Regeling vervalt per 31-12-2028

Beleidsregels Tijdelijke regeling alleenverdienersproblematiek gemeente Renkum 2025, 2026 en 2027

Geldend van 07-10-2025 t/m 30-12-2028 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2025

Intitulé

Beleidsregels Tijdelijke regeling alleenverdienersproblematiek gemeente Renkum 2025, 2026 en 2027

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Renkum,

Gelezen het voorstel van 30 september 2025

Gelet op artikel 78gg van de Participatiewet

overwegende, dat het college van burgemeester en wethouders (hierna het college):

  • het wenselijk vindt om aan te geven in welke situaties en onder welke voorwaarden een huishouden een vaste tegemoetkoming kan worden verstrekt of geweigerd en

  • daartoe beleidsregels wenst vast te stellen;

Besluit vast te stellen de volgende beleidsregels: Beleidsregels Tijdelijke regeling alleenverdienersproblematiek gemeente Renkum 2025, 2026 en 2027

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1.

    Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet, de Algemene wet bestuursrecht, de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen en de wet op de zorgtoeslag.

  • 2.

    In deze beleidsregels wordt verstaan onder doelgroep:

    • a.

      Alleenverdiener: het huishouden dat:

      • i.

        een inkomen heeft uit een uitkering, niet zijnde een uitkering op grond van artikel 19 Participatiewet, eventueel aangevuld met een uitkering op grond van de Participatiewet en

      • ii.

        vergeleken met een vergelijkbaar huishouden, waarvoor het inkomen uit enkel een uitkering op grond van artikel 19 Participatiewet bestaat, een lager bedrag aan tegemoetkomingen met toepassing van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen ontvangt, als gevolg van de verschillende afbouwpaden van de dubbele algemene heffingskorting, bedoeld in artikel 37, tweede lid, Participatiewet en in artikel 8.9 van de Wet inkomstenbelasting 2001 en

      • iii.

        een netto-inkomen en tegemoetkomingen met toepassing van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen ontvangt dat in totaal lager ligt dan bij een vergelijkbaar huishouden waarvoor het inkomen uit een uitkering enkel bestaat uit een uitkering op grond van artikel 19 Participatiewet, vanwege hetgeen genoemd is onder sub b.

    • b.

      college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Renkum;

    • c.

      huishouden: twee personen die fiscaal partner en toeslagpartner van elkaar zijn voor het kalenderjaar waarop de tegemoetkoming betrekking heeft;

    • d.

      vaste tegemoetkoming: het bedrag dat over de kalenderjaren 2025, 2026 en 2027 per jaar wordt vastgesteld bij ministeriële regeling in het kader van artikel 78gg van de Participatiewet.

Artikel 2 Ambtshalve toekenning

  • 1.

    Het college kent aan ieder huishouden waarvan voor het betreffende kalenderjaar het Burgerservicenummer van de meestverdienende partner is verstrekt aan het college op grond van artikel 78gg, vijfde lid, Participatiewet, ambtshalve de vaste tegemoetkoming voor dat kalenderjaar toe.

  • 2.

    Het college kent de vaste tegemoetkoming over 2025 ambtshalve toe aan het huishouden, indien:

    • a.

      het huishouden voor 2025 nog geen vaste tegemoetkoming toegekend heeft gekregen;

    • b.

      voor 2025 het Burgerservicenummer van de meestverdienende partner in het huishouden niet is verstrekt aan het college op grond van artikel 78gg, vijfde lid, Participatiewet;

    • c.

      op basis van de bij het college bekende gegevens het college vermoedt dat het huishouden aanspraak kan maken op de vaste tegemoetkoming;

    • d.

      er zich tussentijds geen relevante wijzigingen hebben voorgedaan in de situatie van het huishouden of de achterliggende wetten; en

    • e.

      de meestverdienende partner ingeschreven staat in de gemeente.

  • 3.

