. Door de zorg van de griffier worden de stembriefjes nadat de voorzitter de uitslag heeft vastgesteld onverwijld vernietigd.

Artikel 30 Herstemmen

  • 1. Wanneer bij de eerste stemming niemand de volstrekte meerderheid heeft gekregen, wordt tot een tweede stemming overgegaan.

  • 2. Wanneer ook bij deze tweede stemming niemand de volstrekte meerderheid heeft gekregen, heeft een herstemming plaats over de twee personen die bij de tweede stemming de meeste stemmen hebben gekregen. Komen als gevolg van een gelijk aantal stemmen meer dan twee personen voor de herstemming in aanmerking, dan wordt terstond door het lot beslist tussen welke twee personen de herstemming zal plaats vinden.

  • 3. Wanneer bij de herstemming de stemmen staken, beslist het lot.

Artikel 31 Beslissing door het lot

  • 1. Wanneer het lot moet beslissen, worden de namen van hen tussen wie de beslissing moet plaats hebben, door de voorzitter op afzonderlijke, geheel gelijke briefjes geschreven.

  • 2. Deze briefjes worden, nadat zij door de commissie van stemopneming als bedoeld in artikel 29, lid 4 zijn gecontroleerd, op gelijke wijze in vieren gevouwen, in een stembokaal gedaan en omgeschud.

  • 3. Vervolgens neemt de voorzitter één van de briefjes uit de stembokaal. Degene wiens naam op dit briefje staat, is gekozen.

HOOFDSTUK 9 VRAGEN EN INLICHTINGEN

Artikel 32 Interpellaties

  • 1. Wanneer een lid over een onderwerp dat niet op de agenda staat inlichtingen als bedoeld in artikel 155, lid 2 van de Gemeentewet verlangt, dient hij het verzoek daartoe met de vragen in bij de voorzitter. Deze zendt onverwijld een afdruk van het verzoek en van de vragen aan de leden en aan het college

  • 2. De raad besluit in zijn eerstvolgende vergadering over het toelaten van de interpellatie. Indien tot toelating wordt besloten vindt de interpellatie terstond plaats.

  • 3. Nadat de verlangde inlichtingen zijn gegeven kunnen eerst het lid dat de inlichtingen heeft gevraagd en vervolgens de overige leden over het onderwerp van die inlichtingen het woord voeren op de in hoofdstuk VI aangegeven wijze.

Artikel 33 Schriftelijke vragen

  • 1. Ieder lid kan aan burgemeester en wethouders of aan de burgemeester schriftelijk vragen stellen.

  • 2. Burgemeester en wethouders danwel de burgemeester beantwoorden de vragen zo spoedig mogelijk en in de regel binnen zes weken nadat de vragen bij hen zijn binnengekomen.

  • 3. De vragen en antwoorden worden in afdruk aan de leden toegezonden.

Artikel 34 Het stellen van mondelinge vragen

  • 1. Aan het begin van elke vergadering van de raad kan een lid mondeling vragen stellen aan burgemeester en wethouders omtrent het door dat college en/of een lid van dat college gevoerde bestuur met betrekking tot een actueel onderwerp.

  • 2. Het lid dat mondelinge vragen wil stellen, meldt dit onder aanduiding van het onderwerp schriftelijk bij de voorzitter aan, uiterlijk de dag voorafgaande aan de vergadering waarin het stellen van mondelinge vragen plaatsvindt, om uiterlijk 17.00 uur.

  • 3. De voorzitter kan weigeren een onderwerp aan de orde te stellen, indien hij het onderwerp niet voldoende nauwkeurig omschreven acht of indien aan het onderwerp naar zijn inzicht de actualiteit ontbreekt. De voorzitter maakt aan het begin van de vergadering bekend welke onderwerpen niet aan de orde gesteld zullen worden.

  • 4. De voorzitter bepaalt de volgorde waarin onderwerpen aan de orde worden gesteld, waarbij het tijdstip van aanmelding doorslaggevend is. Na verloop van ten hoogste een uur beëindigt hij de beraadslaging over dit agendapunt. Indien op dat moment vragen nog niet behandeld zijn worden deze door het college zo spoedig mogelijk schriftelijk beantwoord.

  • 5. De vragensteller wordt voor ten hoogste twee minuten het woord verleend om aan één of meer leden van het college vragen te stellen en een toelichting te geven. Het betreffende collegelid wordt ten hoogste vijf minuten het woord verleend om de vragen te beantwoorden.