    Het college kent de vaste tegemoetkoming over de jaren 2026 en/of 2027 ambtshalve toe aan het huishouden, indien:

    • a.

      het huishouden voor 2026 en/of 2027 nog geen vaste tegemoetkoming toegekend heeft gekregen;

    • b.

      voor 2026 en 2027 het Burgerservicenummer van de meestverdienende partner in het huishouden niet is verstrekt aan het college op grond van artikel 78gg, vijfde lid, Participatiewet;

    • c.

      op basis van de bij het college bekende gegevens het college vermoedt dat het huishouden aanspraak kan maken op de vaste tegemoetkoming;

    • d.

      er zich tussentijds geen relevante wijzigingen hebben voorgedaan in de situatie van het huishouden of de achterliggende wetten en

    • e.

      de meestverdienende partner ingeschreven staat in de gemeente.

Artikel 3 Aanvraag

  • 1.

    Het huishouden kan een aanvraag om een vaste tegemoetkoming indienen bij het college.

  • 2.

    De aanvraag om een vaste tegemoetkoming kan schriftelijk worden ingediend bij het college via het daarvoor bestemde aanvraagformulier.

  • 3.

    Het college beoordeelt of de aanvrager, als bedoeld in artikel 1.2 alleenverdiener is.

  • 4.

    Het college beoordeelt of de meestverdienende partner in het huishouden op de datum van aanvraag inwoner van de gemeente is en het huishouden voor het betreffende jaar nog geen vaste tegemoetkoming heeft ontvangen.

  • 5.

    Bij de vaststelling van het inkomen om te bepalen of het huishouden tot de doelgroep van alleenverdieners behoort, telt alleen het inkomen van beide fiscale- en toeslagpartners mee.

  • 6.

    Als er sprake is van een vast maandinkomen, toetst het college het inkomen van de meest recente maand van het jaar voorafgaand aan de datum van aanvraag. Het college rekent dit maandinkomen om naar een verwacht jaarinkomen.

  • 7.

    Als er sprake is van een variabel maandinkomen, toetst het college het inkomen van de meest recente drie achtereenvolgende maanden voorafgaand aan de datum van aanvraag. Het college rekent deze maandinkomens om naar een verwacht jaarinkomen.

  • 8.

    Als de definitieve aanslag inkomstenbelasting of definitieve beschikking voor toeslagen over het kalenderjaar waarover de vaste tegemoetkoming wordt aangevraagd al bekend is, dan gebruikt het college het belastbaar jaarinkomen waar deze aanslag of beschikking op is gebaseerd.

  • 9.

    Bij de vaststelling van het vermogen hanteert het college de vermogensgrens van de zorgtoeslag zoals die geldt voor het kalenderjaar waarover de vaste tegemoetkoming wordt aangevraagd. Het peilmoment van het vermogen is 1 januari 00:00 van het kalenderjaar waarover de vaste tegemoetkoming wordt aangevraagd.

  • 10.

    De vaste tegemoetkoming over de kalenderjaren 2025, 2026 en 2027 wordt uiterlijk 31 december 2028 aangevraagd.

Artikel 4 Toekenning

Het college kent de vaste tegemoetkoming eenmaal voor het betreffende kalenderjaar toe en voor het hele bedrag.

Artikel 5 Verstrekking

  • 1. Het college verstrekt de vaste tegemoetkoming in één keer in het kalenderjaar, onder aftrek van de reeds verstrekte bedragen over dat betreffende kalenderjaar.

  • 2. Op verzoek van het college verstrekt het huishouden het bankrekeningnummer en de tenaamstelling van die rekening uiterlijk binnen zes maanden na het besluit tot toekenning.

Artikel 6 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze beleidsregels treden in werking op de dag na de dag van bekendmaking en werken terug tot 1 januari 2025.

  • 2.

    Deze beleidsregels hebben een tijdelijk karakter en zijn van kracht tot en met 31 december 2028.

  • 3.

    Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels Tijdelijke regeling alleenverdienersproblematiek gemeente Renkum 2025, 2026 en 2027.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de collegevergadering van: 30 september 2025.

de gemeentesecretaris

drs. M.J.J. (Marcel) Wagener

de burgemeester

A.M. (Marcel) Fränzel MSc

Toelichting

Een groep huishoudens ontvangt door een ongelukkige samenloop van wet- en regelgeving te weinig toeslagen. Het besteedbaar inkomen komt hierdoor onder het niveau voor (echt)paren met een volledige bijstandsuitkering en daarmee onder het bestaansminimum. 

Gemeenten ondersteunen deze huishoudens tot er in 2028 een definitieve oplossing via een fiscale regeling komt. Tot januari 2025 gold fase 1, en werd het tekort van de huishoudens berekend en toegekend. Vanaf 1 januari 2025 geldt fase 2: de Wet tijdelijke regeling alleenverdienersproblematiek (Wtrap). Hiermee is een wettelijke grondslag ontstaan om aan huishoudens in de alleenverdienersproblematiek ambtshalve en op aanvraag een vaste tegemoetkoming toe te kennen.

De toelichting verduidelijkt de bedoeling per artikel. Omdat de regeling technisch van aard is, is soms een uitgebreidere toelichting wenselijk. Daarvoor wordt verwezen naar de ondersteuning van de VNG, die o.a. bestaat uit een Handreiking en een document met Veelgestelde vragen.

Toelichting problematiek

Door toepassing van een heffingskorting hoeft een belastingplichtige minder belasting te betalen. Tot en met 2008 werd de AHK van de minstverdienende partner uitgekeerd als de meestverdienende partner genoeg belasting betaalde. Deze ‘overdraagbaarheid’ is tussen 2009 tot 2023 afgebouwd om de arbeidsparticipatie van de minstverdienende partner te bevorderen. Vanaf 2023 kunnen eenverdienershuishoudens met een minstverdienende partner die geboren is na 1962 helemaal geen gebruik meer maken van de overdraagbare AHK.

In de bijstand is er geen mogelijkheid tot overdraagbaarheid van deze heffingskorting, want er wordt uitgegaan van een netto norm. Bij de berekening van de netto bijstandsnorm wordt deze wel gesimuleerd door meer dan één keer de AHK toe te passen . Hierdoor heeft het (echt)paar met alleen bijstand een hoger netto-inkomen (volledige bijstand met maximale toeslagen) dan een (echt)paar met hetzelfde bruto-inkomen en mogelijk zelf een hoger bruto-inkomen dat tot de doelgroep van de alleenverdienersproblematiek behoort.

Het (echt)paar dat behoort tot de doelgroep van de alleenverdienersproblematiek betaalt over hetzelfde bruto-inkomen namelijk meer belasting (want minder AHK). Om op hetzelfde netto-inkomen uit te komen als een (echt)paar in de bijstand is dus een hoger bruto-inkomen nodig. Met een hoger bruto-inkomen komt een deel van de alleenverdiener huishoudens al in de afbouwfase van de toeslagen terecht met als resultaat minder recht op toeslagen. Het totale besteedbare inkomen van deze huishoudens inclusief toeslagen komt daarmee onder het bestaansminimum (bijstandsnorm met maximale toeslagen).

Wanneer het (echt)paar naast het inkomen uit een loongerelateerde uitkering aanvullende bijstand ontvangt wordt voor de minstverdienende partner voor dat deel wel de AHK fictief toegepast, waardoor het netto-nadeel minder is.

Deze situatie doet zich vrijwel niet voor bij werkende eenverdiener huishoudens. Zij ontvangen naast de AHK ook arbeidskorting. De arbeidskorting loopt bij lagere inkomens snel op. Hierdoor wordt het gemis van AHK ten opzichte van een vergelijkbaar bijstandspaar gecompenseerd.

Artikel 2 Ambtshalve toekenning

Lid 1

De Belastingdienst verstrekt via Bureau InformatieDiensten Nederland (voorheen Inlichtingenbureau) de burgerservicenummers van huishoudens waarvan de Belastingdienst heeft bepaald dat zij tot de doelgroep van de vaste tegemoetkoming behoren. Daarom kan deze tegemoetkoming ambtshalve worden verstrekt, en is alleen onderzoek nodig naar het bankrekeningnummer waarop de tegemoetkoming kan worden verstrekt (uitbetaald).

Van de huishoudens op de lijst van de Belastingdienst staat vast dat zij op de peildatum (15 januari van het betreffende kalenderjaar) nog in leven waren en woonachtig in de gemeente Renkum. Daarmee is feitelijk voldaan aan de minimale vereisten van de lichte toets.