  • 6. Naar aanleiding van het gegeven antwoord kunnen raadsleden in tweede termijn nog nadere vragen stellen, mits die hetzelfde onderwerp betreffen. Voor deze vragen en de door het betreffende collegelid te geven antwoorden wordt het woord verleend voor één respectievelijk twee en een halve minuut.

Artikel 35 Verslag en verantwoording door leden van de raad

  • 1. Een lid van de raad, dat door de gemeenteraad is aangewezen tot lid van het algemeen bestuur van een openbaar lichaam of van een ander gemeenschappelijk orgaan, ingesteld op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen, heeft het recht verslag te doen over zaken die in het algemeen bestuur als bedoeld aan de orde zijn. Hij meldt dit voor de vergadering aan de voorzitter. Door de raad gewenste bespreking van dit verslag kan de voorzitter verwijzen naar de betreffende raadscommissie.

  • 2. Ieder lid van de raad kan aan een raadslid, als bedoeld in lid 1, schriftelijke vragen stellen. De regels voor het stellen van schriftelijke vragen, vastgesteld in artikel 33, zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Wanneer een lid van de raad het raadslid als bedoeld in het eerste lid ter verantwoording wenst te roepen over zijn wijze van functioneren als zodanig, besluit de raad over het toestaan daarvan. De regels voor het vragen van inlichtingen, vastgesteld in artikel 32, zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 4. Over een voorstel tot ontslag van een door de raad aangewezen lid van het algemeen bestuur van een openbaar lichaam of van een ander gemeenschappelijk orgaan, als bedoeld in het eerste lid, wordt niet beraadslaagd dan nadat in een vergadering, ten minste veertien dagen tevoren gehouden, is besloten te verklaren dat het betrokken raadslid niet meer het vertrouwen van de raad bezit als lid van het bedoelde bestuur.

  • 5. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op andere organisaties of instituties, waarin de raad een van zijn leden heeft benoemd.

  • 6. Dit artikel is eveneens van overeenkomstige toepassing indien de in het eerste lid bedoelde aanwijzing betrekking heeft op de burgemeester, een wethouder of de gemeentesecretaris.

HOOFDSTUK 10 PROCEDURE BEGROTING EN REKENING

Artikel 36 Behandeling begroting en rekening

De behandeling van de begroting en van de rekening vindt plaats volgens een procedure die het presidium, vaststelt.

HOOFDSTUK 11 BESLOTEN VERGADERING

Artikel 37 Algemeen

Op een besloten vergadering zijn, voor zover zulks met de beslotenheid in overeenstemming is, de bepalingen van toepassing die gelden voor een openbare vergadering.

Artikel 38 Notulen besloten vergadering

  • 1. De notulen van een besloten vergadering worden niet rondgedeeld, maar liggen uitsluitend voor de leden van de raad ter inzage bij de griffier.

  • 2. Zij worden alleen in ontwerp voor de leden ter inzage gelegd en in de eerstvolgende besloten vergadering aan de raad ter vaststelling aangeboden.

Artikel 39 Geheimhouding

  • 1. Voor de afloop van de besloten vergadering beslist de raad of en in hoeverre omtrent het verhandelde en de inhoud van de stukken geheimhouding wordt opgelegd.

  • 2. De raad kan alleen in een besloten vergadering de geheimhouding opheffen.

HOOFDSTUK 12 TOEHOORDERS EN MEDIA

Artikel 40 Geluid- en beeldregistraties

Degenen die in de vergaderzaal tijdens de vergadering geluid- en/ of beeldregistraties willen maken doen hiervan mededeling aan de voorzitter en gedragen zich naar zijn aanwijzingen.

Artikel 41 Toehoorders en pers

  • 1. Toehoorders en vertegenwoordigers van de pers kunnen uitsluitend op de voor hen bestemde plaatsen de vergadering bijwonen.

  • 2. Het geven van tekenen van goed- of afkeuring of het op andere wijze verstoren van de orde is verboden.

HOOFDSTUK 13 SLOTBEPALINGEN

Artikel 42 Uitleg reglement

In de gevallen waarin dit reglement niet voorziet of bij twijfel hoe een bepaling daarvan moet worden toegepast, beslist de raad op voorstel van de voorzitter.

Artikel 43 In werking treden

  • 1. Dit reglement treedt in werking op 7 maart 2002.

  • 2. Alsdan vervalt het Reglement van orde voor de vergaderingen van de raad der gemeente Amstelveen, vastgesteld bij zijn besluit van 19 februari 1964.

  • 3. Dit reglement kan worden aangehaald als :”Reglement van Orde van de Raad 2002.