Lid 2

De vaste tegemoetkoming over 2025 (fase 2) kan eveneens ambtshalve worden toegekend aan huishoudens waarvan weliswaar het BSN niet is verstrekt door de Belastingdienst, maar waarvan het college vermoedt dat het huishouden wel in aanmerking komt voor de tegemoetkoming. Dat is het geval bij huishoudens die in 2023 en/of 2024 de tegemoetkoming van fase 1 hebben ontvangen en waar zich tussentijds geen relevante wijzigingen hebben voorgedaan in de woon- en leefsituatie van het huishouden.

Lid 3

Betreft het ambtshalve toekennen van de vaste tegemoetkoming over 2026 en/of 2027. Zie verder de toelichting bij lid 2.

Artikel 3 Aanvraag

Huishoudens waarvan het vermoeden bestaat dat zij alleenverdieners zijn zoals bedoeld in art. 1.2, kunnen een aanvraag indienen voor de vaste tegemoetkoming. Dit kan zowel op uitnodiging van het college, uit eigen beweging of na doorverwijzing.

Het college kan een bestandsanalyse maken van huishoudens in de actualiteit (jaar t) die mogelijk tot de doelgroep van de alleenverdienersproblematiek behoren (dit kan ook ontstaan gedurende de looptijd van het jaar bij nieuwe aanvragen bijzondere bijstand en aanvullende algemene bijstand).

Lid 3

Het college beoordeelt of iemand alleenverdiener is. Als dat zo is, dan wordt de vaste tegemoetkoming toegekend. De volgende stappen worden doorlopen om te bepalen of het huishouden tot de doelgroep behoort:

Vooraf: Check op huishoudenskenmerken

  • Meestverdienende partner woont in de gemeente

  • Meestverdienende partner heeft loongerelateerde uitkering of Wajong

  • Minstverdienende partner geboren na 1962

  • Recht op toeslag: vermogenstoets(en) (zie hiervoor paragraaf 5.4.3 handreiking VNG)

Stap 1: Komt het huishouden zorgtoeslag tekort?

De snelste wijze om vast te stellen of een huishouden recht heeft op een vaste tegemoetkoming is vaststellen of het huishouden zorgtoeslag tekortkomt. Een tekort aan zorgtoeslag betekent dat het een alleenverdienerhuishouden betreft. De analyse of er een tekort is aan zorgtoeslag is relatief eenvoudig. Alleen het inkomen van de partners is relevant; inkomen van medebewoners blijft buiten beschouwing.

Stap 2: Het huishouden heeft geen tekort aan zorgtoeslag; mogelijk tekort aan huurtoeslag

Het is mogelijk dat er geen tekort is aan zorgtoeslag maar dat er toch sprake is van een alleenverdiener, omdat er een tekort is bij de huurtoeslag. Dat doet zich voornamelijk voor als er een medebewoner met inkomen is die meetelt voor de huurtoeslag. Het bruto-inkomen van de medebewoner telt geheel mee in de bepaling van het recht op toeslagen. Hierdoor begint de alleenverdieners-problematiek voor de partners bij een lager eigen bruto-inkomen. Voor huishoudens in 2025 is er reden voor nader onderzoek als het totale bruto-inkomen van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten partners en meerderjarige medebewoners samen boven de € 30.450 komt (let op: voor kinderen

tot 23 jaar geldt in 2025 een vrijstelling van € 6.042). Dit vergt dan verdergaand onderzoek waarbij alle gegevens die relevant zijn voor de huurtoeslag betrokken moeten worden.

Voor het berekenen van het tekort zie de Handreiking van de VNG, blz. 18 en verder.

Als na het berekenen blijkt dat dat het besteedbaar inkomen lager is dan het van toepassing zijnde bestaansminimum, dan is sprake van een alleenverdienershuishouden en volgt toekenning van de vaste tegemoetkoming.

Artikel 4 Toekenning

De hoogte van de vaste tegemoetkoming wordt jaarlijks door de minister vastgesteld en is onderdeel van de Regeling Participatiewet, IOAW en IOAZ. De hoogte van de vaste tegemoetkoming bedraagt over 2025 € 1.000,-.

Artikel 5 Verstrekking

De vaste tegemoetkoming wordt ineens uitbetaald.